EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IE1058

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over cyberactivisme en de maatschappelijke organisaties (initiatiefadvies)

PB C 13 van 15.1.2016, p. 116–120 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/116


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over cyberactivisme en de maatschappelijke organisaties

(initiatiefadvies)

(2016/C 013/18)

Rapporteur:

Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 19 februari 2015, in overeenstemming met artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde, besloten een initiatiefadvies op te stellen over

Cyberactivisme en de maatschappelijke organisaties

(initiatiefadvies).

De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 augustus 2015 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september 2015) onderstaand advies uitgebracht, dat met 205 stemmen vóór en 2 tegen, bij 8 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

In de huidige digitale samenleving vormt cyberactivisme een waardevol instrument om de positie van burgers te versterken, aangezien het actieve deelname aan het maatschappelijk leven en participatie via de nieuwe technologieën mogelijk maakt en bevordert, en tegelijkertijd bijdraagt tot het verkleinen van de digitale kloof en het terugdringen van digitale uitsluiting. Vanuit een conceptuele benadering kan worden gesteld dat cyberactivisme inspraak inzake politieke, sociale, culturele, milieu- en burgerkwesties enz., bevordert zonder dat daar duidelijke ideologieën, hiërarchieën of programma’s voor nodig zijn, en dat het gaat om een vorm van activisme die voor zijn ontwikkeling gebruikmaakt van technologische hulpmiddelen die op virale wijze verspreiding en deelname bevorderen. Wat dit aangaat, dient cyberactivisme te worden onderscheiden van initiatieven die democratisch noch solidair en evenmin in het gemeenschappelijk en sociaal belang zijn.

1.2.

Voor de verdere ontwikkeling van cyberactivisme als instrument dienen zowel de Europese Commissie als de lidstaten initiatieven en maatregelen op hun agenda’s te zetten ter bevordering van structuren voor een adequate uitbreiding van de netwerkmaatschappij, waarbij vrije en universele toegang mogelijk is, transparantie en vertrouwelijkheid worden gegarandeerd en het recht op privacy en veiligheid van persoonsgegevens wordt beschermd, met speciale aandacht voor de meest benadeelde groepen.

1.3.

Het EESC is van mening dat voor een veilig en intelligent cyberactivisme verspreiding van de hiervoor benodigde (praktische) kennis onder de bevolking van essentieel belang is, en roept de Europese instellingen op activiteiten op het gebied van bewustmaking, voorlichting en scholing aan te moedigen, met een speciale focus op verspreiding van goede praktijken en bestrijding van kwaadwillig gebruik van onlineactivisme. In dit kader dient te worden voorzien in de middelen die nodig zijn voor de evaluatie en ontwikkeling van cyberactivisme.

1.4.

Wat institutioneel bestuur betreft, bevordert cyberactivisme bovendien zaken als medebeslissing en gedeelde macht door de interactie in meerdere richtingen tussen diverse spelers (overheden, maatschappelijke organisaties, maatschappelijke actoren, burgers, bedrijven) op zowel proactieve als reactieve wijze.

1.5.

Bijgevolg impliceert de steun aan cyberactivisme een onlinenetwerk dat zowel horizontale relaties tussen burgers onderling als verticale relaties tussen de overheid en haar burgers omvat. Dankzij de horizontale interactie kan de solidariteit online worden vergroot door middel van actieve en betrokken internetvrijwilligers en partnerschaps- en samenwerkingsactiviteiten en -initiatieven. De verticale interactie zorgt op haar beurt — „top-down” — voor meer e-overheid en transparantie en biedt burgers toegang tot en informatie over overheidszaken; in omgekeerde richting versterkt het de vertegenwoordiging van burgers binnen de instellingen in een open e-democratie, die deelname via bijvoorbeeld volksraadplegingen of wetgevingsinitiatieven mogelijk maakt.

1.6.

Tot slot wijst de EESC op de noodzaak om specifieke evaluatiemethoden en indicatoren voor het meten van de economische en sociale effecten van cyberactivisme te ontwikkelen en aan te wenden, alsmede om met studies en rapporten te zorgen voor meer consistentie als het gaat om factoren als effectieve representativiteit en leiderschap, continuïteit, totstandkoming van nieuwe structuren en sociale modellen.

2.   Inleiding

2.1.

De impact die de nieuwe technologieën op de huidige samenleving hebben, is te zien in de virtuele ruimte genaamd Digitaal Ecosysteem, waar nieuwe levensstijlen ontstaan die de traditionele manieren om zich te uiten en zich te verhouden tot anderen binnen de gemeenschap langzaam maar zeker vervangen.

2.2.

Naast andere aspecten op het gebied van economie, cultuur en innovatie dient tijdens de huidige technologische revolutie in het bijzonder rekening te worden gehouden met de uitdagingen en kansen die zich voordoen op het gebied van informatie, communicatie en participatie binnen een nieuwe bestuurscontext, waarbij de gedeelde verantwoordelijkheid via netwerken in aanzienlijke mate kan leiden tot belangrijke wijzigingen in de organisatiestructuren en -vormen van de samenleving in de toekomst.

2.3.

Het effect van inclusieve sociale onlinenetwerken en internet heeft nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor de rol die burgers spelen in de samenleving, waarbij hun positie wordt versterkt en ze een grote inbreng krijgen in de vormgeving van hun eigen gedeelde toekomst.

2.4.

Deze collectieve trend neemt wereldwijd toe, waardoor al in gang gezette initiatieven aan kracht winnen en het nog gemakkelijker wordt om met elkaar in contact te treden en aldus heel direct en op grote schaal invloed uit te oefenen op de steeds meer verspreide besluitvorming en macht. Op deze manier leiden de activiteiten in een opwaartse spiraal tot nieuwe activiteiten.

2.5.

In dit opzicht is het belangrijk om de digitale burgerbewegingen niet te beschouwen als een eenvoudige „massa”-groepering van internetgebruikers, maar als een „smart mob”, dat wil zeggen als een groep die dankzij de exponentiële stijging van het aantal internetverbindingen op intelligente en efficiënte wijze naar voren treedt. Via dit netwerk van verbindingen kunnen mensen online toegang krijgen tot informatie en communiceren met andere personen, waardoor een echte sociale coördinatie ontstaat die een bewuste, betrokken en verantwoordelijke samenleving mogelijk maakt.

2.6.

De grootste toegevoegde waarde in dit scenario is dan ook de actieve betrokkenheid van burgers die de controle over onderwerpen die hun aangaan niet willen afstaan, en die deze verantwoordelijkheid niet alleen aankunnen, maar ook daadwerkelijk uitoefenen, zoals blijkt uit een aantal gegevens over de dagelijkse productie op het internet: 1,6 miljoen blogs en 140 miljoen tweets (Tascón, Mario en Quintana, Yolanda: Ciberactivismo: Las nuevas revoluciones de las multitudes conectadas. La Catarata, 2012).

2.7.

Hetzelfde geldt voor de documentatie over cyberactivisme, waarin de aandacht vooral uitgaat naar grootschalige evenementen en sociale bewegingen zoals Occupy Wall Street, het Gezipark, de Arabische Lente of de Spaanse 15 M-beweging, en voor de liefdadigheids- of solidariteitscampagnes van erkende maatschappelijke organisaties, inclusief geldinzameling via „crowdfunding”-mechanismen of simpelweg door een bijdrage te leveren aan platforms met transparante financiering.

3.   Digitaal activisme of netactivisme

3.1.

Aan de hand van de verschillende definities die er zijn met betrekking tot cyberactivisme, kan dit fenomeen worden samengevat als een strategie of activiteit die tot doel heeft de publieke agenda te beïnvloeden via digitale media, waarbij voor de communicatie en de overdacht van informatie in het kader van burgerparticipatie nieuwe technologie wordt gebruikt.

3.2.

De media die gebruikt worden bij de uitvoering van het cyberactivisme, kunnen worden gezien als een geheel van informatie- en communicatietechnologieën die worden gebruikt op sociale media en netwerken en die een snelle en efficiënte digitale communicatie tussen burgers mogelijk maken. Op die manier kunnen burgers als collectief actief optreden wat bepaalde behoeften, problemen of onderwerpen betreft, die voor hen om ideologische of ethische, door solidariteit ingegeven redenen van belang zijn.

3.3.

Het normale, niet-destructieve gebruik van internet ten behoeve van een bepaalde kwestie of bepaald doel onderscheidt zich nadrukkelijk van andere soorten activiteiten (Denning, 2001), zoals het hacktivisme of digitale burgerlijke ongehoorzaamheid, niet alleen in het gebruik van media maar ook wat betreft de doeleinden, als deze een strafrechtelijk karakter hebben. Digitaal activisme of cyberactivisme moet zich richten op het algemeen belang en heeft als voornaamste doel om problemen en moeilijkheden op te vangen en te overwinnen waar bepaalde bevolkingsgroepen geregeld of plotseling mee te maken krijgen.

3.4.

De meest gebruikelijke activiteiten binnen het cyberactivisme zijn het zoeken naar informatie op websites, het creëren van websites die informatie en documentatie verstrekken, het uitgeven van digitale publicaties, het oprichten van virtuele gemeenschappen, het massaal versturen van berichten via e-mail, het creëren van discussieplekken en -fora op het internet, de planning, oproep en coördinatie van activiteiten, het aangaan van strategische samenwerkingsverbanden, het promoten van de betrokken groeperingen en het oproepen tot steun en/of deelname aan collectieve initiatieven.

3.5.

Daarnaast kunnen wereldwijde politieke oproepen via internet („web squared”) worden geschaard onder cyberactivisme. Dit betreft collectieve acties waarbij in ruimtelijke zin van elkaar gescheiden mensen (wereldwijd of lokaal) zich via mobiele apparatuur groeperen op een bepaalde plek.

3.6.

Kortom, online- of cyberactivisme is een zeer effectief en krachtig instrument om informatie en kennis te verspreiden met betrekking tot belangrijke kwesties waar burgers mogelijk niet van op de hoogte zijn, waardoor ze niet in staat zijn om effectief te reageren in de vorm van sociale mobilisatie. De kracht van cyberactivisme als alternatief voor de traditionele kanalen moet echter nog worden bezien.

4.   Cyberactivisme in het kader van het EU-beleid

4.1.

Cyberactivisme wordt in de EU enerzijds behandeld in het kader van het beleid ter bevordering van de digitale samenleving en anderzijds in het kader van het sociaal en participatiebeleid, waarbij de nadruk moet liggen op de toepassing van de beginselen van goed bestuur van overheidsdiensten.

4.2.

Artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te hebben en kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. De vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd.

4.3.

Artikel 12 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft verder betrekking op de vrijheid van vergadering en vereniging en bepaalt dat eenieder op alle niveaus, met name op politiek, vakverenigings- en maatschappelijk gebied, het recht heeft op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging.

4.4.

Ook artikel 8 van het Handvest, dat betrekking heeft op het recht van eenieder op bescherming van zijn persoonsgegevens, is in dit verband van belang. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet. Bovendien heeft eenieder recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan. Even belangrijk is het om met het oog op digitale uitsluiting, met name van kwetsbare groepen, het beginsel van gelijke kansen te beschouwen als een grondrecht.

4.5.

In de digitale agenda voor Europa komen onder andere de volgende door de lidstaten te beschermen elementen aan bod:

vrije toegang tot digitale diensten en inhoud. Dit is een cruciaal element voor het uitoefenen van burgerschap in de reële democratie en in de e-democratie;

burgerparticipatie. Europa kan alleen voordeel halen uit de digitale revolutie wanneer alle burgers zich mobiliseren en volledig kunnen deelnemen aan de nieuwe digitale samenleving;

het verwezenlijken van universele en snelle toegang. Dit is noodzakelijk en voldoende voor een effectief en krachtig cyberactivisme;

transparante aanpak van digitale structuren, instrumenten en middelen die open participatie verhinderen of afbreuk doen aan de doelstellingen en processen van cyberactivisme en de ontwikkeling daarvan;

het bevorderen van digitale vaardigheden voor een inclusieve digitale samenleving. Het potentieel van Europa is afhankelijk van de vaardigheden van zijn bevolking, zijn arbeidskrachten en zijn organisaties. Zonder een universele infrastructuur kan er slechts beperkt gebruik worden gemaakt van digitale technologieën, en zonder vaardigheden kunnen deze slechts een beperkte economische en maatschappelijke waarde hebben. Bovendien moet de digitale kloof, die leidt tot asymmetrieën en ongelijkheden, worden gedicht;

doeltreffende bescherming van de digitale rechten. Zonder voldoende vertrouwen zien burgers ervan af om actief deel te nemen, op elkaar te reageren of hun mening vrij te uiten;

ontwikkeling van de zogenaamde vijfde vrijheid: het vrije verkeer van inhoud en kennis.

4.6.

Actief burgerschap betekent dat individuele burgers, groepen burgers en maatschappelijke organisaties, waaronder de sociale partners, betrokken zijn bij beleidsvorming (verticale dialoog tussen het maatschappelijk middenveld en overheden) en zorgen voor onderlinge netwerkvorming en samenwerking (horizontale dialoog).

5.   Vrijwilligerswerk in het kader van cyberactivisme

5.1.

Het is evident dat in de huidige digitale samenleving het internet en sociale netwerken oneindige mogelijkheden voor maatschappelijke verandering scheppen. Burgers kunnen zonder beperkingen van ruimte en tijd en op gemakkelijke en toegankelijke wijze bijdragen aan het tot stand brengen van wezenlijke veranderingen in hun omgeving en kunnen ook op allerlei manieren buiten hun dagelijkse omgeving duizenden personen helpen.

5.2.

De nieuwe informatie- en communicatietechnologieën vallen hoegenaamd niet onder het zogenaamde „slacktivisme” of passief activisme, maar maken het mogelijk de zorgen van de burgers weg te nemen, invloed uit te oefenen op kwesties die hun aangaan en hun rechten en belangen te verdedigen en om op een actieve en geëngageerde manier deel te nemen aan initiatieven waarmee we uitdrukking geven aan onze ideeën, principes en waarden; als zodanig zijn ze ook een element van maatschappelijke samenhang en integratie waardoor we onszelf kunnen ontplooien en sociale uitsluiting kunnen vermijden.

5.3.

Virtueel of online vrijwilligerswerk is vrijwilligerswerk dat bestaat uit activiteiten die geen fysieke aanwezigheid vereisen en die met behulp van nieuwe technologieën worden uitgevoerd, zoals het steunen van campagnes, het verspreiden en opstellen van informatie, het onder de aandacht brengen van kwesties en alle andere taken die op altruïstische en geëngageerde wijze worden uitgevoerd op het internet met een bepaald doel of voor een bepaalde zaak.

5.4.

Digitaal vrijwilligerswerk dat zich beperkt tot het steunen, verspreiden en communiceren van campagnes, valt nog steeds onder cyberactivisme, maar beperkt zich in dat geval tot participatie aan elektronische protestacties en aanklachten (verzamelen van handtekeningen, persoonlijke bijdragen, grootschalige verspreiding van informatie enz.).

5.5.

Bij het streven naar vooruitgang en uitbreiding van de acties mobiliseren verschillende platforms en websites miljoenen personen door hen te informeren en te motiveren om in actie te komen voor dringende en belangrijke kwesties, waarbij het territoriale niveau en de aard van de desbetreffende kwestie (economisch, sociaal, milieu, politiek enz.) geen rol spelen.

5.6.

Deze vorm van mobilisatie via het internet maakt het mogelijk om de inspanningen van duizenden mensen te verenigen die, hoewel ze zelf anoniem of irrelevant zijn, een verschil maken omdat ze snel kunnen uitgroeien tot een sterke collectieve macht die invloed uitoefent op de desbetreffende beleids- en besluitvormingsniveaus.

Deze methode van vrijwilligerswerk op afstand vergroot de capaciteit van organisaties en maakt deelname van zo veel mogelijk personen mogelijk, waardoor uitsluiting beter kan worden bestreden.

6.   Voorstellen voor maatregelen

6.1.

Hoewel het potentieel van cyberactivisme en de voordelen ervan zijn aangetoond, is er een kanttekening: de strategieën die op sociale media worden toegepast kunnen wel mensen samenbrengen, maar creëren geen stabiele virtuele gemeenschappen, wat de duurzaamheid van de beoogde sociale veranderingen in zekere mate belemmert. Daarom moet met een objectieve beoordeling op basis van kwalitatieve criteria en beginselen en in het licht van het maatschappelijke rendement van cyberactivisme aan een methodologie worden gewerkt.

6.2.

De proactieve ontwikkeling van cyberactivisme en digitaal vrijwilligerswerk moet worden bevorderd, aangezien sociale media en internetportalen het breedst en meest direct toegankelijk zijn en de grootste kritische massa bieden voor sociale participatie en medeverantwoordelijkheid van burgers en bovendien aanzienlijke kosten besparen bij het beheer, de coördinatie en de uitvoering van activiteiten. Bovendien hebben zij een gunstige uitwerking op de voorwaarden voor integratie, te weten toegankelijkheid, verantwoordelijkheid en betaalbaarheid.

6.3.

Derhalve spoort het Europees Economisch en Sociaal Comité de Europese Commissie en de lidstaten aan om binnen de grenzen van hun bevoegdheden mechanismen te ontwikkelen en toe te passen voor een efficiënt cyberactivisme dat het sociale engagement ten goede komt en het vrijwilligerswezen een impuls geeft.

6.4.

Ook moeten er relevante beoordelingsnormen en -criteria komen om te zorgen voor geloofwaardigheid en legitimatie en om het proces van bewustmaking en mobilisatie transparant te maken en een meerwaarde te geven, alsmede om de behaalde maatschappelijke opbrengsten te kunnen bepalen.

6.5.

Bovendien moeten, zoals reeds is opgemerkt, de bescherming en de uitoefening van de rechten die de Europese burgers in dit verband genieten, worden gegarandeerd, met name wat betreft de toegang tot en vrijheid van informatie en het waarborgen van de stroom van informatie-uitwisseling en de volledigheid, vertrouwelijkheid en continuïteit daarvan via de sociale netwerken zonder enige afbreuk te doen aan de flexibiliteit van hun communicatie. Er moet voor worden gezorgd dat deze waarborgen, indien nodig, op proportionele wijze worden toegepast voor kwetsbare groepen.

6.6.

Ook e-justitie en waarden als vertrouwen en reputatie moeten worden vermeld, gezien het belang daarvan in het kader van cyberactivisme, en de analyse ervan moet erop zijn gericht meer garanties te bieden op het internet.

6.7.

De betrokken instellingen moeten ervoor zorgen dat de burgers gebruik kunnen maken van de technologische infrastructuur en instrumenten die hun de mogelijkheid bieden om gedurende hun hele leven digitaal actief te zijn. Ook moeten zij de maatschappelijke structuren aanpassen aan de nieuwe technologieën en zorgen voor opleidingen en onderwijs, zodat de burgers uit de voeten kunnen met deze instrumenten, en de digitale kloof dichten met het oog op een grotere territoriale, sociale en economische cohesie.

6.8.

Ten slotte moeten bewustmakingsprogramma’s worden opgezet en goedgekeurd om burgers met behulp van nieuwe technologieën bewust te maken van sociale participatie en vrijwilligerswerk door entiteiten en initiatieven die op dit terrein actief zijn, te ondersteunen door middel van samenwerking in het kader van goed bestuur van de instellingen.

Brussel, 16 september 2015.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


Top