EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0363

Zaak C-363/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 13 juli 2015 door Louis Vuitton Malletier tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 april 2015 in zaak T-359/15, Louis Vuitton Malletier/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG

PB C 414 van 14.12.2015, p. 13–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 414/13


Hogere voorziening ingesteld op 13 juli 2015 door Louis Vuitton Malletier tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 april 2015 in zaak T-359/15, Louis Vuitton Malletier/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG

(Zaak C-363/15 P)

(2015/C 414/16)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Louis Vuitton Malletier (vertegenwoordigers: P. Roncaglia, G. Lazzeretti, F. Rossi, N. Parrotta, avvocati)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Tweede kamer) van 21 april 2015 in zaak T-359/12, betekend aan rekwirante op 29 april 2015;

verwijzing van het BHIM in de kosten die rekwirante in deze procedure heeft gemaakt;

verwijzing van Nanu-Nana in de kosten die rekwirante in deze procedure heeft gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Met deze hogere voorziening verzoekt Louis Vuitton Malletier (hierna: „Louis Vuitton” of „rekwirante”) het Hof om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Tweede Kamer) van 21 april 2015 in zaak T-359/12 (hierna: „bestreden arrest”), houdende verwerping door het Gerecht van het beroep van Louis Vuitton tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 4 mei 2012 in zaak R 1855/2011-1, waarbij gemeenschaps(beeld)merk nr. 370445 in zijn geheel nietig werd verklaard omdat het geen onderscheidend vermogen had.

2.

De onderhavige hogere voorziening strekt ertoe aan te tonen dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 (1) van toepassing is op het betwiste merk, en dat de artikelen 7, lid 3, en 52, lid 2, van deze verordening niet van toepassing zijn op de onderhavige zaak.

3.

Ten eerste heeft het Gerecht, door de bevestiging van de beslissing van de kamer van beroep waarbij het betwiste merk nietig werd verklaard omdat het geen intrinsiek onderscheidend vermogen had, de regels inzake de bewijslast in nietigheidsprocedures geschonden.

4.

In het bijzonder stelt rekwirante dat het Gerecht, om te voldoen aan de beginselen inzake het vermoeden van geldigheid van ingeschreven gemeenschapsmerken en de verdeling van de bewijslast in nietigheidsprocedures, de litigieuze beslissing had moeten vernietigen op grond dat Nanu-Nana niet had voldaan aan haar bewijslast, aangezien zij niet had kunnen aantonen wat de norm en de gebruiken in de betrokken sector waren op het tijdstip waarop het betwiste merk werd aangevraagd, en dus niet had kunnen aantonen dat het betwiste merk daarvan niet op significante wijze afweek.

5.

Ten tweede is het Gerecht, door te vereisen dat toegenomen onderscheidend vermogen wordt bewezen voor elk van de lidstaten van de Europese Unie, duidelijk voorbijgegaan aan het arrest van het Hof in de zaak Lindt, volgens hetwelk „de verkrijging door een merk van onderscheidend vermogen door gebruik weliswaar moet worden bewezen voor het deel van de Unie waarin het ab initio onderscheidend vermogen miste, […] maar […] het te ver zou gaan te eisen dat het bewijs van deze verkrijging voor elke lidstaat afzonderlijk wordt geleverd” (arrest van 24 mei 2012, Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli/BHIM, C-98/11 P, EU:C:2012:307, punt 62).

6.

In het bijzonder wijst rekwirante erop dat, had het Gerecht het arrest van het Hof in de zaak Lindt correct toegepast, het tot de conclusie zou zijn gekomen dat het betwiste merk door gebruik onderscheidend vermogen had verkregen, zodat het de beslissing van de kamer van beroep op dit punt zou hebben vernietigd.

7.

In het licht van het voorgaande verzoekt rekwirante het Hof het bestreden arrest te vernietigen en het BHIM en Nanu-Nana te verwijzen in de kosten die zij in deze procedure heeft gemaakt.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


Top