This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019TN0231
Case T-231/19: Action brought on 8 April 2019 — Klöckner Pentaplast v Commission
Zaak T-231/19: Beroep ingesteld op 8 april 2019 — Klöckner Pentaplast/Commissie
Zaak T-231/19: Beroep ingesteld op 8 april 2019 — Klöckner Pentaplast/Commissie
PB C 213 van 24.6.2019, p. 49–50
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
24.6.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 213/49 |
Beroep ingesteld op 8 april 2019 — Klöckner Pentaplast/Commissie
(Zaak T-231/19)
(2019/C 213/49)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Klöckner Pentaplast GmbH (Heiligenroth, Duitsland) (vertegenwoordigers: N. Voß en D. Fouquet, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
besluit SA.34045 (2013/C) (ex 2012/NN) van 28 mei 2018 betreffende C(2018) 3166 (PB 2019, L 14, blz. 1) nietig verklaren met betrekking tot de jaren 2012 en 2013, |
— |
subsidiair, besluit SA.34045 (2013/C) (ex 2012/NN) van 28 mei 2018 betreffende C(2018) 3166 ten aanzien van verzoekster nietig verklaren met betrekking tot de jaren 2012 en 2013, en |
— |
verweerster verwijzen in de kosten van de procedure, met inbegrip van advocaten- en reiskosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan.
1. |
Onjuiste aanname dat er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU Met het eerste middel voert verzoekster aan dat verweerster bij haar toetsing van de litigieuze vrijstelling van nettarieven ten onrechte ervan is uitgegaan dat daarvoor staatsmiddelen zijn gebruikt. Bovendien is bij de toetsing van de voorwaarde „selectiviteit” het referentiestelsel onjuist en onvolledig vastgesteld. Voorts wordt aangevoerd dat verweerster vanwege de onvolledige vaststelling van het referentiestelsel de motiveringsplicht overeenkomstig artikel 296, tweede alinea, VWEU niet is nagekomen. |
2. |
Schending van het vertrouwensbeginsel Met het tweede middel wordt aangevoerd dat verzoekster op basis van de concrete omstandigheden erop mocht vertrouwen dat zij de verleende speciale nettarieven mocht behouden. |