Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0380

    Zaak C-380/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 september 2009 door Melli Bank plc tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 9 juli 2009 in de gevoegde zaken T-246/08 en T-332/08, Melli Bank plc/Raad van de Europese Unie, ondersteund door de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 282 van 21.11.2009, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.11.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 282/30


    Hogere voorziening ingesteld op 25 september 2009 door Melli Bank plc tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 9 juli 2009 in de gevoegde zaken T-246/08 en T-332/08, Melli Bank plc/Raad van de Europese Unie, ondersteund door de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C-380/09 P)

    2009/C 282/52

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Melli Bank plc (vertegenwoordigers: S. Gadhia, Solicitor, T. Din, Solicitor, D. Anderson QC, R. Blakeley, Barrister)

    Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Franse Republiek, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    Appellant vordert:

    vernietiging van het bestreden arrest;

    toewijzing van de vorderingen in de zaken T-246/08 en T-332/08;

    nietigverklaring van punt 4 van tabel B in de bijlage bij besluit 2008/475/EG (1) betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, voor zover dit Melli Bank plc betreft;

    zo het Hof van oordeel is dat toepassing van artikel 7, lid 2, sub d, van verordening (EG) nr. 423/2007 (2) verplicht is, niet-toepasselijkverklaring van deze bepaling; en

    verwijzing van de Raad in de kosten van het hoger beroep en van de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Appellant stelt dat het Gerecht in het bestreden arrest in een aantal opzichten blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en daarmee in strijd heeft gehandeld met het gemeenschapsrecht, met name op de navolgende vier punten:

    1.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door artikel 7, lid 2, sub d, van de verordening uit te leggen als een verplicht toe te passen bepaling;

    2.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door artikel 7, lid 2, sub d, van de verordening in overeenstemming te achten met het gemeenschapsrechtelijk evenredigheidsbeginsel;

    3.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de formulering en toepassing van het criterium voor de bepaling of appellant eigendom was of onder zeggenschap stond van de moedermaatschappij;

    4.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te concluderen dat de Raad had voldaan aan zijn verplichting tot motivering van het besluit om appellant op de lijst te zetten.

    Appellant vordert dan ook:

    1.

    vernietiging van het bestreden arrest;

    2.

    toewijzing van de vorderingen in de zaken T-246/08 en T-332/08;

    3.

    nietigverklaring van punt 4 van tabel B in de bijlage bij besluit 2008/475/EG (3) betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, voor zover dit Melli Bank plc betreft;

    4.

    zo het Hof van oordeel is dat toepassing van artikel 7, lid 2, sub d, van verordening (EG) nr. 423/2007 (4) een verplichte strekking heeft, niet-toepasselijkverklaring van deze bepaling; en

    5.

    verwijzing van de Raad in de kosten van het hoger beroep en van de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg.


    (1)  Besluit 2008/475/EG van de Raad van 23 juni 2008 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 163, blz. 29).

    (2)  Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 103, blz. 1).

    (3)  Besluit 2008/475/EG van de Raad van 23 juni 2008 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 163, blz. 29).

    (4)  Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 103, blz. 1).


    Top