EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0454

Modernisering van het beleid inzake overheidsopdrachten Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 betreffende modernisering van het beleid inzake overheidsopdrachten (2011/2048(INI))

PB C 131E van 8.5.2013, p. 25–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 131/25


Dinsdag 25 oktober 2011
Modernisering van het beleid inzake overheidsopdrachten

P7_TA(2011)0454

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 betreffende modernisering van het beleid inzake overheidsopdrachten (2011/2048(INI))

2013/C 131 E/03

Het Europees Parlement,

gezien de Richtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (1) en Richtlijn 2007/66/EG met betrekking tot beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (2),

gezien Besluit 2010/48/EG van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (3), dat op 22 januari 2011 van kracht is geworden, en waarin de richtlijnen inzake overheidsopdrachten als communautaire besluiten worden aangemerkt die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dat verdrag van toepassing is,

gezien de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten van de WTO van 15 april 1994,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 26 (over de integratie van personen met een handicap),

gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over toegang op gelijke voorwaarden tot de markten voor overheidsopdrachten in de EU en derde landen (4),

gezien het Groenboek van de Commissie over de modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten (COM(2011)0015),

gezien het Groenboek van de Commissie over de bevordering van elektronisch aanbesteden in de EU (COM(2010)0571),

gezien zijn resolutie van 6 april 2011 over een interne markt voor ondernemingen en groei (5),

gezien zijn resolutie van 18 mei 2010 over nieuwe ontwikkelingen bij overheidsopdrachten (6),

gezien zijn resolutie van 3 februari 2009 getiteld "Precommerciële inkoop: Aansturen van innovatie voor het waarborgen van duurzame hoogkwalitatieve overheidsdiensten in Europa" (7),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Slimme regelgeving in de Europese Unie" (COM(2010)0543),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een Single Market Act – Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen – 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen" (COM(2010)0608),

gezien het rapport van professor Mario Monti van 9 mei 2010 inzake "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt",

gezien het werkdocument SEC(2010)1214 van de diensten van de Commissie,

gezien het verslag getiteld "Evaluatie van de toegang van kmo's tot overheidsopdrachten in de EU" (8),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Overheidsopdrachten voor een beter milieu" (COM(2008)0400),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Denk eerst klein‧ – Een ‧Small Business Act‧ voor Europa" (COM(2008)0394),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa 2020 kerninitiatief: Innovatie-Unie" (COM(2010)0546),

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 11-12 mei 2011 inzake het groenboek betreffende "De modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten – Naar een meer efficiënte Europese aanbestedingsmarkt",

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 13 juli 2011 inzake het groenboek betreffende "De modernisering van het EU-beleid inzake overheidsopdrachten – Naar een meer efficiënte Europese aanbestedingsmarkt",

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 13 juli 2011 inzake het groenboek over de bevordering van elektronisch aanbesteden in de EU,

gezien artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie industrie, onderzoek en energie, en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0326/2011),

A.

overwegende dat een goed functionerende EU-markt voor overheidsopdrachten een belangrijke motor voor groei en een hoeksteen van de interne markt is, en voorts van wezenlijk belang is om mededinging en innovatie te stimuleren, om urgente problemen op het gebied van milieu- en sociaal beleid aan te pakken, oplossingen aan te reiken voor kwaliteitsgerelateerde arbeidsvraagstukken zoals billijke lonen, gelijke behandeling, sociale cohesie en integratie, en om bovendien voor burgers, bedrijven en belastingbetalers optimale waarde te creëren;

B.

overwegende dat de Europese regels inzake overheidsopdrachten wezenlijk hebben bijgedragen tot een verbetering op het stuk van transparantie en gelijke behandeling, bestrijding van corruptie en de professionalisering van aanbestedingsprocedures;

C.

overwegende dat het gelet op de actuele economische context meer dan ooit van cruciaal belang is om te zorgen voor een zo groot mogelijke efficiëntie van de overheidsuitgaven door de kosten voor ondernemingen zoveel mogelijk te beperken, en dat beter functionerende markten voor overheidsopdrachten een bijdrage kunnen leveren aan deze beide doelstellingen;

1.

is ingenomen met het groenboek van de Commissie en de uitgebreide raadpleging die heeft plaatsgevonden als uitgangspunt voor de herziening van de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten, in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Lissabon, de jurisprudentie van het Hof van Justitie (HvJ) en de herziene regels inzake staatssteun;

2.

wijst erop dat de in 2004 doorgevoerde herziening van de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten weliswaar tot een positieve verdere ontwikkeling van de interne markt voor overheidsopdrachten heeft geleid, maar dat er inmiddels – een aantal jaren na de omzetting van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG in nationale wetgeving – behoefte aan is om te bepalen of de richtlijnen niet toe zijn aan optimalisering en verduidelijking, teneinde in de praktijk gebleken tekortkomingen uit de weg te ruimen; onderstreept dat veel belanghebbenden de regels inzake overheidsopdrachten als een zeer complexe vorm van regelgeving beschouwen, die resulteert in kostbare en ingewikkelde administratieve nalevingsprocedures; stelt teleurgesteld vast dat er zich vaak gevallen van inadequate omzetting van de regels in nationale wetgeving voordoen en dat de aangeboden opleidingen vaak tekortschieten; verzoekt de Commissie een ingrijpende vereenvoudiging en consolidatie van de regels voor te stellen en deze waar nodig nader te verduidelijken; benadrukt voorts dat het intensievere gebruik van ICT een belangrijke rol moet gaan vervullen bij het terugdringen van administratieve rompslomp en kosten, en dat de diverse Europese initiatieven op het gebied van elektronisch aanbesteden en elektronische handel dan ook moeten worden afgestemd op de nieuwe regels inzake overheidsopdrachten;

3.

dringt erop aan dat in de richtlijnen expliciet wordt bepaald dat deze voor geen enkel land een belemmering mogen vormen om zich te conformeren aan IAO-verdrag C94; verzoekt de Commissie alle lidstaten ertoe aan te sporen zich aan dat verdrag te houden; onderstreept dat er ter wille van het effectief functioneren van duurzame overheidsopdrachten heldere en eenduidige EU-regels nodig zijn waarin precieze modellen kunnen worden vastgesteld voor de regulering en implementatie daarvan door de lidstaten;

Eerste taak: zorgen voor meer juridische duidelijkheid

4.

dringt aan op nadere verduidelijking van het toepassingsgebied van de richtlijnen; merkt op dat het belangrijkste doel van overheidsopdrachten erin bestaat overheidsdiensten in staat te stellen goederen, werken of diensten aan te schaffen om te voorzien in de behoeften van hun burgers en om een doelmatig gebruik van overheidsmiddelen te waarborgen; wijst erop dat een procedure alleen als een overheidsopdracht kan worden aangemerkt als er sprake is van een rechtstreeks voordeel voor de aanbestedende dienst;

5.

dringt aan op nadere verduidelijking van de definities in de richtlijnen – bijvoorbeeld de definitie van een "publiekrechtelijk lichaam" – conform de jurisprudentie van het HvJ en zonder daarmee afbreuk te doen aan de werkingssfeer van de EU-regels inzake overheidsopdrachten;

6.

herinnert aan zijn resolutie van mei 2010 over nieuwe ontwikkelingen bij overheidsopdrachten, waarin het nota nam van de jurisprudentie van het HvJ en zich op het standpunt stelde dat de regelgeving inzake openbare aanbestedingen niet op publiek-publieke partnerschappen van toepassing is, mits aan de volgende criteria is voldaan: het partnerschap de uitvoering moet beogen van een taak van algemeen belang die op alle betrokken overheden rust; dat de taak uitsluitend door de betrokken overheidsinstanties wordt uitgevoerd, dus zonder dat er particulier kapitaal aan te pas komt; en dat de taak in wezen wordt verricht namens de deelnemende overheidsinstanties; onderstreept dat de overdracht van taken tussen overheidsorganisaties onderling een aangelegenheid is die binnen de lidstaten op intern administratief niveau moet worden geregeld en die niet is onderworpen aan de regels inzake overheidsopdrachten; is van mening dat de bewuste preciseringen moeten worden vastgelegd in de richtlijnen inzake overheidsopdrachten;

7.

onderstreept dat concessieovereenkomsten voor diensten niet vallen onder het toepassingsgebied van de Europese regels voor overheidsopdrachten; wijst er eens te meer op dat recht moet worden gedaan aan zowel de complexiteit van de procedures als aan de verschillen tussen de lidstaten in termen van rechtscultuur en rechtspraktijk ten aanzien van concessieovereenkomsten voor diensten; is van oordeel dat de definitie van het begrip "concessieovereenkomst voor diensten" en de formulering van het juridische kader dat van toepassing is op deze overeenkomsten, zich verder hebben uitgekristalliseerd na de aanneming van de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten in 2004 en in aansluiting op de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie; wijst erop dat indiening van voorstellen voor een rechtshandeling inzake concessieovereenkomsten alleen gerechtvaardigd is om eventuele verstoringen van de interne markt tegen te gaan; onderstreept dat er tot dusver nog geen verstoringen van die aard zijn geconstateerd en dat vaststelling van een rechtshandeling inzake concessieovereenkomsten derhalve niet nodig is, zolang deze niet gepaard gaat met een duidelijke verbetering van het functioneren van de interne markt;

8.

benadrukt dat de huidige indeling in A-diensten en B-diensten gehandhaafd moet worden, omdat de minder strikte bepalingen voor B-diensten gerechtvaardigd zijn door het feit dat diensten van deze categorie hoofdzakelijk lokaal of regionaal worden verleend; verzoekt de Commissie instrumenten te ontwikkelen waardoor het lokale en regionale instanties gemakkelijker wordt gemaakt om te bepalen onder welke categorie bepaalde aanbestede taken vallen;

9.

constateert in dat verband dat de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten op de sector persoongerelateerde sociale diensten vaak niet leidt tot optimale resultaten voor de gebruikers van die diensten; roept op tot erkenning onder de Europese regelgeving van de nationale procedures die zich in de praktijk reeds hebben bewezen en die berusten op het beginsel dat alle aanbieders die in staat zijn om aan de vooraf vastgestelde wettelijke voorwaarden te voldoen, ongeacht hun rechtsvorm, de mogelijkheid moeten krijgen om de betreffende diensten te verlenen, mits daarbij de algemene beginselen van gelijke behandeling, transparantie en non-discriminatie in acht worden genomen;

10.

onderstreept dat de invoering van nieuwe regels voor de markten voor overheidsopdrachten die onder de EU-drempels blijven, moet worden vermeden omdat de op nationaal niveau bestaande rechtszekerheid daardoor in gevaar zou kunnen worden gebracht;

11.

roept de Commissie ertoe op de rechtsmiddelenrichtlijn af te stemmen op de nieuwe wet- en regelgeving inzake overheidsopdrachten die uit de lopende herziening zal voortvloeien, en daarbij ter wille van de consistentie parallel aan het centrale wetgevingsvoorstel te werk te gaan;

12.

wijst net nadruk op de verantwoordelijkheid van de Commissie om erop toe te zien dat de EU-richtlijnen door de lidstaten correct worden omgezet;

Tweede taak: het potentieel van overheidsopdrachten volledig tot ontwikkeling brengen – optimale prijs-kwaliteitverhouding

13.

is van oordeel dat, om het potentieel van overheidsopdrachten volledig tot ontwikkeling te kunnen brengen, het criterium van de laagste prijs niet meer doorslaggevend mag zijn voor de gunning van contracten en dat dit in het algemeen vervangen dient te worden door dat van de economisch voordeligste aanbieding, waarbij ook de totale levenscycluskosten van de betrokken goederen, diensten of werken in aanmerking moeten worden genomen; dat neemt echter niet weg dat voor sterk gestandaardiseerde goederen of diensten de laagste prijs wél als het doorslaggevende criterium kan worden gehanteerd; verzoekt de Commissie om in nauwe samenwerking met de lidstaten op een brede en niet-verplichte grondslag een methodiek voor de berekening van de levenscycluskosten te ontwikkelen; benadrukt dat ondersteuning van het "maximaal economisch profijt"-criterium de innovatie en het streven naar optimale kwaliteit en waarde ten goede zou komen, en dus ook in overeenstemming zou zijn met de eisen van de EU 2020-strategie; onderstreept dat dit met name van belang is voor overheidsopdrachten voor de levering van goederen die van invloed zijn op de gezondheid van de consument en waarbij de kwaliteit en de productiemethoden een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld in de levensmiddelensector; onderstreept dat de regels voor overheidsopdrachten flexibel genoeg moeten zijn om ervoor te zorgen dat passieve consumenten in bijvoorbeeld ziekenhuizen, de ouderenzorg, scholen en kleuterscholen gelijke toegang hebben tot gezond voedsel met een goede prijs-kwaliteitverhouding, en niet alleen maar tot de goedkoopste variant;

14.

onderkent dat overheidsaanbestedingen, mits zij effectief worden ingezet, een reële stimulans kunnen betekenen in termen van hoogwaardige banen, lonen en arbeidsomstandigheden en van gelijke behandeling, voor het bijbrengen van vaardigheden en het verschaffen van opleidingen, ondersteuning van het milieubeleid en de bevordering van onderzoek en innovatie; verzoekt de Commissie om de regeringen en de aanbestedende instanties ertoe aan te moedigen het gebruik van duurzame overheidsopdrachten te ondersteunen en hoogwaardige werkgelegenheid te bevorderen, en in Europa diensten en goederen van hoge kwaliteit te leveren; verzoekt de Commissie nauwgezet te onderzoeken op welke wijze overheidsopdrachten een bijdrage hebben geleverd tot het bereiken van de bredere doelen van de EU en aan te geven wat er moet worden gedaan om deze doelstellingen in de toekomst nog beter te verwezenlijken;

15.

herinnert eraan dat precommerciële inkoop een weinig gebruikt instrument is dat meer innovatie in het aanbestedingsbeleid van de overheid kan brengen en een belangrijke bijdrage kan leveren bij het opsporen en creëren van leidende markten en het verbeteren van de toegang van het mkb tot overheidsopdrachten; is voorts van mening dat het voorgestelde model voor deling van de risico's en voordelen (IPR) bij precommerciële inkoop niet alleen juridisch moet worden verduidelijkt maar ook vereenvoudigd, zodat degenen die bij aanbestedingen zijn betrokken dit instrument regelmatig en effectief kunnen benutten; verzoekt de Commissie in het kader van de algehele herzieningsprocedure een aanpassing van de wet- en regelgeving inzake overheidsopdrachten of staatssteun voor te stellen, teneinde het gebruik van precommerciële inkoopfaciliteiten te stimuleren;

16.

wijst op het belang van standaarden voor overheidsopdrachten, in de zin dat deze openbare aanbesteders kunnen helpen hun beleidsdoelstellingen op een effectieve en transparante manier te verwezenlijken; dringt in dit verband aan op de ontwikkeling van een regelmatig bijgewerkte gegevensbank voor standaarden, in het bijzonder standaarden voor ecologische en sociale criteria, die voor overheidsinstellingen beschikbaar moeten worden gesteld, zodat aanbesteders bij het opstellen van hun aanbestedingen kunnen beschikken over adequate richtsnoeren en een duidelijk stelsel van regels, en aldus gemakkelijk kunnen verifiëren of zij voldoen aan de relevante normen;

17.

dringt erop aan dat er bij overheidsopdrachten ter wille van de doelstellingen op het punt van vereenvoudiging en innovatie meer gebruik wordt gemaakt van niet-discriminerende en open standaarden, met name op het gebied van toegankelijkheid, ICT en milieu;

18.

onderstreept dat de vraag of een product of dienst al dan niet op duurzame wijze is geproduceerd, terecht wordt aangemerkt als een kenmerk van het product, dat als criterium kan worden gebruikt om dat product te vergelijken met andere producten of diensten die niet op duurzame manier zijn geproduceerd, ten einde de aanbestedende instanties in staat te stellen om de ecologische en sociale gevolgen van de door hen gegunde contracten op een transparantie manier te controleren, zonder daarbij de noodzakelijke inhoudelijke kant van het contract uit het oog te verliezen; wijst erop dat moet worden verduidelijkt in hoeverre het mogelijk is om voor alle contracttypen in de technische specificaties – voor zover zulks zinvol en dienstig is – vereisten vast te leggen met betrekking tot het productieproces; verwijst naar de zaak-Wienstrom, die is uitgegroeid tot het klassieke antwoord op de vraag hoe en waarom productiekenmerken als technische specificaties kunnen worden aangemerkt;

19.

onderstreept de noodzaak om bij overheidsopdrachten meer belang te hechten aan het duurzaamheidsaspect door dit in ieder stadium van het aanbestedingsproces te integreren (dus zowel bij de geschiktheidstest als in de technische specificaties en de clausules betreffende de uitvoering van het contract);

20.

wijst erop dat de aanbestedende instanties, gezien het toenemende besef omtrent de gevolgen die goederen, werken en diensten kunnen hebben voor milieu en klimaat, de milieukosten ook zouden moeten betrekken bij de beoordeling van de vraag welke aanbieding de economisch voordeligste is en bij hun berekening van de levenscycluskosten;

21.

merkt op dat de tekst van de richtlijnen nader moet worden gespecificeerd om hem beter toegankelijk te maken voor mensen met een handicap;

22.

is van mening dat de bestaande bepalingen inzake onderaanneming moeten worden aangescherpt, aangezien gebruikmaking van meerdere onderaannemingsniveaus problemen kan opleveren in termen van naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten, arbeidsvoorwaarden en gezondheids- en veiligheidsnormen; pleit er daarom voor dat de overheidsinstanties in kennis worden gesteld van alle gegevens met betrekking tot de inschakeling van onderaannemers alvorens er een contract wordt gesloten; verzoekt de Commissie met het oog op de toekomstige herziening van de richtlijnen na te gaan of er behoefte is aan nadere regels voor de gunning van opdrachten in onderaanneming, bijvoorbeeld ter vaststelling van de hiërarchieke verantwoordelijkheidsstructuur, met name om te voorkomen dat kleine en middelgrote onderaannemers aan minder gunstige voorwaarden worden onderworpen dan die welke gelden voor de hoofdaannemer die de overheidsopdracht in de wacht heeft gesleept;

23.

onderkent de rol die de EU kan spelen bij het faciliteren van de totstandkoming van succesvolle publiek/private partnerschappen middels bevordering van eerlijke mededinging en uitwisseling van optimale praktijken tussen de lidstaten in de sfeer van het sociaal en werkgelegenheidsbeleid; wijst echter op de grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de op dit gebied vigerende wettelijke en procedurele voorschriften; verzoekt de Commissie derhalve het begrip "publiek/private partnerschappen" duidelijker te definiëren, met name ten aanzien van de manier waarop de betrokken partijen gezamenlijke risico's moeten dragen en aan hun financiële verplichtingen moeten voldoen;

24.

roept de Commissie ertoe op opnieuw te toetsen wat een adequaat niveau voor de drempelwaarden met betrekking tot leverings- en dienstcontracten zou zijn en om deze, indien nodig, te verhogen, zodat o.a. exploitanten zonder winstoogmerk en ondernemingen in de sociale economie en mkb-bedrijven gemakkelijker toegang kunnen krijgen tot overheidsopdrachten; dringt erop aan dat zeer nauwlettend wordt stilgestaan bij de wettelijk bindende eisen van de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten; bovendien moet er tevens rekening mee worden gehouden dat, gezien de toch al moeilijke onderhandelingen over de toegang tot overheidsopdrachten, een verhoging van de drempelwaarden in Europa zeer gemakkelijk zou kunnen leiden tot nog meer obstakels voor het EU-handelsbeleid;

25.

benadrukt dat elke eventuele uitbreiding van de EU-regelgeving inzake overheidsopdrachten die ertoe leidt dat ook wordt bepaald "wat er wordt aangeschaft" een belangrijke wijziging in de bestaande regeling zou teweegbrengen die zorgvuldig dient te worden geëvalueerd; betwijfelt of dit de vereenvoudiging en stroomlijning van de regelgeving ten goede zou komen, en vreest veeleer dat het zou leiden tot nog gecompliceerdere regels, met veel uitzonderingen, die in de praktijk moeilijk te handhaven zouden zijn, aangezien het bij aanbestedingsrichtlijnen om procedurele richtsnoeren gaat (d.w.z. over "hoe de aanschaf in zijn werk moet gaan"), die niet moeten worden aangevuld met bepalingen over "wat er moet worden aangeschaft";

Derde taak: de regels vereenvoudigen en flexibelere procedures mogelijk maken

26.

wijst erop dat de richtlijnen vaak als te gedetailleerd worden ervaren en dat ze steeds technischer en complexer zijn geworden, terwijl het juridische risico voor zowel aanbestedende diensten als leveranciers die de regels niet naleven, aanzienlijk is toegenomen; merkt op dat risico's worden geschuwd uit angst voor betwistingen, wat een verstikkend effect heeft op innovatie en duurzame ontwikkeling en er veel te vaak toe leidt dat voor de laagste prijs wordt gekozen in plaats van voor de beste prijs-kwaliteitverhouding; dringt aan op meer ruimte voor onderhandeling en communicatie, gecombineerd met maatregelen om te zorgen voor transparantie en om misbruik en discriminatie te voorkomen, en is van mening dat markttoetsing nadrukkelijk dient te worden toegestaan als een mogelijke eerste stap;

27.

merkt op dat het beleid inzake overheidsopdrachten er in de eerste plaats op gericht moet zijn effectieve besteding van middelen door de lidstaten te garanderen, bij overheidsopdrachten optimale resultaten te scoren door toepassing van duidelijke, transparante en flexibele procedures, en Europese bedrijven in staat te stellen in de hele Europese Unie onder gelijke voorwaarden te concurreren;

28.

pleit in het kader van de herziening van het Europees aanbestedingsrecht voor duidelijke, eenvoudige en flexibele regels die minder gedetailleerd zijn en die tegelijkertijd leiden tot eenvoudigere, snellere en goedkopere aanbestedingsprocedures welke beter toegankelijk zijn voor mkb-bedrijven en die het investeringsklimaat ten goede komen; is daarom van mening dat deze regels en procedures veel meer gebaseerd dienen te zijn op de algemene beginselen van transparantie, gelijke behandeling en non-discriminatie; is van oordeel dat vereenvoudiging van de regels inzake overheidsopdrachten de kans op fouten verkleint en beter aansluit bij de behoeften van kleine aanbestedende diensten;

29.

pleit ervoor dat een evaluatie wordt opgemaakt om te kunnen bekijken of er ruimte is voor gebruikmaking op grotere schaal dan volgens de bestaande richtlijnen is toegestaan van de procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking in de gehele EU, zodat de aanbestedende diensten en bedrijven beter kunnen communiceren en vraag en aanbod effectief op elkaar kunnen worden afgestemd; is van mening dat, indien er eventueel tot ruimere toepassing van de procedure van gunning via onderhandelingen zou worden besloten, er ook bijkomende maatregelen ter voorkoming van misbruik moeten worden ingevoerd, zoals een verplichting voor aanbestedende diensten om vooraf voor alle inschrijvers bepaalde minimumvoorwaarden vast te leggen met betrekking tot het verloop van de procedure – zoals ook gangbare praktijk is bij particuliere aanbestedingen – evenals het verplicht gebruik van schriftelijke documentatie;

30.

verzoekt de Commissie de bestaande methoden voor de beoordeling van de geschiktheid van leveranciers (met name het gebruik van raamovereenkomsten, dynamische aankoopsystemen en kwalificatiesystemen door afnemers van diensten van nutsbedrijven) te herzien, zodat middels nieuw in te voeren kwalificatiemethoden de kosten en termijnen kunnen worden beperkt, zodat deze aantrekkelijk kunnen worden gemaakt voor zowel aanbestedende diensten als bedrijven en zodat optimale resultaten kunnen worden verkregen;

31.

herhaalt zijn eis om alternatieve aanbiedingen (of varianten) stelselmatig toe te staan, aangezien ze essentieel zijn voor het bevorderen en verspreiden van innovatieve oplossingen; benadrukt dat door in de specificaties prestatie- en functionele vereisten op te nemen en varianten uitdrukkelijk toe te staan, inschrijvers de mogelijkheid krijgen om innovatieve oplossingen voor te stellen, met name in sterk innoverende sectoren zoals ICT; verlangt voorts dat alle mogelijkheden - zowel wetgevende als niet-wetgevende - worden onderzocht om ervoor te zorgen dat openbare aanbestedingen meer worden ingezet als een instrument ter bevordering van de innovatie in Europa;

32.

verzoekt de Commissie het regelgevingskader voor openbare aanbestedingen nader te verduidelijken, vooral wat betreft de uitvoeringsfase van contracten (bijvoorbeeld met betrekking tot "ingrijpende wijzigingen" in een lopend contract, wijzigingen betreffende de contractant of de beëindiging van contracten);

33.

betreurt dat inschrijvers slechts over beperkte mogelijkheden beschikken om hun aanbieding te corrigeren wanneer er gegevens ontbreken; verzoekt de Commissie derhalve nader aan te geven welke omissies inschrijvers achteraf kunnen rechtzetten, welke bijkomende aanpassingen er zijn toegestaan en op welke manier transparantie en gelijke behandeling kunnen worden gegarandeerd;

34.

wijst erop dat aanbestedende diensten wellicht op basis van een officieel evaluatierapport baat zouden kunnen vinden bij eerdere ervaringen met een inschrijver; pleit ervoor een tijdlimiet in te stellen voor uitsluitingen, teneinde transparantie en objectiviteit te garanderen; wijst op de noodzaak tot verduidelijking van de tekst in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG door te bepalen dat een inschrijver die bij een eerdere aanbestedingsprocedure schuldig is bevonden aan onbehoorlijk gedrag opnieuw als betrouwbaar kan worden aangemerkt van zodra hij afdoende heeft bewezen dat hij een effectief zelfreinigingsproces heeft doorlopen; is van mening dat een verduidelijking in die zin de strijd tegen de corruptie ten goede zou komen door het inbouwen van stimulansen om corrupte praktijken in versneld tempo te doen verdwijnen, en dat aldus ernstige juridische twijfels uit de weg zouden kunnen worden geruimd;

35.

betreurt dat de geconstateerde tekortkomingen, het gebrek aan deskundigheid, de ontoereikende kennis omtrent overheidsopdrachten en het gebrek aan aanbestedingsstrategieën van overheidszijde in het groenboek niet worden vermeld; benadrukt hoe belangrijk het is om deskundigheid te bevorderen en objectiviteit te garanderen bij zowel aanbestedende diensten als marktdeelnemers, met name door de ontwikkeling van gerichte opleidingsprogramma's te ondersteunen; beveelt aan om binnen de bestaande nationale kaders een netwerk op te richten van centra van uitmuntendheid, ten einde de uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen; spoort tevens de op nationaal en EU-niveau opererende koepelorganisaties ertoe aan gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor de beschikbaarstelling van relevante informatie en voor het faciliteren van de uitwisseling van informatie tussen hun leden in heel Europa; onderstreept het belang van overzichtelijke en gemakkelijk te begrijpen handboeken voor zowel aanbestedende diensten als inschrijvers; betreurt dat de documenten met als titel "Groen kopen!Een handboek inzake milieuvriendelijke overheidsopdrachten" en "Sociaal kopen: een gids voor de inachtneming van sociale overwegingen bij overheidsaanbestedingen", die in respectievelijk 2005 en 2010 zijn gepubliceerd, in dit opzicht niet echt nuttig zijn gebleken;

36.

stelt vast dat slechts 1,4 % van de opdrachten wordt gegund aan ondernemingen uit andere lidstaten; onderstreept dat professionalisering en een betere opleiding voor aanbesteders en inschrijvers niet alleen de concurrentieverhoudingen in de gehele EU ten goede zou komen, maar ook zou leiden tot een betere benutting van de voordelen die de interne markt voor overheidsopdrachten te bieden heeft;

Vierde taak: de toegang voor mkb-bedrijven verbeteren

37.

benadrukt dat het van essentieel belang is dat mkb-bedrijven, als motor van de Europese economie, gemakkelijk toegang moeten kunnen krijgen tot overheidsopdrachten teneinde werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling, innovatie en groei op peil te houden; wijst erop dat door de procedures te vereenvoudigen, mkb-vriendelijke strategieën te ontwikkelen en de gedragscode toe te passen, het voor kleine en middelgrote bedrijven eenvoudiger wordt gemaakt om toegang te krijgen tot overheidscontracten en zij in staat worden gesteld op gelijkere en billijkere voorwaarden aan dergelijke opdrachten deel te nemen; is van mening dat het waarborgen van een gemakkelijkere, gelijke en eerlijke toegang tot overheidsopdrachten voor alle ondernemers zou resulteren in een betere besteding van belastinggeld; wijst erop dat mkb-bedrijven over het algemeen niet de beschikking hebben over omvangrijke gespecialiseerde administratieve faciliteiten, en dat de administratieve lasten die hen worden opgelegd, daarom tot een minimum moeten worden beperkt;

38.

wijst erop dat de selectiecriteria die worden gehanteerd ter bepaling van de financiële draagkracht, bijvoorbeeld met betrekking tot de omzet van een bedrijf, in een juiste verhouding moeten staan tot de aard van de te gunnen opdracht; waarschuwt de Commissie en de lidstaten dat zij bij de invoering van flexibele en gebruiksvriendelijke instrumenten geen nieuwe obstakels voor mkb-bedrijven moeten creëren en bij voorrang met hun belangen rekening moeten houden; verzoekt de Commissie met het oog op de verbetering van de toegang tot procedures voor overheidsopdrachten en van de transparantie daarvan, met name ten behoeve van kleinere aanbestedende diensten en inschrijvers, de TED-website (Tenders Electronic Daily) te moderniseren om deze beter toegankelijk te maken door ze op een aantrekkelijkere en gebruiksvriendelijkere manier gestalte te geven, met bijzondere aandacht voor de zoekcriteria en de kwaliteit en gedetailleerdheid van de beknopte vertalingen voor de respectieve aanbestedingen; pleit ervoor dat de TED-website voorziet in de mogelijkheid om gebruikers te waarschuwen en van informatie te voorzien van zodra er nieuwe belangwekkende aanbestedingen worden uitgeschreven;

39.

verzoekt de Commissie het bewustzijn aan te scherpen met betrekking tot het belang van het splitsen van opdrachten in percelen en om de toepassing te overwegen van het "pas toe of leg uit"-principe, waarbij ofwel de regels met betrekking tot kwesties als splitsing in percelen moeten worden toegepast ofwel moet worden uitgelegd waarom ze niet worden toegepast;

40.

wijst erop dat de aanbestedende diensten meer gebruikt zouden moeten maken van de mogelijkheden om overheidsopdrachten op te splitsen in percelen, hetgeen mkb-bedrijven in kwantitatieve en kwalitatieve zin meer mogelijkheden biedt om deel te nemen aan overheidsopdrachten en waardoor de concurrentieverhoudingen worden verbeterd; spoort mkb-bedrijven ertoe aan gebruik te maken van gezamenlijke aanbestedingen en contractbundeling, omdat zij daarmee schaalvoordelen zouden kunnen realiseren op terreinen zoals logistiek en vervoer; spoort de overheidsinstanties ertoe aan zich flexibel op te stellen ten aanzien van dergelijke eigentijdse en vrijwillige vormen van samenwerking; verzoekt de Commissie alle mogelijkheden te onderzoeken om tijdelijke of permanente samenwerkingsverbanden tussen mkb-bedrijven en microbedrijven te stimuleren, zodat zij kunnen inschrijven op aanbestedingen die niet in percelen zijn verdeeld, zonder daarbij als onderaannemer te hoeven optreden; verzoekt de Commissie in dit verband specifiek een onderzoek in te stellen naar de gangbare praktijk van onderaanbesteding aan mkb-bedrijven – vaak onder minder gunstige voorwaarden dan die welke gelden voor de hoofdaannemer – van delen van contracten die niet zijn opgedeeld in percelen en die voor mkb-bedrijven te groot zijn om er zelf op in te schrijven;

41.

stelt voor om, waar mogelijk, eigen verklaringen toe te staan en alleen van de geselecteerde gegadigden of de winnende inschrijver originele stukken te verlangen, waardoor eventuele vertragingen en marktverstoringen als gevolg van onjuiste verklaringen worden voorkomen; verzoekt de Commissie de introductie te stimuleren van een "elektronisch aanbestedingspaspoort" dat door alle lidstaten zou worden geaccepteerd en waarmee het bewuste bedrijf zou kunnen aantonen dat het voldoet aan de voorwaarden van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten; de invoering van een Europees systeem van voorafgaande erkenning zou wat dat betreft een nuttig instrument kunnen zijn indien het eenvoudig, goedkoop en gemakkelijk toegankelijk zou zijn voor mkb-bedrijven;

Vijfde taak: zorgen voor solide procedures en oneerlijke bevoordeling tegengaan

42.

verzoekt de Commissie zich met het oog op de bestrijding van corruptie bij overheidsopdrachten in te zetten voor efficiëntere rapportagemethoden, o.a. in de vorm van informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over uitsluiting van ondeugdelijke inschrijvers; verzoekt de Commissie te zorgen voor duidelijke regels voor de bescherming van klokkenluiders, overeenkomstig de aanbevelingen in Resolutie 1729(2010) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (9), de transparantie te bevorderen van contracten die uit EU-middelen gefinancierd worden en de aanzet te geven tot voorlichtingsmaatregelen, zowel op institutioneel niveau als ten behoeve van het grote publiek;

43.

stelt vast dat sommige lidstaten reeds doeltreffende procedures voor overheidsopdrachten hanteren die garant staan voor transparantie en effectief gebruik van belastinggeld; dringt er bij de Commissie op aan de beste praktijken die op dit gebied in de lidstaten worden gehanteerd te onderzoeken en te definiëren wat de meest effectieve aanbestedingsbeginselen zijn voor de hele EU;

44.

wijst erop dat de bestrijding van corruptie en favoritisme een van de doelstellingen van de richtlijnen is; onderstreept dat de lidstaten op dit vlak met verschillende problemen te kampen hebben en dat een meer op Europese leest geschoeide aanpak het risico in zich bergt dat de inspanningen om de voorschriften te stroomlijnen en te vereenvoudigen worden ondermijnd en tot meer bureaucratische rompslomp kunnen leiden; wijst erop dat het transparantie- en het concurrentiebeginsel van essentieel belang zijn bij de bestrijding van corruptie; dringt aan op een gemeenschappelijke aanpak voor "zelfreinigende" maatregelen, ten einde marktverstoringen te voorkomen en rechtszekerheid voor zowel marktdeelnemers als aanbestedende diensten te waarborgen;

45.

is van oordeel dat overheidsopdrachten transparant moeten zijn en moeten openstaan voor publieke controle, aangezien het daarbij om overheidsgeld gaat; dringt bij de Commissie aan op meer helderheid om rechtszekerheid voor lokale en andere overheidsinstanties te kunnen garanderen en hen in staat te stellen hun burgers te informeren over hun contractuele verplichtingen;

46.

verzoekt de Commissie een evaluatie op te maken van de problemen in verband met uitzonderlijk lage offertes en daarvoor passende oplossingen voor te stellen; beveelt de aanbestedende diensten aan om in geval van abnormaal lage offertes tijdig voldoende informatie te verstrekken aan de andere inschrijvers, zodat zij kunnen beoordelen of er gronden voor een onderzoeksprocedure aanwezig zijn; dringt aan op meer consistentie tussen het gemeenschappelijk extern handelsbeleid van de EU en de praktijken in lidstaten waar uitzonderlijk lage offertes worden geaccepteerd;

Zesde taak: bevordering van elektronisch aanbesteden

47.

is ingenomen met het groenboek van de Commissie over de bevordering van elektronisch aanbesteden; wijst erop dat het actieplan inzake elektronisch aanbesteden zijn doel niet heeft bereikt en dat op alle bestuursniveaus, met inbegrip van de EU, meer politiek leiderschap nodig is om de overgang naar elektronisch aanbesteden door te zetten en te versnellen; wenst te bewerkstelligen dat ten minste 50 % van de aanbestedingsoperaties van zowel de EU-instellingen als de lidstaten elektronisch worden afgehandeld, conform de verplichting die de regeringen van de lidstaten in 2005 op de ministersconferentie over e-overheid in Manchester zijn aangegaan;

48.

onderstreept dat de Commissie een unieke rol te vervullen heeft bij de bevordering van verdere standaardisering en op het gebied van infrastructurele voorzieningen: zo is er bijvoorbeeld met betrekking tot elektronische handtekeningen en tijdstempels uit veiligheidsoverwegingen behoefte aan een gemeenschappelijk overeengekomen formaat; verzoekt de Commissie de benodigde gemeenschappelijke standaarden te ontwikkelen; wijst erop dat ingewikkelde technische vereisten voor de authenticatie van inschrijvers voor bedrijven een belemmering kunnen vormen; benadrukt in dit verband de noodzaak tot ontwikkeling van een gestandaardiseerd systeem voor elektronische handtekeningen; dringt bij de lidstaten aan op de invoering van een systeem voor de validering van certificaten die zijn uitgegeven door onder hun toezicht staande certificatiedienstverleners;

49.

onderstreept het belang van open normen en technologische neutraliteit om de interoperabiliteit van de verschillende systemen te waarborgen en al te grote afhankelijkheid van één partij te voorkomen; verzoekt de Commissie reële interoperabiliteit te waarborgen tussen de verschillende elektronische aanbestedingsplatforms die in de lidstaten al bestaan, en meer gebruik te maken van de resultaten die worden verkregen middels EU-initiatieven zoals PEPPOL en e-CERTIS;

50.

wijst erop dat alle wetgevingsvoorstellen om elektronisch aanbesteden uit te breiden en te vereenvoudigen moeten worden geïntegreerd in de herziening van de algemene richtlijnen inzake overheidsopdrachten, en overeen moeten stemmen met het toepassingsgebied en de algemene voorschriften inzake overheidsopdrachten, zoals verplichtingen op het vlak van drempelwaarden;

51.

onderstreept dat elektronisch aanbesteden de vereenvoudiging van het hele aanbestedingsproces kan stimuleren en efficiëntievoordelen kan opleveren, die aanzienlijke kosten- en tijdbesparingen tot gevolg kunnen hebben voor zowel bedrijven als overheidsorganen, en dat elektronisch aanbesteden tevens de transparantie en de toegankelijkheid ten goede komt; merkt op dat elektronische gunning van contracten met name nieuwe perspectieven biedt voor modernisering van administratieve procedures op het gebied van overheidsopdrachten; wijst er eens te meer op dat elektronische aanbestedingen in principe goedkoper, efficiënter en transparanter zouden moeten zijn dan traditionele openbare aanbestedingen; is echter van mening dat er nog ruimte is voor verbetering en dat er meer moet worden gedaan in termen van toegang tot betrouwbare, vergelijkbare en objectieve informatie en statistische gegevens; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op het grensoverschrijdend gebruik van elektronisch aanbesteden te bevorderen;

52.

wijst erop dat wetgeving niet het enige instrument is om veranderingen te bewerkstelligen; verzoekt de Commissie derhalve zich te beraden over nieuwe manieren waarop lokale en regionale partijen onderling ervaringen en beste praktijken kunnen uitwisselen en kennis kunnen overdragen over de grenzen heen; benadrukt dat er grote behoefte is aan verdere verbetering van de capaciteiten en de knowhow van personeel dat te maken heeft met elektronische aanbestedingen, alsook aan ondersteuning van mkb-bedrijven bij de opbouw van hun kennis en capaciteiten middels nationale en/of EU-stimulansen, teneinde een gelijk speelveld tussen mkb-bedrijven en grote ondernemingen te creëren; verwelkomt de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen als een nieuw instrument om grensoverschrijdende elektronische aanbestedingen te bevorderen en aldus de digitale interne markt in staat te stellen zich te ontwikkelen;

53.

is verheugd over de aankondiging in het Europese actieplan inzake e-overheid 2011-2015 van de Commissie om van het platform ePractice.eu een effectief instrument te maken voor de uitwisseling van ervaring en informatie tussen de lidstaten en tussen e-overheidsbeoefenaren, en pleit nadrukkelijk voor uitbreiding van het toepassingsgebied daarvan naar lokale en regionale beoefenaren;

*

* *

54.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 134 van 30.4.2004.

(2)  PB L 335 van 20.12.2007, blz. 31.

(3)  PB L 23 van 27.01.2010, blz. 35.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0233.

(5)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0146.

(6)  PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 38.

(7)  PB C 67 E van 18.3.2010, blz. 10.

(8)  http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/business-environment/files/smes_access_to_public_procurement_final_report_2010_en.pdf

(9)  Resolutie 1729(2010) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over de bescherming van klokkenluiders, aangenomen op 29 april 2010.


Top