EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0115

Zaak C-115/15: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 juni 2016 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal of England and Wales (Civil Division) — Verenigd Koninkrijk] — Secretary of State for the Home Department/NA (Prejudiciële verwijzing — Artikelen 20 en 21 VWEU — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 13, lid 2, eerste alinea, onder c) — Verordening (EEG) nr. 1612/68 — Artikel 12 — Verblijfsrecht van familieleden van een Unieburger — Huwelijk tussen een Unieburger en een derdelander — Huiselijk geweld — Echtscheiding na vertrek van de Unieburger — Behoud van het verblijfsrecht van de derdelander die het ouderlijk gezag heeft over de gemeenschappelijke kinderen die Unieburgers zijn)

PB C 335 van 12.9.2016, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 335/14


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 juni 2016 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal of England and Wales (Civil Division) — Verenigd Koninkrijk] — Secretary of State for the Home Department/NA

(Zaak C-115/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikelen 20 en 21 VWEU - Richtlijn 2004/38/EG - Artikel 13, lid 2, eerste alinea, onder c) - Verordening (EEG) nr. 1612/68 - Artikel 12 - Verblijfsrecht van familieleden van een Unieburger - Huwelijk tussen een Unieburger en een derdelander - Huiselijk geweld - Echtscheiding na vertrek van de Unieburger - Behoud van het verblijfsrecht van de derdelander die het ouderlijk gezag heeft over de gemeenschappelijke kinderen die Unieburgers zijn))

(2016/C 335/18)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal of England and Wales (Civil Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Secretary of State for the Home Department

Verwerende partij: NA

in tegenwoordigheid van: Aire Centre

Dictum

1)

Artikel 13, lid 2, eerste alinea, onder c), van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, moet aldus worden uitgelegd dat een derdelander die gescheiden is van een Unieburger en gedurende het huwelijk het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, op grond van deze bepaling geen recht heeft op het behoud van een verblijfsrecht in het gastland, indien de echtgenoot, die Unieburger is, deze lidstaat voor de aanvang van de gerechtelijke procedure tot scheiding heeft verlaten.

2)

Artikel 12 van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap moet aldus worden uitgelegd dat een kind en de ouder die derdelander is en het exclusieve ouderlijke gezag over dat kind heeft, op grond van deze bepaling een verblijfsrecht in het gastland hebben, in een situatie zoals aan de orde in het hoofdgeding waarin de andere ouder Unieburger is en in deze lidstaat werkzaam is geweest, maar zijn verblijf aldaar heeft beëindigd voordat het kind er zijn schoolopleiding heeft aangevangen.

3)

Artikel 20 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het noch aan een minderjarige Unieburger die sinds zijn geboorte woont in het gastland waarvan hij de nationaliteit niet bezit, noch aan de ouder die derdelander is en het exclusieve ouderlijke gezag over deze minderjarige heeft, een verblijfsrecht in het gastland verleent, indien zij op grond van een bepaling van afgeleid Unierecht een verblijfsrecht in die lidstaat hebben.

4)

Artikel 21 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het deze minderjarige Unieburger een verblijfsrecht in het gastland verleent, voor zover hij voldoet aan de in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2004/38 neergelegde voorwaarden, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. Indien dat het geval is, geeft deze bepaling de ouder die daadwerkelijk het ouderlijke gezag over deze Unieburger heeft, het recht om met hem in het gastland te verblijven.


(1)  PB C 171 van 26.5.2015.


Top