Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0144

Zaak C-144/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 23 maart 2012 — Goldbet Sportwetten/Massimo Sperindeo

PB C 184 van 23.6.2012, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 184/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 23 maart 2012 — Goldbet Sportwetten/Massimo Sperindeo

(Zaak C-144/12)

2012/C 184/04

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Goldbet Sportwetten GmbH

Verwerende partij: Massimo Sperindeo

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 6 van verordening (EG) nr. 1896/2006 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (verordening nr. 1896/2006) in die zin worden uitgelegd dat in de Europese betalingsbevelprocedure ook artikel 24 van verordening (EG) nr. 44/2001 (2) van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verordening nr. 44/2001) moet worden toegepast, dat gaat over de bevoegdheid van het gerecht ten gevolge van het verschijnen van de verwerende partij?

2)

Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

Moet artikel 17 van verordening nr. 1896/2006 juncto artikel 24 van verordening nr. 44/2001 in die zin worden uitgelegd dat de indiening van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel reeds tot verschijning in de procedure leidt, wanneer daarin niet de bevoegdheid van het gerecht van oorsprong wordt betwist?

3)

Ingeval de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord:

Moet artikel 17 van verordening nr. 1896/2006 juncto artikel 24 van verordening nr. 44/2001 in die zin worden uitgelegd dat de indiening van een verweerschrift in elk geval dan tot bevoegdheid door verschijning in de procedure leidt, indien daarin reeds argumenten met betrekking tot de zaak ten gronde worden aangevoerd maar geen exceptie van onbevoegdheid wordt opgeworpen?


(1)  PB L 399, blz. 1.

(2)  PB 2001, L 12, blz. 1.


Top