Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0546

    Zaak C-546/19: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 juni 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — BZ / Westerwaldkreis (Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen – Richtlijn 2008/115/EG – Artikel 2, lid 1 – Werkingssfeer – Onderdaan van een derde land – Strafrechtelijke veroordeling in de lidstaat – Artikel 3, punt 6 – Inreisverbod – Redenen van “openbare orde” en “openbare veiligheid” – Intrekking van het terugkeerbesluit – Wettigheid van het inreisverbod)

    PB C 289 van 19.7.2021, p. 5–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 289/5


    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 juni 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — BZ / Westerwaldkreis

    (Zaak C-546/19) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Immigratiebeleid - Terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen - Richtlijn 2008/115/EG - Artikel 2, lid 1 - Werkingssfeer - Onderdaan van een derde land - Strafrechtelijke veroordeling in de lidstaat - Artikel 3, punt 6 - Inreisverbod - Redenen van “openbare orde” en “openbare veiligheid” - Intrekking van het terugkeerbesluit - Wettigheid van het inreisverbod)

    (2021/C 289/06)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesverwaltungsgericht

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: BZ

    Verwerende partij: Westerwaldkreis

    Dictum

    1)

    Artikel 2, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, dient aldus te worden uitgelegd dat deze richtlijn van toepassing is op een inreis- en verblijfsverbod dat door een lidstaat die geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 2, lid 2, onder b), van die richtlijn geboden mogelijkheid, is opgelegd aan een onderdaan van een derde land die zich op zijn grondgebied bevindt en jegens wie om redenen van openbare veiligheid en openbare orde op grond van een eerdere strafrechtelijke veroordeling een uitzettingsbesluit is uitgevaardigd.

    2)

    Richtlijn 2008/115 dient aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen de handhaving van een inreis- en verblijfsverbod dat door een lidstaat is opgelegd aan een op zijn grondgebied verblijvende onderdaan van een derde land, jegens wie een definitief geworden uitzettingsbesluit is uitgevaardigd om redenen van openbare veiligheid en openbare orde op grond van een eerdere strafrechtelijke veroordeling, wanneer het door die lidstaat jegens die onderdaan uitgevaardigde terugkeerbesluit is ingetrokken, ook indien dat uitzettingsbesluit definitief is geworden.


    (1)  PB C 348 van 14.10.2019.


    Top