EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0506

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

COM/2022/506 final

Brussel, 28.9.2022

COM(2022) 506 final

2022/0309(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

   

In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.

Op 6 augustus 2020 heeft Griekenland de Unie om financiële bijstand verzocht en op 25 september 2020 heeft de Raad bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 financiële bijstand aan Griekenland toegekend als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

Op 9 maart 2021 heeft Griekenland de Unie opnieuw om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht. Naar aanleiding van dit verzoek werd Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1346 van de Raad gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/679 van de Raad van 23 april 2021.

Op 1 september 2022 heeft Griekenland de Unie voor de derde keer om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Griekse autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met arbeidsmarktmaatregelen van Griekenland als gevolg van de COVID-19-pandemie. Die maatregelen hebben met name betrekking op de bestaande maatregelen als bedoeld in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 van de Raad:

a)een bijzondere uitkering voor werknemers in de particuliere sector van wie het arbeidscontract is geschorst, ingevoerd bij wetgevingshandeling van 14 maart 2020. Die maatregel moest de werkgelegenheid beschermen in ondernemingen die hun activiteiten stopzetten op last van de overheid of die behoren tot economische sectoren die zwaar door de COVID-19-uitbraak zijn getroffen. Daarbij gaat het om een bijzondere maandelijkse uitkering van 534 EUR voor werknemers van wie het arbeidscontract is geschorst. De maatregel, die sinds half maart 2020 van kracht is, is verlengd tot en met 31 januari 2022. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst;

b)de financiering door de overheid van de socialezekerheidsdekking van werknemers die de in punt a) bedoelde bijzondere uitkering ontvangen. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst;

Griekenland heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.

Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Griekenland wordt verleend.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.

Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart 2020 is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomstenverlies.

Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.

Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:

·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;

·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; en

·de mogelijkheid om schulden door te rollen.

2022/0309 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak 1 , en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Naar aanleiding van een verzoek van Griekenland van 6 augustus 2020 heeft de Raad bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 2 financiële bijstand aan Griekenland toegekend in de vorm van een lening van maximaal 2 728 000 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar en een beschikbaarheidsperiode van 18 maanden, als aanvulling op de nationale inspanningen van Griekenland om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)De lening moest door Griekenland worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346.

(3)Naar aanleiding van een tweede verzoek van Griekenland op 9 maart 2021 heeft de Raad bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/679 3 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 aanvullende financiële bijstand ten belope van 2 537 000 000 EUR aan Griekenland toegekend door het maximumbedrag van de lening te verhogen tot 5 265 000 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar en een beschikbaarheidsperiode van 18 maanden, als aanvulling op de nationale inspanningen van Griekenland om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers.

(4)De aanvullende lening moest door Griekenland worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/679 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346.

(5)Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Griekenland nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een toch nog plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Griekenland in verband met de in artikel 3, punten a) en b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 bedoelde maatregelen.

(6)De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Griekenland in 2020, 2021 en 2022 heeft getroffen om die uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden een dramatisch effect op de overheidsfinanciën en hebben dat nog steeds. Griekenland had in 2020 een overheidstekort van 10,2 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 206,3 % van het bbp, die eind 2021 waren afgenomen tot respectievelijk 7,4 % en 193,3 %. Volgens de voorjaarsprognose 2022 van de Commissie zou Griekenland tegen het einde van 2022 een overheidstekort van 4,3 % van het bbp en een overheidsschuld van 185,7 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose 2022 van de Commissie zou het bbp van Griekenland in 2022 met 4,0 % toenemen.

(7)Op 1 september 2022 heeft Griekenland de Unie om 900 000 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020, 2021 en 2022 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers. Griekenland heeft met name de in de overwegingen 8 en 9 beschreven regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen verder uitgebreid.

(8)Meer bepaald betreft het verzoek van Griekenland de “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020” 4 , als genoemd in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346, waarmee een bijzondere uitkering is ingevoerd voor werknemers in de particuliere sector van wie het arbeidscontract is geschorst. Die maatregel moet de werkgelegenheid beschermen in ondernemingen die hun activiteiten stopzetten op last van de overheid of die behoren tot economische sectoren die zwaar door de COVID-19-uitbraak zijn getroffen. Daarbij gaat het om een bijzondere maandelijkse uitkering van 534 EUR voor werknemers van wie het arbeidscontract is geschorst. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst. De maatregel werd verlengd tot en met 31 januari 2022.

(9)De autoriteiten hebben daarnaast financiering door de overheid ingevoerd van de socialezekerheidsdekking van werknemers die de in overweging 8 bedoelde bijzondere uitkering ontvangen, zoals bedoeld in artikel 3, punt b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst.

(10)Griekenland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Griekenland heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 6 477 014 989 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij ook verband houdt met een verlenging van bestaande nationale maatregelen die rechtstreeks verband houden met de werktijdverkortingsregeling en soortgelijke maatregelen die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Griekenland bestrijken. Griekenland is voornemens 312 014 989 EUR met eigen middelen te financieren.

(11)De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Griekenland geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen waarvan sprake is in het verzoek van 1 september 2022.

(12)Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Griekenland te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID‐19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(13)Aangezien de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 vermelde beschikbaarheidsperiode is verstreken, is een nieuwe beschikbaarheidsperiode voor de aanvullende financiële bijstand nodig. De beschikbaarheidsperiode van18 maanden voor financiële bijstand uit hoofde van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 moet met 21 maanden worden verlengd en bijgevolg moet de totale beschikbaarheidsperiode 39 maanden bedragen vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346.

(14)Griekenland en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(15)Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(16)Griekenland moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Griekenland die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(17)Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Griekenland en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 wordt als volgt gewijzigd:

1)    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De Unie stelt Griekenland een lening van maximaal 6 165 000 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 39 maanden te rekenen vanaf de eerste dag nadat dit besluit van kracht geworden is.”;

c) lid 4 wordt vervangen door:

“4. De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst tussen Griekenland en de Commissie die de oorspronkelijke leningsovereenkomst vervangt.”.

2)    Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Griekenland mag de volgende maatregelen financieren:

a) een bijzondere uitkering voor werknemers van wie het arbeidscontract is geschorst, waarin wordt voorzien door artikel 13 van de “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020”, zoals verlengd bij Wet 4778/2021 van 19 februari 2021 en “Ministerieel besluit 3512/2021”;

b) de socialezekerheidsdekking van werknemers in het kader van de in punt a) van dit artikel bedoelde maatregel, waarin wordt voorzien door artikel 13 van de “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020”, zoals laatstelijk verlengd bij Wet 4778/2021 van 19 februari 2021 en “Ministerieel besluit 3512/2021”;

c) een bijzondere uitkering voor zelfstandige beroepsbeoefenaren, waarin wordt voorzien door artikel 8 van de “Wetgevingshandeling van 20 maart 2020”;

d) een regeling voor werktijdverkorting, waarin wordt voorzien door artikel 31 van “Wet 4690/2020”;

e) de werkgeverspremies voor werknemers in seizoensgebonden ondernemingen in de tertiaire sector, waarin wordt voorzien door artikel 123 van “Wet 4714/2020”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.
(2)     Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 21).
(3)     Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/679 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 144 van 27.4.2021, blz. 16).
(4)     “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020” (Staatsblad A΄ 64/2020), bekrachtigd bij artikel 3 van wet 4682/2020 (Staatsblad A΄ 76/2020); “Wetgevingshandeling van 1 mei 2020” (Staatsblad A΄ 90/2020), bekrachtigd bij artikel 2 van wet 4690/2020 (Staatsblad A΄ 104/2020); “Wet 4714/2020” (Staatsblad A΄ 148/2020); “Wet 4722/2020” (Staatsblad A΄ 177/2020); “Wet 4756/2020” (Staatsblad A΄ 235/2020); “Wet 4778/2021” (Staatsblad A΄ 26/2021); “Ministerieel besluit 12998/232/2020” (Staatsblad B΄ 1078/2020), “Ministerieel besluit 16073/287/2020” (Staatsblad B΄ 1547/2020), “Ministerieel besluit 17788/346/2020” (Staatsblad B΄ 1779/2020), “Ministerieel besluit 23102/477/2020” (Staatsblad B΄ 2268/2020), “Ministerieel besluit 49989/1266/2020” (Staatsblad B΄ 5391/2020); “Ministerieel besluit 45742/1748/2020” (Staatsblad B΄ 5515/2020); “Ministerieel besluit 3208/108” (Staatsblad B΄ 234/2021); “Ministerieel besluit 4374/131” (Staatsblad B΄ 345); “Ministerieel besluit 9500/322/2021” (Staatsblad B ΄ 821/2021); “Ministerieel besluit 22547/2021” (Staatsblad B΄ 1683/2021); “Ministerieel besluit 28631” (Staatsblad B΄ 2012/2021); “Ministerieel besluit 47100/2021” (Staatsblad B΄ 2975/2021); “Ministerieel besluit 51320/2021” (Staatsblad B΄ 3127/2021); “Ministerieel besluit 58921/2021” (Staatsblad B΄ 3637/2021); “Ministerieel besluit 74831/2021” (Staatsblad B΄ 4593/2021); “Ministerieel besluit 105596/2021” (Staatsblad B΄ 6076/2021); “Ministerieel besluit 109412/2021” (Staatsblad B΄ 6368/2021); en “Ministerieel besluit 3512/2021” (Staatsblad B΄ 103/2021).
Top