Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AE0952

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving (COM(2005) 535 final)

    PB C 309 van 16.12.2006, p. 18–21 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    16.12.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 309/18


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving”

    (COM(2005) 535 final)

    (2006/C 309/04)

    De Europese Commissie heeft op 9 december 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over bovengenoemde Mededeling.

    De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die belast was met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden, heeft haar advies op 31 mei 2006 opgesteld. Rapporteur was de heer Cassidy.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 5 en 6 juli 2006 gehouden 428e zitting (vergadering van 5 juli 2006) het volgende advies uitgebracht, dat met 146 stemmen vóór bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Dit advies wordt uitgebracht op verzoek van de Commissie en volgt op de mededeling van de Commissie over „Betere regelgeving voor meer groei en banen”, die van maart 2005 dateert (1).

    1.2

    Het doel van vereenvoudiging is de kwaliteit van de regelgeving te verbeteren en deze begrijpelijker en „gebruiksvriendelijker” te maken.

    1.3

    Door de Europese wetgeving te vereenvoudigen zal deze beter wordt nageleefd en wordt de legitimiteit ervan versterkt.

    1.4

    Het Comité is van mening dat lidstaten een grote verantwoordelijkheid dragen voor de juiste omzetting van Europese maatregelen in nationale wetgeving en de handhaving hiervan. Het Comité erkent dat het Interinstitutioneel Akkoord „beter wetgeven” (2) een soort gedragscode voor lidstaten bevat, met regels voor een betere omzetting en toepassing van de Europese richtlijnen. Wat belangrijk is, is dat de uiteindelijke nationale wet- en regelgeving voor bedrijven en voor werknemers, consumenten en alle maatschappelijke organisaties zo evenwichtig en tegelijkertijd zo eenvoudig mogelijk is.

    1.5

    Het Comité wil dat de sociaal-economische kringen betrokken worden bij de „comitologie”-procedures ter vereenvoudiging van de regelgeving, ongeveer zoals dat met de SLIM-comités gebeurde maar dan systematischer en vóórdat regelgeving wordt uitgevaardigd in plaats van achteraf, zoals bij de experimenten met SLIM-(Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt).

    1.6

    Het Comité zou graag zien dat er meer overleg wordt gepleegd tussen de Commissie en de stakeholders, vergelijkbaar met het overleg dat aan de onderhavige mededeling vooraf is gegaan. Dit zou de „coregulering” (3) die in hoofdstuk 3, onder d) van de mededeling wordt bedoeld immers aanzienlijk bevorderen. Het Comité betreurt echter dat met geen woord wordt gerept over „zelfregulering” (4), iets waarvoor het al eerder heeft gepleit (5).

    1.6.1

    Het Comité beseft overigens dat zelfregulering ook het risico met zich meebrengt dat er geen bindende voorschriften worden opgesteld, maar dat de actoren zelf vrijwillige overeenkomsten sluiten waaraan zij zich al dan niet houden.

    1.7

    Het Europees Hof van Justitie speelt een steeds grotere rol bij de interpretatie van EG-richtlijnen en heeft al meerdere malen uitleg moeten geven bij de soms dubbelzinnige formuleringen van de richtlijnen die voortvloeien uit de medebeslissingsprocedure. Het HvJ wordt ook steeds vaker ingeschakeld door nationale rechtbanken in het geval van aanvullende bevoegdheid. Het Comité constateert dat het HvJ erin geslaagd is het aantal zaken tegen lidstaten die geen mededeling doen van uitvoeringsmaatregelen, die EG-richtlijnen verkeerd toepassen of niet naleven met 12 % terug te brengen.

    1.8

    Het Comité onderschrijft het belang van deze mededeling van de Commissie over de uitvoering van het Lissabon-programma, waar helaas geen schot in zit omdat de nationale regeringen de verplichtingen die zij in Lissabon zijn aangegaan, niet nakomen.

    1.9

    Het Comité juicht het voornemen van de Commissie om meer gebruik te maken van informatietechnologie toe en hoopt dat de Commissie erop zal toezien dat de maatregelen die worden genomen om meer uit de IT te halen, aansluiten bij de nationale maatregelen (of dat de nationale maatregelen aansluiten bij de Europese!).

    1.10

    Het Comité heeft altijd achter de gemeenschappelijke verklaring „Advancing regulatory reform in Europe” gestaan, die op 7 december 2004 is ondertekend door de zes lidstaten die van 2004 tot 2006 opeenvolgend het voorzitterschap van de Raad bekleden (6), en hoopt dat ook de toekomstige voorzitters deze verklaring zullen onderschrijven (7).

    1.11

    Het Comité is zich ervan bewust dat het Europees Parlement al diverse verslagen over betere regelgeving heeft uitgebracht en wijst met name op het verslag-Gargani over een „Strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving” (8).

    1.12

    Het Comité is de huidige Commissie erkentelijk voor het ondernemen van een vastberaden poging om de initiatieven SLIM en BEST verder te ontplooien. De kaderactie (februari 2003-december 2004) heeft geresulteerd in de screening van ongeveer 40 beleidssectoren en de goedkeuring door de Commissie van ongeveer 40 vereenvoudigingsvoorstellen. Negen stuks daarvan zijn nog steeds in behandeling.

    1.13

    Het Comité is zich ervan bewust dat de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten ook de regelgevingsdruk op de diensten van de Commissie en op de nieuwe lidstaten heeft opgevoerd.

    1.14

    Vereenvoudiging en verbetering van de wetgeving zijn complementaire activiteiten waarbij zowel de Raad en het Parlement als de Commissie betrokken zijn, en waarover het EESC en het CvdR desgewenst advies uitbrengen.

    1.15

    Het Comité beklemtoont nogmaals, zoals het ook in vorige adviezen heeft gedaan, dat de regelgevings- en financiële druk op bedrijven, met name het MKB, moet worden verlaagd.

    2.   Inleiding

    2.1

    Het Comité heeft de afgelopen jaren al vaker advies uitgebracht over vereenvoudiging, voor het eerst op verzoek van de Europese Raad van 1995, die een werkgroep oprichtte om na te gaan hoe de Europese regelgeving kon worden vereenvoudigd.

    In deze reeks van adviezen kwam het Comité tot de volgende conclusies:

    het EESC moet overleg plegen met het Comité van de Regio's en met de sociaal-economische raden in de lidstaten;

    om de regelgeving te vereenvoudigen, zijn geen nieuwe ideeën nodig; de denkbeelden die de Europese instellingen en de Europese Raad van Lissabon al eerder naar voren hebben gebracht, moeten nu eens echt in praktijk worden gebracht;

    bij ieder wetsvoorstel moeten de volgende criteria in acht worden genomen:

    Zijn de bepalingen begrijpelijk en gebruiksvriendelijk?

    Is de bedoeling van de bepalingen duidelijk?

    Zijn de bepalingen compatibel met bestaande wetgeving?

    Is de geplande werkingssfeer van de bepalingen niet te ruim?

    Zijn de termijnen voor de tenuitvoerlegging realistisch en krijgen bedrijven en andere belanghebbenden voldoende tijd om zich aan te passen?

    Welke controle- en herzieningsprocedures zijn er voorzien met het oog op een evenwichtige toepassing en een evaluatie van de doelmatigheid en de kosten?

    stakeholders zijn grote voorstanders van van meer zelf- en coregulering;

    de mogelijkheden van een minder gedetailleerde en minder pietluttige regelgeving die meer ruimte biedt voor coregulering en zelfregulering zijn tot nu toe onvoldoende bestudeerd  (9).

    2.2

    Er moet een wisselwerking zijn tussen vereenvoudiging en betere uitvoering en handhaving. Het lijkt erop dat in de huidige mededeling van de Commissie een aantal conclusies uit vorige adviezen van het EESC zijn overgenomen, aangezien wordt gesteld dat vereenvoudiging „niet nieuw” is. De reeks mededelingen van de Commissie dateert van 1997, twee jaar nadat het EESC voor het eerst opriep tot vereenvoudiging.

    3.   Samenvatting van de mededeling van de Commissie

    3.1

    In de mededeling wordt gesteld dat vereenvoudiging van de wetgeving, niet alleen op Europees maar ook op nationaal niveau, de zaken gemakkelijker en kostenefficiënter moet maken voor burgers en bedrijven.

    3.2

    Een belangrijk deel van de nieuwe vereenvoudigingsstrategie van de EU is een herziening van het acquis. Er is een ambitieus driejarig programma (2005-2008) opgezet, dat gebruik maakt van de „praktische ervaring” van belanghebbenden en op een aanpak van continue, diepgaande sectorale evaluatie is gebaseerd.

    3.3

    De Commissie wil voor de vereenvoudiging de volgende vijf methoden gebruiken (10):

    a)

    intrekking — het schrappen van irrelevant geworden of achterhaalde wetgeving;

    b)

    codificatie — samenbrengen van een besluit en van alle wijzigingen daarop in een nieuw instrument zonder de inhoud te veranderen;

    c)

    herschikking — condificatie én wijziging van de inhoud;

    d)

    wijziging van de regelgevingsaanpak — de keuze voor een juridisch efficiëntere benadering dan de huidige, bijv. het vervangen van een richtlijn door een verordening;

    e)

    intensiever gebruik van informatietechnologie  (11) — het gebruik van IT bevorderen om de doeltreffendheid te verbeteren.

    3.4

    Volgens de Commissie heeft vereenvoudiging alleen kans van slagen als de andere Europese instellingen en met name alle lidstaten erachter staan. Met het oog hierop is het vooral belangrijk dat de lidstaten inzien dat de Europese wetgeving zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke richtlijnen, die conform de medebeslissingsprocedure zijn goedgekeurd, moet blijven en niet mag worden aangevuld (of opgesierd d.m.v.„goldplating”).

    3.5

    De mededeling houdt rekening met de resultaten van het uitgebreide overleg met de lidstaten en belanghebbenden. De conclusie hiervan luidt dat de Europese voorstellen:

    de leesbaarheid van de wetgeving moeten verbeteren;

    het regelgevend kader moeten aanpassen en moderniseren;

    de administratieve kosten moeten beperken;

    de samenhang van het acquis moeten versterken;

    de evenredigheid van het acquis  (12) moeten verbeteren.

    Dit laatste interesseert de belanghebbenden wellicht het meest.

    In bijlage 2 van de mededeling worden 222 vereenvoudigingsmaatregelen opgesomd. Het vereenvoudigingsprogramma van de Commissie loopt van 2005 tot 2008.

    3.6

    De eerste richtlijn inzake vennootschapsrecht (68/151/EEG) werd in 2003 vereenvoudigd, bijgewerkt en gemoderniseerd om de mogelijkheden van moderne informatietechnologieën volledig te benutten en om de transparantie ten aanzien van naamloze vennootschappen te vergroten. Maar bij een eventuele herschikking of codificatie kan deze gewijzigde richtlijn ook worden meegenomen. Eind vorig jaar is een publieke raadpleging gestart om de mening van belanghebbenden hierover te peilen.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1

    Vereenvoudiging mag in principe niet worden gebruikt om via een achterdeurtje 'deregulering' te bewerkstelligen. Administratieve vereenvoudiging mag niet tot bijstelling naar beneden of tot uitholling van bestaande sociale wetgeving, en met name voorschriften ter bescherming van werknemers, consumenten en milieu leiden.

    4.2

    Het Comité is ingenomen met de mededeling en deelt de mening van de Commissie dat het succes van de vereenvoudiging van de regelgeving evenzeer in handen ligt van de lidstaten en hun regelgevende instanties als van de Europese instellingen.

    4.2.1

    Het zou nuttig zijn als er een gedragscode zou worden opgesteld, zoals het Comité al eerder heeft bepleit (13) (zie ook bijlage I).

    4.2.2

    Het Comité herinnert eraan dat het succes van het vereenvoudigingsprogramma niet alleen afhankelijk is van het vermogen van de Commissie om voorstellen te produceren, maar ook van het vermogen van de medewetgever om de door de Commissie gepresenteerde vereenvoudigingsvoorstellen binnen een redelijke termijn goed te keuren.

    4.2.3

    Er zij op gewezen dat in par. 36 van het Interinstutioneel akkoord wordt gesteld dat „binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit akkoord het Europees Parlement en de Raad, die als wetgevingsautoriteit de voorstellen voor vereenvoudigde besluiten uiteindelijk zullen moeten aannemen, hun werkmethoden dienen te wijzigen, door bijvoorbeeld te voorzien in ad-hocstructuren die specifiek belast zijn met de vereenvoudiging van de wetgeving”.

    4.3

    De mededeling erkent het belang van het vereenvoudigingsinitiatief voor het MKB en voor consumenten. Slecht opgestelde Europese of nationale wetgeving leidt ertoe dat consumenten niet precies weten wat hun rechten zijn en over welke beroepsmogelijkheden zij beschikken.

    4.4

    Het Comité is ook zeer te spreken over het voornemen van de Commissie om vaker gebruik te maken van effectbeoordeling, niet alleen om de lastendruk voor bedrijven te meten maar ook om het effect op consumenten, achtergestelde groepen (zoals gehandicapten) en het milieu te bepalen. Met het oog op het in het kader van het Lissabonproces gestelde doel om meer groei en werkgelegenheid te realiseren, zou een effectbeoordeling ook heel nuttig zijn voor het inschatten van de impact op werknemers en de werkgelegenheid in het algemeen. Bijzonder welkom is met name het voorstel om meer gebruik te maken van „one-stop-shops” en de verwijzing in bepaalde richtlijnen naar virtueel testen en zelftesten in het geval van motorvoertuigen.

    4.5

    Het zou goed zijn indien de Commissie niet alleen bij het indienen van nieuwe voorstellen, maar ook bij het intrekken van voorstellen met een effectbeoordeling zou komen.

    5.   Bijzondere opmerkingen

    5.1

    De mededeling impliceert dat de aanpassing van richtlijnen aan de technische vooruitgang („comitologie”) doorzichtiger moet worden gemaakt, iets waar het Europees Parlement vaak op heeft gehamerd. Hier ligt echter een taak voor de lidstaten. Het comitéwerk ligt in handen van „nationale deskundigen” en er is voldoende reden om aan te nemen dat deze „deskundigen” zich bij hun werkzaamheden niet laten beïnvloeden door het standpunt van hun regering (een voorbeeld hiervan is de vogelrichtlijn uit 1979, waaraan technische bijlagen werden toegevoegd door „deskundigen” nadat de Raad van ministers de richtlijn zelf had goedgekeurd).

    5.2

    Het belang van vereenvoudiging voor consumenten, sociale partners en andere belanghebbenden moet onder de aandacht worden gebracht. Het Hof van Justitie (HvJ) heeft zijn handen vol aan tegenstrijdigheden tussen de nationale uitvoeringsmaatregelen en de oorspronkelijke Europese richtlijnen waarop deze zijn gebaseerd. Eigenlijk moet het Hof alleen „interpreteren” maar het komt steeds vaker voor dat het de details moet verstrekken die blijkbaar zijn vergeten of waarvoor, vanwege de eis van eenstemmigheid in de Raad, geen bevredigende formulering is gevonden (bijv. bij belastingzaken). Het is evenwel problematisch als het Hof steeds vaker de rol van de politieke besluitvormer moet overnemen. Het Hof heeft daartoe niet de opdracht en daarvoor is ook geen duidelijke politieke basis aanwezig. Het Hof neemt zodoende beslissingen die eigenlijk door een democratisch gekozen instantie moeten worden genomen.

    5.3

    Het Comité constateert dat de Commissie zelf een poging heeft ondernomen en dat er honderden intrekkingen en verklaringen van achterhaaldheid zijn geweest, die tot een flinke vermindering van de omvang van het acquis moeten hebben bijgedragen, maar die de administratieve last voor bedrijven, werknemers, consumenten of andere belanghebbenden niet noodzakelijkerwijs hebben verminderd. Het Comité stelt vast dat er nog steeds terreinen zijn waarop meer Europese wetgeving is geboden om het milieu en de rechten van werknemers, consumenten en achtergestelde groepen (als gehandicapten of andere minderheden) te beschermen en te waarborgen dat iedereen ten volle kan profiteren van de voordelen van de interne markt.

    5.3.1

    Anderzijds is de meest gebruikte methode tot dusver „aanpassing”. Hoewel hiermee bepaalde noodzakelijke wijzigingen kunnen worden aangebracht om de regelgeving up-to-date te houden, wordt het vereenvoudigingsstreven hiermee niet altijd gediend; integendeel, soms komen er alleen maar maatregelen bij en blijven oude en nieuwe regels in sommige lidstaten naast elkaar bestaan, hetgeen verwarrend is voor de belanghebbenden. Bovendien weten de handhavers in de lidstaten vaak niet meer of zij wel legitiem bezig zijn.

    5.3.2

    In de toelichting bij elk vereenvoudigingsvoorstel van het lopend programma, en eventueel ook in de bijbehorende effectbeoordeling, zou duidelijk moeten worden aangegeven wat het kenmerkende van de vereenvoudiging is. De diensten van de Commissie zouden deze voorstellen nauwkeurig moeten volgen op hun pad door het hele interinstitutionele besluitvormingsproces om ervoor te zorgen dat de vereenvoudigingsdimensie wordt behouden, zoals afgesproken in de interinstitutionele akkoorden (over codificatie (14), over herschikking (15) en over betere wetgeving (16)).

    5.4

    Het Comité wijst nogmaals op de vele adviezen die het heeft uitgebracht over de behoefte aan betere regelgeving en vereenvoudiging, vooral op zijn meest recente advies over „Beter wetgeven” (17), een verkennend advies dat op verzoek van het Britse voorzitterschap werd opgesteld.

    5.5

    Het Comité beklemtoont nogmaals dat de verbetering en vereenvoudiging van de regelgeving een continu proces moet zijn, zoals ook in de gemeenschappelijke verklaring van het voorzitterschap wordt betoogd (18).

    Brussel, 5 juli 2006

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Anne-Marie SIGMUND


    (1)  COM (2005) 97 van 16 maart 2005.

    (2)  PB C 321 van 31 december 2003.

    (3)  PB C 321 van 31 december 2003.

    (4)  PB C 321 van 31 december 2003.

    (5)  Informatief rapport over „Zelfregulering in de interne markt: huidige stand van zaken”, CESE 1182/2004 fin, 11 januari 2005, rapporteur: de heer Vever.

    (6)  Ierland, Nederland, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Finland.

    (7)  Januari-juni 2007: Duitsland; juli-december 2007 Portugal; januari-juni 2008: Slovenië; juli-december 2008: Frankrijk.

    (8)  A6-0080/2006, goedgekeurd op 16 mei 2006.

    (9)  Informatief rapport over „Zelfregulering in de interne markt: huidige stand van zaken”, CESE 1182/2004 fin, 11 januari 2005, rapporteur: de heer Vever.

    (10)  Actieplan Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving (COM(2002) 278 final) en Codificatie van het acquis communautaire (COM(2001) 645 final).

    (11)  De Commissie zal met haar actieplan e-overheid in 2006 een initatief op het gebied van e-overheid lanceren.

    (12)  De regelgeving moet in verhouding staan tot het beoogde doel.

    (13)  PB C 125 van 27-5-2002 en

    PB C 14 van 16-1-2001.

    (14)  PB C 102 van 4 april 1996.

    (15)  PB C 77 van 28 maart 2002.

    (16)  PB C 321 van 31 december 2003.

    (17)  CESE 1068/2005, PB C 24, 31-1-2006, rapporteur de heer Retureau.

    (18)  Advancing regulatory reform in Europe — een gemeenschappelijke verklaring van het Ierse, Nederlandse, Luxemburgse, Britse, Oostenrijkse en Finse voorzitterschap van de Europese Unie van 7 december 2004.


    Top