Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0341

    Zaak C-341/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 17 juli 2012 door Mizuno KK tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 8 mei 2012 in zaak T-101/11, Mizuno KK/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    PB C 287 van 22.9.2012, p. 25–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.9.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 287/25


    Hogere voorziening ingesteld op 17 juli 2012 door Mizuno KK tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 8 mei 2012 in zaak T-101/11, Mizuno KK/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    (Zaak C-341/12 P)

    2012/C 287/48

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirante: Mizuno KK (vertegenwoordigers: T. Wessing, T. Raab en H. Lauf, Rechtsanwälte)

    Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    Conclusies

    het arrest van het Gerecht van 8 mei 2012 in zaak T-101/11 en de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 15 december 2010 in zaak R 0821/2010-1 vernietigen;

    de andere partij in de procedure verwijzen in zowel de kosten van de procedure in eerste aanleg als de kosten in hogere voorziening.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De onderhavige hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht van 8 mei 2012 in zaak T-101/11 houdende verwerping van het beroep tot vernietiging van beslissing R 821/2010-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt van 15 december 2010 inzake een oppositieprocedure tussen Golfino AG en Mizuno KK.

    Rekwirante onderbouwt haar hogere voorziening in wezen met de hierna volgende middelen.

    Het Gerecht heeft de beschermingsomvang en het onderscheidend vermogen van het oudere beeldmerk dat de letter „G” en het symbool „+” bevat, onjuist beoordeeld. Het Gerecht is er ten onrechte van uitgegaan dat de combinatie van deze twee bestanddelen geen betekenis heeft.

    Op basis van die onjuiste vaststelling heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat sprake is van gevaar voor verwarring tussen het oudere beeldmerk en het door rekwirante aangevraagde beeldmerk bestaande uit de letter „G”, het symbool „+” alsook een pijlsymbool, aangezien het Gerecht bij de beoordeling van de overeenstemming tussen de tekens niet van de door beide merken opgeroepen totaalindruk maar van de afzonderlijke bestanddelen van deze merken is uitgegaan.

    Het Gerecht heeft dienaangaande ten onrechte geoordeeld dat het feit dat beide beeldmerken de letter „G” bevatten, een groter gewicht heeft dan de andere, van elkaar verschillende bestanddelen van deze merken. Het Gerecht had zich evenwel niet op de letter „G” als zodanig mogen baseren, maar enkel op de symbolen in hun geheel beschouwd.

    De conflicterende merken bestaan weliswaar beide uit het foneem/g/, maar het zwaartepunt van deze merken ligt duidelijk in hun grafische en niet in hun fonetische verschijningsvorm. Bijgevolg bestaat geen gevaar voor verwarring tussen de twee merken.


    Top