This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52008AE1664
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Consultation on the draft Commission impact assessment guidelines
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De raadpleging over de ontwerprichtsnoeren van de Commissie voor effectbeoordeling
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De raadpleging over de ontwerprichtsnoeren van de Commissie voor effectbeoordeling
PB C 100 van 30.4.2009, p. 28–32
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 100/28 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De raadpleging over de ontwerprichtsnoeren van de Commissie voor effectbeoordeling”
2009/C 100/05
De Europese Commissie heeft op 29 mei 2008, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over
„De raadpleging over de ontwerprichtsnoeren van de Commissie voor effectbeoordeling”.
Op 8 juli 2008 heeft het bureau van het Comité de gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie” belast met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden.
Gezien de urgente aard van de werkzaamheden heeft het Comité tijdens zijn op 21, 22 en 23 oktober 2008 gehouden 448e zitting (vergadering van 22 oktober 2008) besloten de heer RETUREAU aan te wijzen als algemeen rapporteur, en heeft het met 83 stemmen vóór, bij 4 onthoudingen, het volgende advies uitgebracht:
1. Inleiding
1.1. In haar „Jaarlijkse beleidsstrategie 2008” (1) beklemtoont de Commissie dat „het vereenvoudigen en verbeteren van de regelgeving voor het bedrijfsleven en de burgers van de EU” een topprioriteit is. Zij vervolgt: „2007 wordt het jaar van verbetering van het effectbeoordelingssysteem, de start van een actieprogramma om onnodige administratieve belasting als gevolg van nationale en EU-wetgeving te voorkomen en de uitvoering van het bijgestelde vereenvoudigingsprogramma.” Ook verklaart zij werk te willen maken van de follow-up van de toepassing van het Gemeenschapsrecht (2). „In 2008 zal de voltooiing van deze maatregelen centraal staan”.
1.2. Deze strategie is terug te vinden in het werkprogramma: alle acties en voorstellen gaan vergezeld van een draaiboek, dat is opgesteld aan de hand van een reeks gerichte vragen en de daarop verstrekte — doorgaans beknopte — antwoorden. Ook zijn hierin al de eerste resultaten van de effectbeoordeling of het voorafgaande effectbeoordelingsverslag terug te vinden en wordt voor alle afzonderlijke acties en voorstellen een kostenraming gegeven.
1.3. Met het oog op de verbetering van het effectbeoordelingssysteem heeft de Commissie in het hier behandelde voorstel een aantal interne ontwerprichtsnoeren vastgelegd (3). Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de in 2007 uitgevoerde externe evaluatie van het effectbeoordelingssysteem, dat in 2002 werd uitgewerkt en in 2005 werd verbeterd. Tevens houdt zij in haar voorstel rekening met de door de Raad voor effectbeoordeling opgedane ervaringen en de lessen die daaruit kunnen worden getrokken. Bedoeling van de Commissie is de methode voor effectbeoordeling in het algemeen te verbeteren: de beoordeling moet goed afgebakend, voorspelbaar en transparant zijn. Met het oog op de communautaire begroting is ook kwantificering belangrijk (afhankelijk van de complexiteit van het probleem neemt een effectbeoordeling zo'n vijf à dertien maanden in beslag; de Commissie is bereid om in dit verband de middelen vrij te maken die nodig zijn om de doelstellingen van het programma „Beter wetgeven” te kunnen realiseren).
1.4. Met de herziene richtsnoeren wil de Commissie algemene aanwijzingen geven voor het opstellen van effectbeoordelingen, van het voorafgaande effectbeoordelingsverslag tot het definitieve voorstel dat het bevoegde directoraat-generaal aan de Commissie voorlegt. Op die manier kan zij met kennis van zaken een wetgevingsinitiatief nemen, alternatieve wetgeving voorstellen of, in het stadium van het voorafgaande effectbeoordelingsverslag, besluiten niet op te treden of zich ertoe beperken een mededeling uit te brengen, die per definitie niet dwingend is.
1.5. Elke effectbeoordeling is uniek, heeft betrekking op één enkele actie en is gebaseerd op de in het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie vastgelegde doelstellingen. De richtsnoeren zijn dus bedoeld om bakens uit te zetten en procedures en werkmethodes vast te leggen. Daarbij dient voldoende flexibiliteit aan de dag te worden gelegd: de richtsnoeren moeten immers worden afgestemd op de meest uiteenlopende situaties en problemen en dienen te stroken met de in de verdragen vastgelegde communautaire bevoegdheden en verplichtingen en het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel.
1.6. Effectbeoordelingen kunnen worden opgesteld in de volgende officiële EU-talen: Duits, Engels en Frans. In de praktijk wordt het overgrote deel ervan om praktische redenen in het Engels uitgevoerd. De interne communicatie binnen en tussen de DG's en de externe communicatie, m.n. de raadpleging van de betrokken partijen, verlopen nl. ook grotendeels in die taal. Wetgevingsprojecten uit het jaarlijkse werkprogramma gaan systematisch vergezeld van Engelstalige bijlagen waarin de volledige effectbeoordeling en een samenvatting worden opgenomen. Deze bijlagen krijgen een als volgt opgesteld referentienummer: (SEC(jaar), nummer). Elk wetgevingsvoorstel wordt aldus gerugsteund door een effectbeoordeling en een toelichting waarin de Commissie haar keuze motiveert.
2. Algemene opmerkingen
2.1. Elk wetgevingsvoorstel wordt voorafgegaan door een evaluatieprocedure waarbij kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel noodzakelijk is en wat vanuit verschillende standpunten de interne en externe impact ervan is.
2.2. De toepassingsleer betreffende wetgeving, waarbij wordt getracht vast te stellen wat de beste manier is om regelgeving op te stellen, uit te vaardigen en toe te passen (4), legt de nationale wetgever niet dezelfde beperkingen op als de communautaire wetgever. Deze laatste heeft minder voeling met de burgers en staat verder af van hun dagelijkse beslommeringen. Hij dient dus al zijn initiatieven duidelijk toe te lichten, te zorgen voor behoorlijke voorlichting en op alle mogelijke manieren de betrokkenheid van de Europese burgers te bevorderen, om zo de participatiedimensie van het Europese burgerschap, dat onlosmakelijk verbonden is met het nationale burgerschap, te versterken. In deze specifieke politieke context wordt duidelijk dat effectbeoordelingen een integraal onderdeel zijn van het regelgevend optreden en andere acties van de Commissie.
2.3. De vele theoretische en praktische kwesties die verband houden met EU-wetgeving vallen buiten het bestek van dit advies, dat gewijd is aan het communautaire wetgevingsproces. Wel dient te worden beklemtoond dat de wetgevers strikt gebonden zijn aan onomzeilbare „beperkingen”: de oprichtingsverdragen en de algemene rechtsbeginselen van de economisch ontwikkelde democratische landen die lid zijn van de EU (of het lidmaatschap ambiëren), inclusief hun grondwettelijke beginselen en de interpretatie van het primaire en secundaire recht (5).
2.4. Alle volkeren van de EU dromen van democratie, vreedzame oplossing van geschillen, meer samenwerking en solidariteit, versterking van de individuele en collectieve rechten, en degelijke en realistische wetgeving die ontegensprekelijk in overeenstemming is met de verdragen en de algemene rechtsbeginselen die in alle lidstaten van toepassing zijn. Politieke besluiten en wetgeving moeten passen in dit algemene kader, dat niet anders kan worden omschreven dan als „grondwettelijk”, aangezien het de democratische aard van de politieke instellingen en de bevoegdheden van de politieke, wetgevende, bestuurlijke en rechterlijke instellingen bepaalt. Dit grondwettelijke kader, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen communautair beleid op terreinen waarvoor de Gemeenschap exclusief bevoegd is en beleid op terreinen waarvoor de Gemeenschap en de lidstaten bevoegdheid delen, en waarmee de procedures worden vastgelegd die de overheid dient te volgen bij het vaststellen van wet- en regelgeving, moet het mogelijk maken om na te gaan of wetgeving wordt opgevolgd en haar doel bereikt, en of financiele en andere middelen efficiënt worden aangewend. Voorts kan dankzij dit kader regelmatig worden bekeken of aanpassingen of wijzigingen van de wetgeving nodig zijn en of de gestelde doelen zijn bereikt.
2.5. Ook al geven we verder geen details, uit deze opsomming blijkt terdege hoezeer de bevoegdheden, de verantwoordelijkheden en de taken van de verschillende betrokkenen in de EU een complexe aangelegenheid zijn.
2.6. De effectbeoordeling is van meet af aan bedoeld om de kwaliteit en samenhang van de wetgeving waarop het beleid gebaseerd is, te verbeteren. Op die manier wordt getracht een efficiënt regelgevingsklimaat te creëren. Daarnaast moet de effectbeoordeling zorgen voor een coherente tenuitvoerlegging van het beleid inzake duurzame ontwikkeling. Zij ondersteunt beleidsvoering maar vervangt die niet. Dankzij de effectbeoordeling wordt het mogelijk de plus- en minpunten van een wetgevingsproject in kaart te brengen en concurrerende doelstellingen toch met elkaar te verzoenen. In het beginstadium werden alleen effectbeoordelingen opgesteld voor de belangrijkste projecten, later voor alle punten van de jaarlijkse beleidsstrategie en het werkprogramma van de Commissie. In de bijlage bij haar mededeling van juni 2002 zet de Commissie de belangrijkste onderdelen van de effectbeoordeling uiteen. De technische richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging werden in het najaar van 2002 gepubliceerd (6). De huidige herziening van de richtsnoeren, die van start ging in mei 2008, werd voorafgegaan door twee andere herzieningen, nl. in 2005 en eind 2007.
2.7. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna het Comité) heeft de voorstellen van de Commissie ter verbetering van de wetgeving van meet af aan ondersteund. Het kan zich ook nu weer vinden in de algemene voorstellen ter verbetering van de uitwerking en presentatie van de effectbeoordelingen, die een steeds belangrijker rol gaan spelen bij de voorbereiding van wetgevingsprojecten. Ook de inspanningen van de Commissie op het vlak van codificering, leesbaarheid (in de mate van het mogelijke) en vooral ook kwaliteit en eenduidigheid van de juridische begrippen, dragen de goedkeuring van het Comité weg. Ten slotte wijst het Comité erop dat de kwaliteit van de vertaling van de teksten en de follow-up van de toepassing van de communautaire wetgeving cruciaal zijn voor de verbetering van de harmonisatie en de naleving van de regelgeving.
2.8. De mogelijke effecten van een voorstel worden opgedeeld in drie categorieën:
— |
sociale effecten; |
— |
economische effecten; |
— |
milieueffecten. |
Het Comité wijst erop dat de vlag „sociale effecten” zoveel ladingen dekt dat het beter zou zijn twee subcategorieën in te voeren, nl. de eigenlijke sociale effecten en de effecten van maatschappelijke aard (strijd tegen het terrorisme, veiligheid, justitie, enz.). De eigenlijke sociale effecten houden verband met economische kwesties. Concreet gaat het hierbij om de sociale partners, collectieve onderhandelingen en de arbeids- en werkvoorwaarden. De maatschappelijke effecten hebben betrekking op andere gebieden (justitie, politie, enz.); het zijn m.n. de beleidsmakers die een rol spelen in deze kwesties, die van belang zijn voor de hele maatschappij.
2.9. Bij de economische effectbeoordeling wordt op de eerste plaats rekening gehouden met kosten-batenanalyses en mededinging. Tegen de achtergrond van de doelstelling van duurzame ontwikkeling wil het Comité er echter op wijzen dat zowel de kwalitatieve als de economische gevolgen moeten worden bekeken vanuit een langetermijnperspectief. Mededinging is een middel, geen doel op zich. Ook dient aandacht te worden besteed aan de verplichtingen die voortvloeien uit het industriebeleid en de noodzaak van economische en financiële actoren die sterk genoeg staan om de internationale concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Economische en financiële effectbeoordelingen moeten worden gezien in het licht van de internationale economische situatie en de economische samenwerking met derde landen.
2.10. Bij milieueffectbeoordelingen moet gebruik worden gemaakt van een reeks indicatoren die zijn opgesteld aan de hand van regelmatige observaties en gegevens die werden verzameld in vergelijkbare technische omstandigheden (kwaliteit van de lucht in steden, opwarming van de aarde, enz.). Van bijzonder belang hierbij is dat kwaliteitsanalyse en kosten-batenanalyse hand in hand gaan. Het Comité wijst erop dat niet noodzakelijk meer belang hoeft te worden gehecht aan de kosten-batenanalyse. De andere, kwalitatieve gegevens zijn van minstens even groot belang. Het moet mogelijk zijn de twee soorten resultaten naast elkaar te leggen en een aantal criteria inzake de prioriteit af te bakenen. Daarbij kan bv. worden gedacht aan de gevolgen van bepaalde vormen van verontreiniging voor de gezondheid. Het is nagenoeg onbegonnen werk om de extra levensjaren die een maatregel kan opleveren uit te drukken in geld, maar dergelijke gegevens maken wel een vergelijking in tijd mogelijk, ook al spelen in werkelijkheid een groot aantal factoren een rol in de gezondheid en moet bij vergelijkingen in tijd steeds een aanzienlijke foutenmarge in aanmerking worden genomen. Andere factoren dan de luchtkwaliteit zijn nl. ook van invloed op de gezondheid (levenswijze, voeding, preventie, enz.).
2.11. Raadpleging van de betrokken partijen en hun representatieve organisaties op Europees niveau - we denken dan m.n. aan het EESC en het Comité van de Regio's, die de maatschappelijke organisaties en het lokale en regionale niveau vertegenwoordigen – is van kapitaal belang. De krappe termijnen en het feit dat effectbeoordelingen normaliter altijd in dezelfde taal worden opgesteld, zijn voor heel wat organisaties, m.n. op het nationale niveau, problematisch. Hier is dan ook een belangrijke taak weggelegd voor de Europese adviesorganen, die moeten toezien op de kwaliteit van de effectbeoordelingen en die ervoor moeten zorgen dat de raadpleging conform de interinstitutionele samenwerkingsovereenkomsten verloopt. Hoe dan ook mag met deze raadplegingsronde geen wissel worden getrokken op het volgende stadium, nl. de raadpleging over concrete wetgevingsprojecten, die meer politiek van aard is.
2.12. Het Comité is ingenomen met de doorwrochte aanpak die de Commissie voorstelt. Het kan zich vinden in zowel de horizontale benadering van effectbeoordelingen waarbij verschillende DG's zijn betrokken als in het feit dat aandacht uitgaat naar de tijdsdimensie (gevolgen op korte, middellange en lange termijn). De in 2007 opgestelde ex-postevaluatie van de effectbeoordelingen indachtig zou het misschien logisch zijn dat een dergelijke door de Raad voor effectbeoordeling uit te voeren evaluatie wordt opgenomen in de procedure voor het opstellen van een effectbeoordeling, zodat een diepgaande discussie kan worden gevoerd over de relevantie van de indicatoren en de pertinentie van de analyses, of het nu om kosten-batenanalyses of om kwalitatieve analyses gaat. Het Comité is m.n. van oordeel dat in de richtsnoeren voor effectbeoordeling meer aandacht moet uitgaan naar de kwestie van de indicatoren, die kunnen worden opgesteld aan de hand van statistische gegevens van Eurostat of van specifieke, door de Commissie uitgevoerde enquêtes. Dit geldt overigens evenzeer voor de indicatoren die worden vastgesteld door andere organisaties, zoals de UNDP (VN), of door de ministeries of universiteiten van de lidstaten.
2.13. De algemene en transversale kwesties komen terdege aan de orde in het tweede gedeelte van de ontwerprichtsnoeren. We denken dan bv. aan de tijdsdimensie en de verlichting van de administratieve rompslomp. Ook beklemtoont de Commissie dat niet te snel mag worden voorbijgegaan aan effecten die zich niet zonder meer in een kosten-batenanalyse laten inpassen en aan de wisselwerking tussen verschillende factoren. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van andere wetgevingsprojecten, of die nu al werden goedgekeurd of zich nog in het stadium van de effectbeoordeling bevinden, vooral als het gaat om een wetgevingspakket en er algemene EU-doelstellingen in het spel zijn (Lissabonstrategie, naleving van de grondrechten, Europese energiestrategie en de doelstelling van duurzame ontwikkeling). Ten slotte dient ook te worden gelet op de externe gevolgen.
2.14. Specifieke aandacht dient uit te gaan naar de impact op het MKB. In dit verband mag niet worden vergeten dat de regelgeving voor kleinere bedrijven vaak meer kosten meebrengt en dat de administratieve belasting zwaarder weegt voor kleine dan voor grote ondernemingen. Het Comité is bijzonder tevreden dat de Commissie oog heeft voor de specifieke situatie van het MKB en schaart zich achter haar aanbeveling dat maatregelen moeten worden getroffen indien uit een effectbeoordeling blijkt dat de gevolgen van een bepaald project voor het MKB onevenredig of buitensporig zwaar zijn.
2.15. Ten slotte mogen de in de effectbeoordeling voorgestelde oplossingen niet gekunsteld of vergezocht zijn: enkel reële, geloofwaardige en haalbare beleidsalternatieven zijn aanvaardbaar.
3. Kritische beschouwingen
3.1. De procedures en termijnen voor de effectbeoordelingen worden door de Commissie tot in detail uiteengezet maar bieden voldoende ruimte, zodat kan worden ingespeeld op allerhande uiteenlopende situaties.
3.2. Elke effectbeoordeling is uniek en staat op zichzelf, hoewel een aantal regels en beperkingen onontkoombaar zijn, zowel bij de voorafgaande verslagen als bij de eigenlijke beoordelingen. We denken dan aan het overleg tussen de verschillende diensten, de termijn voor het opstellen van een studie door een externe adviseur, de budgettaire planning en het werkprogramma van de Commissie.
3.3. Doorgaans wordt bij de uitwerking van een effectbeoordeling een beroep gedaan op het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), waarvan de onderzoekers vaak samenwerken met universiteiten of deskundigen en zich baseren op Eurostatgegevens. Mocht dat nodig zijn dan verzamelen de onderzoekers zelf de nodige gegevens of maken zij gebruik van bestaande mathematische of budgettaire methodes en gemeenschappelijke indicatoren. Ook kunnen zij enquêtes of peilingen uitvoeren om de gebruikelijke overlegprocedures aan te vullen.
3.4. Opmerkelijk is dat in de effectbeoordelingen steeds vaker de financiële impact van alle mogelijke opties wordt becijferd, zodat dit criterium kan worden meegenomen bij de besluitvorming. Dit strookt met de in de bijlage vastgelegde methodologievereisten (in feite gaat het om een nieuwe handleiding voor het opstellen van effectbeoordelingen).
3.5. Het is een feit dat bv. de impact op het milieu (7) kan worden uitgedrukt in kosten of besparingen, maar dat neemt niet weg dat er daarnaast nog andere, belangrijker factoren zijn die moeten meewegen, m.n. kwalitatieve factoren zoals de gevolgen voor de klimaatverandering, de eerbiediging van de grondrechten, ethische kwesties, en de korte- en langetermijngevolgen voor de gezondheid.
3.6. Over het algemeen zouden de kwalitatieve criteria de doorslag moeten geven. Zij stemmen immers overeen met de doelstellingen en het beleid van de Unie. Dit impliceert dat kosten worden gemaakt (schadeloosstelling van asbestslachtoffers e.d.) maar preventie is een ethische verplichting. Asbest mocht dan een efficiënte en goedkope manier zijn om gebouwen, machines of leidingen te isoleren, de hoge ontmantelingskosten die nu noodzakelijk zijn doen die kortetermijnbesparingen teniet. Uiteindelijk is de balans negatief, en is het nu, tientallen jaren later, vaak niet zeker dat de vervuiler opdraait voor de kosten. In effectbeoordelingen dient dan ook uitdrukkelijk te worden verwezen naar het voorzorgsbeginsel, wat vanzelfsprekend geen vrijbrief mag zijn om niet op te treden.
3.7. Achteraf blijkt dat de belangrijkste problemen te maken hebben met de raadpleging van de betrokken partijen. Zo kan het gebeuren dat de opmerkingen van kleine ondernemers of zelfstandigen worden beschouwd als persoonlijk commentaar, terwijl hun ervaring juist bijzonder waardevol is en niet zomaar mag worden ondergesneeuwd door het advies van gevestigde, actieve lobbyisten die soms tendentieuze rapporten of gegevens voorleggen (8).
3.8. De impact van bijzonder complexe projecten is vaak moeilijk te becijferen (bv. REACH). Er is uiteindelijk voor gekozen om de bescherming van werknemers en gebruikers prioriteit te geven, hoewel de industrie erin geslaagd is de nodige politieke steun te vinden om de reikwijdte van de wetgeving te beperken.
3.9. Dit soort situaties is geen uitzondering. De betrokken sectoren verdedigen hun belangen, maar het is aan de wetgever het algemeen belang boven particuliere kortetermijnbelangen te stellen. Ook kunnen bepaalde maatregelen die op korte termijn worden ervaren als een „beperking”, op middellange termijn comparatieve voordelen blijken op te leveren. Dat is m.n. het geval als Europese voorschriften dankzij de technologische vooruitgang uitgroeien tot universele regels (bv. beperking van de uitstoot van motorvoertuigen, bevorderen van minder vervuilende en duurzamere vormen van energie).
3.10. De Groenboeken en Witboeken waarmee de Commissie haar wetgevingsvoorstellen voorbereidt dragen er in grote mate toe bij dat een openbaar debat op gang komt met de betrokken partijen en meer in het algemeen met de door het EESC of ngo's vertegenwoordigde maatschappelijke organisaties. De wetgever zelf krijgt tijdens de discussies op intern niveau de tijd om werkbare compromissen te zoeken.
3.11. Helaas gebeurt het dat bepaalde projecten worden afgeschoten of ingrijpend worden gewijzigd, om ideologische redenen of omdat de wetgever overijld te werk gaat, terwijl een omzichtigere aanpak ongetwijfeld een voor alle partijen acceptabele oplossing had kunnen opleveren (dat was het geval met de ontwerprichtlijn havendiensten, het resultaat van haastwerk van de ontslagnemende Commissie die niet de tijd heeft genomen om de betrokkenen te raadplegen en compromissen te zoeken).
3.12. In het licht van de huidige crisis zou de grootst mogelijke omzichtigheid moeten worden betracht en moet worden afgestapt van bepaalde vooroordelen en andere autoriteitsprincipes. Het criterium van geldige praktijkervaring is cruciaal voor het opbouwen van collectieve ervaring, zodat effectbeoordelingen kunnen worden opgesteld die zowel op voorzichtigheid als op creativiteit stoelen. Deze benadering staat haaks op de zogenaamd wetenschappelijke opvatting dat een niet gereguleerde markt efficiënter zou zijn dan een regulering op maat die zorgt voor transparantie en een rem zet op wanpraktijken en fraude, en dat elke vorm van overheidssteun hoe dan ook uit den boze is. Deze al te simplistische kijk op de economische en financiële situatie moet worden vervangen door een realistische en evenwichtige visie.
4. Conclusies
4.1. Het Comité is van oordeel dat effectbeoordelingen daadwerkelijk bijdragen aan de verbetering van de wetgeving en is dan ook bereid hieraan ten volle zijn medewerking te verlenen, vanzelfsprekend binnen het kader van zijn bevoegdheden en menselijke en materiële middelen. Effectbeoordelingen zijn immers van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat nieuwe communautaire beleidsmaatregelen een warm onthaal wordt bereid op intern vlak. Zaak is dat de burger een zo goed mogelijk inzicht krijgt in nieuwe wet- of regelgeving, of het nu om wetten (hard law) of niet-bindende maatregelen (soft law) gaat. Tevens is het belangrijk dat de representatieve niet-gouvernementele organisaties via de klassieke weg van vragenlijsten worden betrokken bij de uitwerking van de communautaire wetgeving.
4.2. Het Comité wijst erop dat de resultaten van de raadplegingen door de betrokken DG's met de grootst mogelijke zorg moeten worden bekeken. Het is immers in het verleden al gebeurd dat de Commissie bepaalde bedenkingen en bezwaren naast zich neer legde, wat tot gevolg had dat via ingrijpende wijzigingsvoorstellen achteraf nog zwaar werd getornd aan een wetgevingsvoorstel, of zelfs dat het voorstel door Raad of Parlement, die steeds hun oor te luisteren leggen bij het middenveld, werd verworpen. Door de participatiedemocratie haar werk te laten doen kunnen dergelijke situaties, die uiteindelijk zowel politiek als budgettair bijzonder belastend zijn, worden vermeden.
4.3. De rol van de communautaire wetgever kan alleen maar baat hebben bij een moderne en efficiënte regelgevingsmethode.
4.4. Ter afronding wil het Comité nog zijn waardering uitspreken voor de niet aflatende inspanningen van de Commissie en de middelen die zij al jaren inzet om de wetgeving te verbeteren. Dit streven is cruciaal voor een Unie die het recht hoog in het vaandel draagt, en het Comité hoopt dan ook dat de Commissie op de ingeslagen weg zal voortgaan.
Brussel, 22 oktober 2008.
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Mario SEPI
(1) COM(2007) 65 final, februari 2007.
(2) Zie het EESC-advies, PB C 204 van 9.8.2008, blz. 9.
(3) COM, mei 2008 ongenummerd werkdocument (http://ec.europa.eu/governance/impact/consultation/ia_consultation_fr.htm).
(4) Chevallier, J. (1995), „L'évaluation législative: un enjeu politique”, in Delcamp A. et al., Contrôle parlementaire et évaluation, Parijs, 1995, blz. 15.
(5) Ook moet rekening worden gehouden met een aantal tragische ervaringen uit het verleden, waarbij het recht in het algemeen en m.n. de rechten van het individu op vaak onvoorstelbaar wrede wijze met voeten werden getreden.
(6) COM(2002) 276 final, 5.6.2002.
(7) Par. 9.3.4 van de bijlage „Environmental Impact Assessment Models.”
(8) Een voorbeeld is het overleg over de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen (raadplegingsdocument van DG interne markt van 19-.10-.2000)