EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CN0102

Zaak C-102/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2013 door de Bondsrepubliek Duitsland tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 18 december 2012 in zaak T-205/11, Duitsland/Commissie

PB C 164 van 8.6.2013, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/8


Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2013 door de Bondsrepubliek Duitsland tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 18 december 2012 in zaak T-205/11, Duitsland/Commissie

(Zaak C-102/13 P)

2013/C 164/13

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze en J. Möller, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de beschikking van het Gerecht van de Europese Unie van 18 december 2012 in zaak T-205/11 te vernietigen;

het beroep ontvankelijk te verklaren en terug te verwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak over de gegrondheid ervan, en

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten van de incidentele procedure voor het Gerecht en het Hof.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gericht tegen de beschikking van het Gerecht van de Europese Unie van 18 december 2012 in zaak T-205/11, waarbij het Gerecht het beroep van de Bondsrepubliek Duitsland tot nietigverklaring van besluit 2011/527/EU van de Commissie van 26 januari 2011 betreffende de steunmaatregel van Duitsland C-7/10 (ex CP 250/09 en NN 5/10) „KStG, Sanierungsklausel” heeft verworpen.

Tot staving van haar hogere voorziening voert de Duitse regering twee middelen aan, die beide verband houden met de grief inzake ontoereikende motivering.

Schending van het beginsel van behoorlijke rechtsbedeling, dat een bijzondere uitdrukking vormt van het algemene rechtsbeginsel van rechtszekerheid, aangezien het Gerecht de procedure die de Commissie had gekozen om kennis te geven van het litigieuze besluit verkeerd heeft geclassificeerd en niet heeft vastgesteld aan welke vormvoorwaarden een kennisgeving met ontvangstbevestiging overeenkomstig verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1) dient te voldoen om geldig te zijn verricht.

Schending van het beginsel van behoorlijke rechtsbedeling, dat een bijzondere uitdrukking vormt van het algemene rechtsbeginsel van rechtszekerheid, aangezien het Gerecht heeft vastgesteld dat de Commissie in het kader van de grief inzake tardieve instelling van het beroep niet hoefde te bewijzen dat de zending in ontvangst was genomen door een identificeerbare persoon die gerechtigd was om kennisgevingen in ontvangst te nemen.


(1)  PB L 83, blz. 1.


Top