This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52018IR2748
Opinion of the European Committee of the Regions on ‘Taxation of the digital economy’
Advies van het Europees Comité van de Regio’s over belastingheffing in de digitale economie
Advies van het Europees Comité van de Regio’s over belastingheffing in de digitale economie
COR 2018/02748
PB C 86 van 7.3.2019, p. 14–23
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.3.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 86/14 |
Advies van het Europees Comité van de Regio’s over belastingheffing in de digitale economie
(2019/C 86/03)
|
I. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van een digitaledienstenbelasting op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten
Wijzigingsvoorstel 1
Overweging 9
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De DDB moet uitsluitend toepassing vinden op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten. Het betreft de digitale diensten die sterk steunen op waardecreatie door de gebruiker, waarbij de kloof tussen de plaats waar de winsten worden belast en de plaats waar de gebruikers zijn gevestigd, in de regel het grootst is. Wat belast moet worden, zijn de inkomsten die worden verworven met de verwerking van de input van de gebruiker, en niet de gebruikersparticipatie als zodanig. |
De DDB moet toepassing vinden op inkomsten uit de levering van digitale diensten die sterk steunen op waardecreatie door de gebruiker , op inkomstengenererende doorgifte van gegevens van gebruikers en op hun vermogen op afstand en zonder fysieke aanwezigheid activiteiten te ontplooien en diensten te leveren. In deze gevallen is de kloof tussen de plaats waar de winsten worden belast en de plaats waar de gebruikers zijn gevestigd, in de regel het grootst. |
Motivering
Het beperken van het toepassingsgebied van de DDB tot de verwerking van de input van de gebruiker is juridisch aanvechtbaar.
Wijzigingsvoorstel 2
Overweging 10
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De inkomsten die met name moeten worden belast, zijn de inkomsten uit de levering van de volgende diensten: i) het plaatsen van advertenties op een digitale interface, gericht op de gebruikers van die interface; ii) het ter beschikking stellen van veelzijdige digitale interfaces die gebruikers in staat stellen andere gebruikers te vinden en in interactie met hen te treden, en die ook de verrichting van onderliggende leveringen van goederen of diensten rechtstreeks tussen gebruikers kunnen faciliteren (soms „bemiddelingsdiensten” genoemd); en iii) de doorgifte van over gebruikers verzamelde data die zijn gegenereerd uit de activiteiten van die gebruikers op digitale interfaces. Als de levering van dergelijke diensten geen inkomsten oplevert, ontstaat er geen DDB-plicht. Andere inkomsten die worden verworven door de entiteit die dergelijke diensten verleent maar niet rechtstreeks uit die diensten voortvloeien, moeten ook buiten het toepassingsgebied van de belasting vallen. |
De inkomsten die met name moeten worden belast, zijn de inkomsten uit de levering van de volgende diensten: i) het plaatsen van advertenties op een digitale interface, gericht op de gebruikers van die interface; ii) het ter beschikking stellen van veelzijdige digitale interfaces die gebruikers in staat stellen andere gebruikers te vinden en in interactie met hen te treden, en die ook de verrichting van onderliggende leveringen van goederen of diensten rechtstreeks tussen gebruikers kunnen faciliteren (soms „bemiddelingsdiensten” genoemd); en iii) de inkomstengenererende doorgifte van over gebruikers verzamelde data die zijn gegenereerd uit de activiteiten van die gebruikers op digitale interfaces. Als de levering van dergelijke diensten geen inkomsten oplevert, ontstaat er geen DDB-plicht. Andere inkomsten die worden verworven door de entiteit die dergelijke diensten verleent maar niet rechtstreeks uit die diensten voortvloeien, moeten ook buiten het toepassingsgebied van de belasting vallen. |
Motivering
Het beperken van het toepassingsgebied van de DDB tot de verwerking van de input van de gebruiker is juridisch aanvechtbaar.
Wijzigingsvoorstel 3
Artikel 3, lid 1
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
Belastbare inkomsten |
Belastbare inkomsten |
||||
1. Als „belastbare inkomsten” voor de toepassing van deze richtlijn worden aangemerkt de inkomsten uit het verlenen van elk van de volgende diensten door een entiteit: |
1. Als „belastbare inkomsten” voor de toepassing van deze richtlijn worden aangemerkt de inkomsten uit het verlenen van elk van de volgende diensten door een entiteit: |
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
Motivering
Spreekt voor zich.
Wijzigingsvoorstel 4
Artikel 10, lid 2
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Artikel 10 |
Artikel 10 |
Identificatie |
Identificatie |
[…] |
[…] |
2. Deze mededeling wordt elektronisch verricht uiterlijk tien werkdagen na afloop van het eerste belastingtijdvak waarvoor de belastingplichtige DDB-plichtig is krachtens deze richtlijn („het eerste tijdvak van heffing”). |
2. Deze mededeling wordt elektronisch verricht vóór het eind van de eerste maand na afloop van het eerste belastingtijdvak waarvoor de belastingplichtige DDB-plichtig is krachtens deze richtlijn („het eerste tijdvak van heffing”). |
Motivering
De termijn van tien werkdagen is te kort.
Wijzigingsvoorstel 5
Artikel 11, lid 1
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Artikel 11 |
Artikel 11 |
Identificatienummer |
Identificatienummer |
1. De lidstaat van identificatie kent de belastingplichtige een individueel identificatienummer voor de DDB toe en deelt hem dat nummer langs elektronische weg mee uiterlijk tien dagen vanaf de dag van ontvangst van de mededeling uit hoofde van artikel 10. |
1. De lidstaat van identificatie kent de belastingplichtige een individueel identificatienummer voor de DDB toe en deelt hem dat nummer langs elektronische weg mee uiterlijk tien kalender dagen vanaf de dag van ontvangst van de mededeling uit hoofde van artikel 10. |
Motivering
Vanwege de verschillen in vakantiedagen tussen lidstaten en zelfs regio’s is het beter om over „kalenderdagen” te spreken in plaats van (werk)dagen. Dat geldt ook voor artikel 12, lid 2, artikel 14, artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 1 en 3, artikel 21, lid 1 en artikel 22, lid 1.
Wijzigingsvoorstel 6
Artikel 12, lid 2
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Artikel 12 |
Artikel 12 |
Schrapping uit het identificatieregister |
Schrapping uit het identificatieregister |
[…] |
[…] |
2. De lidstaat van identificatie schrapt de belastingplichtige uit het identificatieregister na afloop van de periode van 60 werk dagen volgende op het einde van het belastingtijdvak waarin de in lid 1 bedoelde informatie werd meegedeeld. |
2. De lidstaat van identificatie maakt de inschrijving van de belastingplichtige in het identificatieregister ongeldig na afloop van de periode van 60 kalender dagen volgende op het einde van het belastingtijdvak waarin de in lid 1 bedoelde informatie werd meegedeeld. |
Motivering
Belastingaccounts mogen niet na 60 werkdagen worden verwijderd in verband met lopende verjaringstermijnen en de behoefte aan behoud van bewijsmateriaal. Wat „werkdagen” betreft: zie vorige motivering.
Wijzigingsvoorstel 7
Artikel 26, nieuw lid 2
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Deze richtlijn wordt ingetrokken zodra de richtlijn van de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid is aangenomen en in werking treedt vanaf de omzettingsdatum van deze richtlijn. |
Motivering
De digitaledienstenbelasting is bedoeld als tijdelijke maatregel en mag geen permanent karakter krijgen. Als de richtlijn inzake aanmerkelijke digitale aanwezigheid van kracht wordt zonder dat de digitaledienstenbelasting wordt ingetrokken, lopen bedrijven het risico dubbel belast te worden.
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid
Wijzigingsvoorstel 8
Artikel 4, lid 3
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
Artikel 4 |
Artikel 4 |
||||
Aanmerkelijke digitale aanwezigheid |
Aanmerkelijke digitale aanwezigheid |
||||
[…] |
[…] |
||||
3. Er wordt geacht sprake te zijn van een „aanmerkelijke digitale aanwezigheid” in een lidstaat in een belastingtijdvak indien de door middel daarvan gedreven onderneming geheel of gedeeltelijk bestaat in de levering van digitale diensten via een digitale interface en ten aanzien van de levering van deze diensten door de entiteit die die onderneming drijft, samen met alle dergelijke diensten via een digitale interface van elke met die entiteit verbonden onderneming, aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan: |
3. Er wordt geacht sprake te zijn van een „aanmerkelijke digitale aanwezigheid” in een lidstaat in een belastingtijdvak indien de door middel daarvan gedreven onderneming geheel of gedeeltelijk bestaat in de levering van digitale diensten via een digitale interface en ten aanzien van de levering van deze diensten door de entiteit die die onderneming drijft, samen met alle dergelijke diensten via een digitale interface van elke met die entiteit verbonden onderneming, aan minstens twee van de volgende voorwaarden is voldaan: |
||||
|
|
||||
|
|
||||
het aantal zakelijke overeenkomsten voor de levering van een dergelijke digitale dienst dat wordt gesloten in dat belastingtijdvak door gebruikers die zich in die lidstaat bevinden, is hoger dan 3 000 . |
het aantal zakelijke overeenkomsten voor de levering van een dergelijke digitale dienst dat wordt gesloten in dat belastingtijdvak door gebruikers die zich in die lidstaat bevinden, is hoger dan 3 000 . |
||||
[…] |
[…] |
Motivering
De drempel van 7 miljoen euro voor de oprichting van een vaste inrichting, die voor de toepassing van de nieuwe regeling zou gelden, moet worden verhoogd, omdat een dergelijke lage drempel de digitalisering in de weg kan staan. Verder bestaat het risico dat de drempel van 3 000 zakelijke overeenkomsten in bepaalde sectoren, zoals bijvoorbeeld bij onderhoudscontracten, snel wordt overschreden. Het is dus aangewezen om te spreken van een aanmerkelijke digitale aanwezigheid als minstens cumulatief aan twee van de gestelde voorwaarden is voldaan.
Wijzigingsvoorstel 9
Artikel 5, lid 1
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met de aanmerkelijke digitale aanwezigheid |
Winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met de aanmerkelijke digitale aanwezigheid |
1. De winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met een aanmerkelijke digitale aanwezigheid in een lidstaat, zijn belastbaar in het kader van de vennootschapsbelasting van die lidstaat alleen . |
1. De winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met een aanmerkelijke digitale aanwezigheid in een lidstaat, zijn belastbaar in het kader van de vennootschapsbelasting van die lidstaat. |
Motivering
Het woord „alleen” moet worden geschrapt, omdat er anders uitgegaan wordt van de toepassing van een kredietsysteem. Dan zouden de lidstaten die over een verrekeningsstelsel voor de vennootschapsbelasting beschikken, zich genoodzaakt zien om een kredietsysteem in te voeren.
Wijzigingsvoorstel 10
BIJLAGE II
Door de Europese Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
Lijst van in artikel 3, lid 5, onder f), bedoelde diensten: |
Lijst van in artikel 3, lid 5, onder f), bedoelde diensten: |
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
Motivering
Gedigitaliseerde inhoud van boeken en andere elektronische publicaties verschillen niet fundamenteel van het aanbieden van inhoud op papier.
II. BELEIDSAANBEVELINGEN
HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S
Algemene opmerkingen
1. |
benadrukt dat om het potentieel van de digitale eengemaakte markt te kunnen benutten, er een modern en stabiel fiscaal kader nodig is dat innovatie stimuleert, de versnippering van de markt aanpakt en alle spelers in staat stelt onder eerlijke en evenwichtige voorwaarden gebruik te maken van de nieuwe marktdynamiek. |
2. |
Het CvdR betreurt het dat sommige bedrijven, vooral bedrijven die hoofdzakelijk actief zijn in de digitale economie, uiteindelijk veel te weinig belasting betalen. Het is belangrijk dat er op het gebied van vennootschapsbelasting een gelijk speelveld is en alle actoren evenredig en eerlijk bijdragen. |
3. |
Feit is immers dat traditionele bedrijven, meestal kleine en middelgrote ondernemingen, last hebben van oneerlijke belastingconcurrentie. Veel van deze bedrijven hebben omwille van deze nadelige fiscale concurrentie de grootste moeite om het hoofd boven water te houden. |
4. |
Het CvdR constateert dat de huidige belastingstelsels niet meer zijn toegesneden op de hedendaagse economische context, die wordt gekenmerkt door globalisering, mobiliteit, digitale technologie, nieuwe bedrijfsmodellen en ingewikkelde bedrijfsstructuren. De oude principes die geschikt waren voor de 20e eeuw voldoen niet langer. De maatschappij van de 21e eeuw heeft nood aan nieuwe modellen. Alles bij het oude laten is geen optie. |
5. |
Het is een goede zaak dat de Commissie met initiatieven komt op het gebied van belastingheffing op digitale diensten en een verdere impuls geeft aan internationale discussies door duidelijk aan te geven hoe de huidige belastingbeginselen omgevormd zouden kunnen worden. Onderscheiden initiatieven vanuit de lidstaten of regio’s dreigen de eengemaakte markt ernstig te verstoren. |
6. |
Belastingen zijn zelden populair, en nieuwe belastingen nog minder, maar ze zijn essentieel voor gezonde overheidsfinanciën. De belastbare grondslag verbreden via een correcte heffing op digitale diensten die vandaag weinig of niet belast worden, laat de respectieve overheden toe om redelijke nominale aanslagvoeten op arbeid en op economische activiteit toe te passen, of zelfs kortingen op de belastingfactuur toe te staan, in het bijzonder aan starters en kleine ondernemers. |
7. |
Uiteindelijk moet er een mondiale oplossing worden gevonden om de voordelen van de globalisering beter te kunnen benutten, met een goede mondiale governance en mondiale regels. De nauwe samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en de OESO, om een internationale oplossing dichterbij te brengen, moet worden toegejuicht. |
8. |
Het CvdR is ingenomen met het werk dat op OESO-niveau is verricht en waarover op 16 maart 2018 een tussentijds verslag is verschenen: „Belastinguitdagingen als gevolg van digitalisering — Tussentijds verslag 2018”. Hierbij waren 110 landen betrokken. |
9. |
In afwachting van een alomvattende oplossing op OESO-niveau, die naar alle waarschijnlijkheid helaas niet op korte termijn zal kunnen worden goedgekeurd en uitgevoerd, moet er op het niveau van de Commissie een tussentijdse oplossing worden gevonden. De voorgestelde drempels mogen geen negatieve gevolgen hebben voor micro-ondernemingen of kleine en middelgrote ondernemingen. |
10. |
Over het feit dat élke dienst, zij het digitaal of niet, die financieel vergoed wordt, correct moet worden belast, kan volgens het CvdR geen discussie bestaan. Het is belangrijk om een passend inkomstenplafond vast te stellen waarboven belasting kan worden geheven, zodat er geen negatieve gevolgen zijn voor micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen. Een andere belangrijke zaak zal zijn om vast te stellen waar de bedrijven die actief zijn in de digitale economie hun geld verdienen, met volgende aandachtspunten: hoe deze gelden belasten zonder dat ze dubbel belast worden, hoe voorkomen dat de belasting kan worden ontweken en hoe dienen deze internationaal geïnde belastinggelden op een billijke manier te worden verdeeld opdat alle lidstaten er beter van worden. |
Digitaledienstenbelasting
11. |
De scope van een digitaledienstenbelasting moet met de grootste zorg worden omschreven. Om doeltreffend te zijn, mogen de definities niet voor interpretatie vatbaar zijn. Eenvoudige, transparante en ondubbelzinnige belastingstelsels zijn het meest efficiënt. |
12. |
De Commissie stelt een digitaledienstenbelasting voor die niet over de bedrijfswinst maar over de omzet wordt geheven, hetgeen tot gevolg kan hebben dat ook niet-winstgevende bedrijven belasting moeten betalen. Het CvdR wijst erop dat deze aanpak verschilt van het mondiale stelsel van vennootschapsbelasting, dat is gebaseerd op winstbelasting. Feit is echter dat veel bedrijfsmodellen van digitale bedrijven zijn gebaseerd op verlies in de opstartfase. |
13. |
Een dergelijke verschuiving in belastingheffing kan echter in het voordeel zijn van grotere landen met veel consumenten, waar de betrokken bedrijven hun verliezen kunnen aftrekken van hun vennootschapsbelastinggrondslag, en nadelig zijn voor kleinere exporterende landen. Het CvdR onderstreept dat elke oplossing voor de belastingheffing op digitale bedrijfsmodellen eerlijke en gelijke economische resultaten voor alle economieën in de EU moet opleveren. |
14. |
Er is helaas geen vervalbepaling of ander mechanisme dat ervoor zorgt dat de tussentijdse belastingmaatregel wordt ingetrokken zodra er een oplossing voor de langere termijn wordt gevonden. |
Aanmerkelijke digitale aanwezigheid
15. |
Op basis van de huidige regels ontvangt het land van verkoop geen vennootschapsbelasting in het geval van digitale ondernemingen die niet fysiek aanwezig zijn. Het is dan ook een goede zaak dat een „aanmerkelijke digitale aanwezigheid” als uitgangspunt wordt genomen voor de berekening van de belastinggrondslag. |
16. |
De huidige vennootschapsbelastingstelsels in de wereld zijn gebaseerd op het beoordelen van de bedrijfswinst die kan worden toegeschreven aan elk betreffend rechtsgebied. Belasting wordt daar geheven waar waarde wordt gecreëerd. Omdat het moeilijk is om te bepalen waar in de waardeketen winst wordt gegenereerd, moeten er universele beginselen worden opgesteld om te bepalen waar waarde wordt gecreëerd. |
17. |
Het is belangrijk dat andere ontwikkelingen op het gebied van de vennootschapsbelasting in overeenstemming zijn met de reeds behaalde resultaten in het kader van BEPS. Een van de beginselen in BEPS is om bij het toerekenen van winsten aan landen uit te gaan van de plaats waar waarde wordt gecreëerd. |
18. |
Het CvdR is van mening dat de drempel van 7 miljoen euro voor de oprichting van een vaste inrichting, die voor de toepassing van de nieuwe regeling zou gelden, moet worden verhoogd, omdat een dergelijke lage drempel de digitalisering in de weg kan staan. |
Lokale en regionale aspecten
19. |
Hoewel een digitaledienstenbelasting of vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid niet direct gericht is op lokale en regionale belastingen, zou de invoering van een dergelijke belasting toch van invloed kunnen zijn op de belastinginkomsten van de lokale en regionale overheden. In sommige lidstaten worden lokale of regionale belastingen namelijk geheven op basis van de nationale belastinggrondslag en/of hebben lokale en regionale overheden een aandeel in de opbrengsten van de nationale vennootschapsbelasting. |
20. |
Het CvdR dringt er bij de lidstaten op aan om de digitaledienstenbelasting te delen met de lokale en regionale autoriteiten naar rato van hun aandeel in de vennootschapsbelasting in een land. |
Impact van een digitaledienstenbelasting en van andere recente maatregelen
21. |
De huidige effectbeoordeling is helaas niet uitgebreid genoeg. De Commissie heeft niet geanalyseerd welke impact de tussentijdse maatregel zal hebben op investeringen, start-ups, werkgelegenheid en groei. Ook blijkt niet uit de effectbeoordeling welke impact de voorstellen zullen hebben op kleine en middelgrote ondernemingen of lokale en regionale overheden, met name op hun begroting. |
22. |
Het CvdR verzoekt de Commissie dan ook om de effectbeoordeling aan te vullen met een analyse van de mogelijke impact van de tussentijdse maatregel hierop. De inkomenseffecten voor kleinere en grotere lidstaten moeten eveneens geanalyseerd worden, net als het effect van de maatregelen die met de toepassing van de BEPS (grondslaguitholling en winstverschuiving) in verschillende landen worden doorgevoerd, en van de Amerikaanse belastinghervorming. |
Brussel, 6 december 2018.
De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's
Karl-Heinz LAMBERTZ