Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018TN0756

    Zaak T-756/18: Beroep ingesteld op 28 december 2018 — AG/Europol

    PB C 93 van 11.3.2019, p. 67–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.3.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 93/67


    Beroep ingesteld op 28 december 2018 — AG/Europol

    (Zaak T-756/18)

    (2019/C 93/87)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: AG (vertegenwoordiger: C. Abrar, advocaat)

    Verwerende partij: Europees Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het stilzwijgend besluit van de verwerende partij tot afwijzing van haar klacht van 2 juli 2018 nietig te verklaren;

    de verwerende partij te gelasten om haar een naar behoren onderbouwd en rechtmatig besluit te geven over haar aanspraak in het pensioenfonds van Europol;

    de verwerende partij te verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter onderbouwing van het beroep worden de volgende middelen aangevoerd.

    1.

    Eerste middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht

    In het kader van het eerste middel wordt aangevoerd dat haar verzoek om (i) de toezending van een administratief besluit waarbij de verwerende partij besluit (EU) 2015/1889 (1) op haar toepast en (ii) de motivering van dat besluit, samen met een toelichting die verklaart waarom een aanzienlijk deel van de administratieve kosten van het pensioenfonds aan de lidstaten wordt uitgekeerd, stilzwijgend is afgewezen.

    In dit verband wordt betoogd dat de verwerende partij niet heeft voldaan aan haar verplichtingen krachtens het beginsel van behoorlijk Europees bestuur in de zin van artikel 296 VWEU. De verzoekende partij heeft ook een procesbelang, aangezien alleen een gemotiveerd besluit over haar rechten in het pensioenfonds van Europol haar in staat zou stellen, de wettigheid van de toewijzing te beoordelen en eventuele verdergaande vorderingen in te dienen.

    2.

    Tweede middel: incidentele toetsing van besluit (EU) 2015/1889

    In het kader van het tweede middel wordt betoogd dat de vermeende grondslag van het ontbrekende besluit ook in het kader van de rechterlijke toetsing onjuist en daarmee onwettig zou kunnen zijn. In dit verband moet met name worden verduidelijkt waarom aanzienlijke gedeelten van het pensioenfonds van Europol aan de EU-lidstaten werden uitgekeerd.

    Voorts wordt aangevoerd dat het Gerecht, gelet op de proceseconomie en ter vermijding van een eventuele verdere procedure, de verwerende partij aanwijzingen zou kunnen geven over de onrechtmatigheid van besluit (EU) 2015/1889, aangezien een incidentele toetsing van dit besluit bij gebreke van een gemotiveerd besluit niet mogelijk is.


    (1)  Besluit (EU) 2015/1889 van de Raad van 8 oktober 2015 betreffende de opheffing van het pensioenfonds van Europol (PB L 276 van 21.10.2015, blz. 60).


    Top