This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010TN0040
Case T-40/10: Action brought on 29 January 2010 — Elf Aquitaine v Commission
Zaak T-40/10: Beroep ingesteld op 29 januari 2010 — Elf Aquitaine/Commissie
Zaak T-40/10: Beroep ingesteld op 29 januari 2010 — Elf Aquitaine/Commissie
PB C 100 van 17.4.2010, p. 49–50
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
17.4.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 100/49 |
Beroep ingesteld op 29 januari 2010 — Elf Aquitaine/Commissie
(Zaak T-40/10)
2010/C 100/75
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Elf Aquitaine SA (Courbevoie, Frankrijk) (vertegenwoordigers: É. Morgan de Rivery, S. Thibault-Liger en A. Noël-Baron, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
primair, nietig verklaren, op grond van artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), beschikking nr. C(2009) 8682 def. van 11 november 2009 in de zaak COMP/38589 — Thermische stabilisatoren, in haar geheel, voor zover zij Elf Aquitaine betreft; |
— |
subsidiair, nietig verklaren, op grond van artikel 263 VWEU, van:
|
— |
meer subsidiair
|
— |
in ieder geval de Commissie verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster vordert in onderhavige zaak de nietigverklaring van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van 11 november 2009 in een procedure op grond van artikel 81 EG-Verdrag en artikel 53 EER-Verdrag (zaak COMP/38.589 — Thermische stabilisatoren), met betrekking tot afspraken, op de markten voor tinstabilisatoren en thermische stabilisatoren ESBO/Esters, betreffende de vaststelling van prijzen, de verdeling van markten en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie, voor het geheel van de EER, of, subsidiair, de nietigverklaring of de vermindering van de haar opgelegde geldboeten.
Het onderhavige beroep is primair gebaseerd op twee middelen tot nietigverklaring van de beschikking in haar geheel. Het eerste middel betreft schending van de rechten van de verdediging van verzoekster. In het tweede middel stelt verzoekster dat de beschikking is aangetast door meerdere rechtsdwalingen met betrekking tot de toerekening van inbreuken die haar dochtervennootschap Arkema en haar kleindochtervennootschap CECA hebben begaan.
Het beroep is zowel subsidiair als meer subsidiair eveneens op twee middelen gebaseerd. In het derde middel roept verzoekster (subsidiair) een aantal rechtsdwalingen in die in ieder geval moeten leiden tot de nietigverklaring van de vier geldboeten die haar bij artikel 2 van de beschikking zijn opgelegd. In het vierde middel stelt verzoekster (subsidiair) dat, indien het Gerecht het derde middel zou aanvaarden, ook artikel 1 van de beschikking ten aanzien van haarzelf moet worden vernietigd. In het vijfde middel stelt zij (meer subsidiair) dat, indien het Gerecht het eerste onderdeel van het derde middel met betrekking tot de schending van de verjaringsregels zou verwerpen, ten minste artikel 1, lid 1, sub h, van de beschikking nietig zou moeten worden verklaard, in zoverre het stelt dat verzoekster tussen 16 maart 1994 en 31 maart 1996 de artikelen 81 EG en 53 EER in de sector tinstabilisatoren zou hebben geschonden. In het zesde middel is verzoekster (meer subsidiair) van mening dat, indien het Gerecht de twee middelen die primair worden aangevoerd, en het derde middel dat subsidiair wordt aangevoerd, zou verwerpen, de schending van de rechten van de verdediging op zijn minst zou moeten leiden tot het verminderen van de haar opgelegde geldboeten.