This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52016AR3267
Opinion of the European Committee of the Regions — Reform of the Common European Asylum System
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel
PB C 185 van 9.6.2017, p. 91–104
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/91 |
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel
(2017/C 185/12)
|
I. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN
Wijzigingsvoorstel 1
COM(2016) 270 final
Artikel 3, lid 3, en artikel 3, lid 5
Toegang tot de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||
3. Alvorens de criteria toe te passen op grond waarvan overeenkomstig de hoofdstukken III en IV wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is, is de eerste lidstaat waar een verzoek om internationale bescherming is ingediend verplicht: |
3. Alvorens de criteria toe te passen op grond waarvan overeenkomstig de hoofdstukken III en IV wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is, is de eerste lidstaat waar een verzoek om internationale bescherming is ingediend verplicht: |
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
4. […] |
4. […] |
||||||||
5. De lidstaat die een verzoek om internationale bescherming heeft behandeld, met inbegrip van de in lid 3 bedoelde gevallen, is verantwoordelijk voor de behandeling van verdere verklaringen of een volgend verzoek van de betrokken verzoeker als bedoeld in de artikelen 40, 41 en 42 van Richtlijn 2013/32/EU, ongeacht of de verzoeker het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten of daarvan is verwijderd. |
5. De lidstaat die een verzoek om internationale bescherming heeft behandeld, met inbegrip van de in lid 3 bedoelde gevallen, is verantwoordelijk voor de behandeling van verdere verklaringen of een volgend verzoek van de betrokken verzoeker als bedoeld in de artikelen 40, 41 en 42 van Richtlijn 2013/32/EU, ongeacht of de verzoeker het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten of daarvan is verwijderd. |
Motivering
Er moet een billijk evenwicht zijn tussen enerzijds de snelheid en doeltreffendheid van het systeem en anderzijds de bescherming van de grondrechten. De invoering van een voorafgaande controle van de ontvankelijkheid, waarmee wordt voldaan aan het eerste vereiste, mag derhalve niet leiden tot het ontnemen van het recht op een behandeling ten gronde van de verzoeken die worden ingediend door personen die afkomstig zijn uit landen waaruit hoe dan ook veel mensen worden opgevangen. Er wordt in dit verband aan herinnerd dat de meeste minderjarigen, met inbegrip van niet-begeleide minderjarigen, afkomstig zijn uit landen waarvoor het opvangpercentage ongeveer 50 % bedraagt.
Wijzigingsvoorstel 2
COM(2016) 270 final
Artikel 7, lid 1
Persoonlijk onderhoud
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
1. Om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen, voert de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijk lidstaat is belast een persoonlijk onderhoud met de verzoeker, tenzij de verzoeker is ondergedoken of de door de verzoeker overeenkomstig artikel 4, lid 2, verstrekte informatie toereikend is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Het onderhoud biedt de verzoeker tevens de mogelijkheid de overeenkomstig artikel 6 aan hem verstrekte informatie juist te begrijpen. |
1. Om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen, voert de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat is belast een persoonlijk onderhoud met de verzoeker, tenzij de verzoeker is ondergedoken zonder geldige en gemotiveerde reden of de door de verzoeker overeenkomstig artikel 4, lid 2, verstrekte informatie toereikend is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Het onderhoud biedt de verzoeker tevens de mogelijkheid de overeenkomstig artikel 6 aan hem verstrekte informatie juist te begrijpen. |
Motivering
Gezien de ernst van de gevolgen van het voorstel van de Commissie in geval van onderduiking (geen onderhoud en versnelde behandelingsprocedure), moet de verzoeker de mogelijkheid krijgen zijn afwezigheid met een gegronde reden te rechtvaardigen om zo weer volledig aanspraak te kunnen maken op zijn rechten.
Wijzigingsvoorstel 3
COM(2016) 270 final
Artikel 7
Persoonlijk onderhoud
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Na lid 5 het volgende inlassen: 6. Tijdens het in dit artikel bedoelde onderhoud moet de verzoeker in kennis worden gesteld van de mogelijkheid om te vragen dat hij in een bepaalde lidstaat wordt opgevangen (en om subsidiair nog maximaal twee andere lidstaten op te geven). In dat geval moeten hem specifieke vragen worden gesteld om zijn talenkennis te beoordelen en meer inzicht te krijgen in eerdere verblijven, contacten met gemeenschappen uit hetzelfde land of dezelfde regio van herkomst die legaal in het gastland verblijven, beroepsvaardigheden en ieder ander element dat nuttig kan zijn en zijn sociale integratie kan vergemakkelijken, zelfs bij een tijdelijk verblijf. |
Motivering
Om secundaire bewegingen te ontmoedigen, wordt het nuttiger geacht om meteen bij het begin na te gaan of de verzoeker een voorkeur heeft voor één of meer landen (maximaal drie), en om de kennis, contacten en vaardigheden te beoordelen die zijn integratie zouden kunnen vergemakkelijken, zelfs bij een tijdelijk verblijf. Dit komt het sociale evenwicht in het gastland alleen maar ten goede.
Wijzigingsvoorstel 4
COM(2016) 270 final
Artikel 8, lid 2
Waarborgen voor minderjarigen
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Elke lidstaat zorgt ervoor dat, wanneer een niet-begeleide minderjarige verplicht aanwezig moet zijn, de niet-begeleide minderjarige bij de relevante procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger. |
Elke lidstaat zorgt ervoor dat de niet-begeleide minderjarige bij de relevante procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger. |
Motivering
Gezien hun kwetsbaarheid moeten minderjarigen altijd worden vertegenwoordigd en bijgestaan, ook wanneer zij zich om de een of andere reden niet bevinden in de lidstaat die bevoegd is voor de behandeling van hun aanvraag.
Wijzigingsvoorstel 5
COM(2016) 270 final
Artikel 10
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
1. Wanneer de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, zijn alleen de in dit artikel vastgestelde criteria van toepassing, in de volgorde waarin zij voorkomen in de leden 2 tot en met 5. |
1. Wanneer de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, zijn alleen de in dit artikel vastgestelde criteria van toepassing, in de volgorde waarin zij voorkomen in de leden 2 tot en met 5. |
2. De verantwoordelijke lidstaat is de lidstaat waar een gezinslid van de niet-begeleide minderjarige zich wettig ophoudt, voor zover dit in het belang van de minderjarige is. Indien de verzoeker een gehuwde minderjarige is van wie de echtgenoot zich niet wettig op het grondgebied van de lidstaten ophoudt, is de lidstaat waar de vader, moeder, of andere volwassene die krachtens het recht of krachtens de praktijk van die lidstaat voor de minderjarige verantwoordelijk is, dan wel zijn broer of zus, mits die zich wettig op het grondgebied ophoudt, de verantwoordelijke lidstaat. |
2. De verantwoordelijke lidstaat is de lidstaat waar een gezinslid van de niet-begeleide minderjarige zich wettig ophoudt, voor zover dit in het belang van de minderjarige is. Indien de verzoeker een gehuwde minderjarige is van wie de echtgenoot zich niet wettig op het grondgebied van de lidstaten ophoudt, is de lidstaat waar de vader, moeder, of andere volwassene die krachtens het recht of krachtens de praktijk van die lidstaat voor de minderjarige verantwoordelijk is, dan wel zijn broer of zus, mits die zich wettig op het grondgebied ophoudt, de verantwoordelijke lidstaat. |
3. Indien de verzoeker een familielid heeft dat zich wettig in een andere lidstaat ophoudt, en het op basis van een individueel onderzoek vaststaat dat dat familielid voor hem kan zorgen, verenigt die lidstaat de minderjarige met zijn familielid en is die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat, mits dit in het belang van de minderjarige is. |
3. Indien de verzoeker een familielid heeft dat zich wettig in een andere lidstaat ophoudt, en het op basis van een individueel onderzoek vaststaat dat dat familielid voor hem kan zorgen, verenigt die lidstaat de minderjarige met zijn familielid en is die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat, mits dit in het belang van de minderjarige is. |
4. Indien in meer dan één lidstaat gezinsleden of familieleden als vermeld in de leden 2 en 3, verblijven, wordt op basis van het belang van de niet-begeleide minderjarige bepaald welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is. |
4. Indien in meer dan één lidstaat gezinsleden of familieleden als vermeld in de leden 2 en 3, verblijven, wordt op basis van het belang van de niet-begeleide minderjarige bepaald welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is. |
5. Bij ontstentenis van gezinsleden of familieleden als vermeld in de leden 2 en 3, is de lidstaat waarbij de niet-begeleide minderjarige zijn verzoek om internationale bescherming het eerst heeft ingediend de verantwoordelijke lidstaat, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van de minderjarige is. |
5. Bij ontstentenis van gezinsleden of familieleden als vermeld in de leden 2 en 3, is de lidstaat waar de niet-begeleide minderjarige zich op dat moment bevindt de verantwoordelijke lidstaat, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van de minderjarige is. |
6. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 57 vast te stellen betreffende de identificatie van gezinsleden of familieleden van de niet-begeleide minderjarige; de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie; de criteria voor de beoordeling van het vermogen van een familielid om voor de niet-begeleide minderjarige te zorgen ook in de gevallen waarin gezinsleden, broers en zussen of familieleden van de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten verblijven. Bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen beperkt de Commissie zich tot het vooropstellen van het belang van het kind, zoals bepaald in artikel 8, lid 3. |
6. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 57 vast te stellen betreffende de identificatie van gezinsleden of familieleden van de niet-begeleide minderjarige; de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie; de criteria voor de beoordeling van het vermogen van een familielid om voor de niet-begeleide minderjarige te zorgen ook in de gevallen waarin gezinsleden, broers en zussen of familieleden van de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten verblijven. Bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen beperkt de Commissie zich tot het vooropstellen van het belang van het kind, zoals bepaald in artikel 8, lid 3. |
7. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige procedures voor overleg en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. |
7. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige procedures voor overleg en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Motivering
Dit wijzigingsvoorstel ligt in de lijn van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie (arrest M.A et al., zaak C-648/11) en heeft tot doel ervoor te zorgen dat de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat niet onnodig veel tijd kost.
Wijzigingsvoorstel 6
COM(2016) 270 final
Na artikel 14 een nieuw artikel inlassen
Voorkeuren, bekwaamheden en relevante banden
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
|
1. Wanneer de verzoeker tijdens het in artikel 7 bedoelde onderhoud een voorkeur heeft aangegeven voor een bepaalde lidstaat (of, subsidiair, andere lidstaten, tot een maximum van twee) en er aantoonbare of aannemelijke elementen zijn zoals taalvaardigheden, contacten met gemeenschappen uit hetzelfde land of dezelfde regio van herkomst, specifieke professionele vaardigheden en arbeidskansen, of andere elementen die relevant worden geacht voor de integratie, zelfs tijdelijk, volgens de informatie die jaarlijks wordt verstrekt door het EASO, zal het aangegeven land verantwoordelijk zijn voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, mits voor het land in kwestie de limiet van 50 % van het referentiecijfer vastgesteld volgens de verdeelsleutel zoals bedoeld in artikel 35, in het lopende jaar nog niet is overschreden. 2. Indien de bovengenoemde drempel in het lopende jaar al is overschreden, ligt de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij (in deze volgorde):
3. Wanneer de in lid 1 bedoelde limiet ook is overschreden voor de in lid 2 bedoelde landen, zal de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek worden vastgesteld op grond van de volgende artikelen van dit hoofdstuk. |
Motivering
In overeenstemming met de eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van solidariteit en een eerlijke verdeling, en om secundaire bewegingen te ontmoedigen, moet in de rangorde van de criteria om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, meer belang worden gehecht aan de banden en mogelijkheden tot integratie zoals aangegeven door de verzoeker, alsook aan de opnamecapaciteit van het land (zoals bepaald volgens de referentiesleutel van elk land, genoemd in artikel 35) dan aan het land van aankomst. Dit lijkt bovendien beter aan te sluiten op de logica achter de rangorde van de in hoofdstuk III genoemde criteria (waarbij voorrang wordt gegeven aan criteria die verband houden met de kenmerken en levensloop van de verzoeker: in volgorde zijn dat de minderjarigheid, familiebanden en het bezit van documenten — die niet meer dan twee jaar mogen zijn verlopen — afgegeven door een lidstaat).
Ook met het oog op de beginselen van eerlijke verdeling en solidariteit, is het niettemin wenselijk om de toepassing van dit criterium te beperken tot de drempel van 50 % van de capaciteit van elk land, om te voorkomen dat in tijden van een mindere toestroom, het grootste gewicht komt te liggen bij de landen die het aantrekkelijkst worden beschouwd, waardoor de opvangmogelijkheden van dat land verzadigd raken.
Alleen wanneer deze drempel is overschreden (en totdat de in lid 3 bedoelde volgende hoogste drempel wordt bereikt) blijft de bevoegdheid om het verzoek te behandelen bij het eerste land van aankomst.
NB: De kennisgeving door het EASO, zoals bedoeld in artikel 43, is ook verplicht indien de in lid 1 van dit wijzigingsvoorstel bedoelde omstandigheden zich voordoen.
Wijzigingsvoorstel 7
COM(2016) 270 final
Artikel 28, lid 2
Rechtsmiddelen
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
2. De lidstaten stellen een termijn vast van zeven dagen na de kennisgeving van een overdrachtsbesluit waarbinnen de betrokkene zijn recht op het instellen van een daadwerkelijk rechtsmiddel overeenkomstig lid 1, kan uitoefenen. |
2. De lidstaten stellen een termijn vast van vijftien dagen na de kennisgeving van een overdrachtsbesluit waarbinnen de betrokkene zijn recht op het instellen van een daadwerkelijk rechtsmiddel overeenkomstig lid 1, kan uitoefenen. |
Motivering
Het beginsel dat een passende termijn moet worden toegekend van ten minste 14 dagen (zaak Diouf) dient te worden gerespecteerd.
Wijzigingsvoorstel 8
COM(2016) 270 final
Artikel 34, lid 2
Algemeen beginsel
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
2. Lid 1 is van toepassing wanneer het in artikel 44, lid 1, bedoelde geautomatiseerde systeem aangeeft dat het aantal verzoeken om internationale bescherming waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is op grond van de criteria van hoofdstuk III en artikel 3, lid 2 of lid 3, en de artikelen 18 en 19, bovenop het aantal daadwerkelijk hervestigde personen, groter is dan 150 % van het referentieaantal voor die lidstaat zoals vastgesteld volgens de in artikel 35 bedoelde sleutel. |
2. Lid 1 is van toepassing wanneer het in artikel 44, lid 1, bedoelde geautomatiseerde systeem aangeeft dat het aantal verzoeken om internationale bescherming waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is op grond van de criteria van hoofdstuk III en artikel 3, lid 2 of lid 3, en de artikelen 18 en 19, bovenop het aantal daadwerkelijk hervestigde personen, groter is dan 120 % van het referentieaantal voor die lidstaat zoals vastgesteld volgens de in artikel 35 bedoelde sleutel. |
Motivering
De drempel voor het activeren van het automatische systeem voor hervestiging moet worden vastgesteld op een niveau dat, hoewel hoger dan de opvangcapaciteit van de lidstaat (zoals vastgesteld op grond van artikel 34, lid 2), de toepassing hiervan nuttig en mogelijk maakt.
Het door de Commissie voorgestelde niveau (150 % van het referentieaantal van elke lidstaat) draagt, mede gezien de grotere rigiditeit van het systeem als geheel in het licht van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen en rekening houdend met de statistieken over de afgelopen drie jaar, het risico in zich dat het mechanisme nooit wordt geactiveerd, of alleen wanneer het opvangsysteem en de capaciteit van de meest getroffen lidstaten volledig zijn verzadigd, met een vertraging van het gehele systeem en onvermijdelijke sociale spanningen tot gevolg.
NB: De kennisgeving door het EASO, zoals bedoeld in artikel 43, moet worden afgestemd op de door dit wijzigingsvoorstel gewijzigde drempelwaarde.
Wijzigingsvoorstel 9
COM(2016) 270 final
Artikel 35
Referentiesleutel
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
1. Met het oog op de toepassing van het correctiemechanisme wordt het referentieaantal voor elke lidstaat bepaald aan de hand van een sleutel. |
1. Met het oog op de toepassing van het correctiemechanisme wordt het referentieaantal voor elke lidstaat bepaald aan de hand van een sleutel. |
||||
2. De in lid 1 bedoelde referentiesleutel is gebaseerd op de volgende criteria voor elke lidstaat, op basis van cijfers van Eurostat: |
2. De in lid 1 bedoelde referentiesleutel is gebaseerd op de volgende criteria voor elke lidstaat, op basis van cijfers van Eurostat: |
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
De referentiesleutel wordt gecorrigeerd met een verlaging van het aandeel voor het daaropvolgende jaar, gelijk aan 20 % van het verschil tussen het aandeel op basis van het bbp en de bevolkingsomvang en de gemiddelde toestroom in de lidstaat gedurende de drie voorgaande jaren, voor de landen die in de loop van de drie voorgaande jaren gemiddeld een grotere toestroom kenden dan het aandeel dat op grond van de letters a) en b) is bepaald. |
||||
3. De in lid 2 bedoelde criteria worden toegepast conform de in bijlage I opgenomen formule. |
3. De in lid 2 bedoelde criteria worden toegepast conform de in bijlage I opgenomen formule. |
||||
4. Het Asielagentschap van de Europese Unie stelt de referentiesleutel vast en gaat jaarlijks over tot de aanpassing van de cijfers van de criteria voor de referentiesleutel en de referentiesleutel zelf als bedoeld in lid 2, op basis van cijfers van Eurostat. |
4. Het Asielagentschap van de Europese Unie stelt de referentiesleutel vast en gaat jaarlijks over tot de aanpassing van de cijfers van de criteria voor de referentiesleutel en de referentiesleutel zelf als bedoeld in lid 2, op basis van cijfers van Eurostat. |
Motivering
Om de werkelijke en actuele opvangcapaciteit van een lidstaat te bepalen dient rekening te worden gehouden met het aantal migranten dat reeds is opgenomen en de gevolgen van de migratie als geheel op het economisch en sociaal weefsel van de lidstaat. Het wijzigingsvoorstel corrigeert de berekening van de referentiesleutel, om zo veel mogelijk te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van solidariteit en een eerlijke verdeling, die als prioritair worden aangemerkt in de voorgestelde verordening. Met deze wijziging wordt tegemoet gekomen aan de noodzaak van een allesomvattende aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met het asiel- en migratiebeleid als één geheel.
NB: Uiteraard moet ook de formule in bijlage 1 (waarnaar wordt verwezen in lid 3) worden aangepast op basis van de correctie die met dit wijzigingsvoorstel wordt aangebracht.
Wijzigingsvoorstel 10
COM(2016) 270 final
Artikel 37, lid 3
Financiële solidariteit
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
3. Aan het einde van de in lid 2 bedoelde periode van twaalf maanden deelt het geautomatiseerde systeem aan de lidstaat die niet deelneemt aan het correctiemechanisme voor toewijzing het aantal verzoeken mee waarvoor die lidstaat anders de lidstaat van toewijzing zou zijn geweest. Die lidstaat betaalt vervolgens een solidariteitsbijdrage van 250 000 EUR voor iedere verzoeker die tijdens de betrokken periode van twaalf maanden anders aan hem zou zijn toegewezen. De solidariteitsbijdrage wordt betaald aan de lidstaat die is aangewezen als de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de betrokken verzoeken. |
3. Aan het einde van de in lid 2 bedoelde periode van twaalf maanden deelt het geautomatiseerde systeem aan de lidstaat die niet deelneemt aan het correctiemechanisme voor toewijzing het aantal verzoeken mee waarvoor die lidstaat anders de lidstaat van toewijzing zou zijn geweest. Die lidstaat betaalt vervolgens een solidariteitsbijdrage van 60 000 EUR voor iedere verzoeker die tijdens de betrokken periode van twaalf maanden anders aan hem zou zijn toegewezen. De solidariteitsbijdrage wordt betaald aan de lidstaat die is aangewezen als de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de betrokken verzoeken. |
Motivering
Dat een solidariteitsbijdrage wordt opgelegd aan lidstaten die (tijdelijk) herplaatsingen weigeren is begrijpelijk en het onderliggende beginsel is correct. Het bedrag van de bijdrage moet echter worden vastgesteld op een niveau dat betaalbaar en billijk is, om te voorkomen dat de publieke opinie in opstand komt en het solidariteitsbeginsel a priori wordt verworpen door diverse lidstaten Derhalve wordt geoordeeld dat de bijdrage moet worden vastgelegd op een niveau (60 000 EUR) dat billijk is en kan worden gerelateerd aan bijvoorbeeld de gemiddelde jaarlijkse kosten van opvang en bijstand voor iedere verzoeker, met inbegrip van de kosten voor gezondheidszorg, vermenigvuldigd met de gemiddelde duur van de aan hem verleende vergunning.
Wijzigingsvoorstel 11
COM(2016) 271 final
Artikel 2
Taken
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
Het Agentschap voert de volgende taken uit: |
Het Agentschap voert de volgende taken uit: |
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
[…] |
[…] |
Motivering
Aangezien het veelal de lokale en regionale overheden zijn die, geheel of gedeeltelijk, bijstand en opvang verlenen, zouden ook zij door het EASO moeten worden ondersteund.
Wijzigingsvoorstel 12
COM(2016) 271 final
Artikel 3, lid 2
Verplichting tot samenwerking te goeder trouw en informatie-uitwisseling
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
2. Het Agentschap werkt nauw samen met de asielinstanties van de lidstaten, de nationale immigratie- en asieldiensten en andere nationale diensten, en de Commissie. Het Agentschap voert zijn taken uit onverminderd de aan andere betrokken organen van de Unie toevertrouwde taken, en werkt nauw samen met deze organen en de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR). |
2. Het Agentschap werkt nauw samen met de asielinstanties van de lidstaten, de nationale immigratie- en asieldiensten en andere nationale, regionale en lokale diensten, en de Commissie. Het Agentschap voert zijn taken uit onverminderd de aan andere betrokken organen van de Unie toevertrouwde taken, en werkt nauw samen met deze organen en de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR). |
Motivering
Aangezien het veelal de lokale en regionale overheden zijn die, geheel of gedeeltelijk, bijstand en opvang verlenen, zou het EASO ook rechtstreeks met hen moeten samenwerken.
Wijzigingsvoorstel 13
COM(2016) 272 final
Artikel 38
Doorgifte van gegevens aan derde landen met het oog op terugkeer
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Na lid 3 het volgende inlassen: 4. In geen geval mag informatie worden doorgegeven aan of ter beschikking worden gesteld van derde landen die niet worden beschouwd als veilige derde landen in de zin van Richtlijn 2013/32/EU. 5. In geen geval mag informatie over minderjarigen worden verstrekt aan derde landen, ook niet nadat zij de meerderjarigheid hebben bereikt. |
Motivering
Het hele artikel is weliswaar bedoeld om de uitvoering van terugkeerbesluiten te vergemakkelijken, maar dreigt de verzoekers bloot te stellen aan eventuele represailles na terugkeer naar hun land van herkomst, met name wanneer deze landen niet in staat zijn om een behoorlijke gegevensbescherming te waarborgen. Het zou hoe dan ook verboden moeten blijven om gegevens uit te wisselen met derde landen die niet als veilig worden beschouwd, en gegevens betreffende minderjarigen te verstrekken aan derde landen.
II. BELEIDSAANBEVELINGEN
HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,
Doelstellingen en algemene benadering van het hervormingspakket
1. |
is ingenomen met het besluit van de Europese Commissie om een algehele hervorming van de asielwetgeving voor te stellen. Het benadrukt de samenhang tussen de voorstellen van het eerste pakket, dat werd gepresenteerd op 4 mei 2016, en die van het tweede pakket, gepresenteerd op 13 juli 2016 (verordening inzake de criteria voor de toekenning van asiel; verordening tot invoering van een uniforme procedure op het gebied van asiel; gemeenschappelijke normen op het gebied van bijstand). De huidige verschillen tussen de rechtsstelsels, procedures en bijstandsvoorzieningen van de lidstaten zijn immers van invloed op de keuzes van verzoekers en doen de secundaire bewegingen van asielzoekers toenemen, wat van invloed is op de doeltreffendheid van het systeem voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat en ervoor zorgt dat een groter beroep moet worden gedaan op Eurodac en het EASO. |
2. |
Het CvdR is goed te spreken over sommige van de doelstellingen van het eerste pakket voorstellen, zoals het beperken van ongerechtvaardigde secundaire bewegingen, een eerlijkere verdeling van asielzoekers over de lidstaten, de versterking van het EASO en de omvorming daarvan tot een agentschap. |
3. |
Minder goed te spreken is het over de benadering die de Commissie volgt in haar voorstel tot wijziging van de Dublinverordening, namelijk dat de minpunten van het systeem te wijten zijn aan de uitzonderlijke crisis, die zij meent te kunnen aanpakken door enerzijds corrigerende maatregelen in te voeren en anderzijds door het basiscriterium (de verantwoordelijkheid van het eerste land van binnenkomst in de EU) te versterken. We hebben echter te maken met een structurele crisis (het jaarlijkse aantal asielaanvragen is de afgelopen drie jaar — van 2013 tot 2015 — verdrievoudigd tot meer dan 1 200 000, negen keer hoger dan in 1985), en het beheer van noodsituaties moet hand in hand gaan met de invoering van een stabiel, efficiënt en beter geïntegreerd systeem. |
4. |
De toepassing van het huidige stelsel is in verschillende opzichten nog rigider geworden, als gevolg van handhavingsmechanismen (niet-ontvankelijkheid; weigering van bijstand; versnelde procedures). Derhalve worden de medewetgevers opgeroepen om zorgvuldig na te gaan of deze maatregelen verenigbaar zijn met de grondrechten, in het bijzonder van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. |
5. |
De capaciteit op het stuk van de eerste opvang, de tijdige verwerking van aanvragen van verzoekers en het voorkomen van secundaire bewegingen is bepalend voor de stabiliteit van het systeem voor het beheer en de verdeling van asielaanvragen. |
6. |
Het CvdR beveelt aan om naast de positieve aspecten van het Commissievoorstel (verruiming van de definitie van „gezinslid” tot broers/zusters en gezinsrelaties die tot stand kwamen na het verlaten van het land van herkomst; relevantie van documenten die zijn afgegeven door een lidstaat, zelfs indien zij zijn verlopen) meer rekening te houden met het beroepstraject dat verzoekers hebben afgelegd en hun ambities, teneinde secundaire bewegingen te ontmoedigen. Waar mogelijk, moet in dit verband de voorkeur worden gegeven aan positieve stimulansen boven sancties, teneinde ongewenste secundaire stromen te voorkomen. |
7. |
Het CvdR is ingenomen met de invoering van versnelde en vereenvoudigde procedures, maar wijst er wel op dat deze moeten worden aangewend ter verbetering van de efficiency en snelheid van het systeem, en niet mogen leiden tot schendingen van de grondrechten. Het is bovendien van mening dat zelfs de niet-ontvankelijk verklaarde verzoeken en verzoeken die via de versnelde procedure zijn behandeld moeten worden meegeteld voor de berekening van de in artikel 36 genoemde referentiesleutel. |
8. |
De drie voorstellen zijn zeker in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat zij duidelijk gericht zijn op problemen van grensoverschrijdende aard — zoals de solidariteit tussen de lidstaten, de totstandbrenging van een meer geïntegreerd asielstelsel en een betere uitwisseling van informatie tussen lidstaten. Deze doelstellingen kunnen niet door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt. Daarnaast zijn de voorgestelde maatregelen noodzakelijk voor het bereiken van de doelstelling om uniforme regels vast te stellen die in de hele Europese Unie kunnen worden toegepast. Zo bezien zijn de voorstellen ook in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. |
Richtsnoeren en mechanismen ter correctie en compensatie
9. |
Het CvdR beschouwt het als een belangrijke stap voorwaarts dat de opvangcapaciteit van elk land, gemeten aan de hand van objectieve parameters, wordt ingevoerd als relevante factor om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming (een optie die reeds werd gesuggereerd in de mededeling van de Commissie van 6 april 2016 — COM(2016) 197). Wel betreurt het dat de toepassing van dit criterium beperkt blijft tot crisissituaties. |
10. |
Het CvdR is teleurgesteld over het feit dat in het voorstel van de Commissie geen enkel belang wordt gehecht aan de ambities van de verzoekers, zelfs niet als er objectieve elementen zijn (talenkennis, arbeidsvaardigheden, eerdere verblijven) die een bepaalde lidstaat tot logische eindbestemming maken. |
11. |
Het beveelt derhalve aan dat er een andere afweging wordt gemaakt tussen het criterium van de opnamecapaciteit (waarbij tevens rekening kan worden gehouden met de voorkeuren en het persoonlijk traject van de verzoeker) en het criterium van het eerste land van aankomst, door de twee criteria ten minste een gelijk gewicht toe te kennen en door bij de toepassing van deze criteria in ieder geval rekening te houden met de in artikel 35 genoemde referentiesleutel. |
12. |
Het CvdR stelt bovendien voor dat voor het bepalen van de reële en actuele opvangcapaciteit van een lidstaat, tevens rekening wordt gehouden met het aantal geregistreerde aankomsten in die lidstaat, wat objectief van invloed is op de capaciteit voor opvang en beheer. Deze parameter zou dan ook in de in artikel 35 genoemde referentiesleutel moeten worden opgenomen. |
13. |
Mede met het oog op de reële en actuele opvangcapaciteit stelt het CvdR bovendien voor dat een tijdslimiet in acht wordt genomen. Na het verstrijken daarvan vervalt de in artikel 3, lid 5 vastgestelde bevoegdheid van de lidstaat die het verzoek om internationale bescherming heeft behandeld om verdere verklaringen of een volgend verzoek van de betrokken verzoeker te behandelen. Deze termijn kan worden vastgesteld op vijf jaar, een periode die aanzienlijk langer is dan die welke momenteel wordt gehanteerd. |
14. |
De lidstaten zouden betrouwbare, transparante en billijke interne systemen moeten ontwikkelen om de lasten van de opvang van migranten op hun grondgebied te verdelen. Daarbij moeten ze rekening houden met de relevante sociaaleconomische informatie, met de vraag of de verschillende steden en regio’s reeds eerder migranten hebben opgevangen, en met de integratiebehoeften en -vooruitzichten van de migranten. Zij moeten in het bijzonder die steden/regio’s bijstaan die geografisch blootgesteld zijn en daarom onder bijzonder grote druk staan. |
15. |
Het CvdR is ingenomen met de invoering van een correctiemechanisme voor de verdeling van personen die om internationale bescherming verzoeken. Het merkt evenwel op dat de door de Commissie voorgestelde drempel voor het activeren van het mechanisme zo hoog is (zeker gezien de gegevens over de afgelopen drie jaar) dat zelfs in het geval van een crisis het mechanisme waarschijnlijk niet zal worden geactiveerd en het dus geen enkel structureel voordeel oplevert. |
16. |
Om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de solidariteit als gevolg van buitensporig hoge lasten voor de lidstaten, acht het CvdR het van essentieel belang dat de regels inzake legale migratie daadwerkelijk worden toegepast, met inachtneming van de rechtsstaat. |
17. |
De geplande solidariteitsbijdrage voor lidstaten die hun deelname aan het automatische correctiemechanisme tijdelijk opschorten is te hoog en mist objectieve en billijke parameters, zoals uitgaven voor gezondheidszorg in een bepaalde periode. Het CvdR stelt daarom een verlaging van deze bijdrage voor, door deze te relateren aan de hoogte van de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per begunstigde (geraamd op 20 000 EUR, op grond van de beschikbare gegevens) en de gemiddelde duur van een legale verblijfstitel (tussen drie en vijf jaar). |
18. |
Bovendien blijft de door de Commissie voorgestelde solidariteitsbijdrage beperkt tot gevallen waarin een lidstaat zelf uit het stelsel stapt, terwijl niets is voorzien voor het niet-uitvoeren van besluiten betreffende de herplaatsing of overname van verzoekers of begunstigden, ondanks het feit dat volgens de beschikbare gegevens de uitvoeringsgraad veel te laag is (ongeveer 25 %). Het CvdR stelt derhalve voor om het EASO, in het kader van de versterking ervan en zijn omvorming tot een agentschap, te belasten met taken op het gebied van toezicht en rapportage van gevallen van niet-naleving, zodat de Europese Commissie sancties kan opleggen. Een andere mogelijkheid is dat het Fonds voor asiel, migratie en integratie wordt versterkt of dat een nieuw Solidariteitsfonds wordt gecreëerd ten gunste van lidstaten en lokale/regionale overheden die worden getroffen door het uitblijven van betalingen en van lidstaten en lokale/regionale overheden die de beste resultaten behalen wat betreft uitvoering en ontvangst. |
19. |
Het CvdR benadrukt bovendien dat het verlagen van de solidariteitsbijdrage ten opzichte van het door de Europese Commissie voorgestelde bedrag (zoals beschreven in dit advies) ook nodig is om onbegrip te vermijden en te voorkomen dat de Europese burgers het vertrouwen in de Europese Unie verliezen. |
20. |
Het CvdR dringt er andermaal op aan de relevante EU-middelen ter ondersteuning van de opvang en integratie van migranten rechtstreeks toegankelijk te maken voor lokale en regionale overheden die op deze gebieden belangrijke bevoegdheden hebben. |
Maatregelen ter versterking van het systeem, procedures en termijnen
21. |
Het CvdR pleit voor de opheffing van de zwaarste maatregelen (zoals de weigering van bijstand, met uitzondering van gezondheidszorg) die de grondrechten inperken van personen wier verzoek niet-ontvankelijk is verklaard of die naar andere lidstaten reizen in afwachting van de behandeling van hun asielverzoek door het verantwoordelijke land. |
22. |
Het stelt voor een termijn te behouden die veel langer is dan de nu voorgestelde termijn — bijvoorbeeld 5 jaar, in plaats van de huidige twaalf maanden — waarna de verantwoordelijkheid van de lidstaat voor de behandeling van de eerste aanvraag vervalt. |
23. |
Het CvdR hoopt dat de tijd die nodig is voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene voor personen die internationale bescherming genieten wordt ingekort, vooral wanneer er sprake is van relevante banden met andere landen dan die waar het asielverzoek wordt behandeld, wat waarschijnlijk ook zal helpen om secundaire bewegingen te ontmoedigen. |
24. |
Gezien het verband tussen de verdeling van de asielaanvragen tussen de lidstaten en de aldaar geldende criteria en procedures (die van invloed zijn op de keuze van verzoekers, waardoor er een wedloop op gang wordt gebracht om nieuwe aankomsten te ontmoedigen), is het van het grootste belang dat op middellange termijn wordt gestreefd naar wederzijdse erkenning van de asielbeslissingen tussen de EU-landen en de rechtstreekse behandeling van aanvragen door het Europees Asielagentschap (naast de autoriteiten van de lidstaten). |
25. |
Het CvdR dringt erop aan dat de term „vertegenwoordiger van minderjarigen” in de wetstekst wordt geïnterpreteerd en uitgelegd en zo nodig wordt gewijzigd in „voogd” of een andere term waarmee in de betreffende nationale context een persoon of instantie wordt bedoeld die onafhankelijk is van de overheid en die door de wet of een rechterlijke autoriteit wordt aangewezen, met als enige doel de belangen van het kind te beschermen. |
Niet-begeleide minderjarigen
26. |
Gezien de gegevens met betrekking tot de aankomst van niet-begeleide minderjarigen in Europa (in 2015 waren dat er 88 000, oftewel 6,7 % van het totale aantal asielzoekers) pleit het CvdR voor een versterking van de structuren en voorwaarden voor bijstand aan deze groep (in dit verband is de voorgestelde hervorming van de richtlijn opvangvoorzieningen, die deel uitmaakt van het tweede pakket voorstellen ingediend op 13 juli, zeker van belang, tevens gezien het feit dat het vaak lokale overheden zijn die deze voorzieningen moeten verstrekken). |
27. |
Het CvdR beveelt aan de psychologische zorg voor niet-begeleide minderjarigen te versterken, beter naar hen te luisteren, hun toegang tot juridische bijstand te vergemakkelijken en deze begrijpelijker te maken. Ook beveelt het aan het werk van voogden van minderjarigen te ondersteunen, door hun opleiding te verbeteren en hun onafhankelijkheid te versterken, onder meer met ondersteuning door het EASO en het maatschappelijk middenveld. |
28. |
Het CvdR dringt aan op een adequate culturele voorlichting en bemiddeling op de verblijfplaatsen van niet-begeleide minderjarigen, mede om te voorkomen dat er gevoelens van wantrouwen ontstaan jegens hen. |
29. |
Het CvdR beveelt aan dat er alternatieve overgangstrajecten worden uitgewerkt in de plaats van een onmiddellijke terugkeer na het bereiken van de meerderjarige leeftijd (voorafgegaan door een algemene toekenning van tijdelijke bescherming), en dat rekening wordt gehouden met de lopende onderwijstrajecten. |
30. |
Het beginsel dat minderjarigen niet mogen worden vervoerd van de plaats waar zij zich bevinden moet worden gehandhaafd, zelfs wanneer zij zich in een andere lidstaat bevinden dan de lidstaat van binnenkomst als gevolg van niet-toegestane secundaire bewegingen. |
31. |
De bescherming en bijstand moeten worden gehandhaafd, zelfs indien er twijfels zijn over de minderjarigheid, zolang er nog rechtsmiddelen zijn waarvan gebruik kan worden gemaakt en er nog geen rechterlijke uitspraak is gedaan. |
Asielagentschap van de Europese Unie
32. |
Het CvdR is ingenomen met de taken die worden verleend aan het Asielagentschap (nu nog EASO) op het gebied van technische en operationele bijstand en opleiding, en de invoering van de mogelijkheid om bijstand te verlenen (artikel 16) aan een lidstaat die onder onevenredige druk staat (artikel 22), zelfs als de lidstaat daartoe geen verzoek heeft ingediend. |
33. |
Het dringt aan op een verbetering van de snelheid, homogeniteit en volledigheid van de bij Eurostat ingediende gegevens onder toezicht van het EASO, onder andere met betrekking tot het percentage detenties met het oog op overplaatsing of terugkeer en de redenen daarvoor, het percentage uitgevoerde overplaatsingen en statistische gegevens met betrekking tot minderjarigen. |
34. |
Het CvdR stelt voor om meer middelen te investeren in de opvang- en integratievoorzieningen van de lidstaten, regio’s en lokale overheden, en ervoor te zorgen dat deze reeds tijdens de asielprocedure worden geactiveerd, en in de uitwisseling van oplossingen en goede praktijken met de steun van het EASO, ook tussen lokale overheden. |
35. |
Het CvdR dringt aan op een versterking van de grensoverschrijdende samenwerking bij de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van lidstaten, regio’s en lokale overheden, en bij het traceren van familiebanden. |
36. |
Het pleit voor een versterking van de hotspots met het oog op de snelheid en correctheid van de in deze verordening vastgestelde overdrachtsprocedures. |
Eurodac
37. |
Het CvdR stemt in met de verlaging van de leeftijd waarop minderjarigen worden geregistreerd, van 14 naar 6 jaar, zoals voorzien in het Eurodac-voorstel, gezien het grote aantal personen waarvan de verdwijning laat wordt gemeld. Ook stemt het in met de uitwisseling van gegevens met Europese agentschappen en autoriteiten van de lidstaten. Wel is het van mening dat het verboden moet blijven om gegevens uit te wisselen met derde landen, anders dan de Commissie heeft voorgesteld. |
Brussel, 8 december 2016.
De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's
Markku MARKKULA