Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IE1175

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over mariene energie — Nog te ontwikkelen hernieuwbare energiebronnen (initiatiefadvies)

PB C 34 van 2.2.2017, p. 53–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 34/53


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over mariene energie — Nog te ontwikkelen hernieuwbare energiebronnen

(initiatiefadvies)

(2017/C 034/08)

Rapporteur:

Stéphane BUFFETAUT

Besluit van de voltallige vergadering

21.1.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 29, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

 

 

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

6.10.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

19.10.2016

Zitting nr.

520

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

218/3/8

1.   Conclusies

1.1.

Wetenschappers en ingenieurs werken al jaren aan de exploitatie van oceaanenergie. Stromen, getijden en golfkracht leveren eindeloos hernieuwbare energiereserves op. In Frankrijk levert de getijdencentrale van de Rance van EDF, die in 1966 door generaal de Gaulle is geopend, een capaciteit van 240 MW, met 24 turbines die elk 10 MW produceren. De nieuwste generatie windturbines produceert maximaal 8 MW. Deze technologie is dus efficiënt, ook al is de centrale van de Rance-dam lange tijd het enige voorbeeld van een dergelijke installatie ter wereld geweest. Tegenwoordig bestaat er een andere vergelijkbare installatie in het Sihwa-meer, in Zuid-Korea, waarvan de capaciteit 254 MW bedraagt. Er bestonden projecten in Groot-Brittannië, maar die zijn stopgezet of opgeschort vanwege tegenstand om milieuredenen.

1.2.

Het blijft een feit dat dergelijke installaties relevant zijn als zij op gunstige geografische locaties, met hoge getijdencoëfficiënten, worden geplaatst. Er zou in de nationale energiemix dan ook beter rekening mee moeten worden gehouden.

1.3.

De eerste industriële toepassingen zijn gerealiseerd, wat aantoont dat deze technieken niet als een riskant experiment maar als nog te ontwikkelen bronnen van schone energie moeten worden beschouwd.

1.4.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van mening dat het derhalve interessant is deze vorm van productie van hernieuwbare elektriciteit te ontwikkelen en zich niet alleen te richten op wind- of zonne-energietechnologieën. Mariene energie kan weliswaar niet overal worden opgewekt, maar het zou jammer zijn geen gebruik te maken van deze voorspelbare hernieuwbare energiebron waarvan het milieueffect klein dan wel beheersbaar is. Het is algemeen bekend dat de toekomst op energiegebied zal zijn gebaseerd op de variatie van voorzieningsbronnen.

1.5.

Duitsland, België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Noorwegen, Nederland en Zweden hebben op 6 juni 2016 besloten hun samenwerking op het gebied van windenergie op zee te intensiveren. Zij hebben namelijk, samen met de eurocommissarissen voor de energie- en klimaatunie, een specifiek actieplan voor de noordelijke zeeën van het continent getekend. Deze samenwerking vertaalt zich met name in de harmonisatie van de regelgeving en de subsidieregeling voor deze windenergie op zee en in de verbinding tussen de elektriciteitsnetten.

1.5.1.

Het EESC beveelt ten zeerste aan om ten aanzien van mariene energie, of het nu hydraulische turbines of getijdencentrales betreft, een vergelijkbare benadering van samenwerking te hanteren tussen de lidstaten of de buurlanden van de Europese Unie die beschikken over locaties die gunstig zijn voor dit type installaties; dit zijn voornamelijk landen die aan de Atlantische Oceaan en de Noordzee grenzen.

1.6.

Het is van mening dat tevens niet mag worden voorbijgegaan aan technieken die nog niet volledig ontwikkeld zijn, zoals golfenergie of thermische energie uit de oceanen, maar dat voor de toewijzing van overheidsmiddelen, in tijden van begrotingskrapte, aan efficiëntiecriteria moet worden voldaan en dat dus prioriteit moet worden gegeven aan technologieën die het snelst resultaat boeken.

1.7.

Het EESC onderstreept dat door te investeren op dit gebied de Europese Unie zich, op termijn, zou kunnen doen gelden als pionier van alternatieve hernieuwbare energiebronnen. De Europese ondernemingen hebben reeds 40 % van de octrooien op het gebied van hernieuwbare energie in handen. Het EESC pleit voor meer onderzoek en ontwikkeling op het gebied van mariene energie, maar ook op die van de opslag van door fluctuerende energiebronnen geproduceerde energie om de ongelijke productie van hernieuwbare energie op te vangen.

1.8.

Het waarschuwt voor de verleiding om subsidies alleen te reserveren voor de klassieke hernieuwbare energiebronnen; deze houding zou het scala aan mogelijkheden kunnen beperken en de economie van hernieuwbare energie kunnen ontwrichten ten gunste van door efficiënt lobbyen bepleite technieken.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

Onze planeet bestaat voornamelijk uit oceanen en het zou juister zijn om haar planeet water te noemen dan planeet aarde. De mens heeft altijd al gebruikgemaakt van visbestanden om zich te voeden. Onlangs is men erin geslaagd rijkdommen in of onder de zeebodem (metaalknollen, aardolie enz.) te ontginnen. De door de oceanen opgewekte energie wordt al eeuwen gebruikt, maar dan op ambachtelijke schaal, door getijdenmolens die op bepaalde kusten te vinden zijn.

2.2.

Vandaag de dag zouden wij ons vanwege de noodzaak om alle verontreiniging te bestrijden en broeikasgasemissies terug te dringen, moeten richten op het energiepotentieel van de zee. Hoe zouden de Europese Unie en de lidstaten die aan zee liggen bovendien de kansen kunnen negeren die de oceanen hen op het gebied van energie kunnen bieden?

2.3.

Het Europese maritieme domein is immers zeer omvangrijk maar niettemin bevindt de exploitatie van de hernieuwbare energiebronnen in deze enorme gebieden zich nog steeds in een zeer pril stadium. De Europese Unie en de lidstaten zouden echter kunnen bijdragen tot het bevorderen van de toepassing van nieuwe technieken voor exploitatie van mariene energie door innoverende ondernemingen en industriële groepen uit de energiesector. Dit is wat het forum voor mariene energie wil doen.

2.4.

Er zijn verschillende mariene hernieuwbare energiebronnen: deining, golven, stromen, getijden, temperatuurverschillen tussen oppervlaktewateren, wind. Elke techniek en elke methode gaan gepaard met bepaalde geografische en ecologische eisen, hetgeen betekent dat de toepassing van deze innovatieve technieken alleen kan worden overwogen door rekening te houden met deze voorwaarden en de bijbehorende gevolgen.

3.   Exploitatie van energie uit stromen, getijden, deining en golven: hydraulische turbines

3.1.

Eenieder die wel eens aandachtig naar de oceaan heeft gekeken, of die nu kalm of onstuimig was, weet dat dit immense wateroppervlak voortdurend in beweging is en dat er krachten in werkzaam zijn. Het is daarom niet meer dan logisch zich af te vragen of het mogelijk is de door de zee ontwikkelde energie te exploiteren of op te vangen.

3.2.

Wat zijn concreet gezien de technieken die zijn onderzocht of toegepast?

dammen in riviermonden met getijdenturbines. In Frankrijk werkt de centrale van de Rance-dam reeds tientallen jaren naar tevredenheid. In het Verenigd Koninkrijk bestaan twee projecten, die echter door milieulobbyisten zijn geblokkeerd;

op masten of bakens bevestigde turbines op volle zee;

op de zeebodem geïnstalleerde turbines, de zogeheten hydraulische turbines. Er bestaan projecten in Bretagne die binnenkort ten uitvoer zullen worden gelegd.

3.3.

In de praktijk lijkt voornamelijk de exploitatie van getijdenstromen de meest veelbelovende techniek te zijn. Het potentieel van deze technieken hangt echter in zeer sterke mate af van de locatie. De gebieden van de Atlantische Oceaan en de Noordzee waar de getijdencoëfficiënten het hoogst zijn, zijn immers het interessantst. De gebieden met een groot getijdeverschil leveren immers de grootste efficiëntie op. Het immense voordeel van dit type exploitatie is dat zij een voorspelbare en regelmatige energie biedt, omdat getijden constant zijn en hun omvang van tevoren bekend is.

Volgens EDF zou het voor de Europese Unie exploiteerbare potentieel ongeveer neerkomen op 5 GW (waarvan 2,5 aan de Franse kusten), hetzij het equivalent van twaalf kernreactoren van 10 800 MW. De exploitatie van getijdenstromen bevindt zich echter in de technologische onderzoeksfase en is nog niet operationeel, met uitzondering van de centrale van de Rance-dam.

3.4.

Welke technologieën op het gebied van hydraulische turbines worden momenteel getest?

In Bretagne, voor de kust van Paimpol, is in 2014 de Arcouest (1,5 MW), een prototype hydraulische turbine, onder water geïnstalleerd. Deze hydraulische turbine is ontwikkeld door Open Hydro (van de scheepsbouwgroep DCNS) voor het eerste park van hydraulische turbines van EDF van Paimpol/Bréhat. Dit park bestaat uit vier hydraulische turbines met een geïnstalleerd vermogen van 2 tot 3 MW. Het betreft een eenvoudige, sterke machine met open kern, die is uitgerust met een rotor met lage snelheid die geen smeermiddel nodig heeft, hetgeen de impact op het mariene leven minimaliseert. Deze hydraulische turbine is gedurende vier maanden getest. De turbine heeft 1 500 uur aan een stuk gedraaid en er zijn tal van mechanische en elektrische metingen op gedaan. De tests zijn succesvol geweest en valideren dit type hydraulische turbine. Daarom werd besloten om in de zomer van 2015 een demonstratiepark in gebruik te nemen. De turbines zijn gebouwd en zijn gereed voor installatie, maar door de weers- en mariene omstandigheden moest de installatie ervan worden uitgesteld. Opgemerkt zij dat deze twee turbines in Cherbourg en Brest zijn gebouwd, hetgeen aantoont dat deze nieuwe technologieën industriële activiteit in de kustgebieden kunnen creëren.

De halfverzinkbare hydraulische turbine, die voor onderhoudswerkzaamheden omhoog kan worden gehaald. Het betreft een Britse techniek die door het bedrijf TidalStream is ontwikkeld. Het prototype is ontworpen voor een STT-systeem (Ship-To-Turbine) dat in de zeestraat van Pentland wordt gebruikt. Het betreft een machine bestaande uit 4 turbines met een diameter van 20 meter en met een totaal maximumvermogen van 4 MW. Vergeleken met een offshorewindturbine moet de laatstgenoemde een diameter van 100 meter hebben met een windsnelheid van 10 m/s om een equivalent vermogen te behalen. Bovendien is de voet van de windturbine, die zich 25 meter onder het zeeniveau bevindt, 25 % groter dan die van het STT-systeem. TidalStream meent dus dat zijn systeem concurrerend zou zijn met offshore- en onshorewindturbines. De kosten van de door het STT-systeem geproduceerde elektriciteit zouden kunnen neerkomen op 0,03 GBP/kWh (ongeveer 0,044 EUR/kWh). Dit systeem is getest en gevalideerd aan de hand van proeven in de Theems.

De hydraulische turbine op mast van Marine Current Turbines. Voor deze technologie moet een mast in de zeebodem worden verankerd, waardoor de dompeldiepte beperkt is. De schoepenwielen van de turbine bevinden zich langs de mast, waardoor zij voor service- en onderhoudswerkzaamheden uit het water omhoog kunnen worden gehesen.

In 2003 zijn hydraulische turbines waarvan de schoepenwielen aan een verankerd baken zijn bevestigd, in de zeestraat van Hammerfest in Noorwegen geïnstalleerd.

Tot slot zijn er de getijdenturbines die zijn geïnstalleerd onder een dam in een riviermond, zoals die van de Rance, het oudste voorbeeld van dit type en sinds de jaren 60 operationeel. In Groot-Brittannië wordt aan twee projecten gewerkt, die echter om milieuredenen zijn opgeschort.

4.   Exploitatie van energie uit deining en golven: golfenergie

4.1.

Er bestaat een uitgebreid scala aan golfenergieoplossingen, waarvan sommige prototypen zich onder water bevinden en andere aan het oppervlak, op de oever of op open zee. De systemen voor het opvangen van energie verschillen van het ene prototype tot het andere: het opvangen van mechanische energie aan het oppervlak (golvingen) of onder water (translaties of orbitale bewegingen), het opvangen van drukverschillen bij het voorbijglijden van golven (verschillen in waterhoogte) of het fysiek opvangen van een watermassa met behulp van een stuw.

4.2.

Het belangrijkste nadeel is dat golfenergie, in tegenstelling tot getijdenstroomenergie, niet goed voorspelbaar is. Vandaag de dag bevindt de exploitatie van energie uit deining en golven zich in de technologische onderzoeksfase en is zij nog niet operationeel. Niettemin worden momenteel zes verschillende technieken getest:

scharnierende drijvende kettingen, ook wel „zeeslangen” genoemd. Het betreft een reeks lange drijvers die met de wind mee haaks op de golven liggen en waarvan het uiteinde door een kabel op de zeebodem is verankerd. De golven brengen de ketting in beweging en in de scharnieren worden de bewegingen gebruikt om een hydraulische vloeistof te comprimeren die een turbine aandrijft. Dit systeem is met wisselend succes getest;

schommelende wanden onder water;

verticaal schommelende kolommen;

onderwaterdruksensoren;

waterkolommen;

golfreservoirs.

5.   Exploitatie van thermische energie uit oceanen (OTEC)

5.1.

Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen de oppervlaktewateren en diepe wateren van oceanen benut. Een vaak gebruikt acroniem hiervoor is „OTEC”, hetgeen ocean thermal energy conversion betekent. In de teksten van de Europese Unie wordt de term „hydrothermische energie” gehanteerd voor „energie die in de vorm van warmte in oppervlaktewater is opgeslagen”.

5.2.

Aan de oppervlakte is de temperatuur van het water, dankzij de warmte van de zon, hoog en kan zij in de intertropische zone oplopen tot meer dan 25 oC, terwijl het water in de diepte, waar geen zonnestralen komen, koud is, rond 2 tot 4 oC, behalve in binnenzeeën zoals de Middellandse Zee. Bovendien vloeien koude lagen niet samen met warme lagen. Dit temperatuurverschil kan door een thermische machine worden benut. Deze heeft een koude bron en een warme bron nodig om energie op te wekken en maakt respectievelijk gebruik van water uit de diepte en oppervlaktewater als bron.

5.3.

Om echter optimaal en rendabel te kunnen werken, moet deze vorm van exploitatie van thermische energie uit oceanen (OTEC) plaatsvinden in specifieke gebieden waar het oppervlaktewater een bepaalde temperatuur heeft en waar het water een bepaalde diepte heeft. De vereiste leidingen kunnen namelijk, aan de hand van beheerste kosten en technologieën, tot op een diepte van ongeveer duizend meter worden aangelegd. Het zou dus absurd zijn om een OTEC-installatie kilometers ver van de kust te plaatsen, hetgeen met langere buizen en dus extra kosten gepaard zou gaan. In de praktijk ligt het optimale gebied tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring, of m.a.w. tussen + 30 en - 30 breedtegraad, d.i. dus in de perifere gebieden van de Europese Unie.

6.   Exploitatie van windenergie op zee: offshorewindturbines

6.1.

Hoewel het eigenlijk geen mariene energie in strikte zin betreft, moet ook aandacht worden besteed aan op de zeebodem bevestigde of drijvende (en uiteraard verankerde) windturbines, die veruit de meest ontwikkelde technieken op zee zijn en die bijna conventioneel lijken ten opzichte van de hierboven genoemde technieken. Zij hebben echter een duidelijke milieu- en visuele impact. De kwestie van het gebruiksconflict met de vissers is vaak aan de orde gesteld. In de praktijk zijn op de zeebodem verankerde windparken de facto mariene reserves waar veel vis zit. Indirect komen deze installaties ook de vissers ten goede doordat de visbestanden op deze voor visserij verboden plekken zich kunnen herstellen en omdat de voeten van de masten als kunstmatige riffen fungeren.

6.2.

Deze methode wordt momenteel in Europa het meest gebruikt en is in volle opgang. Tegenwoordig bestaan bijna honderd windturbineparken, voornamelijk in de Noordzee, in de Atlantische Oceaan (Groot-Brittannië) en in de Oostzee. Er bestaan weinig installaties of projecten in de Middellandse Zee waar het te diep is en er weinig of geen continentaal plat is.

6.3.

De belangrijkste mijlpalen van deze technieken kunnen als volgt worden samengevat:

De eerste installatie op zee dateert van 1991, in Denemarken (Vindeby), en produceert 450 kW.

De diepste fundering ligt 45 meter onder water en is in 2007 in Groot-Brittannië (Beatrice Wind Farm) aangelegd. Dit park produceert tweemaal 5 MW.

De eerste grote drijvende windturbine in diep water (220 meter) dateert van 2009; deze ligt in Noorwegen (Hywind) en produceert 2,3 MW.

De krachtigste windturbine op zee wekt 6 MW op en bevindt zich in België (Bligh Bank).

Het grootste windturbinepark op zee is nog in wording en bevindt zich in Groot-Brittannië op de Dogger Bank. Het zou met 166 turbines een capaciteit van 12 000 MW moeten behalen. Opgemerkt zij dat het Verenigd Koninkrijk, dat bedacht is op energieonafhankelijkheid, reeds over 1 452 turbines, verspreid over 27 windturbineparken, beschikt.

6.4.

Er zijn ook twee belangrijke projecten voor de Franse kust, één in Bretagne en één tussen Noirmoutier en Île d’Yeu. Er zijn aanbestedingen uitgeschreven en de bedrijvenconsortia zijn gekozen.

6.5.

Het economische rendement van windturbineparken hangt af van de locatie en met name van de kracht en regelmatigheid van de wind, en kan aldus variëren van een enkelvoudig tot een dubbel rendement. Het is soms in dalperioden voorgekomen dat de door de windturbine geproduceerde overtollige energie tegen negatieve prijzen op spotmarkten wordt verkocht. De aanzienlijke groei van deze vorm van elektriciteitsopwekking zal zo misschien tot een moeilijk te exploiteren overschot leiden, omdat een en ander in grote mate gerelateerd is aan toevallige en willekeurige weersomstandigheden (zie de mening van professor Wolf over variabele energie).

6.6.

De ontwikkeling van deze methode en de technologische vooruitgang inzake de exploitatie van windturbines de afgelopen twintig jaar zorgen voor lagere investerings- en exploitatiekosten. Aan het begin van de jaren 2000 bedroegen de kosten per geproduceerd megawattuur 190 EUR, terwijl deze tegenwoordig 140 tot 160 EUR bedragen. Ter vergelijking, een moderne kernreactor van het type EPR produceert een megawattuur tegen 130 EUR, maar de productie is stabiel en voorspelbaar.

6.7.

Het is duidelijk dat de andere technieken voor exploitatie van mariene energie met windturbines op zee zullen moeten kunnen concurreren, willen zij zich op industriële schaal kunnen ontwikkelen en het bewijs leveren dat zij concurrentievoordelen bieden ten opzichte van deze windturbines op zee, waarmee significante onderhouds- en bewakingskosten gemoeid zijn. Vandaag de dag lijken hydraulische turbines en dammen in riviermonden de efficiëntste en meest rendabele systemen te zijn. Een van hun voordelen is dat zij voorspelbare en regelmatige energie leveren.

7.   Welke toekomst hebben mariene hernieuwbare energiebronnen?

7.1.

Aangezien het om groene energie gaat, komt deze in aanmerking voor verschillende Europese of nationale steunregelingen, met name wat betreft de preferentiële aankoopprijs. Deze technologieën, met uitzondering van offshorewindturbines, moeten echter nog onder volledige bedrijfsomstandigheden worden getest; dit geldt met name voor hydraulische turbines. Hopelijk steekt ecologisch conservatisme de beproefde nieuwe technieken geen stok in het wiel. Het is bekend dat dammen in riviermonden, met name vanwege fervent verzet van milieubeschermers en vissers, niet verder konden worden ontwikkeld. Elke installatie heeft een impact op het milieu. De impact moet dus zo nauwkeurig mogelijk worden gemeten om de echte verhouding tussen kosten en voordelen te kunnen evalueren.

7.2.

Onlangs is een eerste park van hydraulische turbines tussen Paimpol en Île-de-Bréhat aangelegd. Eb- en vloedstromen brengen de bladen van de turbines in beweging; elke machine kan een vermogen van 1 MW opwekken en deze hydraulische turbines zullen in de elektriciteitsbehoefte van 3 000 woningen kunnen voorzien.

7.3.

Tot slot hangen alle technieken voor exploitatie van mariene energie, met het oog op hun efficiëntie, van de locatie af. Zij vormen dus geen universeel efficiënte energiebron. Daarom moeten voor deze energiebronnen meer goede redenen worden aangevoerd dan voor bepaalde andere gesubsidieerde hernieuwbare energiebronnen, zoals bijvoorbeeld zonnepanelen die soms meer omwille van belastingvoordelen dan om redenen van efficiëntie worden geïnstalleerd. Voorts moet worden opgemerkt dat de CO2-belasting productietechnieken voor hernieuwbare energie die nu nog in de kinderschoenen staan, mee economisch waardevol zal helpen maken.

Brussel, 19 oktober 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


Top