Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE4505

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Verslag over het mededingingsbeleid 2015 (COM(2016) 393 final — SWD(2016) 198 final)

    PB C 34 van 2.2.2017, p. 110–116 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.2.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 34/110


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Verslag over het mededingingsbeleid 2015

    (COM(2016) 393 final — SWD(2016) 198 final)

    (2017/C 034/17)

    Rapporteur:

    Juan MENDOZA CASTRO

    Raadpleging

    Europese Commissie, 17.8.2016

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

     

    (COM(2016) 393 final — SWD(2016) 198 final)

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    4.10.2016

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    19.10.2016

    Zitting nr.

    520

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    211/1/4

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) neemt met tevredenheid kennis van het verslag over het mededingingsbeleid 2015. Een mededingingsbeleid dat in alle sectoren op voet van gelijkheid wordt toegepast, is van fundamenteel belang voor de sociale en markteconomie van de Europese Unie.

    1.2.

    De invoer van producten op basis van oneerlijke concurrentie vormt een bedreiging voor Europese bedrijven. Antidumpingmaatregelen zijn absoluut noodzakelijk om de werkgelegenheid veilig te stellen en de getroffen economische sectoren te beschermen.

    1.3.

    Het EESC deelt de bezorgdheid van het midden- en kleinbedrijf (mkb), de vakbonden en de werkgeversorganisaties van de EU over de mogelijke erkenning van China als markteconomie.

    1.4.

    Het mkb, dat van fundamenteel belang is voor het economisch herstel, is het meest kwetsbaar voor misbruik van een dominante marktpositie.

    1.5.

    Door de controle op staatssteun wordt er efficiënter omgegaan met de publieke middelen en daar varen de overheidsfinanciën wel bij. Anderzijds kan staatssteun essentieel zijn voor het waarborgen van de economische dienstverlening van algemeen belang.

    1.6.

    In het belang van meer openbaarheid en transparantie pleit het EESC voor betere informatie over verstrekte staatssteun.

    1.7.

    Een klein aantal wereldspelers uit derde landen geeft momenteel de toon aan op het gebied van digitale innovatie en het is van fundamenteel belang voor Europa dat het, met behulp van de digitale eengemaakte markt, zijn vooraanstaande positie kan veiligstellen.

    1.8.

    De grote uitdaging voor het Europese mededingingsbeleid in een sector die wordt gedomineerd door technologiereuzen ligt hierin: ervoor zorgen dat consumenten over de beste producten tegen de beste prijzen beschikken en dat alle bedrijven, groot of klein, op een open markt en puur op de kwaliteit van hun producten kunnen concurreren. Het EESC vindt dat de EU doorgaans evenwichtig en volgens de regels handelt, ook al krijgt zij soms kritiek.

    1.9.

    Dankzij de Europese energie-unie is er grote vooruitgang geboekt op het gebied van de voorzieningszekerheid (wat in strategisch opzicht een groot goed is), vermindering van het broeikaseffect, bevordering van hernieuwbare energiebronnen en uitbreiding van de keuzemogelijkheden voor de consument. Toch liggen er nog grote uitdagingen in het verschiet wanneer het gaat om de kosten van energie, een betere onderlinge koppeling van energienetwerken en de uitvoering van het Akkoord van Parijs.

    1.10.

    In de energiesector moet concentratiecontrole in overeenstemming zijn met het aantal fusies en overnames dat op het programma staat om de productiekosten te drukken, waardoor het aantal ondernemingen zal afnemen.

    1.11.

    Verordening (EG) nr. 1/2003 heeft de nationale mededingingsautoriteiten (NMa) versterkt en bijgedragen tot het behoud van het internationale aanzien van het mededingingsbeleid van de EU. De coördinatie tussen de mededingingsautoriteiten onderling en tussen deze autoriteiten en de Commissie zorgt ervoor dat de maatregelen op het gebied van grensoverschrijdende transacties doeltreffender zijn.

    1.12.

    Wat de financiële crisis betreft, wil het EESC er nogmaals op wijzen dat de belastingbetaler niet mag opdraaien voor de kosten van het redden van banken.

    1.13.

    De EU-regels ter beperking van de interbancaire vergoedingen voor het gebruik van krediet- en bankkaarten moeten algemeen worden toegepast, ongeacht het land waar de uitgevende instelling is gevestigd, en banken mogen niet worden belet om lagere vergoedingen aan te bieden aan detailhandelaren uit een ander land in de Europese Economische Ruimte (EER).

    1.14.

    Het EESC zou willen onderstrepen dat de Commissie haar best moet blijven doen om de mededinging te bevorderen door belastinggerelateerde concurrentievervalsing, als gevolg van het feit dat de 28 belastingstelsels niet goed op elkaar aansluiten, te verminderen.

    1.15.

    Als gevolg van de globalisering is het aantal mededingingsstelsels fors toegenomen en daarom is internationale samenwerking geboden. Gezien de toenemende uitdagingen en de deelname aan diverse fora (OESO, Unctad, Internationaal Mededingingsnetwerk) moet de EU kunnen rekenen op passende middelen om met één stem te blijven spreken, een stem die momenteel wordt gehoord en gerespecteerd.

    2.   Het verslag over het mededingingsbeleid 2015

    2.1.

    Volgens de Commissie is „een energiek en doortastend EU-mededingingsbeleid” altijd al „een hoeksteen van het Europese project” geweest.

    2.2.

    De hoofdpunten van het verslag zijn te vinden in de volgende drie hoofdstukken:

    Het mededingingsbeleid stimuleert innovatie en investeringen in de hele EU

    De kansen van de digitale eengemaakte markt aangrijpen

    Bouwen aan een geïntegreerde en klimaatvriendelijke Europese energie-unie

    2.3.

    De Commissie brengt verslag uit over de specifieke maatregelen die zij op deze gebieden heeft genomen en wijst erop dat zij bij de handhaving van de mededingingsregels is uitgegaan van de volgende leidbeginselen: het garanderen van onpartijdigheid, het handhaven van de rechtsstaat en het dienen van het gemeenschappelijk Europees belang.

    2.4.

    In de afgelopen 25 jaar is het aantal mededingingsstelsels in de hele wereld spectaculair toegenomen van ongeveer 20 begin jaren negentig tot rond de 130 in 2015; ze omspannen nu 85 % van de wereldbevolking.

    3.   Algemene overwegingen

    3.1.    Mededingingsbeleid van de Europese Unie

    3.1.1.

    Het EESC is zeer te spreken over het mededingingsverslag 2015, dat betrekking heeft op terreinen die van fundamenteel belang zijn voor de ontwikkeling van de economie en het welzijn van de burgers in de EU.

    3.1.2.

    Een mededingingsbeleid dat gebaseerd is op de totstandbrenging van gelijke randvoorwaarden in alle sectoren, is een hoeksteen van de Europese sociale markteconomie. Het vervult tevens een sleutelrol bij het garanderen van de goede werking van een dynamische, efficiënte, duurzame en innovatieve interne markt, bij het aanzwengelen van economische groei en nieuwe werkgelegenheid en bij het waarborgen van mondiaal concurrentievermogen.

    3.1.3.

    Het mededingingsbeleid mag de opkomst van grote Europese industriële kampioenen niet belemmeren. Een doeltreffend en geloofwaardig mededingingsbeleid mag niet uitsluitend gericht zijn op verlaging van de consumentenprijzen, maar moet ook de ontwikkeling en concurrentiekracht van Europese bedrijven op de wereldmarkten bevorderen.

    3.1.4.

    Een sterke industriële basis is van levensbelang voor de groei en welvaart. Gezien de gevaren die oneerlijke concurrentie met zich kan brengen voor Europese bedrijven, wil het EESC erop wijzen dat antidumpingmaatregelen direct en indirect tienduizenden arbeidsplaatsen veiligstellen en economische sectoren beschermen tegen oneerlijke invoerregelingen.

    3.1.5.

    Import tegen dumpingvoorwaarden is oneerlijke concurrentie waardoor duizenden arbeidsplaatsen in de EU worden bedreigd. Van China kan moeilijk worden gezegd dat het land de marktvoorwaarden naleeft, want als we naar de gangbare praktijk van de Commissie en naar Verordening (EG) nr. 1225/2009 (1) kijken, dan voldoet China niet aan vier van de vijf criteria voor markteconomieën.

    3.1.6.

    De EU-structuurfondsen mogen niet worden gebruikt om direct of indirect steun te verlenen aan het naar andere lidstaten verplaatsen van dienstverlening of productieactiviteiten.

    3.1.7.

    Kleine en middelgrote ondernemingen zijn de motor achter het economisch herstel in Europa. Maar door hun geringe omvang vallen deze bedrijven ook het vaakst ten prooi aan misbruik van een dominante marktpositie, wat hun in veel gevallen fataal wordt. In het mededingingsbeleid moet aandacht worden besteed aan dergelijke praktijken, vooral in het geval van grote ondernemingen.

    3.1.8.

    Het EESC wil er nogmaals op wijzen dat een wettelijk mechanisme voor groepsacties met behulp waarvan slachtoffers van misbruik van een dominante marktpositie hun recht op schadevergoeding op effectieve wijze kunnen doen gelden, ontbreekt, en vindt nog steeds dat Richtlijn 2014/104/EU van 26 november 2014 en de Aanbeveling over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor de collectieve beslechting van geschillen bij inbreuken op het mededingingsrecht de slachtoffers van deze inbreuken onvoldoende collectieve vergoeding bieden.

    3.2.    Staatssteunmaatregelen

    3.2.1.

    Modernisering van de staatssteunregels zorgt voor een efficiënter gebruik van de EU-middelen en voor gezondere overheidsfinanciën, en helpt de lidstaten bovendien bij de uitvoering van de Europa 2020-strategie voor groei en bij het op orde krijgen van hun begroting.

    3.2.2.

    Toch kan staatssteun soms noodzakelijk zijn om de levering van diensten van algemeen economisch belang, o.a. op het gebied van energie, vervoer en telecommunicatie, zeker te stellen. Staatssteun is vaak ook het meest efficiënte instrument om het verlenen van diensten die cruciaal zijn voor de instandhouding van de economische en sociale omstandigheden in geïsoleerde, verafgelegen of perifere regio’s en eilanden in de EU te waarborgen.

    3.2.3.

    Het EESC vindt dat de coherentie tussen het mededingingsbeleid en het overige beleid van de Unie behouden moet blijven, vooral in het geval van investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie (RDI), risicofinanciering en de uitrol van breedbandnetwerken.

    3.2.4.

    De EU-burgers vinden dat zij onvoldoende worden geïnformeerd over het complexe stelsel voor staatssteun en dat er moeilijk achter te komen is welke bedrijven dergelijke steun ontvangen (2). In het belang van meer openbaarheid en transparantie beveelt het EESC aan dat de lidstaten in elk geval bekendmaken welke bedrijven welk bedrag aan steun hebben ontvangen en voor welke doeleinden.

    3.3.    Mededinging op de digitale eengemaakte markt

    3.3.1.

    De „digitale eengemaakte markt” is een belangrijke EU-strategie om tal van versnipperde nationale markten om te smeden tot één Europese markt (3). Een klein aantal wereldspelers uit derde landen geeft momenteel de toon aan op het gebied van digitale innovatie en het is van fundamenteel belang voor Europa dat het, met behulp van de digitale eengemaakte markt, zijn vooraanstaande positie kan veiligstellen.

    3.3.2.

    De grote uitdaging voor het Europese mededingingsbeleid in een sector die wordt gedomineerd door technologiereuzen ligt hierin: ervoor zorgen dat consumenten over de beste producten tegen de beste prijzen beschikken en dat alle bedrijven, groot of klein, op een open markt en puur op de kwaliteit van hun producten kunnen concurreren.

    3.3.3.

    Gevallen die de Commissie onderzoekt:

    onlinezoekdiensten. In haar mededeling van punten van bezwaar stelt de Commissie dat Google in zijn algemene zoekresultaten stelselmatig zijn eigen prijsvergelijksproducten bevoordeelt. Daarnaast heeft de Commissie nog drie andere bezwaren.

    e-books. Amazon hanteert clausules die concurrentievervalsend kunnen werken, bijvoorbeeld clausules waardoor de onderneming het recht krijgt om te worden geïnformeerd over betere of alternatieve voorwaarden die door haar concurrenten worden aangeboden.

    grensoverschrijdend aanbod van betaaltelevisiediensten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. De licentieovereenkomsten tussen Sky UK en zes grote Amerikaanse filmproductiehuizen verplichten Sky UK om de toegang tot films te blokkeren voor consumenten van buiten haar licentiegebied.

    mobiele apparaten, zoals smartphones en tablets. Android eist o.a. dat fabrikanten Google Search en de browser Google Chrome vooraf op hun apparaten installeren en verplicht hen om Google Search als standaardzoekmachine in te stellen omdat zij anders geen licentie krijgen voor bepaalde exclusieve Googleapps.

    basebandchipsets, die worden gebruikt in consumentenelektronica. Onderzocht wordt of Qualcomm, ’s werelds grootste leverancier, financiële prikkels heeft gegeven aan een grote smartphone- en tabletproducent, met als voorwaarde dat die in zijn smartphones en tablets uitsluitend basebandchipsets van Qualcomm zou gebruiken.

    3.3.4.

    Het gaat hier mogelijk om monopolistische praktijken en misbruik van een dominante marktpositie. Gezien de technische complexiteit en de grote impact van de onderzochte gevallen is er kritiek gekomen: zo zou de EU „de oorlog verklaard” hebben aan Silicon Valley. Het EESC deelt deze kritiek niet en staat achter de Commissie, die zijns inziens evenwichtig en volgens de regels handelt.

    3.3.5.

    Google — dat in 2015 goed was voor een omzet van 74,5 miljard USD — heeft in de Europese Economische Ruimte (EER) een marktaandeel van meer dan 90 % voor onlinezoekdiensten, besturingssystemen voor smart mobile devices en appstores voor het mobiele besturingssysteem Android. Door dit onderzoek zou de Commissie de kans dat de EU een centrum voor innovatieve ideeën wordt, in de kiem smoren, zo luidt de kritiek. Bovendien zouden de technische argumenten niet kloppen. De technische diensten van de Federal Trade Commission van de VS concludeerden in 2012 echter dat Google, dat twee derde van de Noord-Amerikaanse markt in handen heeft, mededingingbeperkend gedrag vertoonde en zich schuldig maakte aan misbruik van een dominante marktpositie, hetgeen schadelijke gevolgen heeft voor gebruikers en concurrenten (4). Een onderzoek in dit land leidde tot dezelfde conclusie (5).

    3.4.    Een klimaatvriendelijke Europese energie-unie

    3.4.1.

    De Europese energie-unie heeft belangrijke resultaten behaald:

    voorzieningszekerheid: de EU heeft strategisch succes geboekt en is momenteel veel beter voorbereid op een crisis zoals in 2009. De Europese afhankelijkheid van gas uit Rusland is met een derde afgenomen en de infrastructuur voor interne gasdoorvoer, de mogelijkheden voor externe toelevering en de opslagcapaciteit zijn aanzienlijk verbeterd;

    de streefcijfers voor de terugdringing van de broeikasgasemissies en de toename van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (20-20-20 vóór 2020) kunnen wellicht ruim op tijd worden gehaald en de resultaten qua energie-efficiëntie lijken ook niet ver af te liggen van het nagestreefde doel, al is dit deels toe te schrijven aan de economische achteruitgang;

    er zijn markten opengesteld en de consument heeft meer keuzemogelijkheden gekregen.

    3.4.2.

    Toch moet volgens het EESC, dat zijn steun reeds heeft uitgesproken voor de kaderstrategie 2015 (6), worden gewezen op de grote uitdagingen die de EU de komende jaren te wachten staan:

    de energiekosten, die nog altijd erg hoog zijn voor de Europese consument, verminderen vanwege de sociale (risico van energiearmoede) en economische gevolgen (bijzonder nadelig voor het mkb) daarvan en het effect op het externe concurrentievermogen van ondernemingen (energie is op andere markten, bijvoorbeeld in de VS, veel goedkoper);

    de integratie van de energiemarkten verbeteren door de onderlinge koppeling van netwerken te bevorderen;

    het voortouw nemen in de uitvoering van de doelstellingen van de COP21 van Parijs om de geleidelijke en succesvolle overstap te maken naar een koolstofarme economie.

    3.4.3.

    Het EESC staat achter de strikte handhaving door de Commissie van de antitrustwetgeving, die van fundamenteel belang is voor het aanpakken van misbruik van een machtspositie door dominante spelers op de markt. Vermeldenswaardig is in dit verband het juridisch bindende akkoord tussen de Commissie en de Bulgarian Energy Holding.

    3.4.4.

    In 2012 ontving de energiesector 122 miljard EUR (EU-28) aan staatssteun (7). Zonder dergelijke steun zou de hoge energieprijs voor consumenten onmogelijk te dragen zijn. Bij de handhaving van het beleid inzake staatssteun (8) zou de Commissie rekening moeten houden met het feit dat de productie van bepaalde soorten hernieuwbare energie — waar de meeste steun naartoe gaat (44 miljard EUR) — bijzonder duur is, waardoor de leveranciers ervan niet concurrerend kunnen zijn op de markt.

    3.4.5.

    Het EESC neemt er kennis van dat de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht aan de overname door het Amerikaanse concern General Electric (GE) van de energietak van Alstom (9).

    3.4.6.

    De Commissie stelt vast dat „de EU-concentratiecontrole ook nu weer een doeltreffend instrument is gebleken om de EU-energiemarkt open te houden”. Dit moet verenigbaar zijn met het feit dat bedrijfsfusies door de lage olieprijs onvermijdelijk kunnen worden om de productiekosten te drukken. Volgens sommige prognoses zal het aantal gas- en olieproducerende ondernemingen met een derde afnemen.

    4.   Versterking van de eengemaakte markt van de EU

    4.1.    Belastingen

    4.1.1.

    Het EESC is het ermee eens dat de fiscale transparantie moet worden vergroot en dat er voor een eerlijke belastingdruk voor iedereen moet worden gezorgd. Anders kan er geen sprake zijn van een interne markt. Belastingontduiking, fraude en belastingparadijzen jagen de Europese belastingbetaler op hoge kosten en werken concurrentievervalsend. De EU loopt jaarlijks naar schatting 50 tot 70 miljard EUR aan belastinginkomsten mis door belastingontduiking. Dat is ruim 16 % van de overheidsinvesteringen in de EU. Voeg daar nog het verlies aan inkomsten door legale — of verondersteld legale — belastingconstructies aan toe en de nadelen worden nog veel groter (10).

    4.1.2.

    Het actieplan voor een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel is een belangrijke stap om agressieve belastingplanning, een verschijnsel dat de belastinggrondslag van de lidstaten uitholt en oneerlijke concurrentie in de hand werkt, te verminderen (11).

    4.1.3.

    Het EESC zou willen onderstrepen dat de Commissie haar best moet blijven doen om de mededinging te bevorderen door belastinggerelateerde concurrentievervalsing, als gevolg van het feit dat de 28 belastingstelsels niet goed op elkaar aansluiten, te verminderen. De ingewikkelde verrekenprijsmethode die momenteel wordt gehanteerd voor intragroeptransacties is bijzonder duur en lastig voor bedrijven die in de EU werkzaam zijn, en leidt tot geschillen tussen de administraties van de lidstaten en tot dubbele belastingen voor bedrijven. Het zou een goede zaak zijn als er een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) voor bedrijven met grensoverschrijdende activiteiten zou worden ingevoerd.

    4.1.4.

    De Commissie onderzoekt de fiscal rulings tussen sommige lidstaten en grote multinationals, met name Luxemburg (Fiat, Starbucks, McDonald’s, Amazon) en Nederland (Starbucks). In het geval van Apple kwam de Commissie tot de conclusie dat het bedrijf, dankzij de fiscale behandeling die het kreeg, geen belasting hoefde te betalen over de verkoop van vrijwel al zijn producten in de EER en dat het daarom alsnog een bedrag van naar schatting 13 miljard EUR aan Ierland moet betalen. Los van het besluit dat uiteindelijk zal worden genomen, steunt het EESC de Commissie in haar onderzoek naar belastingafspraken die nadelig kunnen zijn voor de concurrentie.

    4.2.    Nationale mededingingsautoriteiten

    4.2.1.

    Verordening (EG) nr. 1/2003 (12) heeft de nationale mededingingsautoriteiten versterkt en bijgedragen tot het internationale aanzien van het mededingingsbeleid van de EU. De Commissie is een openbare raadpleging gestart over de vraag hoe de slagkracht van de nationale mededingingsautoriteiten, op wiens bord het merendeel van de gevallen terechtkomt, kan worden vergroot. De coördinatie tussen de mededingingsautoriteiten onderling en tussen deze autoriteiten en de Commissie zorgt ervoor dat de maatregelen op het gebied van grensoverschrijdende transacties doeltreffender zijn.

    4.3.    Kaartbetalingen

    4.3.1.

    Hoewel er steeds meer gebruik wordt gemaakt van verschillende elektronische betaalsystemen, betalen consumenten nog steeds 85 % van hun aankopen contant. Dit percentage geldt voor de meeste lidstaten van de EU, met uitzondering van de Scandinavische landen, waar slechts 10 % cash wordt betaald. Kaartbetalingen zijn hoe dan ook essentieel voor het handelsverkeer en van groot belang voor de consument. In Verordening (EU) 2015/751 worden grenzen gesteld aan de interbancaire vergoedingen (13).

    4.3.2.

    In de mededeling van punten van bezwaar aan Mastercard wordt aangevoerd dat banken worden belet om lagere interbancaire vergoedingen aan te bieden aan detailhandelaren uit een ander land in de Europese Economische Ruimte (EER) en dat er hogere vergoedingen gelden voor kaarten die in andere delen van de wereld zijn uitgegeven. Europese consumentenorganisaties hebben herhaaldelijk geklaagd over de onrechtmatige praktijken van bedrijven als Visa en Mastercard, die de markt in handen hebben. Het EESC zou graag zien dat het onderzoek ertoe leidt dat deze belemmering uit de wereld wordt geholpen en dat de maximumtarieven die in de EU zijn vastgesteld voor interbancaire vergoedingen, voor alle kaarten gelden, ongeacht het land waar ze zijn uitgegeven.

    4.4.    Staatssteun aan banken

    4.4.1.

    De Commissie doet verslag van goedgekeurde staatssteun aan diverse banken in diverse lidstaten. De crisis heeft de Europese belastingbetaler tot dusver een aardige cent gekost. Om een totale instorting van het banksysteem te voorkomen, zijn de Europese regeringen hun banken te hulp geschoten met noodhulp op een ongekende schaal. Tussen 2008 en 2014 liep de overheidssteun voor financiële instellingen in de eurozone op tot 8 % van het bbp, waarvan 3,3 % is terugbetaald (14).

    4.4.2.

    Behalve de aanslag die hiermee wordt gepleegd op de schatkist, kan het redden van banken — dat sinds 1 januari 2015 (15) aan bepaalde regels moet voldoen — tot concurrentievervalsing leiden.

    Het EESC vindt dat:

    de blootstelling van de belastingbetaler aan de kosten van het redden van banken moet verminderen;

    overheidsinstanties de noodzakelijke bevoegdheden moeten krijgen om preventief op te treden;

    de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid moeten krijgen om de vorderingen van ongedekte crediteuren van een failliete instelling af te schrijven en vorderingen in kapitaal om te zetten (16).

    5.   Mededinging in tijden van mondialisering

    5.1.

    Als gevolg van de globalisering is het aantal mededingingsstelsels fors toegenomen en daarom is internationale samenwerking geboden. Het EESC is fervent voorstander van de actieve deelname van de Commissie aan fora als het Competition Committee van de OESO, de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (Unctad) en het International Competition Network (ICN).

    5.2.

    De stem van de Europese Unie in deze fora wordt momenteel gehoord en gerespecteerd. Wel moeten hiervoor de nodige middelen en mensen ter beschikking worden gesteld.

    Brussel, 19 oktober 2016.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  PB C 389 van 21.10.2016, blz. 13. Zie ook „ETUC — BusinessEurope joint declaration on China’s Market Economy Status” (19 juli 2016) en „Granting of Market Economy Status to China”, Europees Parlement, december 2015.

    (2)  „Perception and awareness about transparency of state aid”, Eurobarometer juli 2016.

    (3)  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 65.

    (4)  http://www.wsj.com/articles/inside-the-u-s-antitrust-probe-of-google-1426793274

    (5)  Does Google content degrade Google search? Experimental evidence, Harvard Business School 2015.

    (6)  PB C 383 van 17.11.2015, blz. 84.

    (7)  „Subsidies and costs of EU energy”, 11 november 2014 (http://ec.europa.eu/energy/en/content/final-report-ecofys).

    (8)  PB C 200 van 28.6.2014, blz. 1.

    (9)  GE heeft aangekondigd dat het tussen 2016 en 2017 ongeveer 6 500 banen wil schrappen in Europa, waarvan 765 in Frankrijk. Le Monde, 14 januari 2016.

    (10)  Zie „Bringing transparency, coordination and convergence to corporate tax policies in the European Union”, september 2015.

    (11)  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 42.

    (12)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Tien jaar handhaving van de mededingingsregels op grond van Verordening nr. 1/2003: Resultaten en toekomstperspectieven (http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52014DC0453).

    (13)  PB L 123 van 19.5.2015, blz. 1.

    (14)  ECB-bulletin.

    (15)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

    (16)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 68.


    Top