EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0649

Zaak C-649/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2015 door TV2/Danmark A/S tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 september 2015 in zaak T-674/11, TV2/Danmark A/S/Europese Commissie

PB C 48 van 8.2.2016, p. 23–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/23


Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2015 door TV2/Danmark A/S tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 september 2015 in zaak T-674/11, TV2/Danmark A/S/Europese Commissie

(Zaak C-649/15 P)

(2016/C 048/29)

Procestaal: Deens

Partijen

Rekwirante: TV2/Danmark (vertegenwoordiger: O. Koktvedgaard, advokat)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Koninkrijk Denemarken, Viasat Broadcasting UK Ltd

Conclusies

1.

het bestreden arrest vernietigen voor zover de Commissie daarbij in het gelijk wordt gesteld wat de hoofdvordering van TV2 betreft; de zaak zelf afdoen en het bestreden besluit nietig verklaren voor zover daarbij is vastgesteld dat de onderzochte maatregelen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormen; subsidiair, de zaak in zoverre voor afdoening naar het Gerecht terugverwijzen;

2.

het bestreden arrest vernietigen voor zover de Commissie daarbij in het gelijk wordt gesteld wat het tweede onderdeel van de subsidiaire vordering van TV2 betreft; de zaak zelf afdoen en het bestreden besluit nietig verklaren voor zover daarbij is geoordeeld dat de omroepbijdrage die in de jaren 1997 tot en met 2002 aan TV2 is overgedragen en door deze aan de regionale zenders is doorgegeven, aan TV2 toegekende staatssteun vormde; subsidiair, de zaak in zoverre voor afdoening naar het Gerecht terugverwijzen;

3.

het bestreden arrest vernietigen voor zover TV2 daarbij wordt verwezen in haar eigen kosten en in drie vierde van de kosten van de Commissie; de Commissie verwijzen in de kosten die TV2 voor het Gerecht en het Hof zijn opgekomen; voor het geval dat de zaak naar het Gerecht wordt terugverwezen, de beslissing omtrent de kosten van het terugverwezen deel van de zaak, eveneens naar het Gerecht te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

TV2 voert aan dat het gedeelte van het bestreden arrest waarbij het eerste middel van TV2, en daarmee ook de hoofdvordering van TV2, is afgewezen, in strijd is met het begrip staatssteun zoals bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU, en dus een onjuiste rechtsopvatting bevat. Ter ondersteuning van die stelling voert TV2 de volgende argumenten aan:

het in het bestreden arrest besloten liggende oordeel dat de controle door de Deense rekenkamer (Rigsrevisionen) niet volstaat om te voldoen aan de vierde Altmark-voorwaarde, is gebaseerd op een strikte, letterlijke toepassing van de daarin gestelde eis van vergelijking van de kosten; dit is een onjuiste rechtsopvatting;

anders dan het Gerecht in het bestreden arrest heeft geoordeeld, eisen de bijzondere aard van de openbaredienstopdracht van TV2 en het met terugwerkende kracht toepassen van de Altmark-voorwaarden een teleologische toepassing van die voorwaarde; cf. het beginsel geformuleerd in het arrest van het Gerecht van 12 februari 2008, BUPA, T-289/03, Jurispr., EU:T:2008:29, enz.;

de periodieke controle door de Deense rekenkamer, of TV2 een uit economisch oogpunt goed beheerde onderneming was, garandeerde dat het fundamentele doel van de vierde Altmark-voorwaarde werd bereikt en volstond dus om in de bijzondere omstandigheden van de TV2-zaak en op basis van een teleologische toepassing van die voorwaarde tot de slotsom te komen dat de vierde Altmark-voorwaarde was vervuld.

2.

Verder voert TV2 aan dat het gedeelte van het bestreden arrest waarin het tweede deel van de subsidiaire vordering van TV2 ten gronde is behandeld en is afgewezen, op een onjuiste rechtsopvatting berust, omdat het in strijd is met fundamentele procedurele beginselen. Ter ondersteuning van die stelling voert TV2 de volgende argumenten aan:

de Commissie had in haar verweerschrift verklaard dat zij het met TV2 eens was, dat de omroepbijdrage die TV2 in de periode 1997-2002 aan de regionale zenders had doorgegeven, geen aan TV2 verleende staatssteun vormde; het Gerecht heeft daardoor ultra petita beslist door het tweede deel van de subsidiaire vordering van TV2 ten gronde te behandelen en af te wijzen; het bestreden arrest berust dus op een onjuiste rechtsopvatting;

bovendien heeft het Gerecht op grond van eigen overwegingen uitspraak gedaan over de grond van de zaak; de door het Gerecht in de punten 165 tot en met 1974 van het bestreden arrest weergegeven argumenten zijn op geen enkel tijdstip in de procedure door TV2 of door de Commissie aangevoerd en zijn ook niet terug te vinden in het bestreden besluit; het Gerecht heeft hiermee de grenzen van zijn legaliteitstoezicht overschreden;

het Gerecht heeft daarmee tevens het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie besloten liggende beginsel van hoor en wederhoor geschonden, doordat het zijn beslissing heeft gebaseerd op stellingen en argumenten, waarover geen discussie tussen de partijen heeft plaatsgevonden.

3.

Ten slotte voert TV2 aan dat het gedeelte van het bestreden arrest waarin het tweede deel van de subsidiaire vordering van TV2 ten gronde is behandeld en is afgewezen (punten 165-174), op een onjuiste rechtsopvatting berust, omdat het is gebaseerd op een kennelijk onjuiste uitlegging van Deens recht en in strijd is met het begrip staatssteun als bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU. Ter ondersteuning van die stelling voert TV2 de volgende argumenten aan:

het Gerecht neemt in beschouwing en hecht beslissend belang aan het feit dat TV2 als onderdeel van haar verplichting om programma’s van de regionale zenders uit te zenden, beroep deed op de diensten van de regionale zenders in de vorm van levering van regionale programma’s, en dat het doorgeven van de omroepbijdrage de tegenprestatie voor die programma’s was; dit kan niet worden afgeleid uit de stukken van de zaak voor het Gerecht en is kennelijk in strijd met Deens recht; daarmee is in feite voldaan aan de juridische test die uit de punten 166, 167 en 171 van het bestreden arrest kan worden afgeleid;

in de punten 166, 167 en 173, eerste volzin, schetst het Gerecht een hypothetisch scenario als onderdeel van de beoordeling of er sprake is van staatssteun; dit scenario was zowel ondenkbaar in de praktijk als irrelevant voor de beoordeling of er sprake is van staatssteun; van doorslaggevend belang is de realiteit in de zaak TV2, namelijk dat TV2 geen enkel economisch voordeel haalde uit doorgegeven omroepbijdrage; TV2 was naar publiek recht verplicht de omroepbijdrage door te geven aan de regionale zenders en vervulde daarmee in de praktijk haar verplichting; de beslissing van het Gerecht is dan ook in strijd het begrip staatssteun als bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU.


Top