EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/086/16

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 januari 2006 in zaak C-2/05 (verzoek van het Arbeidshof te Brussel om een prejudiciële beslissing): Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen Herbosch Kiere NV (Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Vaststelling van toepasselijke wettelijke regeling — In andere lidstaat gedetacheerde werknemers — Draagwijdte van E 101-verklaring)

PB C 86 van 8.4.2006, p. 9–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

8.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 86/9


ARREST VAN HET HOF

(Vierde kamer)

van 26 januari 2006

in zaak C-2/05 (verzoek van het Arbeidshof te Brussel om een prejudiciële beslissing): Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen Herbosch Kiere NV (1)

(Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Vaststelling van toepasselijke wettelijke regeling - In andere lidstaat gedetacheerde werknemers - Draagwijdte van E 101-verklaring)

(2006/C 86/16)

Procestaal: Nederlands

In zaak C-2/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Arbeidshof te Brussel (België) bij beslissing van 23 december 2004, ingekomen bij het Hof op 5 januari 2005, in de procedure Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen Herbosch Kiere NV, heeft het Hof (Vierde kamer), samengesteld als volgt: N. Colneric (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vierde kamer, J. N. Cunha Rodrigues en K. Lenaerts, rechters; advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer; griffier: R. Grass, op 26 januari 2006 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Zolang de E 101-verklaring die is afgegeven overeenkomstig artikel 11, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2195/91 van de Raad van 25 juni 1991, niet is ingetrokken of ongeldig verklaard door de autoriteiten van de lidstaat van afgifte, bindt zij het bevoegde orgaan en de rechterlijke instanties van de lidstaat waarin de werknemers zijn gedetacheerd. Bijgevolg is een rechterlijke instantie van de lidstaat van ontvangst van deze werknemers niet bevoegd de geldigheid na te gaan van een E 101-verklaring wat betreft de staving van de feiten op grond waarvan een dergelijke verklaring is afgegeven, met name het bestaan tijdens de detacheringsperiode van een organische band, in de zin van artikel 14, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2195/91, juncto punt 1 van besluit nr. 128 van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers van 17 oktober 1985 betreffende de toepassing van de artikelen 14, lid 1, sub a, en 14 ter, lid 1, van verordening nr. 1408/71, tussen de in een lidstaat gevestigde onderneming en de werknemers die zij op het grondgebied van een andere lidstaat heeft gedetacheerd.


(1)  PB C 82 van 2.4.2005.


Top