Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0348

    Zaak C-348/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 juli 2012 door de Raad van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 25 april 2012 in zaak T-509/10, Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad

    PB C 287 van 22.9.2012, p. 27–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.9.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 287/27


    Hogere voorziening ingesteld op 16 juli 2012 door de Raad van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 25 april 2012 in zaak T-509/10, Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad

    (Zaak C-348/12 P)

    2012/C 287/53

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirant: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en R. Liudvinaviciute-Cordeiro, gemachtigden)

    Andere partijen in de procedure: Manufacturing Support & Procurement Kala Naft Co., Tehran, Europese Commissie

    Conclusies

    het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 25 april 2012 in zaak T-509/10 vernietigen;

    het geschil definitief beslechten en het door Kala Naft tegen de betrokken handelingen van de Raad ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren, of, subsidiair, het beroep ongegrond verklaren;

    Kala Naft verwijzen in de kosten van de Raad in eerste aanleg en in het kader van deze hogere voorziening.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De Raad stelt dat het arrest van het Gerecht in de voormelde zaak berust op twee onjuiste rechtsopvattingen en daarom moet worden vernietigd.

    In de eerste plaats is de Raad van mening dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het beroep van Kala Naft niet niet-ontvankelijk te verklaren, hoewel deze onderneming volgens de Raad een Iraanse overheidsentiteit is.

    In de tweede plaats stelt de Raad dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat een van de gronden ter rechtvaardiging van de oplegging van beperkende maatregelen tegen Kala Naft niet volstond om aan de motiveringsplicht te voldoen en dat de Raad tot staving van een andere grond bewijselementen diende aan te voeren. De Raad betoogt eveneens dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het argument dat Kala Naft installaties voor de olie- en gassector verkoopt die voor het Iraanse kernprogramma kunnen worden aangewend, niet kan worden beschouwd als een argument dat zij „steun biedt aan” nucleaire proliferatie, zonder dit element in verband te brengen met de andere elementen van de motivering.


    Top