Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0613

    Zaak C-613/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 5 de Alcobendas (Spanje) op 20 november 2015 — Ibercaja Banco, S.A.U./José Cortés González

    PB C 48 van 8.2.2016, p. 17–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 48/17


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 5 de Alcobendas (Spanje) op 20 november 2015 — Ibercaja Banco, S.A.U./José Cortés González

    (Zaak C-613/15)

    (2016/C 048/23)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Juzgado de Primera Instancia no 5 de Alcobendas

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Ibercaja Banco, S.A.U.

    Verwerende partij: José Cortés González

    Prejudiciële vragen

    1)

    Verzetten de artikelen 3, lid 1, 4, lid 1, 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 (1) zich tegen een nationale bepaling zoals artikel 114 van de Spaanse hypotheekwet, op grond waarvan de nationale rechter bij de beoordeling of een vertragingsrentebeding oneerlijk is, slechts mag toetsen of de overeengekomen rente niet meer bedraagt dan driemaal de wettelijke rente en geen rekening kan houden met andere omstandigheden?

    2)

    Verzetten de artikelen 3, lid 1, 4, lid 1, 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 zich tegen een nationale bepaling zoals artikel 693 van het Spaanse wetboek van burgerlijke rechtsvordering, die het mogelijk maakt de vervroegde aflossing van de gehele lening te eisen wanneer drie maandelijkse termijnen niet worden betaald, zonder dat er rekening wordt gehouden met andere factoren zoals de looptijd of de hoogte van de lening en andere relevante aspecten, en die voorts de mogelijkheid om niet te worden geconfronteerd met de gevolgen van de vervroegde opeisbaarheid afhankelijk stelt van de wil van de schuldeiser, tenzij het gaat om een hypotheek die is gevestigd op de tot hoofdverblijf dienende woning van de [schuldenaar]?

    3)

    Is de vierde overgangsbepaling van wet 1/2013 in strijd met de Cofidis-jurisprudentie (2)?


    (1)  Richtlijn van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29).

    (2)  Zaak C-473/00, EU:C:2002:705.


    Top