Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0018

Zaak C-18/15: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo — Portugal) — Brisal — Auto Estradas do Litoral SA, KBC Finance Ireland/Fazenda Pública (Prejudiciële verwijzing — Artikel 56 VWEU — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Belastingwetgeving — Belasting over ontvangen rente — Verschil in behandeling tussen ingezeten en niet-ingezeten financiële instellingen)

PB C 335 van 12.9.2016, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 335/10


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo — Portugal) — Brisal — Auto Estradas do Litoral SA, KBC Finance Ireland/Fazenda Pública

(Zaak C-18/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 56 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Beperkingen - Belastingwetgeving - Belasting over ontvangen rente - Verschil in behandeling tussen ingezeten en niet-ingezeten financiële instellingen))

(2016/C 335/12)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Supremo Tribunal Administrativo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Brisal — Auto Estradas do Litoral SA, KBC Finance Ireland

Verwerende partij: Fazenda Pública

Dictum

Artikel 49 EG verzet zich niet tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan een bronbelasting wordt ingehouden op de vergoeding van niet-ingezeten financiële instellingen in de lidstaat waarin de diensten zijn verricht, terwijl de vergoeding die is betaald aan financiële instellingen die ingezetenen van die lidstaat zijn, niet aan deze bronbelasting is onderworpen, op voorwaarde dat de toepassing van de bronheffing op niet-ingezeten financiële instellingen gerechtvaardigd is uit hoofde van een dwingende reden van algemeen belang en niet verder gaat dan noodzakelijk is om de nagestreefde doelstelling te bereiken.

Artikel 49 EG verzet zich tegen een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, volgens welke niet-ingezeten financiële instellingen in de regel worden belast over de in de betrokken lidstaat verkregen rente-inkomsten zonder mogelijkheid tot aftrek van de rechtstreeks met de betrokken activiteit verbonden bedrijfskosten, terwijl ingezeten financiële instellingen wel voor deze aftrek in aanmerking komen.

Het staat aan de nationale rechter om op basis van zijn nationaal recht te beoordelen welke bedrijfskosten kunnen worden geacht rechtstreeks verbonden te zijn met de betrokken activiteit.


(1)  PB C 118 van 13.4.2015.


Top