Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IE0997

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over doeltreffende en gecoördineerde EU-maatregelen ter bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking, het witwassen van geld en belastingparadijzen (initiatiefadvies)

EESC 2020/00997

PB C 429 van 11.12.2020, p. 6–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 429/6


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over doeltreffende en gecoördineerde EU-maatregelen ter bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking, het witwassen van geld en belastingparadijzen

(initiatiefadvies)

(2020/C 429/02)

Rapporteur:

Javier DOZ ORRIT

Besluit van de voltallige vergadering

20.2.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

20.7.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering

18.9.2020

Zitting nr.

554

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

216/2/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Ondanks de inspanningen van de EU en van talrijke regeringen, de inwerkingtreding van belangrijke Europese richtlijnen (richtlijn inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, AMLD; richtlijn bestrijding belastingontwijking, ATAD) (1) en het OESO-actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS), blijven belastingfraude, belastingontduiking, het witwassen van geld en belastingontwijking van een zeer substantiële omvang in verhouding tot de overheidsfinanciën van de lidstaten.

1.2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) stelt voor een Europees pact tot stand te brengen dat erop gericht is belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en het witwassen van geld doeltreffend te bestrijden. Het doet een oproep aan de Europese Commissie om een beleidsinitiatief te lanceren waarbij de nationale regeringen en de andere EU-instellingen worden betrokken bij de verwezenlijking van deze doelstelling, de nodige consensus wordt opgebouwd en het maatschappelijk middenveld een rol krijgt. Samenwerking tussen de lidstaten moet de hoeksteen van dit pact zijn.

1.3.

Het EESC verzoekt de Europese instellingen en de lidstaten om voldoende financiële en personele middelen beschikbaar te stellen voor een doeltreffende toepassing van de geldende Europese wetgeving en om samen af te spreken alle nieuwe wettelijke en bestuurlijke maatregelen vast te stellen die nodig zijn om fiscale misdrijven en wanpraktijken, het witwassen van geld en de activiteiten van belastingparadijzen doeltreffend te bestrijden. Met het oog hierop moeten de resultaten van de toepassing van elke maatregel voortdurend worden geëvalueerd.

1.4.

Het EESC acht het essentieel dat de lidstaten zich ertoe verbinden een einde te maken aan oneerlijke en schadelijke vormen van belastingconcurrentie. Het EESC herhaalt ook wat het in zijn eerdere advies over Belastingheffing — besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid (2) heeft gesteld met betrekking tot de noodzaak om in belastingaangelegenheden een aanzet te geven tot een debat over de geleidelijke overgang van besluitvorming met algemene stemmen naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid.

1.5.

De actieve participatie van het maatschappelijk middenveld is essentieel om burgers bewust te maken van de noodzaak om fiscale misdrijven en wanpraktijken te bestrijden en te streven naar een eerlijke belastingheffing. De bijdrage van maatschappelijke organisaties zal het pact tot stand helpen brengen en helpen uitvoeren. De participatie van werkgevers en hun organisaties is van groot belang voor het welslagen ervan. Er moet voor worden gezorgd dat wetgevingsmaatregelen geen ongewenste gevolgen hebben voor ondernemingen die hun fiscale verplichtingen nakomen door hun buitensporige administratieve lasten op te leggen. Door doeltreffend en dringend op te treden tegen belastingmisdrijven en fiscale wanpraktijken kunnen extra financiële overheidsmiddelen beschikbaar komen om de COVID-19-herstelplannen, de groene en digitale transformatie van de economie en de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten te helpen financieren.

1.6.

De digitalisering van de economie brengt nieuwe uitdagingen voor de belastingautoriteiten met zich mee, aangezien zij aanleiding kan geven tot nieuwe methoden inzake agressieve fiscale planning, financiële misdrijven en wanpraktijken. De digitalisering van de economie creëert echter ook nieuwe mogelijkheden voor de belastingautoriteiten om dergelijke praktijken te bestrijden, via efficiëntere administratieve samenwerking en gegevensuitwisseling.

1.7.

Met het oog op betere resultaten bij de bestrijding van deze misdrijven en wanpraktijken moet de samenwerking op politiek, administratief, politioneel en justitieel gebied, zowel rechtstreeks tussen de lidstaten als tussen de lidstaten en de EU, worden opgevoerd, moet de rechtsgrondslag voor deze samenwerking worden versterkt en moeten de financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s), de belastingautoriteiten, de Europese toezichthoudende structuren en andere actoren die bij deze strijd betrokken zijn, voldoende financiële en personele middelen krijgen.

1.8.

Om de doeltreffendheid van deze maatregelen te vergroten, moet er een gezamenlijke visie komen op deze misdrijven en wanpraktijken, op hun onderlinge verbanden en hun relatie met economische en financiële criminaliteit en politieke corruptie, alsook op de noodzakelijke rol die belastingparadijzen spelen bij het faciliteren en verhullen ervan. De uitbanning van de criminele activiteiten van belastingparadijzen zou een prioritaire doelstelling van de EU moeten zijn.

1.9.

Dit beleid is onder alle omstandigheden belangrijk, maar gezien de situatie waarin de COVID-19-pandemie ons heeft gebracht, acht het EESC het absoluut noodzakelijk dat de EU, de nationale overheden en het maatschappelijk middenveld in Europa hiervan een politieke en ethische prioriteit maken. Gezien de grote hoeveelheid overheidsmiddelen die nodig is om de gevolgen van de pandemie voor de gezondheid, de economie en de maatschappij op te vangen, is het onaanvaardbaar dat een aanzienlijk deel daarvan illegaal wordt weggesluisd voor het persoonlijke gewin van een kleine groep mensen, waarmee rechtstreeks schade wordt toegebracht aan de overgrote meerderheid van werknemers, ondernemers, zelfstandigen, afhankelijke personen en gepensioneerden die hun belastingverplichtingen wel nakomen.

1.10.

Het EESC steunt het nieuwe actieplan voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme (3) dat de Europese Commissie op 7 mei 2020 heeft gepresenteerd. Het acht het noodzakelijk om dit plan met spoed in praktijk te brengen. Het EESC kan zich vinden in de voorgestelde maatregelen om een effectieve toepassing van het bestaande rechtskader ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering te verzekeren, alsook in de ontwikkeling van een gemeenschappelijk rulebook van de EU, de oprichting van een Europees toezichthoudend orgaan en de overige pijlers van het actieplan. De EU en de lidstaten dienen gemeenschappelijke standpunten in te nemen op internationale fora als de Financiëleactiegroep (Financial Action Task Force, FATF) van de OESO, de G20 en de VN. Het EESC vindt net als de Commissie dat bij de maatregelen die worden genomen rekening moet worden gehouden met de Europese wetgeving inzake gegevensbescherming en met de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (HvJ) en dat ervoor gezorgd moet worden dat deze maatregelen zo min mogelijk extra administratieve en financiële lasten voor de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten met zich meebrengen.

1.11.

Het EESC dringt er bij de Europese Commissie op aan om de huidige lijst met niet-coöperatieve jurisdicties te beoordelen en de mogelijkheid te bestuderen om aanvullende criteria vast te stellen om ervoor te zorgen dat alle belastingparadijzen op die lijst komen. Daarnaast verzoekt het de Commissie passende maatregelen te treffen die het bedrijven en particulieren onmogelijk maken om niet gerechtvaardigde transacties te verrichten met hun financiële instellingen.

1.12.

Het EESC is ingenomen met de invoering van fiscale indicatoren in het Europees Semester en roept de lidstaten op om de bepalingen hieromtrent in de landspecifieke aanbevelingen na te komen. Het stelt de Commissie voor om in het Europees Semester een procedure op te nemen voor het beoordelen van de efficiëntie, billijkheid, toereikendheid en adequate werking van belastingstelsels.

1.13.

Het EESC benadrukt dat kunstwerken en andere activa van grote waarde, met name die welke in vrijhavens en douane-entrepots zijn gedeponeerd, onder de Europese richtlijnen zouden moeten vallen en dat de burgerschaps- of verblijfsregelingen voor investeerders die in sommige lidstaten bestaan, zouden moeten worden afgeschaft. Het roept er tevens toe op om een einde te maken aan de ondoorzichtigheid bij aandelen aan toonder.

1.14.

Het EESC is van mening dat hetgeen in de vijfde antiwitwasrichtlijn (AMLD) is bepaald over het centrale en openbare register van de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en trusts ook van toepassing moet zijn op belastingontduiking. Voorts dringt het aan op de vaststelling van adequate procedures die het kleine en middelgrote ondernemingen makkelijker moeten maken om aan de registervereisten te voldoen.

1.15.

Het EESC is voorstander van een mondiale oplossing voor de vennootschapsbelasting voor ondernemingen met een aanmerkelijke digitale aanwezigheid in het kader van de OESO-werkzaamheden, maar als er eind 2020 geen akkoord is bereikt, moet de EU haar initiatief inzake de belasting van grote digitale ondernemingen hervatten.

1.16.

De ATAD moet worden herzien om er voorschriften in op te nemen inzake fiscale behandeling in verband met laagbelastende jurisdicties en inzake de repatriëring van dividenden en vermogenswinsten waarover in het buitenland geen belasting is betaald.

1.17.

De nationale FIE’s moeten financiële en technische ondersteuning krijgen en er moet nauwe samenwerking worden bevorderd tussen hen en tussen de belastingdiensten, alsmede tussen de nationale politiediensten en Europol, bij de vervolging van fiscale en financiële misdrijven.

1.18.

Het EESC verzoekt de Commissie een studie uit te voeren naar de rol van “brievenbusmaatschappijen” bij belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking en het witwassen van geld, en om op basis van de conclusies daarvan de ATAD, de richtlijn kapitaalvereisten en de antiwitwasrichtlijn te herzien om te voorkomen dat via dergelijke bedrijven misdrijven worden gepleegd en wanpraktijken worden bevorderd.

1.19.

Het EESC nodigt de Europese Commissie en de lidstaten uit om het concept effectieve minimumbelasting van bedrijfswinsten en de mogelijke toepassing ervan te bestuderen.

1.20.

Het EESC stelt voor om in de economische en handelsovereenkomsten van de EU overeenkomstig de beginselen en regels van de WTO een hoofdstuk op te nemen met clausules ter bestrijding van fiscale misdrijven, het witwassen van geld en agressieve fiscale planning, alsook betreffende de samenwerking tussen belastingdiensten.

2.   Achtergrond

2.1.

De schaal waarop in Europa en wereldwijd belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en witwaspraktijken plaatsvinden, is macro-economisch gezien zeer aanzienlijk. Deze praktijken hebben een duidelijk transnationaal karakter. Belastingparadijzen spelen er een cruciale rol bij, omdat zij kapitaal opnemen en wegsluizen dat afkomstig is van grote ondernemingen en privévermogens die belastingen hebben ontdoken of ontweken, evenals kapitaal dat verkregen is met politieke en economische corruptie en met criminele activiteiten.

2.2.

Er bestaat geen algemeen aanvaarde definitie van het begrip belastingparadijs, hoewel in alle belastingparadijzen weinig of geen belastingen worden geheven en een gebrek aan transparantie over klanten en geldstromen de norm is. Zij worden geïdentificeerd aan de hand van lijsten in het kader waarvan hun niet-coöperatieve karakter wordt vastgesteld op basis van hun weigering om informatie te verstrekken aan de belastingautoriteiten en om samen te werken met justitie. De officiële lijsten zijn die van de OESO (4) en de twee lijsten van de Europese Unie: één met betrekking tot het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en één met betrekking tot belastingontduiking en -ontwijking (5). In een monografische studie van F&D (IMF) wordt het particuliere vermogen dat bij offshore financiële centra staat geparkeerd op 7 tot 8,7 biljoen USD geraamd (6) (8 tot 10 % van het wereldwijde bbp).

2.3.

Het IMF schat dat overheden ten gevolge van belastingontduiking per jaar circa 3 biljoen USD mislopen (7). Het Europees Parlement (EP) heeft berekend dat dit in de EU overeenkomt met 825 miljard EUR (8) en dat de gederfde btw-inkomsten, grotendeels als gevolg van fraude, oplopen tot circa 147 miljard EUR per jaar, waarvan 50 miljard EUR verband houdt met grensoverschrijdende “carrouselfraude” (9).

2.4.

Belastingontwijking is niet altijd strijdig met de letter van de wet, maar wel met de geest daarvan. Belastingparadijzen ontvangen jaarlijks ongeveer 600 miljard USD ten gevolge van de ontwijking van vennootschapsbelasting (10). De door de EU gederfde bedragen belopen 160 tot 190 miljard EUR per jaar (11). De belastingontwijking via zes lidstaten leidt ertoe dat de overige 22 lidstaten 42,8 miljard EUR aan belastinginkomsten mislopen (12). Volgens F&D (IMF) gaat 40 % van de directe buitenlandse investeringen (DBI’s) wereldwijd, goed voor zo’n 15 biljoen dollar, naar brievenbusmaatschappijen (zonder enige economische activiteit), vaak in de vorm van holdings, waarin operationele dochterbedrijven zijn ondergebracht. De meeste daarvan zijn gevestigd in vijf Europese landen (13).

2.5.

Volgens de VN vertegenwoordigt het witwassen van geld 2 % tot 5 % van het wereldwijde bbp (14). Recente gevallen als dat van Danske Bank (aanvankelijk op circa 200 miljard EUR geschat) (15) of Swedbank (37 miljard EUR) (16) tonen de zwakke plekken bij de bestrijding van het witwassen van geld, ondanks de richtlijnen en het werk van controle-instanties.

2.6.

Naast de financiële sector zijn er nog andere kanalen voor het witwassen van geld: kunst-, diamant- en edelmetaalmarkten; vrijhavens, douane-entrepots en speciale economische zones enz. De snelle technologische veranderingen bieden bovendien nieuwe manieren om geld wit te wassen door middel van virtuele activa en blockchain. Hetzelfde geldt voor de methoden die gebruikt worden voor belastingontduiking en -ontwijking: dividendstripping en couponwassen door middel van Cum-Ex-transacties (55,2 miljard EUR); agressieve financiële planning; geheime afspraken tussen staten en multinationale ondernemingen waarmee hun belastingverplichtingen aanzienlijk worden verlaagd; of burgerschaps- of verblijfsregelingen voor investeerders. De elektronische handel, de platformeconomie en de digitale economie in het algemeen brengen nieuwe risico’s met zich mee op het gebied van fiscale misdrijven en belastingontwijking, maar leveren ook nieuwe mogelijkheden qua tracering en controle op.

2.7.

De Commissie-Juncker ontplooide een groot aantal initiatieven voor de bestrijding van fiscale misdrijven en belastingontwijking: 26 wetgevingsinitiatieven en 57 initiatieven van verschillende aard. Met betrekking tot de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering moet met name worden gewezen op twee richtlijnen: de vierde en vijfde antiwitwasrichtlijnen (2015 en 2018). De vijfde AMLD moest in januari 2020 door de lidstaten zijn omgezet. De richtlijn zorgt voor verbeteringen bij de identificatie van de uiteindelijk begunstigden, de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen FIE’s, een uitbreiding van het scala aan meldingsplichtige entiteiten en een controle met betrekking tot virtuele valuta. De praktische resultaten zijn niet bevredigend: er is nog steeds sprake van tekortkomingen en lacunes, hoewel de Commissie zeer actief is binnen haar beperkte bevoegdheden (evaluatie uit 2019) (17). Zeer onlangs heeft de Europese Rekenkamer een audit geopend om de doeltreffendheid van antiwitwasmaatregelen in de banksector (18) te beoordelen en heeft de Europese Commissie drie lidstaten voor het HvJ gedaagd wegens onvolledige tenuitvoerlegging van de 4e antiwitwasrichtlijn (19).

2.8.

De Europese Commissie heeft op 7 mei 2020 een nieuw actieplan voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme (20) gepresenteerd, alsook een gedelegeerde verordening (21) met een lijst van landen en jurisdicties die in dat verband geen medewerking verlenen. Uitgaande van de beoordeling van de verschillen in de manier waarop het bestaande rechtskader wordt toegepast en gezien de “ernstige lacunes in de handhaving van de regels en het streven om “binnen de Europese Unie […] geen plaats […] voor illegaal geld” te laten zijn, berust het actieplan op zes pijlers:

de effectieve toepassing van het bestaande kader verzekeren, te beginnen met de volledige omzetting van de AML-richtlijnen;

ontwikkeling van één rulebook middels een gewijzigde richtlijn en een verordening;

invoering van procedures en oprichting van een toezichthoudend EU-orgaan middels een wetgevingsvoorstel;

invoering van een ondersteunings- en samenwerkingsmechanisme voor FIE’s en interconnectie van nationale centrale registers van bankrekeningen;

handhaving van EU-strafrechtbepalingen en verbetering van de informatie-uitwisseling;

versterking van de internationale dimensie van het EU-kader.

In het eerste kwartaal van 2021 zullen vier wetgevingsvoorstellen worden gepresenteerd om deze pijlers nader vorm te geven.

2.9.

Het tweede grote gebied waarop de Commissie maatregelen heeft genomen, is belastingontwijking, door middel van initiatieven inzake belasting van de digitale economie en de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Met deze strategie streeft de Commissie naar een “effectieve belastingheffing” waarbij multinationale ondernemingen billijke belastingen betalen op de plaats waar zij waarde genereren, in overeenstemming met het BEPS-actieplan van de OESO, met name door de uitholling van de heffingsgrondslag van de vennootschapsbelasting als gevolg van de aftrek van rentelasten, royalty’s en andere financiële baten te beperken. Het voornaamste instrument hiervoor is de ATAD (2016), die in 2017 is gewijzigd om ook hybridemismatches aan te pakken (ATAD2) (22). Vooralsnog kunnen de resultaten hiervan niet worden geëvalueerd. Ook is er wetgeving ingevoerd om de beslechting van geschillen naar aanleiding van dubbele belasting te vergemakkelijken (23). In 2018 werd er een nieuwe verordening vastgesteld betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten (24).

2.10.

De Europese Commissie heeft ook rekening gehouden met belastingontwijking in haar wetgevingsinitiatieven betreffende de belasting van de digitale economie en de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. In 2018 stelde zij twee richtlijnen voor betreffende een vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid en een belasting op de inkomsten van grote digitale ondernemingen. In 2016 had zij reeds twee richtlijnen voorgesteld betreffende de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, één met een gemeenschappelijke (CCTB) en één met een geconsolideerde (CCCTB) grondslag. Deze laatste is van groot belang voor de bestrijding van belastingontwijking. De gelijktijdige besprekingen op het niveau van de OESO en het verzet van sommige lidstaten hebben de goedkeuring van deze richtlijnen vertraagd. Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in 2019 een mededeling gepresenteerd waarmee zij een debat op gang wou brengen opdat besluiten in fiscale aangelegenheden met gekwalificeerde meerderheid zouden kunnen worden genomen.

2.11.

De samenwerking tussen de belastingautoriteiten en andere instellingen van de lidstaten via de automatische uitwisseling van fiscale informatie (AEOI (25)) en transparantie zijn daarbij cruciaal. Verder zijn maar liefst zes richtlijnen betreffende administratieve samenwerking goedgekeurd. Van de eerste (Richtlijn 2011/16/EU (26)) tot de laatste (Richtlijn (EU) 2018/822 (27)) zijn de verplichtingen inzake het bekendmaken van de uiteindelijk begunstigden van rekeningen, financiële activa en transacties, alsmede van alle producten, waaronder verzekeringen en dividenden, geleidelijk uitgebreid. Er zijn steeds meer eisen gesteld betreffende de automatische uitwisseling van inlichtingen over fiscale afspraken (taxrulings) en van financiële informatie met betrekking tot grote ondernemingen, land per land (de rapportage per land of CBCR (28)). Het gebruik van financiële en andere informatie voor het vervolgen van strafbare feiten is geregeld in Richtlijn (EU) 2019/1153 van het Europees Parlement en de Raad (29).

2.12.

De Commissie-Juncker heeft stappen ondernomen tegen de geheime afspraken van sommige lidstaten met multinationale ondernemingen, op grond waarvan zij daar nauwelijks belastingen betalen. Ook heeft zij fiscale indicatoren opgenomen in het Europees Semester. Uit de meest recente landspecifieke aanbevelingen blijkt dat in een aantal lidstaten de toepassing van de wetgeving onbevredigend is wat betreft agressieve fiscale planning of de identificatie van uiteindelijk begunstigden. De samenwerking tussen de lidstaten laat nog zeer te wensen over. Ondanks een zekere vooruitgang is er nog geen sprake van een algemene daling van fraude, witwassen van geld en belastingontwijking; in een enkel geval, zoals de kapitaalstromen naar brievenbusmaatschappijen, is er zelfs een stijging.

2.12.

Het EESC heeft de afgelopen vijf jaar 25 adviezen over deze kwesties uitgebracht. In het algemeen heeft het EESC de door de Commissie voorgestelde maatregelen gesteund. In sommige gevallen heeft het zich strenger opgesteld, in lijn met het standpunt van het Europees Parlement.

3.   Algemene opmerkingen en aanbevelingen

3.1.

De coronaviruscrisis, de ernstigste crisis die Europa sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft getroffen, moet centraal staan bij welke economische en sociale overwegingen en voorstellen dan ook. In het kader van dit advies lijkt het vanzelfsprekend dat als de financiële omvang van belastingmisdrijven en belastingontwijking drastisch daalt, de lidstaten, en de EU zelf, een deel van de financiële middelen in handen krijgen die nodig zijn om de gevolgen van de pandemie op gezondheids-, economisch en sociaal vlak op te vangen. Het EESC is van mening dat de betrokkenheid van de Europese instellingen, de nationale overheden en het maatschappelijk middenveld bij de vaststelling van alle maatregelen die noodzakelijk zijn om permanent en doeltreffend op te treden tegen belastingmisdrijven en belastingontwijking, nu meer dan ooit tevoren een onontkoombare politieke en morele verplichting is, en bovendien een spoedeisende aangelegenheid.

3.2.

Het voornaamste doel van dit advies is om, uitgaande van een volledig beeld van de situatie en de standpunten die het EESC in eerdere adviezen heeft ingenomen, voorstellen te formuleren die de strijd tegen deze misdrijven doeltreffender maken. Daarbij moet rekening worden gehouden met het verband tussen de verschillende belastingmisdrijven, en tussen deze misdrijven en belastingontwijking, via gemeenschappelijke kanalen die samenvloeien in belastingparadijzen.

3.3.

Het EESC erkent de bereidwilligheid van de Europese Commissie en het Europees Parlement om initiatieven ter bestrijding van belastingmisdrijven, belastingontduiking en oneerlijke belastingconcurrentie op te zetten, en betreurt dat een aantal van de belangrijkste initiatieven, zoals die met betrekking tot de vennootschapsbelasting, btw-fraude en agressieve fiscale planning, geblokkeerd of afgezwakt worden door sommige lidstaten en door een gebrek aan onderlinge samenwerking tussen de lidstaten.

3.4.

Het EESC stelt voor een Europees pact tot stand te brengen dat erop gericht is belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en het witwassen van geld doeltreffend te bestrijden. Het verzoekt de Commissie een beleidsinitiatief te bevorderen waarbij de nationale regeringen en de andere Europese instellingen worden betrokken bij de uitvoering van dit pact. Samenwerking tussen de lidstaten moet de hoeksteen van dit pact zijn.

3.5.

Een doeltreffende uitvoering ervan moet de EU en haar lidstaten middelen verschaffen in aanvulling op die welke met de groei gepaard gaan, om de post-COVID-19-herstelplannen, de groene en digitale transformatie van de Europese economieën en de totstandbrenging van een solide Europese pijler van sociale rechten te financieren. Met respect voor de fiscale soevereiniteit van de lidstaten doet het EESC een oproep aan de beleidsmakers van de EU en aan de nationale regeringen om, met de verantwoordelijkheid en ruimhartigheid die de huidige tragische situatie vereist, een consensus te bereiken over de inhoud van het pact dat het EESC voorstelt. Naar het oordeel van het EESC moet een consensus over de verwezenlijking van een Europees pact voor de bestrijding van belastingmisdrijven, belastingontwijking, het witwassen van geld en de financiering van terrorisme gebaseerd zijn op:

a)

de verbintenis van de lidstaten en de Europese instellingen om alle bijkomende wettelijke en bestuurlijke maatregelen te nemen die nodig zijn om deze misdrijven en wanpraktijken doeltreffend te bestrijden;

b)

de versterking van de politieke wil tot samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de EU-instellingen, die moet leiden tot de vaststelling van doeltreffende procedures voor administratieve, politiële en justitiële samenwerking om de doelstellingen van het pact te verwezenlijken;

c)

de verbintenis van de lidstaten om een einde te maken aan oneerlijke belastingconcurrentie en om de richtlijnen die verband houden met de doelstellingen van het pact te deblokkeren, en

d)

de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het pact.

3.6.

De betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van dit akkoord en het creëren van een sterk sociaal bewustzijn op het gebied van belastingen is essentieel. De Europese burgers hechten er groot belang aan dat er voldoende middelen zijn voor hoogwaardige openbare diensten — op dit moment in het bijzonder voor gezondheids- en onderzoeksdiensten — en voor adequate stelsels op het gebied van sociale bescherming. De ondernemers die hun fiscale verplichtingen wel nakomen, en dat zijn de meesten, willen dat er een einde komt aan belastingontduiking en -ontwijking door bepaalde ondernemingen, die voor hen neerkomt op oneerlijke concurrentie.

3.7.

Het EESC is het met het Europees Parlement eens dat “eerlijke belastingheffing en de vastberaden bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking, agressieve belastingplanning en witwaspraktijken van cruciaal belang zijn voor het vormgeven van een eerlijke maatschappij en een sterke economie, alsook voor de bescherming van het sociaal contract en de rechtsstaat” (30). Daarom constateert het met bezorgdheid de omvang van de kloof die dergelijke misdrijven en wanpraktijken slaan in de belastinginkomsten, evenals de recente fiscale ontwikkeling waarbij de belastingdruk verschuift naar het inkomen uit arbeid, en van de financiële sector naar de reële economie, waarbij de kleine en middelgrote ondernemingen aan een grotere belastingdruk blootstaan dan multinationale ondernemingen.

3.8.

De opname van fiscale indicatoren in de landverslagen van het Europees Semester is een stap vooruit. Uit een evaluatie van de resultaten blijkt echter dat het functioneren van de FIE’s, de automatische uitwisseling van inlichtingen en de samenwerking tussen de belastingautoriteiten in een deel van de EU-lidstaten te wensen overlaat, zowel wat betreft het witwassen van geld als wat betreft belastingontduiking en -ontwijking. Het EESC stelt voor dat de Commissie de fiscale indicatoren in het Europees Semester een even groot belang geeft als de andere indicatoren en dat er een procedure tot stand wordt gebracht om de doeltreffendheid, billijkheid, toereikendheid en adequate werking van belastingstelsels te beoordelen.

3.9.

Het EESC steunt het nieuwe actieplan voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme, dat dringend zou moeten worden geïmplementeerd. Het EESC is voorstander van de oprichting van een Europees toezichthoudend orgaan dat de samenwerking tussen de belastingdiensten en de FIE’s van de lidstaten zo veel mogelijk versterkt en beschikt over een aantal directe bevoegdheden om de meldingsplichtige entiteiten uit alle sectoren te controleren en te onderzoeken, en over voldoende personele en technologische middelen om de voortdurende evolutie van de misdrijven te kunnen bijhouden. Het EESC verzoekt de Commissie te onderzoeken of daartoe niet het best een Europees agentschap kan worden opgericht om fiscale, economische en financiële misdrijven en witwaspraktijken te bestrijden en toezicht te houden op de toepassing van de wetgeving en de efficiëntie van de overheidsmaatregelen. Het EESC acht het ook noodzakelijk dat de EU met één stem spreekt op internationale fora als de FATF (OESO), de G20 en de VN. Het EESC is van mening dat de Commissie de lidstaten moet helpen door het opzetten van opleidingsmechanismen zoals de in zijn advies over het Fiscalis-programma (10/2018) (31) voorgestelde Europese belastingacademie.

3.10.

Het rechtskader voor de bestrijding van witwaspraktijken moet het mogelijk maken om toegang te krijgen tot informatie over de uiteindelijk begunstigden van rekeningen, vennootschappen en trusts, met inachtneming van de gegevensbeschermingsregels en de relevante jurisprudentie van het HvJ. De bescherming van personen die uit hoofde van hun beroep verplicht zijn vermoedelijke witwaspraktijken te melden, moet worden gewaarborgd. Het EESC is verheugd dat in het actieplan een nieuwe regeling voor de bescherming van klokkenluiders wordt voorgesteld en dringt erop aan dat deze niet tot december 2021 wordt uitgesteld. Het acht het net als de Commissie noodzakelijk ervoor te zorgen dat de getroffen maatregelen zo min mogelijk extra administratieve en financiële lasten voor de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten met zich meebrengen.

3.11.

De controlemaatregelen ten aanzien van derde landen in de vijfde antiwitwasrichtlijn kunnen alleen doeltreffend zijn als ze vergezeld gaan van een realistische lijst van landen met een hoog risico. Het EESC pleit in dit verband voor een transparante en duidelijke methodologie en voor kortere evaluatietermijnen. Het is van mening dat de nieuwe lijst van slechts 20 landen en gebieden zo spoedig mogelijk zou moeten worden goedgekeurd met toevoeging van een aantal landen, zoals die welke een prominente rol hebben gespeeld bij recente schandalen. Het EESC betreurt de belemmeringen die sommige EU-lidstaten hebben opgeworpen wat betreft de toegang tot informatie over transacties met belastingparadijzen.

3.12.

De lijst van belastingparadijzen van de Ecofin-Raad met betrekking tot belastingontduiking en -ontwijking van 2017 is in februari 2020 geactualiseerd. In tegenstelling tot andere lijsten heeft deze lijst het voordeel dat hierop zowel landen staan die niet willen meewerken aan de automatische uitwisseling van inlichtingen als landen die bedrijven bijzondere belastingregelingen aanbieden. De Europese lijst sluit het bestaan van belastingparadijzen in de EU uit, wat betwistbaar is. In de landspecifieke aanbevelingen van het Europees Semester wees de Europese Commissie echter bepaalde lidstaten aan die de belastinggrondslag van hun Europese partners uithollen. Hoewel de dreiging om op een zwarte lijst terecht te komen een ontradend effect heeft wegens mogelijke reputatieschade, zijn de sancties niet doeltreffend genoeg.

3.13.

Om ervoor te zorgen dat de jurisdicties op de lijst de vereiste hervormingen doorvoeren, stelt het EESC voor om de verordening na de komende evaluatie te herzien in de zin dat jurisdicties die deze hervormingen niet hebben uitgevoerd, geen financiële transacties met de EU mogen uitvoeren. De maatregelen moeten ook gericht zijn op bedrijven die belastingen ontwijken. Een effectieve maatregel zou zijn om geen overheidssteun in het kader van COVID-19 te verlenen aan bedrijven die ongeoorloofde transacties verrichten met jurisdicties op de lijst, zoals sommige lidstaten hebben besloten. Het EESC verzoekt ook om onderzoek te doen naar de wenselijkheid om de bedrijven in kwestie uit te sluiten van deelname aan overheidsopdrachten.

3.14.

Multinationale ondernemingen opereren wereldwijd en onder gemeenschappelijke leiding, maar belastingregels worden op nationaal niveau vastgesteld zonder rekening te houden met hun interactie met regelingen in andere landen, en soms zelfs in openlijke belastingconcurrentie met die landen. Bepaalde jurisdicties stellen belastingregelingen vast die de belastinggrondslag in andere gebieden uithollen. Deze praktijken hebben, in combinatie met een algemene verlaging van de belastingtarieven, geleid tot een neerwaartse fiscale wedloop tussen landen bij het aantrekken van directe buitenlandse investeringen, alsook tot mazen in de wet en wettelijke mismatches. Veel multinationals herschikken hun activiteiten zo dat hun belastingdruk sterk daalt. Hiertoe maken zij gebruik van bepaalde intragroeptransacties waarmee een groot deel van de kosten kunstmatig naar gebieden met een gemiddelde of hoge belastingdruk wordt overgeheveld, terwijl de winst wordt gedeclareerd in jurisdicties waar lage of zelfs geen belastingen worden geheven, waar zij geheime belastingafspraken (tax rulings) met de overheid maken. Met name grote ondernemingen in de digitale economie schuiven gemakkelijk met winsten. Het EESC hoopt dat de toepassing van de BEPS-regels en de ATAD hierin verandering zullen brengen. Het is echter nog te vroeg om de resultaten te beoordelen. Willen de regels effect sorteren, dan is samenwerking tussen alle lidstaten — de hoofddoelstelling van het Europees pact — van essentieel belang.

3.15.

De Europese Unie is een kwetsbaar gebied voor belastingontwijking (32). De mobiliteit van kapitaal, goederen en personen op de interne markt staat haaks op het gebrek aan coördinatie in het belastingbeleid. Na de crisis van 2008 waren de vorderingen op het gebied van economische governance vooral gericht op uitgavenbeheersing. In deze situatie is de afgelopen jaren verandering gekomen, maar de coördinatie van het belastingbeleid schiet nog steeds tekort. De opname van fiscale indicatoren in het Europees Semester is een stap vooruit waardoor het mogelijk wordt om de belastingstelsels van bepaalde lidstaten als schadelijk aan te merken.

3.16.

In 2009 startte de G20 een samenwerkingsproces gericht op de bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking. De OESO stelde nieuwe wereldwijde normen voor de uitwisseling van informatie vast, de Common Reporting Standard (CRS), gebaseerd op de automatische uitwisseling van inlichtingen (AEOI). De meeste landen van de internationale gemeenschap hebben toegezegd om deze met ingang van januari 2018 toe te passen. Een algemene evaluatie van de naleving daarvan moet nog plaatsvinden.

3.17.

In de EU is de AEOI gereguleerd door de richtlijn betreffende administratieve samenwerking, die meermaals is herzien om aan te sluiten op de CRS. De richtlijn betreffende administratieve samenwerking heeft de verplichting tot AEOI uitgebreid naar natuurlijke en rechtspersonen en naar de voornaamste inkomstencategorieën, maar vertoont nog lacunes die moeten worden verholpen. De kwestie van de informatie over de uiteindelijk begunstigden van activa en fondsen en over ondoorzichtige tussenschakels (bepaalde trusts, doorstroomvennootschappen, stichtingen enz.) zijn nog altijd niet opgelost, zoals het “Panama Papers”-schandaal heeft aangetoond. Ook is er nog geen oplossing gevonden voor het anonieme karakter van de “aandelen aan toonder”, die in een aantal landen nog steeds zijn toegestaan en waarbij de houder onbekend is. Het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende administratieve samenwerking zou moeten worden uitgebreid tot kunstwerken en andere activa van grote waarde die zich in vrijhavens of douane-entrepots bevinden. Er zou ook een oplossing moeten worden gevonden voor de in 19 lidstaten bestaande burgerschaps- of verblijfsregelingen voor investeerders, die in veel gevallen gebruikt worden voor het plegen van belastingmisdrijven.

3.18.

Het BEPS-actieplan van de OESO is het wereldwijde initiatief om grondslaguitholling en winstverschuiving tegen te gaan. In de verslagen bij de 15 actiepunten wordt verwezen naar hun verschillende juridische karakter. Sommige geven beste praktijken weer terwijl andere minimumnormen zijn waarbij staten kunnen worden verplicht om de inhoud ervan op te nemen in hun vennootschapsrecht. Voor een aantal fundamentele kwesties, zoals de belasting van de digitale economie of de verdeling van heffingsrechten per land, moet nog een mondiale oplossing worden gevonden. Sommige landen en maatschappelijke organisaties hebben het BEPS-proces bekritiseerd en erop aangedrongen de hervorming van de internationale belastingarchitectuur toe te vertrouwen aan het VN-deskundigencomité voor belastingaangelegenheden. Het EESC is van oordeel dat de OESO haar werk moet afronden en met het VN-comité moet samenwerken om haar conclusies te delen en een algemeen karakter te geven.

3.19.

De ATAD vormt de hoeksteen van de EU-strategie voor de bestrijding van belastingontwijking. Zij zorgen ervoor dat de lidstaten de BEPS-verslagen op gecoördineerde wijze ten uitvoer leggen. Hun juridische waarde wordt versterkt door het feit dat de naleving ervan onderworpen is aan controle door het HvJ. In sommige gevallen gaan de antimisbruikbepalingen van de richtlijnen verder dan BEPS, bijvoorbeeld wat betreft exitheffingsregels, regels inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen, het tegengaan van hybridemismatches of de invoering van een algemene antimisbruikbepaling. Vanwege het verzet van sommige landen werden er echter geen switch-overclausules opgenomen, hoewel de Commissie en de meeste lidstaten daar wel voorstander van waren.

3.20.

De onderzoeken van de Commissie naar de geheime belastingafspraken tussen een aantal grote multinationals en de overheid in bepaalde EU-lidstaten brachten de omvang aan het licht van de fiscale ontwijking die door hen was gefaciliteerd: op de uit andere Europese landen overgehevelde winst werd tussen 0,05 % en 2 % belasting geheven. Als reactie hierop heeft de Unie de richtlijn betreffende administratieve samenwerking hervormd met als doel de automatische uitwisseling van inlichtingen over grensoverschrijdende belastingovereenkomsten (tax rulings) die een lidstaat sluit, verplicht te maken.

3.21.

Bij een meer recente herziening van de richtlijn werd de automatische uitwisseling van inlichtingen uitgebreid tot basisinformatie van grote ondernemingen (33), uitgesplitst naar land (CBCR-rapporten (34)), overeenkomstig de voorschriften van BEPS-actiepunt 13. Deze informatie is echter nog steeds niet openbaar toegankelijk. De Europese Commissie heeft een hervorming van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (35) inzake financiële verslaglegging voorgesteld teneinde de publicatie van de rapportage per land mogelijk te maken. Het EESC is van mening dat dit ten minste moet gelden voor bedrijven die overheidssteun ontvangen.

3.22.

Een zeer belangrijk voorstel van de Commissie op het gebied van de vennootschapsbelasting is de harmonisatie van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. In de eerste fase (CCTB) zou de heffingsgrondslag worden berekend op grond van een aantal gemeenschappelijke regels. In de tweede fase (CCCTB) zouden de winsten en verliezen van alle dochterondernemingen van een bedrijf of multinationale groep in de verschillende lidstaten worden geconsolideerd in de hele EU. Het resulterende nettosaldo zou worden verdeeld over de verschillende landen waarin de onderneming actief is, waarbij in elk van hen belasting wordt geheven volgens een vooraf bepaalde formule (op basis van activa, arbeid en omzet). Gehoopt wordt dat zo’n consolidatie een groot deel van de praktijken inzake agressieve fiscale planning zal uitschakelen. Het EESC is het ermee eens dat belastingheffing plaatsvindt op basis van een gewogen formule waarbij rekening wordt gehouden met de plaats waar omzet, arbeid en activa te situeren zijn. De waarde van intellectuele-eigendomsrechten, data en andere immateriële activa moet zorgvuldig worden beoordeeld.

3.23.

Volgens de Europese Commissie en de OESO heeft de moeilijkheid om met de bestaande belastingregels inkomsten uit nieuwe bedrijfsmodellen in de digitale economie te belasten er in sommige situaties en landen toe geleid dat digitale ondernemingen minder belasting betalen dan traditionele bedrijven. In maart 2018 heeft de Commissie twee voorstellen voor een richtlijn betreffende belastingheffing in de digitale economie (36) goedgekeurd, in overeenstemming met de werkzaamheden van de OESO die in 2020 moeten worden afgerond. Eén voorstel voorziet in een voorlopige oplossing, het andere in een definitieve. De voorlopige oplossing voorziet in een belasting van 3 % op de verkoop van digitale diensten door grote ondernemingen (niet op de winst of afhankelijk van de plaats van waardecreatie). Dit voorstel is in de Raad geblokkeerd. De Commissie is nu voorstander van een mondiale oplossing voor de vennootschapsbelasting voor ondernemingen in het kader van de OESO-werkzaamheden, maar als er eind 2020 geen akkoord is bereikt, zal ze haar initiatief inzake de belasting van grote digitale ondernemingen hervatten.

3.24.

De Commissie en het EESC (37) hebben zich beide uitgesproken over de noodzaak om een debat op gang te brengen over de noodzakelijke voorwaarden voor een geleidelijke overgang van besluitvorming bij unanimiteit naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in belastingaangelegenheden. De termijnen voor de uitvoering van deze wijziging kunnen korter of langer zijn, afhankelijk van hoe gevoelig een belastingkwestie ligt voor de lidstaten.

3.25.

Het EESC is van mening dat de Unie en alle lidstaten zich in het licht van de enorme uitdagingen van de COVID-19-crisis geenszins een lakse houding kunnen veroorloven ten aanzien van misdrijven die de economische groei en de overheidsfinanciën aantasten. Ook meent het EESC dat het noodzakelijk is om de samenwerking en solidariteit tussen de lidstaten, de EU-instellingen en de verschillende geledingen van het maatschappelijk middenveld in Europa te versterken.

4.   Specifieke opmerkingen en aanbevelingen

4.1.

Het EESC beveelt aan om de oplossing waarin de vijfde antiwitwasrichtlijn voorziet, namelijk de lidstaten te verplichten een centraal en openbaar register van uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en trusts in te voeren, uit te breiden tot belastingontduiking, en bovendien een passende procedure vast te stellen om de uiteindelijk begunstigden van in derde landen gevestigde bedrijven te identificeren. Alle registers moeten op passende en evenredige wijze functioneren om het bedrijven makkelijker te maken aan hun verplichtingen te voldoen, zeker in het geval van kleine en middelgrote ondernemingen, die ondersteunende diensten tot hun beschikking zouden moeten hebben.

4.2.

Niet alleen van de uiteindelijk begunstigden van alle vennootschappen en trusts moet de identiteit te achterhalen zijn: ook voor de houders van aandelen aan toonder moet dit gelden. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om te bestuderen of een procedure dit mogelijk kan maken, en zo niet, aandelen aan toonder te verbieden in de EU.

4.3.

De resterende mazen in de tekst van de richtlijn betreffende administratieve samenwerking moeten worden gedicht om de automatische uitwisseling van inlichtingen uit te breiden tot kunstwerken en andere activa van grote waarde die zich in vrijhavens, douane-entrepots en speciale economische zones bevinden.

4.4.

De lidstaten moeten worden verzocht burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders geleidelijk af te schaffen, aangezien deze belastingmisdrijven faciliteren. Dit is het standpunt van het Europees Parlement en van het EESC in zijn advies SOC/618 (38). Zolang deze regelingen blijven bestaan, moeten de nodige controlemaatregelen worden getroffen om zich ervan te vergewissen dat de betrokken investeerders aan hun fiscale verplichtingen voldoen.

4.5.

In het kader van de OESO en het geïntegreerd kader voor technische bijstand moeten maatregelen worden overeengekomen met betrekking tot de toewijzing van belastinginkomsten aan marktjurisdicties als India en China. De ATAD moet worden hervormd om er bepalingen in op te nemen betreffende de fiscale behandeling in verband met laagbelastende jurisdicties, met name betreffende de repatriëring van dividenden en vermogenswinsten die afkomstig zijn van dochterondernemingen in het buitenland, indien hierover in het buitenland geen minimale belasting is betaald.

4.6.

Overeenkomstig het verzoek dat in de resolutie (39) van het Europees Parlement van maart 2019 is geformuleerd, nodigt het EESC de Europese Commissie en de lidstaten uit om het concept effectieve minimumbelasting van bedrijfswinsten en de mogelijke toepassing ervan te bestuderen.

4.7.

De samenwerking tussen de toezichthoudende organen en de belastingautoriteiten van de lidstaten, met name op het gebied van belastingmisdrijven en witwassen van geld, moet worden versterkt, evenals de samenwerking tussen Europol en de nationale politiediensten.

4.8.

De nationale FIE’s moeten financieel en technisch worden ondersteund zodat zij hun taken doeltreffend kunnen uitvoeren.

4.9.

De enorme hoeveelheid kapitaal die via in de EU gevestigde brievenbusmaatschappijen stroomt, vraagt om een vastberaden beleidsreactie. Het EESC verzoekt de Europese Commissie om een studie te verrichten naar de rol van brievenbusmaatschappijen bij belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking (na tenuitvoerlegging van ATAD 1 en 2) en het witwassen van geld, en om op grond van haar conclusies alle noodzakelijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat via dit soort vennootschappen dergelijke misdrijven en wanpraktijken plaatsvinden. De ATAD, de richtlijn kapitaalvereisten en de antiwitwasrichtlijn moeten waar nodig worden gewijzigd.

4.10.

Het EESC stelt voor om in toekomstige handels-, investerings- of economische partnerschapsovereenkomsten van de EU, of bij de herziening van bestaande overeenkomsten, in overeenstemming met de beginselen en regels van de WTO de toevoeging van een belastinghoofdstuk te overwegen waarin de resultaten van het BEPS/OESO-programma zijn opgenomen, evenals clausules ter bestrijding van belastingfraude en -ontduiking, agressieve fiscale planning en witwassen van geld en over de samenwerking tussen belastingdiensten.

Brussel, 18 september 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  In dit advies worden de Engelse acroniemen gehanteerd.

(2)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 90.

(3)  C(2020) 2800 final.

(4)  Op de lijst FATF. High-Risk Jurisdictions (jurisdicties met een hoog risico) staan maar twee landen (Noord-Korea en Iran). Op de lijst FATF. Jurisdictions under Increased Monitoring (jurisdicties onder verscherpt toezicht) staan achttien landen. Beide werden bijgewerkt op 21 februari 2020.

(5)  Op de lijst van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/855 van de Commissie van 7 mei 2020 (PB L 195 van 19.6.2020, blz. 1) zijn twintig gebieden opgenomen met een hoog risico op het gebied van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. De herziene lijst van niet-coöperatieve jurisdicties met betrekking tot belastingontduiking en -ontwijking bevat twaalf landen; nog eens twintig landen staan onder toezicht.

(6)  Lipton, D.: Shining a Light, blz. 4; en Shaxson, N.: Tackling Tax Havens, blz. 7, met aanhaling van Zucman, G. (2017). IMF, F&D, september 2019.

(7)  Bhatt, G.: Editor’s Letter. IMF. Ibidem, blz. 2.

(8)  Resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2019 over financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking, punt 24.

(9)  Europees Parlement, ibidem, punten 142 en 143.

(10)  Shaxson, N., Tackling Tax Havens. IMF, ibidem, blz. 7.

(11)  Europees Parlement, ibidem, punt 19.

(12)  Europees Parlement, ibidem, punt 328.

(13)  Damgaard, J., Elkjaer, T. Johannesen, N., The Rise of Phantom Investments, blz. 11-13. IMF, F&D, september 2019.

(14)  UN: UNODC Money-Laundering and Globalization.

(15)  Europees Parlement, ibidem, punten 236 en 237.

(16)  Europees Parlement, ibidem, punt 235. Financial Times, 23 maart 2020.

(17)  COM(2019) 360 final, 370 final, 371 final en 372 final van 24 juli 2019. Van bijzonder belang is COM(2019) 373 final — Verslag over de beoordeling van recente vermeende gevallen van het witwassen van geld waarbij EU-kredietinstellingen betrokken zijn.

(18)  11 juni 2020: https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=53979

(19)  2 juli 2020: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_20_1228

(20)  C(2020) 2800.

(21)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/855 van de Commissie van 7 mei 2020.

(22)  Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad (ATAD) (PB L 193 van 19.7.2016, blz. 1) trad op 1 januari 2020 in werking in de lidstaten die op dit gebied geen eigen wetgeving hadden (voor de overige lidstaten is dat 2024). Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad (ATAD2) (PB L 144 van 7.6.2017, blz. 1) treedt op 1 januari 2022 in werking.

(23)  Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad (PB L 265 van 14.10.2017, blz. 1).

(24)  Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 6).

(25)  Automatic exchange of information — AEOI.

(26)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).

(27)  Richtlijn (EU) 2018/822 (PB L 139 van 5.6.2018, blz. 1).

(28)  Country by country reporting — CBCR.

(29)  PB L 186 van 11.7.2019, blz. 122.

(30)  Europees Parlement, ibidem, punt 328.

(31)  EESC-advies over Fiscalis 2021-2027, ECO/470 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 118).

(32)  Cobham A. en Garcia-Bernardo J., Time for the EU to close its own tax havens, Tax Justice Network, 4 april 2020.

(33)  Waar informatie over personeel, omzet, aangegeven winst en betaalde belastingen terug te vinden is.

(34)  Country by country reporting, CBCR.

(35)  PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.

(36)  COM(2018) 147 final, Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid; en COM(2018) 148 final, Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van een digitaledienstenbelasting op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten.

(37)  COM(2019) 8 final, Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU.

(38)  EESC-advies over burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders in de Europese Unie, SOC/618 (PB C 47 van 11.2.2020, blz. 81).

(39)  Europees Parlement, ibidem, punten 78 t/m 85.


Top