This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015IE0424
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Towards digital health — electronic information for safe use of medicinal products’ (own-initiative opinion)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Op weg naar e-gezondheidszorg — elektronische informatie ten behoeve van de veilige omgang met geneesmiddelen” (initiatiefadvies)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Op weg naar e-gezondheidszorg — elektronische informatie ten behoeve van de veilige omgang met geneesmiddelen” (initiatiefadvies)
PB C 13 van 15.1.2016, p. 14–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 13/14 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Op weg naar e-gezondheidszorg — elektronische informatie ten behoeve van de veilige omgang met geneesmiddelen”
(initiatiefadvies)
(2016/C 013/04)
Rapporteur: |
Renate HEINISCH |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 22 januari 2015 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen getiteld:
„Op weg naar e-gezondheidszorg — elektronische informatie ten behoeve van de veilige omgang met geneesmiddelen”
(initiatiefadvies).
De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 juli 2015 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 december 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september 2015) het volgende advies uitgebracht, dat met 212 stemmen vóór, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) steunt het streven van de Europese Commissie om een hoge prioriteit te geven aan oplossingen op het gebied van e-gezondheidszorg in het kader van de digitale agenda. |
1.2. |
Het EESC stelt vast dat mensen die informatie aanvragen, patiënten en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg bij herhaling hebben aangegeven behoefte te hebben aan uitgebreide, nauwkeurige en actuele informatie over geneesmiddelen en een eengemaakte digitale markt. |
1.3. |
Naar het oordeel van het EESC moet deze door de autoriteiten goedgekeurde informatie zonder belemmeringen en op non-discriminatoire basis toegankelijk zijn, zodat ook slechtzienden, doven en mensen met een andere lichamelijke beperking haar kunnen raadplegen. Deze informatie moet kunnen worden aangepast aan de behoeften van de individuele burger, patiënt of beroepsbeoefenaar om ervoor te zorgen dat geneesmiddelen zo doeltreffend en veilig mogelijk worden toegepast. |
1.4. |
Het EESC is van mening dat de elektronische verspreiding van door geneesmiddelenautoriteiten goedgekeurde productinformatie tot een verdere verbetering van de toegang leidt. Een elektronische gegevensbank met door gezondheidsinstanties goedgekeurde gebruiks- en gespecialiseerde informatie (Summary of Product Characteristics of „samenvatting van de productkenmerken”) maakt een actuele en gerichte voorlichting over geneesmiddelen mogelijk. |
1.5. |
Het EESC stelt voor om informatie op de voor slechtzienden meest geschikte manier ter beschikking te stellen, bijvoorbeeld in een groter lettertype of in de vorm van audiobestanden. Daarnaast kunnen voor doven (gebarentaal)video’s ter beschikking worden gesteld, waarin het juiste gebruik van toedieningshulpmiddelen (bijvoorbeeld astmaverstuivers) wordt gedemonstreerd. De communicatie kan ook worden verbeterd door het aanbieden van documenten „in begrijpelijke taal”. Zo kan de doelgroep van mensen met leerproblemen op passende wijze van de informatie kennisnemen en worden opleidingsgerelateerde beperkingen opgeheven. |
1.6. |
Het EESC stelt bovendien vast dat een portaalsite waarop de door de autoriteiten goedgekeurde informatie wordt gebundeld, een betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke bron van informatie vormt die voldoet aan de criteria inzake toegankelijkheid. Op die manier kunnen patiënten en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg alle elders verkrijgbare informatie vergelijken met de goedgekeurde basisinformatie. |
1.7. |
Voor een alomvattende bruikbaarheid dient de ontwikkeling bovendien plaats te vinden door samenwerking van gebruikers en webdesigners met ervaring op het gebied van probleemloze toegang. Er dient een van de vormfactor onafhankelijke oplossing te worden gevonden die de gebruikers in staat stelt om zelf te bepalen op welk eindapparaat (desktopcomputer, tablet, smartphone enz.) zij de informatie, overeenkomstig hun behoeften en mogelijkheden, willen weergeven. |
1.8. |
Het EESC meent dat de gegevensbank respectievelijk de portaalsite voor door de autoriteiten goedgekeurde informatie moet worden ontwikkeld in nauwe samenwerking tussen alle belanghebbende partijen, dat wil zeggen de farmaceutische industrie alsook patiëntenorganisaties, vertegenwoordigers van personen met een handicap en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, en moet worden beheerd en gefinancierd door de farmaceutische industrie, zodat optimaal aan de behoeften wordt voldaan. |
1.9. |
Het EESC acht het van groot belang dat de gevonden oplossingen de gebruiker centraal stellen, zodat ook laagopgeleiden en mensen die slechts sporadisch van internet gebruikmaken, toegang tot de informatie hebben. |
1.10. |
Het EESC vindt de elektronische toegang tot informatie belangrijk, maar beklemtoont tegelijkertijd dat artsen (met name huisartsen) en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, zoals apothekers en verplegend personeel, die als eerste aanspreekpunt voor patiënten fungeren, de aangewezen personen zijn om advies over hun ziekten en de behandeling ervan te ontvangen. |
1.11. |
Het EESC verzoekt de Commissie het projectvoorstel IMI2, voor elektronische productinformatie, te ondersteunen. De lidstaten zouden zich moeten aansluiten bij initiatieven om de bestaande databanken te coördineren. |
2. Inleiding
2.1. |
In 2012 heeft de Europese Commissie het „Actieplan e-gezondheidszorg 2012-2020 — Innovatieve gezondheidszorg voor de 21e eeuw” (1) bekendgemaakt. Hierin werden de obstakels beschreven, die een volledige toepassing van digitale oplossingen in de Europese gezondheidszorgstelsels in de weg staan. |
2.2. |
De Europese Commissie heeft zich tot doel gesteld om de gezondheidszorg ter bevordering van het welzijn van de patiënt te verbeteren, de patiënt meer controle over de behandeling te geven en de kosten te verminderen. Hoewel patiënten, burgers en beroepsbeoefenaren enthousiast gebruikmaken van telegeneeskundige toepassingen en miljoenen Europeanen smartphoneapps hebben gedownload om hun gezondheid en welzijn te volgen, moet het volledige potentieel van de digitale gezondheidszorg nog worden verwezenlijkt om de gezondheidszorgstelsels te verbeteren en kosten te besparen door vergroting van de doeltreffendheid. Het EESC herinnert er in dit verband aan dat daarbij ook rekening dient te worden gehouden met privacy en gegevensbescherming. |
2.3. |
De WHO hanteert voor e-gezondheidszorg, met inbegrip van telegeneeskunde en m-gezondheidszorg, de volgende definitie: e-gezondheidszorg behelst het gebruik van elektronische media om gezondheidszorgmiddelen over te dragen en gezondheidszorg te bieden. E-gezondheidszorg kan in drie hoofdgebieden worden onderverdeeld:
|
2.4. |
De Europese Commissie heeft een groenboek over m-gezondheidszorg (2) gepubliceerd. Mobiele gezondheidszorg (m-gezondheidszorg) is onderdeel van e-gezondheidszorg en heeft betrekking op geneeskundige en openbare praktijken in de gezondheidszorg die ondersteund worden door mobiele apparaten. Mobiele gezondheidszorg omvat met name het gebruik van mobiele communicatiemogelijkheden ten behoeve van dienstverlening op het gebied van gezondheid en welzijn en voor informatiedoeleinden, alsook mobiele gezondheidstoepassingen. |
2.5. |
Steeds meer mensen van alle leeftijden maken gebruik van het almaar toenemende aantal elektronische informatievoorzieningen en toepassingen op gezondheidsgebied. |
2.6. |
Overigens loopt de kwaliteit van deze informatiebronnen sterk uiteen en maken de zoekmachines doorgaans geen onderscheid tussen betrouwbare, officieel goedgekeurde en minder betrouwbare bronnen. |
2.7. |
Voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg zijn er tal van gecertificeerde informatiesystemen. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, met name huisartsen en apothekers, vervullen een sleutelrol in de zorg; hoogwaardige informatie is noodzakelijk voor goed geïnformeerde beroepskrachten die met succes aan de medische behoeften van de EU-bevolking tegemoetkomen. |
2.8. |
Het EESC is van oordeel dat patiënten evenzeer behoefte hebben aan eenvoudig toegankelijke, betrouwbare informatie, zodat zij in staat zijn om hun gezondheidszorg beter te organiseren en inspraak uit te oefenen, hetgeen tevens tot uiting komt in beter gevolgde therapieën. Bijzonderheden over onderwijsbehoeften en insluiting van alle groepen (onder wie ouderen en mensen met functiebeperkingen) zijn reeds in eerdere adviezen (3) beschreven. |
2.9. |
De toegenomen werklast van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en de verschillende mogelijkheden voor de patiënt respectievelijk de burger om te participeren in zorgorganisaties, bijvoorbeeld nationale toelatingsinstanties, comités van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en ethische commissies, vergen uitgebreide kennis. |
2.10. |
Specifieke opleidingsmogelijkheden voor patiënten worden geboden door de Europese patiëntenacademie voor therapeutische innovatie (EUPATI). Dit consortium wordt gefinancierd door het „Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen” (IMI), een publiek-privaat partnerschap tussen de Europese Commissie en de „Europese Federatie van Verenigingen van Farmaceutische Bedrijven” (EFPIA). |
2.11. |
EUPATI is een consortium bestaande uit 29 organisaties dat wordt geleid door het Europees Patiëntenforum (EPF). Aan dit unieke forum nemen niet alleen pan-Europese patiëntenorganisaties deel en academische en het algemeen nut beogende organisaties die deskundig zijn op het gebied van patiëntspecifieke en publieke participatie, maar ook bij de EFPIA aangesloten ondernemingen. EUPATI informeert patiënten, leken in de gezondheidszorg, en moeilijk te bereiken groepen patiënten door publieksvoorlichting te geven over de ontwikkeling van nieuwe behandelwijzen. Via EUPATI kunnen ook cursussen georganiseerd worden voor een beter begrip van informatie over geneesmiddelen of een desbetreffend opleidingsprogramma uitgewerkt worden |
2.12. |
In een aantal Europese lidstaten is inmiddels elektronische informatie over geneesmiddelen beschikbaar. De gegevensbank FASS (4) is het verst ontwikkeld; zij wordt beheerd door de Zweedse federatie van farmaceutische bedrijven, LIF. Andere voorbeelden van gegevensbanken vinden we in Duitsland, Groot-Brittannië, Finland en Denemarken. Deze gegevensbanken zijn in de regel niet zonder meer toegankelijk voor slechtzienden of bevatten niet het volledige geneesmiddelenassortiment. |
2.13. |
Bovendien worden niet alle gegevensbanken regelmatig bijgewerkt. |
2.14. |
Daarnaast hebben de geneesmiddelenautoriteiten toegestaan dat er codes (QR-codes) in de bijsluiters worden opgenomen, die verwijzen naar bijsluiters op de websites van de fabrikanten. Ook in dergelijke gevallen is de toegankelijkheid vaak niet gegarandeerd. |
2.15. |
Uit deze initiatieven blijkt dat er nog steeds behoefte bestaat aan een geharmoniseerde aanpak om alle maatschappelijke geledingen door middel van deze nieuwe technologieën toegang tot informatie te verschaffen. |
3. Algemene opmerkingen
3.1. Infrastructuur
3.1.1. |
Volgens het EESC draagt de farmaceutische industrie de verantwoordelijkheid voor de nauwkeurigheid en actualiteit van de informatie over haar producten. Elk technologisch systeem dient in nauwe samenwerking met de industrie te worden ontwikkeld, zodat bestaande technische oplossingen kunnen worden benut, en om door de geneesmiddelenautoriteiten te kunnen worden gecontroleerd. |
3.1.2. |
Het EESC benadrukt dat de manier waarop door de autoriteiten goedgekeurde informatie wordt aangeboden en de toegangsmogelijkheden moeten worden afgestemd met de belanghebbenden in kwestie (geneesmiddelenautoriteiten, patiëntenorganisaties, beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg). |
3.1.3. |
Een consortium dat belast is met de coördinatie van de ontwikkeling van de gegevensbank respectievelijk de portaalsite kan uit hoofde van IMI (het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen) worden opgericht en gefinancierd. |
3.1.4. |
Bij de opzet van het voorgestelde portaal wordt rekening gehouden met bestaande databanken (zoals die van het EMA). |
3.2. Verdere onderzoeksbehoeften
3.2.1. Technisch onderzoek en technische ontwikkeling
— |
Er zijn nationale gegevensbanken voorhanden die als model kunnen dienen. Bovendien werd er een extra prototype ontwikkeld om de werking van een gebruiksvriendelijke en ruim toegankelijke gegevensbank te demonstreren, die tevens mogelijkheden voor audio- en videobestanden omvat. Er dient een vrijelijk toegankelijke technische oplossing te worden ontwikkeld waarbij de beschikbare bronnen zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt. |
— |
Bij deze technische oplossing moet er daarnaast rekening mee gehouden worden dat de burger respectievelijk de patiënt niet al te veel scantoepassingen op zijn smartphone wil gebruiken. Daarom moet de gegevensbank respectievelijk de portaalsite via traditionele scannertechnologieën bereikbaar zijn. |
— |
Om het draagvlak te vergroten, dient te worden gestreefd naar oplossingen die onafhankelijk zijn van de vormfactor. De informatie moet op alle apparaten (desktopcomputer, tablet, smartphone enz.) kunnen worden opgevraagd en geraadpleegd. |
— |
Er dient een vergelijking van technische oplossingen te worden uitgevoerd, waarbij ook aspecten van de gezondheidszorgstelsels aan bod dienen te komen (bijvoorbeeld initiatieven van de lidstaten om mensen via televisieaansluitingen of geldautomaten te bereiken, initiatieven op voorstel van de Europese Commissie (5)). |
— |
In Italië zijn apotheken bij wet verplicht om geactualiseerde bijsluiters af te drukken, die door de farmaceutische industrie in een gegevensbank zijn opgeslagen. In aanvulling daarop kan de patiënt in de apotheek bijvoorbeeld de mogelijkheid worden geboden om de bijsluiter zelf af te drukken (via een terminal die lijkt op een geldautomaat). Op die manier worden ook mensen bereikt die geen gebruik maken van internet. |
3.2.2. Test van de inhoud en de weergave
Het draagvlak onder het publiek voor de diverse oplossingen moet worden onderzocht en de technische oplossingen moeten worden onderworpen aan gebruikerstests om de werking van de ontwikkelde oplossing te controleren.
— |
Om het draagvlak te vergroten, dienen tijdens het onderzoek structurele vragen aan de orde te worden gesteld over de vereiste controle van de technische oplossing. |
— |
Hoe controleren de geneesmiddelenautoriteiten de inhoud? |
— |
De inhoud dient zo te worden weergegeven dat deze kan worden afgestemd op de individuele behoeften van de patiënt respectievelijk de burger, en dient tegelijkertijd alle informatie te bevatten die uit hoofde van het vergunningsdossier respectievelijk wettelijk vereist is. |
— |
Om alle actoren in staat te stellen snel te reageren, zou de mogelijkheid kunnen worden opgenomen om de informatie (en met name de begrijpelijkheid ervan) door gebruikers te laten beoordelen. Voor de presentatie, verspreiding en uitwisseling zouden sociale media kunnen worden ingezet. |
3.2.3. Onderwijs en opleiding
Het internetgebruik in de verschillende geledingen van de maatschappij loopt sterk uiteen. Vele mensen maken gebruik van sociale netwerken, maar laten de aangeboden informatie links liggen. Een kleine groep mensen (naar schatting 10 % volgens het Duits bureau voor de statistiek) maakt helemaal geen gebruik van internet. Er dient te worden onderzocht:
— |
hoe actief leren kan worden gestimuleerd om bestaande bronnen van informatie voor gezondheidsthema’s te gebruiken (inclusief digitale informatie); |
— |
het leren leren (levenslang leren) is één van de acht sleutelcompetenties uit de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (6), die de lidstaten oproept om nationale maatregelen uit te voeren. De „Europese agenda voor volwasseneneducatie” reikt de lidstaten maatregelen aan voor actieve volwasseneneducatie. „Digitale vaardigheden op het gebied van gezondheidszorg” zouden opgenomen kunnen worden in de PIAAC-criteria om de volwasseneneducatie te beoordelen; |
— |
wat de verschillende onderwijsinstellingen (universiteiten, centra voor volwassenenonderwijs enz.) en medische instellingen kunnen doen om de veelzijdige vaardigheden te versterken, die bijvoorbeeld nodig zijn om met de nieuwe technologieën te werken, deze te onderhouden en zich in te zetten voor het algemeen nut alsook om sociale en technische expertise over te dragen; |
— |
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen tijdens hun wetenschappelijke opleiding passende training te krijgen. Centra voor volwasseneneducatie kunnen aantrekkelijke cursussen uitwerken die voor de gebruikers op maat gemaakt zijn. Om de doelgroep te bereiken zouden zij samen kunnen werken met beroepskrachten (met name artsen), lokale apotheken en lokale medische en sociale instellingen. Dit is vooral van belang op het platteland, waar mensen geïsoleerder zijn. Met name intergenerationeel leren kan van pas komen bij de uitwisseling van kennis over inhoud en technische vaardigheden. |
Brussel, 16 september 2015.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE
(1) COM(2012) 736 final.
(2) COM(2014) 219 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/DE/TXT/PDF/?uri=CELEX:52014DC0219&from%20=%20EN
(3) EESC-advies over de Digitale samenleving: toegang, onderwijs, training, werkgelegenheid, instrumenten voor gelijke kansen (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 25).
(4) http://www.fass.se/LIF/startpage?userType=2
(5) http://www.mobilehealthglobal.com/in-the-news/interviews/46/interview-with-peteris-zilgavis
(6) PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.