Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IE4902

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over sociale innovatie, netwerken en digitale communicatie (initiatiefadvies)

    PB C 13 van 15.1.2016, p. 104–109 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.1.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 13/104


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over sociale innovatie, netwerken en digitale communicatie

    (initiatiefadvies)

    (2016/C 013/16)

    Rapporteur:

    Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 10 juli 2014 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

    „Sociale innovatie, netwerken en digitale communicatie”

    De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 augustus 2015 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september 2015) onderstaand advies uitgebracht, dat met 204 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 11 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Er moet volop gebruik worden gemaakt van sociale innovatie en samenwerkingsnetwerken om het publiek, en het maatschappelijk middenveld in het algemeen, meer te betrekken bij het ontwerp en beheer van Europese richtlijnen. Dit moet gebeuren door middel van verspreide en collectieve bottom-upprojecten die een meer directe vorm van democratie ten goede komen.

    1.2.

    Universele toegang tot nieuwe technologieën in het algemeen, en tot breedbandinternet in het bijzonder, moet in ieder geval een prioriteit van de Europese Unie blijven, aangezien dit wordt beschouwd als een dienst van algemeen belang die de digitale kloof moet dichten en de sociale uitsluiting die daarmee gepaard gaat moet tegengaan.

    1.3.

    Nieuwe IC-technologieën zouden met behulp van sociale innovatie en samenwerkingsnetwerken gekwalificeerde banen moeten helpen scheppen, en wel doordat steun wordt gegeven aan projecten voor het creëren van innovatieve initiatieven en innovatieve bedrijven die de huidige werkloosheidscijfers omlaag kunnen brengen.

    1.4.

    Betere digitale opleidingen zijn van fundamenteel belang. Goede opleidingen, waarbij jongeren in het onderwijssysteem de juiste zaken leren en de capaciteiten verwerven om de uitdagingen van de toekomst aan te kunnen. Voortdurende bijscholing van werknemers, zodat zij op de arbeidsmarkt in staat zijn om gebruik te maken van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Een opleiding die levenslang leren mogelijk maakt en ervoor zorgt dat de meest kwetsbare groepen niet buiten de boot vallen.

    1.5.

    Het EESC staat achter de Europa 2020-strategie en de strategie voor een gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het steunt de vlaggenschipinitiatieven „Innovatie-Unie” en „Digitale agenda”. Maatregelen om synergie tussen beide initiatieven te bewerkstelligen en zo voor meer sociale innovatie te zorgen kunnen op zijn instemming rekenen. Deze doelstellingen zouden dan ook moeten worden opgenomen in de nationale hervormingsplannen, en in het kader van het Europees Semester zou toezicht moeten worden gehouden op de verwezenlijking ervan. Verder zouden naast de sociale partners ook het Europese, nationale en regionale maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken bij de uitvoering, follow-up en evaluatie van de door de EU gefinancierde maatregelen om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    1.6.

    Sociale innovatie in combinatie met nieuwe technologie op basis van sociale netwerken en samenwerking zou het mogelijk moeten maken om technische oplossingen uit te werken die bijdragen aan een betere integratie van mensen met beperkingen. Aldus wordt het voor hen eenvoudiger om met maximale zelfstandigheid te participeren en kunnen zij discriminerende barrières slechten.

    1.7.

    Voor de betrokken instellingen is het zaak om vaardigheidstrainingen en het gebruik van de noodzakelijke digitale omgevingen te stimuleren en ruimten te helpen creëren voor innovatieve horizontale verbindingen die de ontwikkeling hiervan mogelijk maken. Op die manier kan de formule „sociale innovatie + samenwerking + digitale communicatie” in praktijk worden gebracht en snelle en veilige toegang in realtime worden bevorderd.

    1.8.

    De Europese Unie doet er goed aan om in het kader van haar programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (PESI) de uitwerking — via sociale netwerken en door middel van samenwerking — en uitvoering van door het maatschappelijk middenveld geïnitieerde projecten te financieren. Voorwaarde daarbij is wel dat de projecten het algemeen belang dienen en bij kunnen dragen aan integratie en werkgelegenheid.

    1.9.

    In de praktijk moet de Europese Commissie een duidelijk en concreet beleid voeren op het vlak van sociale innovatie en publieke toegang tot de nieuwe technologieën, dat moet leiden tot initiatieven waar de hele bevolking van profiteert. Dit beleid zou moeten aansluiten bij het pakket sociale investeringen van de Europese Commissie (1). Ook moet zij meer in talent investeren en kennismarkten helpen ontsluiten, zodat de samenwerking tussen burgers en bedrijven wordt gestimuleerd.

    1.10.

    Kortom, er zijn investeringen nodig om sociale innovatie te bevorderen door middel van technologische ontwikkeling, meer gedeeld en multidisciplinair onderzoek, meer ontsluiting van nieuwe kennis en institutionele versterking via directe democratie, die deze nieuwe hulpmiddelen voor onlineparticipatie en digitale communicatie mogelijk maken.

    2.   Inleiding

    2.1.

    Met dit advies wil het EESC nagaan wat er moet gebeuren om er ten behoeve van het algemeen welzijn voor te zorgen dat sociale innovatie volop kan profiteren van ICT. Er zijn maatregelen nodig voor digitale technologie en er moeten platforms komen voor online betrekkingen en voor synergetische interacties. Met het oog daarop moet onder meer onderzoek worden gedaan naar netwerkstructuren en naar de manier waarop deze kunnen worden afgestemd op de essentiële aspecten van de organisatiecultuur.

    2.2.

    De formule „sociale innovatie + samenwerking + digitale communicatie” betekent onder meer dat de juiste processen en hulpmiddelen moeten worden gevonden om efficiënt aan de verwachte resultaten te kunnen werken.

    2.3.

    In dit verband zijn de volgende terreinen van essentieel belang: onderwijs (collectief leren), opleidingen (MOOC of Moodle), e-gezondheid (hulpmiddelen voor gezondheidstoezicht), creëren van werkgelegenheid (online in dienst nemen), sociaal ondernemerschap, logistiek en vervoer, voedsel- en productveiligheid, e-government en openbare dienstverlening (elektronisch stemmen), economische democratie (crowdfunding, alternatieve munteenheden) en burgerparticipatie.

    2.4.

    Sociale innovatie is met name belangrijk op gebieden als onderzoek en ontwikkeling, efficiëntie en duurzaamheid, cohesie en sociale integratie, gedeelde verantwoordelijkheid en burgerparticipatie, bedrijfsethiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen, en directe democratie en e-government.

    2.5.

    Het EESC (2) onderstreept nogmaals dat het toepassingsgebied van de universele dienstverlening voor elektronische telecommunicatie moet worden uitgebreid tot breedbandinternet, zodat niet alleen geografische uitsluiting maar ook sociale uitsluiting wordt bestreden en aldus de digitale kloof wordt gedicht en de economische, sociale en territoriale samenhang wordt versterkt. Verder zou de EU een kader moeten creëren voor een interne markt van big data en cloud computing, zodat deze de sociale innovatie ten goede komen.

    3.   Meer sociale innovatie in de hedendaagse digitale context

    3.1.

    Samenwerkingsnetwerken en digitale communicatie zijn belangrijk voor sociale innovatie. Sociale innovatie is zich nog aan het uitkristalliseren. De gangbaarste definitie is die uit het BEPA-rapport:

    „Innovaties die zowel qua doel als qua middelen sociaal van aard zijn”. Ook wordt sociale innovatie wel omschreven als nieuwe ideeën (producten, diensten en modellen) die in maatschappelijke behoeften voorzien (efficiënter dan de alternatieven) en tegelijkertijd nieuwe sociale betrekkingen of vormen van samenwerking tot stand brengen. Met andere woorden: deze innovaties zijn niet alleen goed voor de samenleving, maar maken deze ook slagvaardiger. (3) Het doel ervan is dus om in het kader van het beleid voor integratie en sociale cohesie in complexe maatschappelijke behoeften te voorzien.

    3.2.

    De belangrijkste componenten van sociale innovatie zijn: nieuwe onvervulde of weinig bekende sociale behoeften in kaart brengen; nieuwe oplossingen uitwerken voor deze behoeften; de doeltreffendheid van nieuwe oplossingen om te voorzien in sociale behoeften evalueren, en effectieve sociale innovaties breed ingang laten vinden. Bovendien hangen initiatieven voor sociale innovatie nauw samen met een pakket sociale investeringen dat onder meer een hogere levensverwachting en preventie tot doel heeft.

    3.3.

    Er moet onderzoek worden gedaan naar het verband tussen enerzijds samenwerkingsprocessen die mogelijk zijn dankzij de informatietechnologie en anderzijds de zogenoemde sociale innovatie. Bovendien verdienen de beweerde voordelen hiervan nadere aandacht. De belangrijkste componenten laten zich als volgt samenvatten:

    a)

    het zijn samenwerkingsprocessen waaraan burgers die dat wensen vrijelijk kunnen deelnemen;

    b)

    het doel is sociale vooruitgang en verandering;

    c)

    er wordt gezamenlijk aan oplossingen gewerkt en er worden horizontale voorstellen gedaan.

    d)

    het zijn niet-geteste oplossingen;

    e)

    ze geven de aanzet tot leren, zorgen ervoor dat mensen verplichtingen aangaan en leiden tot lokale veranderingen met vier kenmerken:

    betrokkenheid van lokale actoren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel,

    actieve betrokkenheid van de burgers,

    de bijzondere rol van het maatschappelijk middenveld en de sociale economie,

    een „bottom-upaanpak”.

    3.4.

    Wat nieuw is ten opzichte van andere oplossingen is daarom het soort relatie dat ontstaat tussen degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van de oplossingen, de bijbehorende processen en de ontwikkelingsfasen. Bij innovatieprocessen moet plaats worden ingeruimd voor de sociale partners, die representatief zijn en contractrecht kunnen creëren.

    3.5.

    Het EESC heeft er al eerder op gewezen dat bij het meten van sociale processen een beter evenwicht nodig is tussen de sociale en economische indicatoren. (4) Het meten van deze processen, waarbij kwalitatieve en kwantitatieve maatregelen elkaar in evenwicht houden, is iets voor de middellange en lange termijn. Ook van belang hierbij zijn een uitgebalanceerde en transparante governance en duidelijke technische en sociaaleconomische indicatoren.

    3.6.

    Om nieuwe oplossingen te kunnen zoeken voor problemen en uitdagingen van de hedendaagse samenleving moeten we gebruikmaken van de creativiteit en talenten van iedereen, op een horizontale en holistische manier. Het resultaat moet dus met andere woorden meer zijn dan de som der delen, met een zo gunstig mogelijke kosten/batenverhouding. Aan deze eerste vereiste wordt ongetwijfeld het best voldaan door middel van collectieve intelligentie en co-creatie in samenwerkingsnetwerken.

    3.7.

    Sociale innovatie dient als antwoord op onvervulde behoeften van de samenleving of complexe sociale problemen en heeft betrekking op diverse onderwerpen en instrumenten. Het gaat onder meer om:

    a)

    onderwerpen

    verbetering van de democratie, vooral de participatiedemocratie,

    sociale inclusie,

    sociale economie,

    deeleconomie,

    open data, open source, open hardware,

    draagbare technologie,

    platformen voor bewustmaking van het publiek,

    digitale sociale innovatie gebaseerd op het netwerkeffect,

    b)

    instrumenten

    uitgesloten groepen re-integreren,

    duurzaam gedrag en een duurzame levensstijl bevorderen door consumenten bewust te maken van de impact van hun keuzes op het vlak van energie, de omgeving en gezondheid,

    de mening van het publiek peilen voor een betere besluitvorming (op persoonlijk of institutioneel niveau),

    het vertrouwen in collectief gegenereerde statistieken vergroten,

    gebruikmaken van het collectieve besef van ecologische en sociale situaties om verbeteringen van het beleid door te voeren of om nieuwe economische, sociale en democratische modellen te creëren,

    alternatieve manieren ontwikkelen om door middel van samenwerking problemen op te lossen en aldus de publieke dienstverlening, de stedelijke omgeving, de democratie en internet met behulp van open data te verbeteren,

    mensen verbinden, samen dingen doen, rekening houdend met privacy en inclusie,

    werken aan een collectief bewustzijn van de milieuproblemen,

    collectieve obstakels voor inclusie slechten,

    experimenteren met nieuwe collectieve vormen van creativiteit en samenwerking,

    burgers in staat stellen om te beoordelen in hoeverre bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen,

    de impact van platforms voor collectieve bewustmaking evalueren.

    3.8.

    Het delen van kennis zou vandaag de dag kunnen bijdragen tot het ontstaan van innovaties die het sociale beleid aanvullen. Hier is voor digitale technologie een belangrijke rol weggelegd: zij kan sociale innovators helpen die beter in de behoeften van mensen willen voorzien.

    3.9.

    Bijgevolg moeten obstakels voor innovatie en sociale experimenten weggewerkt worden, zodat een ruimte ontstaat waar vernieuwing en cultuur gedijen. Daarbij is het zaak de specifieke rollen van de verschillende actoren (zoals stichtingen, coöperaties, verenigingen, onderlinge maatschappijen, verzekeringsfondsen, kleine en middelgrote ondernemingen en andere ondernemingen van de sociale economie) als partners en dienstverleners te onderkennen en te ondersteunen (5).

    4.   Samenwerkingsnetwerken

    4.1.

    Een samenwerkingsnetwerk bestaat uit een aantal mensen die met een gezamenlijk doel voor ogen een intellectuele bijdrage leveren aan een project. Ze functioneren als één brein („globaal brein”), één enkel orgaan dat bestaat uit miljoenen ideeën genererende cellen en het hoofd biedt aan enorme uitdagingen zoals taal en communicatie. Mede dankzij internet zijn allerlei gemeenschappelijke projecten en samenwerkingsnetwerken ontstaan, maar er moet wel voor gezorgd worden dat deze technologische kansen de hele samenleving ten goede komen.

    4.2.

    Maar om haar doel te bereiken, zoals diensten voor ouderen in afgelegen gebieden, kan sociale innovatie wel gebruikmaken van de nieuwe hulpmiddelen en digitale netwerken.

    4.3.

    Gebeurtenissen, beslissingen, acties en individuen delen een nieuwe digitale ruimte waarin ze in real-time collectieve intelligentie genereren.

    4.4.

    Collectieve intelligentie is een nieuw proces waarbij de coördinatie van veel verschillende intelligenties tot een oplossing leidt die individueel of in afzondering niet haalbaar zou zijn. Meervoudige intelligentie is dus het synergie-effect van een groot aantal onderling gecoördineerde talenten. De hamvraag is hoe collectieve intelligentie zo kan worden ontwikkeld dat creativiteit zich overal doet gelden. Op die manier kunnen namelijk, door middel van platforms die deze op samenwerking gebaseerde ontwikkelingen een impuls geven, innovaties en maatschappelijke veranderingen in gang worden gezet.

    4.5.

    Dergelijke samenwerkingsnetwerken behalen hun doelen veel sneller dan welke groep van beperkte omvang dan ook, ongeacht hoe die is opgebouwd of functioneert. Zij kunnen namelijk ook buiten hun eigen organisatie op zoek naar talent, wat resulteert in open, democratische, niet aan één plaats gebonden en door gemeenschappen geleide innovatie.

    4.6.

    Mensen delen kennis als twee basisvoorwaarden aanwezig zijn: zij hebben dezelfde verwachtingen, maar niet dezelfde kennis. Door de verwachtingen op één lijn te brengen en de aanwezige kennis aan te vullen wordt een bijdrage geleverd aan de opbouw van samenwerkingsnetwerken.

    4.7.

    Elk samenwerkingsnetwerk heeft echter te maken met drie niet te onderschatten gevaren die moeten worden aangepakt: „free riding” (relaties stoelen op het principe dat iedereen in eerlijke mate bijdraagt), een baatzuchtige vorm van crowdfunding (6), en samenzweringen. Uit dit laatste gevaar blijkt hoe belangrijk vertrouwen is voor dit type samenwerking.

    4.8.

    Netwerken functioneren op basis van vertrouwen, dat wil zeggen op basis van de verwachtingen die men heeft van de inzet, de respons en de vaardigheden van degenen met wie men samenwerkt. Absoluut en duurzaam vertrouwen zorgt voor een stabiele reputatie en beschermt het netwerk aldus tegen samenzweringen. Zonder veilige netwerken, waarvoor toezicht nodig is en een wet die geldt voor iedereen, is er geen vertrouwen. Er is sprake van veiligheid als de aangekondigde doelstellingen en de werking van het netwerk, alsook de voorwaarden voor het ontstaan en verdwijnen van ervan (die openbaar moeten zijn), een ethisch karakter hebben en als de grondrechten, waaronder het recht om vergeten te worden, worden gerespecteerd.

    4.9.

    Kortom, door de ontwikkeling van horizontale werkstructuren, door online-interactie en door de totstandkoming van platforms ontstaan er creativiteit en sociale innovatie. Dit gebeurt door middel van een open, horizontaal en heterogeen model dat niet gebonden is aan één plaats en waarin „connectoren’, dankzij wie ideeën en projecten vorm krijgen en uitkristalliseren en deze nieuwe organisatievormen worden gepromoot, een belangrijke rol spelen.

    4.10.

    Op onlineplatformen krijgen processen van collectieve intelligentie waarbij respectvol met individuen wordt omgegaan dus de ruimte. Internet was het keerpunt, niet alleen wegens de democratisering van het communicatieve model, maar ook door de connectoren, die dankzij de digitale cultuur een impuls geven aan een andere organisatiestructuur.

    5.   Digitale communicatie als hulpmiddel voor sociale innovatie via samenwerkingsnetwerken

    5.1.

    Digitale communicatie maakt het mogelijk om de medeverantwoordelijkheid van de burger, collectieve intelligentie en het samenwerken in netwerken te visualiseren. Deze vorm van communicatie biedt een vruchtbare bodem voor deeleconomie-modellen die het algemeen belang dienen.

    5.2.

    Het EESC heeft er al eerder op gewezen (7) dat sociale netwerken verantwoord digitaal burgerschap bevorderen en er borg voor moeten staan dat burgers hun voor de digitale omgeving relevante rechten (vrijheid van meningsuiting en informatie, bescherming van persoonlijke gegevens en privacy, transparantie en goed werkend internet) naar behoren kunnen uitoefenen.

    5.3.

    Wel moet worden gekeken naar de kwalijke aspecten van sociale netwerken en dienen problemen te worden voorkomen. Tegelijkertijd moet de aandacht uitgaan naar hun potentieel en hun mogelijke synergieën, waarmee op een eengemaakte digitale markt een verantwoord en intelligent gebruik bevorderd kan worden.

    5.4.

    De Europese Unie moet niet langer alleen een digitale gebruiker zijn, maar zelf ook content creëren en produceren. Om dit te verwezenlijken moet zij talent stimuleren, waarbij voorlichting, opleiding en onderwijs en de toegang tot de digitale samenleving prioriteit dienen te krijgen.

    5.5.

    Het is belangrijk dat consumenten adequate adviezen krijgen, vooral als het aankomt op anonimisering en pseudonimisering van data, risicoanalyses van persoonlijke gegevens en instrumenten en initiatieven om het inzicht hierin te vergroten. Met deze digitale instrumenten kunnen gegevens namelijk beter beheerd en beveiligd worden.

    Gedaan te Brussel, 16 september 2015.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  Bron: http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1044

    (2)  EESC-advies „Toegang tot breedband voor iedereen: uitbreiding van de universele dienst in de elektronischecommunicatiesector” (PB C 175 van 28.7.2009, blz. 8).

    (3)  Bron: http://ec.europa.eu/archives/bepa/pdf/publications_pdf/social_innovation.pdf

    (4)  EESC-advies „Meting van sociale impact” (PB C 170 van 5.6.2014, blz. 18).

    (5)  EESC-advies over „Programma voor sociale verandering en innovatie” (PB C 143 van 22.5.2012, blz. 88).

    (6)  EESC-advies „Crowdfunding in de EU” (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 69).

    (7)  EESC-advies „Verantwoord gebruik van sociale netwerken” (PB C 351 van 15.11.2012, blz. 31).


    Top