This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52003AE0585
Opinion of the European Economic and Social Committee on the "Proposal for a Council Regulation on the common organisation of the market in dried fodder for the marketing years 2004/2005 to 2007/2008" (COM(2003) 23 final — 2003/0010 (CNS))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voerdergewassen voor de verkoopsseizoenen 2004/2005 tot en met 2007/2008" (COM(2003) 23 def. — 2003/0010 (CNS))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voerdergewassen voor de verkoopsseizoenen 2004/2005 tot en met 2007/2008" (COM(2003) 23 def. — 2003/0010 (CNS))
PB C 208 van 3.9.2003, p. 41–44
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voerdergewassen voor de verkoopsseizoenen 2004/2005 tot en met 2007/2008" (COM(2003) 23 def. — 2003/0010 (CNS))
Publicatieblad Nr. C 208 van 03/09/2003 blz. 0041 - 0044
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voerdergewassen voor de verkoopsseizoenen 2004/2005 tot en met 2007/2008" (COM(2003) 23 def. - 2003/0010 (CNS)) (2003/C 208/11) Op 10 februari 2003 heeft de Raad besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag te raadplegen over het voornoemde voorstel. De gespecialiseerde afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 april 2003 goedgekeurd; rapporteur was de heer Wilms. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 mei 2003 gehouden 399e zitting (vergadering van 14 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 102 stemmen vóór, bij 18 onthoudingen is goedgekeurd. 1. Belangrijkste punten van het Commissievoorstel 1.1. De steun voor gedroogde voedergewassen zal volgens het Commissievoorstel drastisch worden verlaagd. Het budget van de GMO voor deze gewassen zal vanaf 2004 over een periode van vier jaar tot nul worden teruggebracht. De Commissie stelt voor de begroting in een eerste fase met 55 % en in 2009 met 100 % te verminderen. Bovendien zouden de gedroogde voedergewassen onder de bedrijfstoeslagregeling vallen, wat meteen een einde maakt aan de steunmaatregelen voor deze sector. De steun aan de verwerkingsbedrijven moet geleidelijk worden afgebouwd (van 33 EUR per ton - machinaal gedroogd of zongedroogd - in het verkoopsseizoen 2004/2005 tot nul in het seizoen 2007/2008). De helft van de huidige begrotingsmiddelen zal in de vorm van één enkele toeslag tussen de landbouwers worden verdeeld. 2. Algemene opmerkingen 2.1. De aandacht van de Europese Commissie voor de gemeenschappelijk marktordening voor gedroogde voedergewassen is terecht, aangezien "sinds de laatste twee hervormingen van het GLB en de WTO-overeenkomsten de mate waarin de EU in haar eigen behoefte aan plantaardige eiwitten kan voorzien, verder is gedaald; vorig jaar (2001) dekte zij slechts 25 % van deze behoefte. Door deze voortdurende tendens wordt de EU steeds afhankelijker van externe bronnen, waardoor de Europese veehouderij het moeilijk kan krijgen om in haar behoefte aan plantaardige eiwitten te voorzien"(1). 2.2. In een uit januari 2002 daterend advies heeft het EESC gewezen op het belang van plantaardige eiwitten in diervoeder en op de kloof tussen de behoefte van de EU en haar productiepotentieel in dit verband(2). Het EESC heeft tevens beklemtoond dat de Unie afhankelijker zal worden van invoer, aangezien de vraag naar deze producten in de EU vermoedelijk zal stijgen en het communautaire areaal momenteel inkrimpt(3). 2.3. Dankzij de steun voor gedroogde voedergewassen(4) die uit hoofde van de GMO aan de producerende landen wordt uitgekeerd en de gunstige agrarische en klimaatomstandigheden heeft zich in de plattelandsgebieden van bepaalde lidstaten een op luzerne gebaseerde productiesector ontwikkeld die 15000 mensen van een baan in de landbouw- of verwerkingsbedrijven verzekert en de Europese Unie - weliswaar nog in lang niet voldoende mate - van kwalitatief hoogstaande plantaardige eiwitten voorziet. Het klimaat in een aantal zuidelijk regio's maakt het mogelijk om met aanzienlijk minder energie te produceren: dankzij de techniek van het voordrogen van de gemaaide gewassen op het veld kan een relatief lage vochtigheidsgraad worden bereikt. Bovendien is de permanente teelt van luzerne niet arbeidsintensief en is er weinig stikstofmeststof voor nodig. Men mag niet uit het oog verliezen dat dankzij landen als Spanje in Europa de gegarandeerde maximumhoeveelheid gehaald wordt en de continuïteit wordt verzekerd. Kortom: de hervormingen moeten erop gericht zijn gebruik te maken van het natuurlijke energiebesparingspotentieel in het zuiden van Europa en mogen de voordelen van deze economische activiteit niet in het gedrang brengen. 2.4. Om het productiepotentieel van de Unie en de voor de sector bestemde begrotingsmiddelen optimaal te benutten, moet bij de berekening van de overschrijding van de gegarandeerde maximumhoeveelheden het systeem van medeverantwoordelijkheid van kracht blijven. Alleen indien de Europese gegarandeerde maximumhoeveelheid wordt overschreden, mogen de lidstaten die meer dan hun respectieve nationale maximale hoeveelheid hebben geproduceerd, worden bestraft. 3. Mogelijke impact van de aan de marktordening voor gedroogde voedergewassen aangebrachte wijzigingen 3.1. Energieverbruik bij de productie 3.1.1. Vanuit ecologisch oogpunt brengt het voorstel om de verschillende, aan het droogproces gerelateerde steunbedragen tot één enkele toeslag terug te brengen, alleen maar voordelen met zich mee. Bij machinaal drogen slorpt de verwarmingsenergie 40 % van de totale productiekosten op. Nauwelijks 8 % van de drogerijen in de Europese Gemeenschap maakt gebruik van hernieuwbare grondstoffen; 92 % draait nog steeds op fossiele brandstoffen. De uitstoot van schadelijke stoffen in de lucht mist zijn effect op de gezondheid niet en werkt de klassieke smogsymptomen in de hand; in plattelandsgebieden, waar de concentratie schadelijke stoffen lager ligt, heeft men hier minder last van. Bovendien dragen de emissies bij tot het broeikaseffect, dat dan weer leidt tot klimaatsveranderingen. Daarom is het zaak de verwerkingssteun voor gedroogde voedergewassen op een andere leest te schoeien, en wel op zo'n manier dat het mogelijk is energie te sparen en de substitutie van fossiele brandstoffen door hernieuwbare energiebronnen te bevorderen, zoals nu reeds in belangrijke mate gebeurt bij kunstmatige verdamping. Een bijkomend nadeel van machinaal drogen is de geuroverlast. Tot slot is ook de irrigatietechniek die in sommige lidstaten bij de productie van gedroogde voedergewassen gebruikelijk is, vanuit economisch en ecologisch oogpunt laakbaar. 3.2. Impact op de werkgelegenheid 3.2.1. In heel Europa werken ongeveer 15000 mensen voltijds in de drogerijen en de bedrijven die stroomop- en stroomafwaarts in de keten actief zijn. Het aantal werknemers dat in de drogerijen zelf werkt, ligt dus lager. Het is in deze sector gebruikelijk dat producenten en verwerkers - bij wijze van garantie - onderling contracten afsluiten. 3.2.2. De Europese producenten van gedroogde voedergewassen vrezen dat ten gevolge van de nieuwe regeling onvoldoende grondstoffen voorhanden zullen zijn en de circa 350 bedrijven van deze sector de productie zullen moeten stopzetten. Het belang van de onderhandelingen over de contracten kan dan ook niet worden overschat; daar zal immers worden bepaald of de bedrijven hun grondstoffen tegen concurrentiële prijzen kunnen inkopen en hun productiecapaciteit ten volle kunnen benutten. Ondernemers moeten worden ondersteund bij de ontwikkeling van de nodige vaardigheden om hun bedrijf aan veranderende omstandigheden aan te passen(5). 3.3. Ecologische impact 3.3.1. Boeren moeten aan het verbouwen van voor droging bestemde diervoedergewassen een behoorlijk inkomen overhouden. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan, dan zal de positieve ecologische impact van deze gewassen verloren gaan. De teelt van deze gewassen, die het hele jaar de bodem bedekken en zo erosie tegengaan, staat in de achtergestelde gebieden van een groot aantal Europese regio's garant voor een economisch verantwoorde activiteit die de sociale omstandigheden van de landbouwgemeenschap verbetert. Het EESC heeft in zijn advies over plantaardige eiwitten uitdrukkelijk gewezen op het grote belang van de teelt van voedergewassen voor het behoud van de bodemstructuur en de duurzame ontwikkeling van de landbouw(6). Het moge dus duidelijk zijn dat de teelt van deze gewassen met het oog op de bescherming van het milieu en de evenwichtige exploitatie van het platteland een belangrijke taak vervult(7) en moet blijven vervullen. 3.4. Wereldmarkt 3.4.1. Het zal ook in de toekomst mogelijk blijven om eiwitrijke gewassen op de wereldmarkt te kopen en te verkopen. Het EESC heeft in een ander advies reeds onderstreept dat het niet de bedoeling is dat de EU straks volledig in haar eigen behoefte aan plantaardige eiwitten voorziet(8). Er zij aan herinnerd dat de in de EU als veevoer gebruikte eiwitrijke gewassen voor ca. 70 % uit ingevoerde soja bestaan. Op EU-niveau moet evenwel voldoende geteeld worden om een basisproductie van gedroogde voedergewassen te verzekeren; onder de huidige raamvoorwaarden is dit zonder een financiële steunregeling niet haalbaar. Per slot van rekening biedt ter plaatse geteeld droogvoer meer garanties dan in grote hoeveelheden ingevoerde producten die bovendien GGO's kunnen bevatten. 4. In de EU geproduceerde gedroogde voedergewassen: op weg naar een duurzame productie 4.1. In het verkoopsseizoen 2001/2002 is 4800000 ton gedroogde voedergewassen geproduceerd(9); de totale communautaire voedergewassensector is goed voor een volume van 200000000 ton. De uiteenlopende klimaatomstandigheden zorgen voor aanzienlijke productieverschillen tussen de lidstaten(10). 4.2. Met name het kunstmatig drogen van groenvoer is in een kwade reuk komen te staan(11). Teneinde de controle efficiënter te laten verlopen en de handhaving van de regelgeving te verscherpen moet de Gemeenschap de lidstaten ertoe verplichten officiële controles op voedergewassen in te voeren. Administratieve bijstand en samenwerking moeten verplicht worden. Wat de financiering van de maatregelen ter verbetering van de voederveiligheid betreft, moet de mogelijkheid worden ingeruimd om de frequentie van de controles op het risico af te stemmen. Bij de productie van gedroogde voedergewassen is sprake van een hoog risico, aangezien het thermisch proces talrijke mogelijkheden tot misbruik biedt. Voederveiligheid moet in dit verband overigens gelijkgeschakeld worden met voedselveiligheid. 4.3. Productiemethoden die niet in overeenstemming zijn met de vereisten van sociale, ecologische en economische duurzaamheid, mogen in de toekomst niet meer door de Gemeenschap worden gesteund. Voor de producenten van gedroogde voedergewassen betekent dit dat zij hun installaties op energie-efficiëntie en productieveiligheid moeten testen. 4.4. De afgelopen twintig jaar zijn de producenten van kunstmatig gedroogde voedergewassen erin geslaagd hun energieverbruik met 50 % te verminderen(12). Met het oog op een duurzame productie in deze sector is het van belang dat deze trend wordt voortgezet. 5. Maatregelen voor een duurzame productie van gedroogde voedergewassen: eisen van het EESC 5.1. Momenteel vormt de hoge communautaire productiesteun de ruggengraat van de kostenstructuur van de drogerijen (zie par. 1). Het EESC staat positief tegenover de voorstellen om de deze steun op een andere manier te spreiden en gelooft dat hiermee de belangen van productie- en verwerkingssector gediend zijn. 5.2. Wil de Europese landbouw niet te sterk op de wereldmarkt aangewezen zijn, dan moeten de bedrijven die kunstmatig gedroogde voedergewassen produceren, hun activiteit kunnen voortzetten en moet ook in de toekomst de productie van eiwitrijke gewassen voor de Gemeenschap zijn gegarandeerd. 5.3. Landbouwbedrijven kunnen hun productie alleen op peil houden, indien zij de garantie hebben dat de drogerijen hun productie afnemen. Valt deze garantie weg, dan zal ook de belangrijke ecologische impact van de teelt van eiwitrijke gewassen verloren gaan. 5.4. Om krachtens de voorgestelde regeling voor steun in aanmerking te komen, moeten de verwerkingsbedrijven hun installaties op energie-efficiëntie testen en energiebesparende technologie installeren. Doel is de energiekosten van deze bedrijven te verlagen en zo hun concurrentievermogen te verhogen. Het positieve effect van deze maatregelen op milieu en werkgelegenheid staat buiten kijf. 5.5. Door de drogerijen met milieuvriendelijke verwarmings- en verwerkingstechnologie uit te rusten, zal het mogelijk zijn - ook in andere, bij deze productie betrokken sectoren - arbeidsplaatsen te behouden en te creëren. Het is in dit verband belangrijk dat de bedrijven op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid worden gewezen; met name bedrijven die voor eigen rekening werken, moeten van deze verantwoordelijkheid doordrongen zijn. 5.6. Op communautair niveau moet worden vastgesteld dat de lidstaten bij de afgifte van de vergunningen die de drogerijen nodig hebben om voor steun in aanmerking te komen, twee aanvullende criteria in aanmerking moeten nemen, nl. arbeidsveiligheid en ecologie. 5.7. Het EESC stelt voor om de steunregeling voor drogerijen zo vorm te geven dat een laag energieverbruik wordt beloond. Dit impliceert dat de verwerkingssteun alleen wordt toegekend, indien het voor de productie vereiste energieverbruik zo laag als technisch mogelijk is. Het EESC roept de Commissie in dit verband op om een overgangsperiode in te bouwen teneinde de bedrijven de kans te geven hun technologie aan te passen. Via een dergelijke maatregel worden de bedrijven ertoe aangespoord om gebruik te maken van innoverende technologieën ter vermindering van het fossiele-brandstofgebruik. Gesuggereerd wordt om deze overgangsperiode tot 2008 te laten duren en ze dus te laten samenvallen met de door de Commissie voorgestelde periode voor de trapsgewijze afbouw. Een dergelijke aanpassing zal evenwel door de bedrijven alleen in overweging worden genomen als zij ervan uit kunnen gaan dat een op milieuvriendelijkheid gerichte steunregeling voor langere tijd blijft bestaan. Een steunregeling die tot slechts vier jaar is beperkt, zal de meeste ondernemingen niet tot aanpassing maar tot stopzetting van de productie aanzetten. 5.8. Voor oude, energie opslorpende installaties mag na afloop van de overgangsperiode geen steun meer worden vrijgemaakt. Voor milieubelastende technologieën kan het steunniveau na de overgangsperiode tot nul worden gereduceerd. 5.9. De steunregeling moet met name bedrijven begunstigen die van het gebruik van fossiele brandstoffen afzien en op hernieuwbare energiebronnen overstappen. Voor bedrijven die zowel fossiele als hernieuwbare brandstoffen gebruiken (bijv. 2/3 aardgas en 1/3 windenergie) moet - bij wijze van beloning - de verwerkingssteun voor het aandeel hernieuwbare energie worden verhoogd. 5.10. Om het gebruik van duurzame processen in de productie van gedroogde voedergewassen te bevorderen, moet van de voorgestelde trapsgewijze afbouw van het steunniveau worden afgestapt en dient te worden geopteerd voor een steunregeling waarbij laag energiegebruik wordt beloond. 5.11. De voorgestelde regeling staat niet garant voor het voortbestaan van de droogvoersector - per slot van rekening een structureel onderdeel van het plattelandsweefsel. Het geld dat bespaard kan worden door de steun voor machinaal en zongedroogde voedergewassen af te schaffen, zal immers niet volstaan om het verlies aan inkomsten bij de verwerkingsindustrie te compenseren, waarbij niet mag worden vergeten dat de landbouwers een redelijke prijs voor hun product moeten krijgen. De hervorming van de GMO moet worden aangegrepen om binnen een duurzaam regelgevingskader de bevoorrading van de Gemeenschap met plantaardige eiwitten te verbeteren, de milieubalans beter af te stellen en het evenwicht tussen de marktdeelnemers te bevorderen. De inspanningen die alle betrokkenen hiervoor zullen moeten leveren, dienen via de GLB-instrumenten gestimuleerd en gecompenseerd te worden. Voor een duurzame bevoorrading van de Gemeenschap met plantaardige eiwitten is de medewerking van alle actoren vereist. De Commissie slaat op dit vlak de plank mis; in plaats van het belangrijkste instrument van de bestaande GMO af te schaffen, had zij moeten voorstellen het in het licht van de vooropgestelde doelen bij te sturen. Gezien de talrijke problemen, taken en maatschappelijke functies van de droogsector moet evenwel geopteerd worden voor realistische doelstellingen en beproefde methoden die de Europese landbouw weer een toekomstperspectief bieden. 5.12. Veehouderijsystemen waarbij het vee beweid wordt en rechtstreeks de voedergewassen tot zich kan nemen, zijn niet alleen ideaal voor de energiebalans en het welzijn van de dieren, maar ook voor de voedselveiligheid en -soevereiniteit. Het EESC stelt dan ook voor dat wordt nagedacht over maatregelen om dergelijke systemen in hun verschillende verschijningsvormen te bevorderen en in stand te houden. De exploitatie van weidegronden, met name in combinatie met beweiding, moet de kern van een dierspecifieke en duurzame melk- en vleesproductie blijven. De geringe aandacht hiervoor in het steunbeleid heeft er samen met de gemeenschappelijke marktordening voor gedroogde voedergewassen toe bijgedragen dat het weide-areaal sterk is teruggedrongen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid dient een economisch en ecologisch verantwoord gebruik van het areaal te stimuleren, een einde te maken aan de achterstelling van de voederleguminosen en de teelt van deze gewassen - wegens de daaraan verbonden voordelen - te bevorderen. In dit verband mag echter niet worden vergeten dat in bepaalde Europese regio's voedergewassen sinds jaar en dag worden gedroogd om in periodes waarin deze niet zo ruim voorhanden zijn, de "gedroogde" voorraad te kunnen aanspreken. Dit systeem is perfect afgestemd op de agrarische en klimaatomstandigheden van deze regio's. Met het machinale droogproces is het tegenwoordig mogelijk om de agronomische en nutritionele voordelen van luzerne als bron van eiwitten en vezels voor het vee optimaal te benutten. Aangezien geen enkel type veehouderij zelf in zijn behoefte aan droogvoer kan voorzien, moet de productie van gedroogde voedergewassen worden voortgezet. Bovendien is het voor de grootste producenten van deze gewassen, die in het zuiden van Europa gevestigd zijn, onmogelijk om in de klimaatomstandigheden die daar heersen, hun melkvee meer te beweiden. Vanwege de klimaatverschillen is het dan ook onvermijdelijk dat tussen Noord- en Zuid-Europa een compensatie van de productie plaatsvindt. Brussel, 14 mei 2003. De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité R. Briesch (1) EESC-advies "Een nieuwe communautaire strategie inzake de voorziening van plantaardige eiwitten in de Europese Unie" - PB C 80 van 3.4.2002, blz. 26-34. (2) EESC-advies "Een nieuwe communautaire strategie inzake de voorziening van plantaardige eiwitten in de Europese Unie" - PB C 80 van 3.4.2002, blz. 26-34. (3) EESC-advies "Een nieuwe communautaire strategie inzake de voorziening van plantaardige eiwitten in de Europese Unie" - PB C 80 van 3.4.2002, blz. 26-34. (4) 38,64 EUR per ton zongedroogde voedergewassen, 68,83 EUR per ton machinaal gedroogde voedergewassen. (5) Groenboek "Ondernemerschap in Europa", COM(2003) 27 def., blz. 27. (6) EESC-advies "Een nieuwe communautaire strategie inzake de voorziening van plantaardige eiwitten in de Europese Unie" - PB C 80 van 3.4.2002, blz. 26-34. (7) EESC-advies "Een nieuwe communautaire strategie inzake de voorziening van plantaardige eiwitten in de Europese Unie" - PB C 80 van 3.4.2002, blz. 26-34. (8) EESC-advies "Een nieuwe communautaire strategie inzake de voorziening van plantaardige eiwitten in de Europese Unie" - PB C 80 van 3.4.2002, blz. 26-34. (9) CIDE, Dossier d'information, Les enjeux de la luzerne face à la réforme de la PAC (Informatiedossier over kansen en risico's van de luzerneproductie in een hervormd GLB), blz. 13. (10) GMH Oostenrijk: 4400 ton; GMH Frankrijk 1,6 ton. (11) In Duitsland (deelstaat Thüringen) is in een drogerij, ten gevolge van een technisch mankement, 250 ton met dioxine verontreinigd voeder geproduceerd. Het voeder is vervolgens verkocht. De feiten zijn bij officiële controles aan het licht gekomen (zie het verslag van het Duitse ministerie voor consumentenbescherming, voeding en landbouw, van 19 februari 2003). (12) CIDE, Dossier d'information, Les enjeux de la luzerne face à la réforme de la PAC (Informatiedossier over kansen en risico's van de luzerneproductie in een hervormd GLB), blz. 20.