EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CN0158

Zaak C-158/13: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Den Haag (Nederland) op 28 maart 2013 — Hamidullah Rajaby tegen Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

PB C 164 van 8.6.2013, p. 11–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Den Haag (Nederland) op 28 maart 2013 — Hamidullah Rajaby tegen Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

(Zaak C-158/13)

2013/C 164/19

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: Hamidullah Rajaby

Verweerder: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Prejudiciële vragen

1)

Is het in de omstandigheden van dit geding, waar een evidente schending van het Unierecht lijkt te bestaan die voor de toekomst gevolgen zal blijven hebben en waar partijen over de toepasselijkheid van artikel 14 van verordening (EG) nr. 343/2003 (1) in de bestuurlijke fase standpunten hebben uitgewisseld waarop zij in rechte niet zijn teruggekomen maar waarop eiser in rechte ook geen uitdrukkelijk beroep meer heeft gedaan, in strijd met het Unierecht als de rechter vanwege het nationaalrechtelijke verbod op ambtshalve toetsing aan dat punt voorbijgaat?

2)

Is van een afhankelijkheid in de zin van artikel 15, tweede lid, van verordening (EG) nr. 343/2003 reeds sprake in de omstandigheden van het geding, dat wil zeggen als het bij de gezinsleden gaat om een jonge vrouw zonder enige opleiding, afkomstig uit Afghanistan, die wordt vergezeld door twee kinderen van thans 5-1/2 en 3 jaar die te haren laste komen en voor wie zij bij de verzorging en opvoeding geen beroep kan doen op anderen dan eiser als haar echtgenoot en vader van de kinderen, terwijl voorts op haar asielaanvraag door verweerder in afwijzende zin is beslist omdat haar relaas geheel ongeloofwaardig is·geacht en dat relaas gestaafd kan worden met de verklaringen van eiser en de door hem meegebrachte (kopieën van) documenten?


(1)  Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50, blz. 1).


Top