This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011AE0527
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council amending Directive 2000/25/EC as regards the application of emission stages to narrow-track tractors’ COM(2011) 1 final — 2011/0002 (COD)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat de toepassing van emissiefasen op smalspoortrekkers betreft (COM(2011) 1 definitief — 2011/0002 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat de toepassing van emissiefasen op smalspoortrekkers betreft (COM(2011) 1 definitief — 2011/0002 (COD))
PB C 132 van 3.5.2011, p. 53–54
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 132/53 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat de toepassing van emissiefasen op smalspoortrekkers betreft
(COM(2011) 1 definitief — 2011/0002 (COD))
2011/C 132/09
Algemeen rapporteur: Brendan BURNS
De Raad en het Europees Parlement hebben op resp. 2 februari en 20 januari 2011, op grond van art. 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat de toepassing van emissiefasen op smalspoortrekkers betreft
COM(2011) 1 definitief — 2011/0002 (COD).
Het bureau van het Comité heeft op 18 januari 2011 de gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie met de voorbereidende werkzaamheden belast.
Gelet op het spoedeisende karakter van de werkzaamheden heeft het EESC de heer Burns tijdens de op 15 en 16 maart 2011 gehouden 470e zitting (vergadering van 16 maart 2011) als algemeen rapporteur aangewezen en het onderhavige advies met 147 stemmen vóór, bij 7 onthoudingen, goedgekeurd.
1. Samenvatting en aanbevelingen
1.1 |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ervan overtuigd dat de schadelijke uitstoot van koolmonoxide, stikstofoxide, koolwaterstoffen en deeltjes door motoren van landbouw- en bosbouwtrekkers beslist moet worden teruggedrongen, wil men een bijdrage leveren aan de door de EU nagestreefde verbetering van de luchtkwaliteit. |
1.2 |
Het EESC is van mening dat wetgeving die de volksgezondheid en het milieu beoogt te beschermen, uitgebreid moet worden beoordeeld op haar technische, economische en sociale impact. |
1.3 |
Uit onafhankelijke studies en uit de gegevens die door de Commissie zijn verzameld blijkt dat er extra tijd nodig is om geschikte nabehandelingsvoorzieningen te ontwikkelen en te monteren op speciale trekkers die voldoen aan de eisen van de teelt van hoogwaardige landbouwproducten, met name in de wijnbouwsector. |
1.4 |
Het EESC steunt het voorstel van de Commissie om de in artikel 4 van Richtlijn 2000/25/EG vastgestelde data voor de typegoedkeuring en het voor de eerste maal in het verkeer brengen van de fasen III B en IV met drie jaar uit te stellen voor trekkers van de categorieën T2, C2 en T4.1. |
1.5 |
Het EESC is voorts van mening dat op grond van de onderzoeken die aan dit voorstel vooraf zijn gegaan, niet met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat deze trekkers kunnen voldoen aan de grenswaarden voor fase IV. |
1.6 |
Het EESC adviseert de Europese Commissie om verder onderzoek te doen naar de haalbaarheid van fase IV zodra de techniek eenmaal voldoende is ontwikkeld en daar de nodige tijd voor uit te trekken (bij voorkeur tot eind 2014). Het Comité beveelt ook aan dat de Commissie, indien nodig, een verdere aanpassing van de eisen of het tijdschema van fase IV voor smalspoortrekkers voorstelt. |
1.7 |
Het zou een goede zaak zijn als eventuele toekomstige aanpassingen van de wetgeving inzake uitlaatemissies voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en trekkers gezamenlijk zouden worden onderworpen aan een uitgebreide effectbeoordeling en dat de wetgeving niet zou worden uitgebreid tot andere soorten apparatuur zonder adequaat onderzoek en eventuele herziening. |
1.8 |
Aangezien eventuele aanpassingen van de wetgeving inzake uitlaatemissies van motoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines in Richtlijn 97/68/EG automatisch worden overgenomen in de andere richtlijn betreffende landbouwtrekkers (2000/25/EG), beveelt het EESC aan dat de Europese Commissie bij elke effectbeoordeling rekening houdt met de specifieke kenmerken van trekkers in het algemeen en van smalspoortrekkers in het bijzonder, ook al vallen deze niet onder werkingssfeer van Richtlijn 97/68/EG. |
2. Inleiding
2.1 |
Richtlijn 2000/25/EG heeft betrekking op compressieontstekingsmotoren met een vermogen tussen 18 en 560 kW die in landbouw- en bosbouwtrekkers worden gemonteerd. De richtlijn voorziet in grenswaarden voor de emissie van koolmonoxide, stikstofoxide, koolwaterstoffen en deeltjes. Deze emissiegrenzen voor uitlaatgassen en deeltjes worden fasegewijs, d.w.z. op vastgestelde data, aangescherpt. De volgende reeds vastgelegde fasen zijn IIIB (vanaf 1 januari 2011) en IV (vanaf 1 januari 2014). |
2.2 |
De grenswaarden voor emissies van landbouw- en bosbouwtrekkers zijn in 2005 aangepast. De bepalingen voor motoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines (Richtlijn 97/68/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2004/26/EG) werden destijds zonder enige effectbeoordeling, met name voor wat betreft de technische haalbaarheid van deze eisen, overgenomen voor landbouwtrekkers. Anderzijds werd in artikel 4, lid 8, van de Richtlijn bepaald dat er een haalbaarheidsonderzoek moest worden uitgevoerd voordat de fasen IIIB en IV verplicht zouden worden. |
2.3 |
De afgelopen 40 jaar zijn in Europa speciale trekkers ontworpen die zijn afgestemd op de specifieke eigenschappen en indeling van het terrein van met name wijn- en boomgaarden, vooral in Midden- en Zuid-Europa. Deze operationale eisen gelden alleen voor Europese teelt en deze speciale trekkers zijn alleen voor deze markt ontwikkeld. De landbouw- en bosbouwtrekkers die voor deze soort teelt worden gebruikt, worden volgens de kaderrichtlijn voor trekkers 2003/37/EG ingedeeld in type T2, C2 en T4.1 en algemeen aangeduid met de benaming „smalspoortrekkers”. |
2.4 |
Parallel aan de ontwikkelingen die trekkers hebben doorgemaakt, heeft ook de gespecialiseerde teelt een herstructurering ondergaan (1) om de opbrengst en kwaliteit van de gewassen te optimaliseren. Deze herstructurering heeft men kunnen doorvoeren dankzij de beschikbaarheid van smalspoortrekkers, met als gevolg dat sommige van de meest hoogwaardige en meest rendabele teelten in de EU tegenwoordig volledig afhankelijk zijn van deze trekkers – en omgekeerd. |
2.5 |
De strenge eisen van de fasen IIIB en IV houden in dat de motoren moeten worden voorzien van nabehandelingssystemen, die erg groot zijn in verhouding tot de omvang van de motor zelf en die gezien hun operationele eisen bijzonder moeilijk zijn te installeren. De motoren die in deze trekkers worden gebruikt, zijn dezelfde als in andere soorten trekkers; het belangrijkste verschil is de omvang van het motorcompartiment en de beperking qua ruimte rond het motorcompartiment zelf. |
2.6 |
Trekkerfabrikanten kunnen geen motoren met nabehandelingsvoorzieningen installeren en tegelijkertijd aan de operationele eisen qua omvang en wendbaarheid, die inherent zijn aan de ontwerpspecificaties van deze machines, blijven voldoen. |
2.7 |
Deze conclusies werden bevestigd door diverse onderzoeken die in opdracht van de Commissie werden uitgevoerd. Daarin werd voorgesteld dat deze trekkers ofwel helemaal niet aan de fasen IIIB en IV moeten voldoen ofwel pas over 5 jaar. |
2.8 |
Jaarlijks worden ongeveer 26 000 stuks van deze trekkers verkocht, die een marktaandeel van ongeveer 16 % van de markt voor nieuwe trekkers in de EU vertegenwoordigen. Actie is geboden, anders komen er geen moderne trekkers meer die aan fase IIIA voldoen op de markt. Daarmee zou een eind worden gemaakt aan de milieubijdrage die zij leveren; ook zouden ongeveer 80 000 mensen die in de landbouw tewerkgesteld zijn aan grotere veiligheidsrisico's worden blootgesteld omdat oudere trekkers niet over de nieuwste veiligheidsvoorzieningen beschikken. In de productie van trekkers en onderdelen voor trekkers zouden, alleen al voor de Europese Unie, 3 000 banen verloren kunnen gaan. |
3. Het voorstel tot wijziging van de richtlijn
3.1 |
Het voorstel betreft een wijziging van Richtlijn 2000/25/EG met als doel naleving van alle eisen van de fasen IIIB en IV voor tractoren van de categorieën T2, C2 en T4.1 met drie jaar uit te stellen. |
4. Algemene opmerkingen
4.1 |
Het EESC steunt de aanpak van de Commissie, die in de lijn ligt van het zesde milieuactieprogramma (COM(2001) 31 final) (2), waarin wordt gesteld dat moet worden gestreefd naar verbetering van de luchtkwaliteit door de uitstoot van gassen aan de bron aan te pakken, maar ook dat gebruik moet worden gemaakt van gedegen wetenschappelijke kennis en economische beoordelingen en betrouwbare en actuele gegevens en informatie over wat precies onder reducties wordt verstaan. |
4.2 |
Het EESC steunt het voorstel van de Commissie, dat deze beginselen toepast op de fasen IIIB en IV. |
4.3 |
Anderzijds denkt het EESC dat het onzeker blijft of het echt mogelijk zal zijn om motoren die aan fase IV voldoen te monteren in smalspoortrekkers en tegelijkertijd aan de operationele eisen te blijven voldoen. De Commissie acht het van belang de technische vooruitgang in de bedrijfstak in de loop der tijd te volgen om zicht te houden op de vorderingen die bij de overgang naar de grenswaarden van de fasen III B en IV worden geboekt. |
4.4 |
Het EESC pleit voor het opstellen van een verslag voorafgaand aan het verplicht worden van fase IV, als onderdeel van de door de Commissie voorgestelde monitoringprocedure; op grond van dit verslag moet blijken of fase IV haalbaar is voor smalspoortrekkers en moeten eventuele wijzigingen worden aangebracht in de richtlijn. |
4.5 |
Het EESC gaat ervan uit dat in 2005, toen de fasen IIIB en IV middels een wijziging van Richtlijn 2000/25/EG werden uitgebreid van niet voor de weg bestemde mobiele machines tot landbouw- en bosbouwtrekkers in het algemeen en gespecialiseerde trekkers in het bijzonder, geen effectbeoordeling werd uitgevoerd en dat dit de reden is voor deze latere wijziging. |
Brussel, 16 maart 2011
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) Ook met aanzienlijke economische EU-steun als onderdeel van het algemeen landbouwbeleid.
(2) PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 218.