EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/269/28

Zaak C-371/06: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 20 september 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — Benetton Group SpA/G-Star International BV (Merken — Richtlijn 89/104/EEG — Artikel 3, leden 1, sub e), derde streepje, en 3 — Teken — Vorm die wezenlijke waarde aan waar geeft — Gebruik — Reclamecampagnes — Aantrekkingskracht van vorm die vóór inschrijvingsaanvraag is verkregen door bekendheid ervan als onderscheidingsteken)

PB C 269 van 10.11.2007, p. 15–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/15


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 20 september 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — Benetton Group SpA/G-Star International BV

(Zaak C-371/06) (1)

(Merken - Richtlijn 89/104/EEG - Artikel 3, leden 1, sub e), derde streepje, en 3 - Teken - Vorm die wezenlijke waarde aan waar geeft - Gebruik - Reclamecampagnes - Aantrekkingskracht van vorm die vóór inschrijvingsaanvraag is verkregen door bekendheid ervan als onderscheidingsteken)

(2007/C 269/28)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Benetton Group SpA

Verwerende partij: G-Star International BV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van artikel 3, lid 1, sub e, derde streepje, van Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 40, blz. 1) — Spijkerbroek met als onderscheidend kenmerk kenmerken van werk- of motorsportkleding en bevattended kniestukken — Teken bestaande uit vorm die wezenlijke waarde aan waar geeft

Dictum

Artikel 3, lid 1, sub e), derde streepje, van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat de vorm van een waar die een wezenlijke waarde aan die waar geeft, geen merk kan vormen op basis van artikel 3, lid 3, van de richtlijn, wanneer die vorm vóór de inschrijvingsaanvraag aantrekkingskracht heeft verkregen door de bekendheid ervan als onderscheidingsteken, als gevolg van reclamecampagnes waarin de aandacht werd gevestigd op de specifieke kenmerken van de betrokken waar.


(1)  PB C 294 van 2.12.2006.


Top