This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014TN0660
Case T-660/14: Action brought on 12 September 2014 — SV Capital v EBA
Zaak T-660/14: Beroep ingesteld op 12 september 2014 — SV Capital/EBA
Zaak T-660/14: Beroep ingesteld op 12 september 2014 — SV Capital/EBA
PB C 431 van 1.12.2014, p. 29–30
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
1.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 431/29 |
Beroep ingesteld op 12 september 2014 — SV Capital/EBA
(Zaak T-660/14)
(2014/C 431/52)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: SV Capital OÜ (Tallinn, Estland) (vertegenwoordiger: M. Greinoman, advocaat)
Verwerende partij: Europese Bankautoriteit (EBA)
Conclusies
— |
vernietiging van het besluit van de EBA van 21 februari 2014, nr. EBA C 2013 002, in zijn geheel; |
— |
buitenwerkingstelling van het besluit van de Raad van Beroep van de Europese toezichthoudende autoriteit nr. BoA 2014-CI-02 op het onderdeel waarop het beroep werd verworpen; |
— |
terugverwijzing van de zaak naar het bevoegde orgaan van de EBA voor een toetsing ten gronde van de klacht van SV Capital OÜ van 24 oktober 2012 (zoals aangevuld); |
— |
verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure voor het Gerecht, met inbegrip van de kosten van de tenuitvoerlegging van een arrest of een beschikking van het Gerecht. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij vijf middelen aan.
1. |
Eerste middel: feitelijke onjuistheden, aangezien het bestreden besluit nr. EBA C 2013 002 bepaalde, dat „noch mw [RR] noch dhr [OP] aan het hoofd stond van het bijkantoor van de Nordea Bank Finland of een sleutelpositie bekleedde in de betekenis van de EBA Suitability Guidelines [EBA Geschiktheidsrichtlijnen]”, ook al aanvaardde de Raad van Beroep het door verzoekende partij geleverde bewijs van het tegendeel. |
2. |
Tweede middel: verwerende partij heeft niet haar discretionaire bevoegdheid uitgeoefend, aangezien zij geen rekening heeft gehouden met het feit, dat 1) Nordea is geplaatst op de lijst van 29 wereldwijd belangrijke financiële instellingen van de Raad voor financiële stabiliteit, 2) het gaat om een financieel conglomeraat, iii) het Estse bijkantoor een belangrijk kantoor is, en iv) het gaat om vermeende overtredingen van flagrante aard. |
3. |
Derde middel: schending van artikel 39, lid 1, van de EBA verordening (1) en van artikel 16 van de EBA gedragscode voor goed bestuur (2), aangezien verzoekende partij niet in de gelegenheid was gesteld haar mening te geven over de argumentatie van verwerende partij en de door haar aangedragen feiten, alvorens het bestreden besluit EBA C 2013 002 werd vastgesteld. Verwerende partij heeft verzoekende partij namelijk niet in kennis gesteld van haar voornemen het gevraagde onderzoek naar Nordea Bank Finland niet te laten aanvangen en heeft dit ook niet gemotiveerd. |
4. |
Vierde middel: schending van artikel 3, lid 3, artikel 4 en artikel 5 van het huishoudelijk reglement van de EBA (3), aangezien de plaatsvervangend voorzitter van de EBA niet op de hoogte was gesteld op basis van geanonimiseerde informatie over het voorgenomen besluit om geen onderzoek te openen. |
5. |
Vijfde middel: misbruik van bevoegdheid en onredelijk handelen door de EBA, aangezien verwerende partij vooringenomen was en er, gelet op de tijd en de moeite die verwerende partij aan de klacht en de ontvankelijkheid ervan heeft besteed, geen reden was de zaak af te doen zonder een met redenen omkleed inhoudelijk besluit. |
(1) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB 2010 L 331, blz. 12).
(2) Besluit DC 006 van de Management Board van 12 januari 2011 betreffende de EBA gedragscode voor goed bestuur.
(3) Besluit DC 054 van de Board of Supervisors van 5 juli 2012 betreffende de interne procedureregels voor onderzoeken wegens schending van het Unierecht.