This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52008AE1523
Opinion of the European Economic and Social Committee on Multilingualism
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité Meertaligheid
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité Meertaligheid
PB C 77 van 31.3.2009, p. 109–114
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 77/109 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité „Meertaligheid”
(2009/C 77/25)
In een brief d.d. 4 februari 2008 heeft vicevoorzitster van de Commissie Margot WALLSTRÖM het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht om overeenkomstig art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een verkennend advies uit te brengen over:
„Meertaligheid”
De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 18 juli 2008 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw Le Nouail-Marlière.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 september 2008 gehouden 447e zitting (vergadering van 18 september 2008) onderstaand advies met 144 stemmen vóór en 8 tegen, bij 13 onthoudingen, goedgekeurd.
Samenvatting en conclusies
— |
Meertaligheid wint ook vanuit politiek en economisch oogpunt steeds meer aan belang. Het Comité betreurt het daarom dat de Commissie geen voorstel doet voor een concreet programma dat in de lijn ligt van haar „nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid” uit 2005, maar nu, tegen het einde van haar mandaat, integendeel weer met een nieuwe strategie komt. |
— |
Het Comité verzoekt de Commissie en de lidstaten het debat over de doelstellingen nog aan te zwengelen, zodat gezamenlijk beslissingen kunnen worden genomen over de maatregelen die nodig zijn op cultureel en onderwijsgebied. |
— |
Het dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan dat zij de keuze van een eerste levende vreemde taal trachten te sturen en duidelijk maken dat er alternatieven zijn voor het Angloamerikaans; ook moeten zij zich inzetten om het aanleren en het gebruik van Europese talen bij de betrekkingen met derde landen te promoten. |
— |
Er bestaat een nauw verband tussen de behoeften van de Europese burgers op taalvlak, de Europese werkgelegenheidsstrategie en de in het kader van de structuurfondsen, m.n. het Cohesiefonds, vastgelegde convergentiedoelstellingen. De Commissie en de lidstaten mogen dan ook niet nalaten uit deze fondsen te putten om de Europese burgers ertoe aan te zetten naast hun moedertaal twee vreemde talen te leren. Het Comité zou er zelfs voor willen pleiten dit tot een van de prioritaire doelstellingen van de fondsen uit te roepen. Voorts moeten de Commissie en de lidstaten in dit verband erop toezien dat de Europese talen in stand worden gehouden, maar ook dat niet EU-talen worden aangeleerd, wat nuttig kan zijn bij culturele, sociale, politieke en economische betrekkingen, de kennis van andere culturen kan vergroten en de vrede en vriendschap tussen de volkeren kan bevorderen. |
— |
Er zit jammer genoeg geen schot in de situatie van burgers die geen enkel uitzicht hebben op een behoorlijke baan, d.w.z. officieel werk met de nodige garanties op het gebied van sociale zekerheid, en ook de situatie in de gebieden die het verst verwijderd zijn van de stedelijke en toeristische centra is verre van rooskleurig. Het Comité verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook in hun nieuwe maatregelen geen vormen van discriminatie of ongelijke behandeling in het leven te roepen en ervoor te zorgen dat deze niet leiden tot nieuwe gevallen van uitsluiting en nieuwe frustraties. Overleg met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld is in dit opzicht van cruciaal belang. |
— |
Aangezien de Commissie voornemens is een overleg tussen de interne diensten op poten te zetten, zou er bij de maatregelen rekening moeten worden gehouden met de context van de verbetering van de reglementering, zodat het concurrentievermogen van het MKB er niet onder lijdt. |
— |
De Commissie en de lidstaten dienen er in het kader van het Europees certificeringssysteem voor te zorgen dat verworven kwalificaties op het gebied van formeel én informeel leren nauwkeurig kunnen worden geëvalueerd, zodat zij overal gelden en erkenning krijgen; dit geldt voor alle burgers en werknemers, ongeacht hun statuut. |
— |
Ten slotte roept het Comité de lidstaten en de Commissie op meer te investeren in de opleiding van taalleraren, vertalers en tolken; er zijn immers niet voldoende mensen beschikbaar om binnen de instellingen te voldoen aan de communicatiebehoeften in alle officiële talen, en ook in de economische sector zijn nog altijd mensen met een goede talenkennis nodig. |
1. Inleiding
Het Comité heeft op 6 september 2006, kort voor de Commissie een nieuwe portefeuille voor meertaligheid en interculturele dialoog instelde en Leonard Orban benoemde tot nieuwe commissaris, een advies uitgebracht (1) waarin het zijn standpunt over de mededeling „Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid” toelichtte.
Enige tijd later, op 25 oktober 2007, heeft commissaris Orban op uitnodiging van EESC-voorzitter Dimitriadis de zitting bijgewoond en blijk gegeven van zijn belangstelling voor de werkzaamheden van het Comité.
Nu er een nieuwe strategie in de pijplijn zit heeft de commissaris het Comité verzocht een verkennend advies op te stellen.
Het Comité wil daarin:
— |
nagaan wat de vorige strategie van de Commissie heeft opgeleverd en in hoeverre zijn aanbevelingen van destijds zijn opgevolgd; |
— |
een overzicht geven van de door de Commissie ondernomen acties; |
— |
een bijdrage leveren aan de grootschalige openbare raadpleging van de Commissie en de hoorzitting van 15 april 2008, zodat de Commissie nog ruimschoots de tijd heeft om de kanttekeningen van het Comité mee te nemen in de mededeling die zij in september 2008 denkt uit te brengen. |
2. Algemene opmerkingen
2.1 |
Meertaligheid is een heet hangijzer, niet omdat het verschijnsel in de mode zou zijn, maar omdat we nu eenmaal leven in een tijdperk van globalisering waar we te maken krijgen met steeds meer spelers met zeer diverse achtergronden. Nieuwe situaties vergen nieuwe oplossingen en antwoorden. Het blijft overigens niet bij economische en technische veranderingen, ook op sociaal, politiek, cultureel en maatschappelijk vlak worden de bakens verzet. Sommige fenomenen bestaan al langer of zijn er altijd al geweest, maar treden nu pas op de voorgrond en gaan soms zelfs zo'n grote rol spelen dat zij niet meer weg te denken zijn. |
2.2 |
De culturele dimensie dringt door tot de meest uiteenlopende terreinen zoals de werkvloer, de zakenwereld, vrijetijdsbesteding en toerisme. Het Comité mag niet nalaten alle facetten van deze kwestie te belichten zodat het de instellingen op de hoogte kan houden van wat er leeft bij de burger en praktische en intelligente oplossingen kan aandragen. Het dient daarom zo veel mogelijk deel te nemen aan raadplegingen en debatten. De grote verscheidenheid aan vaak goed onderbouwde meningen toont aan hoezeer de Europese burgers belangstellen in deze kwestie, die immers symbool staat voor hun menszijn. |
2.3 |
In zijn bovenvermeld advies pleitte het Comité ervoor dat:
|
2.4 |
Het Comité vestigde er in dit vorige advies kortom de aandacht op dat zoveel mogelijk burgers moeten worden betrokken bij deze strategieën voor het verwerven en in praktijk brengen van talenkennis en dat daarbij naar haalbare oplossingen moet worden gezocht. Ook waarschuwde het voor het ontstaan van nieuwe vormen van maatschappelijke discriminatie en riep het de EU ertoe op van een zo groot mogelijk aantal brontalen uit te gaan zodat zij haar eigen culturele, economische en taalgrenzen kan overstijgen. Ten slotte wees het erop dat de economische, culturele en maatschappelijke aspecten met elkaar in evenwicht moeten zijn en dat op het vlak van arbeid en werkgelegenheid een krachtige inhaalbeweging nodig is. |
2.5 |
Voorts wees het Comité er in dit advies op dat taal en cultuur allerhande veranderingen hebben ondergaan en dat ook de politieke en economische machtsverhoudingen in de wereld gewijzigd zijn. Als een taal uitsterft leidt dat er jammer genoeg ook toe dat bepaalde maatschappelijke en politieke groepen zich gedwongen zien tot assimilatie of eenvoudigweg verdwijnen. Europa staat tegenover dezelfde uitdagingen als andere delen van de wereld: zo moet het ten eerste zien te vermijden dat één enkele taal de transnationale verhoudingen gaat beheersen, en moet het daarnaast de grote rijkdom aan regionale talen beschermen en een aantal dialecten voor uitsterven behoeden. Toch is er ook een verschil, nl. het statuut dat de officiële talen innemen in het politieke en economische geheel dat Europa is (of bezig is te worden — afhankelijk van de kijk op de mate van integratie van de EU). |
2.6 |
Beleidskeuzes op het vlak van taal en cultuur weken noodzakelijkerwijs heel wat emoties los die te maken hebben met identiteit. Dat geldt ook voor de EU, die in de loop der jaren nochtans een aantal sterke troeven in handen heeft gekregen. We denken dan aan het instrumentarium ter versterking van de sociale en territoriale samenhang, de consensus over de criteria waaraan een representatieve en een participatiedemocratie moeten beantwoorden en de sociale modellen die stuk voor stuk gegrondvest zijn op een zekere mate van solidariteit. |
2.7 |
Brengen we het demografische vraagstuk en de problematiek van culturele belangen met elkaar in verband, dan rijzen een aantal belangrijke vragen die we niet mogen ontlopen, zoals: zetten de Europeanen zelf zich voldoende in voor hun eigen taal, leveren zij voldoende inspanningen om hun taal te verspreiden en te beschermen, om haar levend te houden, om, in één woord, hun taal binnen en buiten Europa zo veel mogelijk te gebruiken? |
3. Specifieke opmerkingen
3.1 |
De Commissie is op 14 september 2007 van start gegaan met een openbare raadpleging die op 15 april 2008 werd afgesloten met een conferentie, waarop zij de talrijk aanwezige verenigingen en organisaties uit de culturele en onderwijssector m.n. de resultaten van de volgende initiatieven presenteerde:
|
3.2 |
Tijdens de debatten zijn de volgende knelpunten naar voren gekomen:
|
3.3 Tijdens de hoorzitting uiteengezette algemene doelstellingen ter bevordering van de meertaligheid:
3.3.1 |
Vergroten van de talenkennis in de EU („méér dan Engels alleen”). Commissaris Orban voor meertaligheid heeft in zijn toespraak tijdens de hoorzitting, maar ook bij andere gelegenheden, duidelijk gemaakt dat de Commissie zich niet neerlegt bij de dominantie van het Engels en het tij probeert te keren. |
3.3.2 |
Op sociaal vlak is het zaak:
|
3.3.3 |
Op economisch vlak moet aan de volgende punten worden gewerkt:
|
3.3.4 |
Het externe beleid van de EU en meertaligheid: De Commissie houdt vast aan de „doelstelling van Barcelona”, te weten dat elke burger naast zijn moedertaal ook twee andere levende talen moet beheersen, en wel 1 internationale taal + 1 „tweede moedertaal” of „persoonlijke adoptietaal” (deze begrippen zijn ingegeven door het verslag van de groep van de heer Maalouf). |
3.3.5 |
Wat en hoe? De Commissie is voorstander van informeel leren met het „business literacy system”, waardoor mensen een taal sneller zouden oppikken en waaraan iedereen probleemloos kan deelnemen, maar is erg zuinig met details. Wel geeft zij aan dat het de bedoeling is de Europese burgers bv. op de bus of andere openbare plaatsen kennis te laten maken met vreemde talen, zodat zij zich deze als het ware spelenderwijs eigen maken. |
3.3.6 |
Hoe nu verder? De Commissie wil uitgaan van een strategie op middellange termijn voor structurele samenwerking tussen de lidstaten, en daaraan een Europese meerwaarde toevoegen. |
3.4 Het Elan-verslag (2):
Het Elan-verslag wil ondernemingen het belang van meertalige geschoolde werknemers doen inzien. Er wordt evenwel geen overzicht gegeven van de behoeften per functie of per sector. De Commissie zou er goed aan doen om de Stichting van Dublin tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (of een ander Europees orgaan) te verzoeken om een nauwkeuriger overzicht op te stellen van de vaardigheden waaraan vanuit het oogpunt van ondernemingen én werknemers behoefte is.
3.4.1 |
Verslag van de door de heer DAVIGNON voorgezeten groep Bedrijvenforum voor meertaligheid (3): Dit eind juni 2008 gepubliceerde verslag toont aan waarom het, vanuit het standpunt van het Bedrijvenforum voor meertaligheid belangrijk is om in taalvaardigheid te investeren. Er is in kaart gebracht wat er zoal gedaan is om de talenkennis in het zakenmilieu te bevorderen en er worden aanbevelingen gedaan aan het bedrijfsleven om hun resultaten op het gebied van „meertalige” handelscommunicatie te bevorderen: „… een inventaris van de talenkennis in de bedrijven opmaken; het aanwervingsbeleid en het beleid voor strategische ontwikkeling inzake human ressources onder de loep nemen; werknemers uit verschillende taalgebieden aannemen; speciaal voor vertalers en tolken, voorlichters en media ontwikkelde taaltechnologieën toepassen; de internationale mobiliteit van het personeel bevorderen.” er worden eveneens aanbevelingen gedaan voor Europa en de Europese instellingen en voor de lokale, regionale en nationale overheden. Er worden tal van argumenten ter ondersteuning van meertaligheid aangedragen. |
3.5 Het verslag van de groep van de heer Amin Maalouf (4):
Het Comité is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een groep gerenommeerde intellectuelen om advies te vragen. Tijdens de hoorzitting van 15 april prees de vertegenwoordiger van de groep het verslag aan als waarschijnlijk het best geschreven en meest leesbare van alle Commissiedocumenten tot nog toe, iets waar zeker een kern van waarheid in zit. Sleutelgedachte van het verslag is dat de Europese burgers ertoe moeten worden aangezet naast een internationale taal ook nog een „persoonlijke adoptietaal” te leren, niet omdat zij daar in economisch of ander opzicht belang bij hebben maar louter uit affiniteit. Hoewel dit voorstel van edelmoedigheid getuigt en erkent hoezeer taal de dragende kracht vormt voor cultuur en communicatie, gaat de groep er hierbij vanuit dat alle burgers evenveel tijd en zin hebben om vreemde talen te leren, wat lang niet altijd het geval is. Daarbij kan de culturele achtergrond een rol spelen, maar feit is ook dat de meerderheid van de Europese burgers eenvoudigweg niet beschikt over de koopkracht om deel te nemen aan dit soort „kwalificerende” culturele activiteiten, volgens de definitie van Pierre Bourdieu.
Steeds meer (jonge) Europeanen beseffen dat de kennis van levende andere Europese of niet-Europese talen wel degelijk zin heeft. Daar staat tegenover dat een groeiend aantal mensen het almaar moeilijker krijgen om in hun levensonderhoud en de behoeften van hun kinderen te voorzien. Zonder alles te willen terugvoeren op de klassenstrijd mag toch niet worden vergeten dat er in Europa nog steeds een maatschappelijke tweedeling is. Het is dan ook van groot belang dat m.n. met het oog op de Lissabondoelstellingen gebruik wordt gemaakt van de cohesiemiddelen.
Het zou bijgevolg zinvol zijn als de Commissie de bijdrage van het Grundtvig-initiatief en de programma's voor volwassenenonderwijs en levenslang leren pas voorlegt aan de lidstaten, de Raad en het Parlement nadat zij een en ander in cijfers en statistieken heeft gevat. Op deze manier krijgt het onderwijsbeleid van de lidstaten een Europese meerwaarde.
Het Comité wil verder opmerken dat geen afdoende oplossing wordt gepresenteerd voor de dominantie van het Engels als eerste levende vreemde taal, integendeel, de Commissie lijkt dit onderwerp uit de weg te gaan; een mogelijkheid is natuurlijk ook deze kwestie volledig over te laten aan de lidstaten en de ouders. Ook al wordt er in het document op gewezen dat Engels alleen niet volstaat, het blijft wel de voertaal binnen de EU en op het internationale toneel. De groep reikt geen kant-en-klare oplossing aan, zij wijst slechts de weg. Het Comité zou graag zien dat de Commissie, de lidstaten, de Raad en het EP extra aandacht besteden aan deze kwestie.
3.6 Het ontwerpadvies van het CvdR (5):
De taalkwestie is voor de plaatselijke en regionale autoriteiten van het hoogste belang: niet alleen is er een verband met werkgelegenheid, taal bepaalt ook de betrekkingen tussen Europeanen en niet-Europeanen, en dat in alle maatschappelijke geledingen en alle sectoren, gaande van volksgezondheid (personeelstekort) tot toerisme, dienstverlening, en kleuter-, lager en middelbaar onderwijs. Tevens speelt taal een rol in de integratie van migranten. Ten slotte neemt de taalproblematiek in steeds meer regio's een bijzondere plaats in. Het pleidooi van het CvdR om gebruik te maken van de cohesiemiddelen en zijn verzoek om van te voren te worden geraadpleegd over strategische beslissingen, zijn dus meer dan terecht.
3.7 Het werkdocument van de Commissie „Verslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan — Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen” (6):
Als niet wordt erkend dat Europa meer middelen moet uittrekken zal dat tot inertie leiden, zo vreest het Comité. Het gevaar dreigt m.a.w. dat nog slechts maatregelen worden getroffen die absoluut niet in verhouding staan tot de behoeften, zodat de resultaten op middellange en lange termijn teleurstellend zijn. Het Comité roept de lidstaten op grondig over een en ander na te denken: televisie volstaat niet en informeel leren moet meetbaar zijn. De door de Commissie voorgestelde coördinatiemethode zal de administratieve rompslomp verminderen maar betekent niet noodzakelijk vooruitgang voor de burger.
4. Conclusies
4.1 |
De Commissie loopt over van goede wil maar laat het bij een oproep aan de lidstaten om de onderwijsstelsels aan te passen. Samenhangende voorstellen voor EU-actie ontbreken. |
4.2 |
Het Comité hoopt dat de lidstaten op dezelfde voet verder gaan, maar dringt er wel op aan dat zij zich niet blindstaren op het Engels als internationale taal. |
4.3 |
Het taalonderwijs moet op alle niveaus (kleuterschool, lagere en middelbare school, hoger onderwijs en voortgezette opleiding) rekening houden met de onderlinge taalkundige of geografische verwantschap tussen bepaalde Europese talen, en oog houden voor de diversiteit. |
4.4 |
Van de burgers wordt verwacht dat zij naast hun moedertaal nog twee andere levende talen leren. Zo veel mogelijk mensen dienen dan ook toegang te krijgen tot het volwassenenonderwijs zoals dat door de Commissie wordt geschetst (7). Het aanbod dient dus te worden aangepast en de belangstelling van de burgers dient te worden gewekt door concrete motiverende maatregelen op het terrein. Daartoe dient te worden geput uit de knowhow van de betrokken maatschappelijke organisaties en de publieke en privé-sector. Ook moet de sociale en burgerdialoog worden aangezwengeld en moet erop worden toegezien dat de burgers die toch al maar zijdelings betrokken zijn bij interculturele uitwisselingen door de nieuwe initiatieven niet opnieuw buiten de boot vallen. |
4.5 |
De Commissie belooft werk te maken van democratisering en informeel leren. Dit houdt in dat in het kader van het Europees certificeringssysteem nauwkeurige evaluaties worden opgesteld, zodat:
|
4.6 |
De lokale en territoriale overheden moeten daadwerkelijk worden betrokken bij de uitwerking van het lesaanbod, dat overeenkomstig de ambities van de Commissie flink dient te worden uitgebreid. |
4.7 |
Daar de voorstellen van de Commissie inzake de economische behoeften van het bedrijfsleven op de eerste plaats de ondernemingen en de werknemers aanbelangen, moeten de lidstaten en de Commissie de sociale partners erop wijzen dat deze problematiek niet mag ontbreken op de sociale agenda, zodat zij de praktijkervaringen kunnen bespreken en samen naar oplossingen kunnen zoeken. |
4.8 |
De beste manier om een taal goed te leren en ook echt te assimileren, is een taalbad. Alle mogelijke doelgroepen moeten daarom, ongeacht hun niveau, de kans krijgen en worden aangemoedigd zich onder te dompelen in een vreemde taal. Die behoefte is misschien wel het grootst bij de minst mobiele bevolkingsgroepen die zelden of nooit de grens oversteken. Het is dus zaak hiervoor de nodige middelen vrij te maken. Niemand kan worden verplicht te gaan reizen, maar het is ook zo dat niet iedereen over de nodige middelen beschikt. Engels alleen volstaat niet, en ook de televisie is geen wondermiddel. |
4.9 |
We mogen niet vergeten dat de talenkennis van migranten een troef kan zijn. De meningen over migranten en het aanleren van de taal van het gastland zijn echter verdeeld. Sommigen zijn van oordeel dat het de plicht is van migranten om de taal van hun gastland te leren, omdat integratie anders onmogelijk is, en willen de toegang tot het grondgebied van de EU zelfs koppelen aan talenkennis. Haaks daarop staat de opvatting dat migranten het recht hebben de taal van hun gastland te leren om daar te kunnen werken, leven en hun rechten te verdedigen, en dat het de taak van de overheid is om taalcursussen in te richten. Hoe het ook zij, de kloof tussen theorie en praktijk is nog diep. De ervaring toont aan dat goede praktijkvoorbeelden niet altijd de bijval krijgen die zij verdienen en dat tal van verenigingen integendeel zelfs financieel worden gekortwiekt. Taalonderwijs is een uitdaging van formaat: leren verloopt niet voor alle leeftijdsgroepen op dezelfde manier. Het Comité wil in dit verband de aandacht vestigen op studies die aantonen dat het aanleren van een vreemde taal steeds geënt is op interculturele uitwisseling (8). Het Comité beklemtoont dat ook de pedagogische en de onderwijssector — van het kleuteronderwijs tot volwassenenonderricht en voortgezette opleiding — een vinger in de pap moeten krijgen. Betrokken partijen zijn op de eerste plaats leerlingen en leraars, ook waar het gaat om de validering van informele kennis (9). |
4.10 |
De talen die in Europa gesproken worden zijn de nationale en streektalen plus de talen van de migranten. Om die enorme culturele diversiteit in goede banen te leiden moet worden voldaan aan twee voorwaarden: het promoten van de Europese culturele diversiteit en een tolerante en respectvolle houding tegenover migranten. De sociale en territoriale samenhang in de EU is niet langer enkel een zaak van economisch of politiek belang. Ook de culturele dimensie is vandaag al niet meer weg te denken en raakt steeds meer verweven met het cohesievraagstuk. |
4.11 |
Net als de sprekers van de oorspronkelijke talen van Europa moeten ook de migranten hun taal doorgeven aan hun nakomelingen. Talen die niet worden gesproken zijn immers gedoemd te verdwijnen. Overigens zouden migranten kunnen worden ingezet om hun moedertaal te onderwijzen aan al wie zijn communicatiepotentieel wil verruimen. |
4.12 |
De lat ligt dus hoog voor het Europees maatschappelijk middenveld. Men mag zich niet zonder meer tevreden stelt met de voordelen die meertaligheid in een veeltalige omgeving meebrengen. De initiatieven van de maatschappelijke organisaties moeten waardering krijgen, hun behoeften moeten worden erkend en zij moeten over de nodige middelen kunnen beschikken om hun doelstellingen te verwezenlijken, waarbij het niet ter zake doet of de fondsen afkomstig zijn uit de openbare of de privésector. |
4.13 |
Een en ander impliceert dat de sociale partners een langetermijnstrategie uitwerken, waarbij zij aangeven welke kwalificaties vereist zijn, welke vormen van onderwijs moeten worden ingericht (van basisonderwijs tot voortgezette opleiding) en welke particuliere en overheidsinvesteringen noodzakelijk zijn en waarbij wordt gestreefd naar de verbetering van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. |
4.14 |
De strekking van bovenstaande aanbeveling kan pas ten volle worden begrepen als taalonderricht wordt beschouwd als een voorwaarde voor een sterkere concurrentiepositie en de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen. |
4.15 |
In de artt. 21 en 22 van het Handvest van Grondrechten staat te lezen dat de Unie de taalverscheidenheid eerbiedigt en dat discriminatie op grond van taal verboden is. De Commissie zou dan ook moeten nagaan welke lidstaten over wetgeving ter zake beschikken, waarbij zij eventueel de hulp kan inroepen van het Europees bureau voor de grondrechten. Ook moet zij bekijken of de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling van Europeanen, m.n. wat mobiliteit en aanwerving aangaat, in het gedrang dreigen te komen door de uiteenlopende nationale uitvoeringsbepalingen. Wel dient hierbij duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen de talenkennis die nodig is om de aan een bepaalde functie verbonden taken uit te voeren (contact met een buitenlands publiek of met buitenlandse klanten) enerzijds, en het geven van aanwijzingen voor het verrichten van een taak in de taal van degene die de taak uitvoert anderzijds. |
4.16 |
Het Comité zal in dit verband de grootste aandacht besteden aan de strategie die de Commissie in september 2008 wil voorleggen; ook zal het zorgvuldig nagaan in hoeverre vooruitgang is geboekt t.o.v. de vorige strategie. |
4.17 |
Op het vlak van de culturele rechten van Europese burgers en niet Europese ingezetenen en buitenlandse samenwerking zou de Commissie zich kunnen laten leiden door het UNESCO-verdrag betreffende diversiteit. Zo zou zij in overleg met de verenigingen en ngo's uit de culturele sector richtsnoeren kunnen opstellen die duidelijk maken wat de ratificatie van dit verdrag door de EU-lidstaten voor Europa betekent. |
4.18 |
Mobiliteit is een stokpaardje van de sociale partners en wordt door werkgevers, werknemers en de overheid, inclusief de Commissie, wel gezien als een lapmiddel tegen werkloosheid en personeelstekort. Dat een gebrek aan talenkennis in dit verband een struikelblok kan zijn wordt nog te weinig erkend. Zo is het bv. heel moeilijk om, in het kader van levenslang leren, een beroepsopleiding te combineren met het volgen van taalonderwijs. Ook wordt er geen rekening gehouden met ouders die vanwege hun beroep rondtrekken en die niet de mogelijkheid hebben om hun kinderen in te schrijven in de school van hun keuze. Dit geldt bv. voor de Roma in de verschillende Europese landen en bepaalde groepen Italianen in Duitsland. De Commissie mag deze kwestie niet overlaten aan de lidstaten. Zij zou om te beginnen informatie moeten verzamelen over Europese kinderen die op school gediscrimineerd worden op grond van taal. |
4.19 |
Voorts mag niet worden vergeten dat zowel de overheid als de sociale partners vaak moeilijkheden ondervinden bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn „detachering van werknemers”, omdat de partijen elkaar op het terrein niet begrijpen. Het is niet zo dat de Commissie de ogen sluit voor dit probleem, maar meer overleg (tussen Commissie, lidstaten, sociale partners, lokale en nationale autoriteiten, arbeidsbureaus, enz.) is geboden, zoals overigens eerder al is aangegeven (10). |
4.20 |
Rest ons nog ons af te vragen of de instellingen behalve voor hun officiële communicatie wel over voldoende middelen beschikken: een groot aantal openbare documenten wordt immers niet vertaald. Een mooi voorbeeld zijn de pagina's die volgen op de startpagina van de websites van de Europese instellingen, met name die van de Raad van de EU of die van het voorzitterschap van de EU. |
Brussel, 18 september 2008
De voorzitter
van hetEuropees Economisch en Sociaal Comité
D. DIMITRIADIS
(1) EESC-advies van 26.10.2006 over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid”, rapporteur: mevrouw LE NOUAIL MARLIERE, PB C 324 van 30.12.2006.
(2) Cf. ELAN — verslag „Incidences du manque de compétences linguistiques des entreprises sur l'économie européenne” op de website:
http://ec.europa.eu/education/policies/lang/doc/elan_fr.pdf
(3) Cf. Verslag van het Bedrijvenforum voor meertaligheid:
http://ec.europa.eu/education/languages/news/news1669_en.htm
(4) Cf. Verslag van de door de heer Amin Maalouf voorgezeten groep van intellectuelen voor de interculturele dialoog: „Un défis salutaire — Comment la multiplicité des langues pourrait consolider l'Europe”, te vinden op de website:
http://ec.europa.eu/education/languages/pdf/doc1646_fr.pdf
(5) Cf. Advies van het CvdR over Meertaligheid, rapporteur: dhr. PELLA (CdR 6/2008).
(6) Cf. COM(2007) 554 final/2 van 15.11.2007.
(7) Zie m.n. COM(2006) 614 final en COM(2007) 558 final.
(8) http://www.newcomers.com — de heer Nourredine Erradi heeft jarenlang gewerkt voor Nederlandse opleidingscentra voor migranten en een aantal pedagogische instrumenten uitgewerkt voor opleiders en beleidsadviseurs in plaatselijke en regionale organen.
(9) Advies van het EESC van 18.9.2008 over de „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de invoering van het Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (het „ECVET”)”, rapporteur: mw. LE NOUAIL-MARLIÈRE.
(10) Advies van het EESC van 29 mei 2008 over het thema „Detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten — de voordelen en het potentieel maximaliseren en de bescherming van werknemers garanderen”, rapporteur: mw. Le Nouail-Marlière (PB C 224, 30.8.2008).