Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0335

    Zaak C-335/15: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Maria Cristina Elisabetta Ornano/Ministero della Giustizia, Direzione Generale dei Magistrati del Ministero [Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Artikel 119 van het EG-Verdrag (later artikel 141 EG) — Richtlijn 75/117/EEG — Gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers — Artikel 1 — Richtlijn 92/85/EEG — Maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie — Artikel 11, punt 2, onder b), en artikel 11, punt 3 — Nationale regelgeving op grond waarvan gewone rechters recht hebben op een toelage met betrekking tot de kosten die zij dragen in de uitoefening van hun beroep — Geen recht op uitbetaling van deze toelage voor een gewone rechter in geval van verplicht zwangerschapsverlof dat is genoten vóór 1 januari 2005]

    PB C 335 van 12.9.2016, p. 23–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.9.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 335/23


    Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Maria Cristina Elisabetta Ornano/Ministero della Giustizia, Direzione Generale dei Magistrati del Ministero

    (Zaak C-335/15) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Artikel 119 van het EG-Verdrag (later artikel 141 EG) - Richtlijn 75/117/EEG - Gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers - Artikel 1 - Richtlijn 92/85/EEG - Maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie - Artikel 11, punt 2, onder b), en artikel 11, punt 3 - Nationale regelgeving op grond waarvan gewone rechters recht hebben op een toelage met betrekking tot de kosten die zij dragen in de uitoefening van hun beroep - Geen recht op uitbetaling van deze toelage voor een gewone rechter in geval van verplicht zwangerschapsverlof dat is genoten vóór 1 januari 2005])

    (2016/C 335/31)

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Consiglio di Stato

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Maria Cristina Elisabetta Ornano

    Verwerende partijen: Ministero della Giustizia, Direzione Generale dei Magistrati del Ministero

    Dictum

    Artikel 119 van het EG-Verdrag (later artikel 141 EG), artikel 1 van richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, artikel 11, punt 2, onder b), van richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG), alsmede artikel 11, punt 3, van richtlijn 92/85, moeten aldus worden uitgelegd dat ingeval de betrokken lidstaat niet heeft bepaald dat alle bestanddelen van de bezoldiging waarop een gewone rechter vóór haar zwangerschapsverlof recht had, moeten worden doorbetaald, deze bepalingen zich niet verzetten tegen een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, volgens welke een gewone rechter in het geval waarin het tijdvak van verplicht zwangerschapsverlof vóór 1 januari 2005 ligt, geen recht heeft op een toelage ten aanzien van kosten die gewone rechters dragen in de uitoefening van hun beroep, op voorwaarde dat deze werkneemster gedurende dat tijdvak een inkomen heeft genoten dat ten minste gelijk is aan de uitkering die zij ingevolge de nationale socialezekerheidswetgeving zou ontvangen wanneer zij haar werkzaamheden om gezondheidsredenen onderbreekt. Het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.


    (1)  PB C 294 van 7.9.2015.


    Top