Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024Q02094

Wijzigingen van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie [2024/2094]

PB L, 2024/2094, 12.8.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_internal/2024/2094/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_internal/2024/2094/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/2094

12.8.2024

WIJZIGINGEN VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET HOF VAN JUSTITIE

[2024/2094]

HET HOF VAN JUSTITIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van het Europese Unie, en met name artikel 253, zesde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Gezien het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en met name artikel 63,

Overwegende dat in het Reglement voor de procesvoering de uitvoeringsbepalingen van verordening (EU, Euratom) 2024/2019 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (1) nader moeten worden omschreven, en dat met name moet worden gepreciseerd op welke wijze het Hof in een eerste fase zal omgaan met verzoeken om een prejudiciële beslissing die uit hoofde van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldaar worden ingediend teneinde te bepalen welke rechterlijke instantie bevoegd is om er kennis van te nemen;

Overwegende dat in dit Reglement tevens de bepalingen dienen te worden opgenomen die nodig zijn om een vlotte behandeling te verzekeren van verzoeken om een prejudiciële beslissing die bij het Gerecht in behandeling zijn maar overeenkomstig artikel 256, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie naar het Hof van Justitie worden verwezen omdat zij een principiële beslissing vergen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie;

Overwegende dat de bepalingen van het Reglement voor de procesvoering dienen te worden aangevuld om erin te voorzien dat het Gerecht, de verwijzende rechter en de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden ervan in kennis worden gesteld wanneer de eerste advocaat-generaal bij het verstrijken van de in artikel 62, tweede alinea, van het Statuut bedoelde termijn van een maand geen voorstel tot heroverweging heeft gedaan;

Overwegende dat dit Reglement voorts moet worden aangevuld om rekening te houden met de ervaring die tijdens de gezondheidscrisis is opgedaan en om te voorzien in de mogelijkheid voor de partijen of hun vertegenwoordigers om onder bepaalde omstandigheden via videoconferentie te pleiten, mits aan bepaalde juridische en technische voorwaarden wordt voldaan;

Overwegende dat tevens een bepaling dient te worden opgenomen over de uitzending van de terechtzittingen van het Hof teneinde de burgers van de Unie en de rechterlijke instanties die een verzoek om een prejudiciële beslissing bij het Hof hebben ingediend, de gelegenheid te bieden om deze terechtzittingen op afstand te volgen, zonder zich naar Luxemburg te hoeven begeven, waarbij er ook voor wordt gezorgd dat de procespartijen daar naar behoren van in kennis worden gesteld en de mogelijkheid hebben om in voorkomend geval de redenen aan te voeren waarom een bepaalde terechtzitting niet mag worden uitgezonden;

Overwegende dat, teneinde de rechterlijke instanties en de burgers van de Unie ten volle duidelijkheid te verschaffen over de betekenis en de draagwijdte van de antwoorden van het Hof op de gestelde prejudiciële vragen, vanuit dezelfde optiek moet worden gewaarborgd dat de schriftelijke opmerkingen van de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden binnen een redelijke termijn na de sluiting van de zaak online beschikbaar worden gesteld, mits deze belanghebbenden daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt;

Overwegende, ten slotte, dat de draagwijdte van sommige bepalingen van het Reglement voor de procesvoering, die met name verband houden met de vaststelling van de deelnemers aan de prejudiciële procedure, de ontwikkeling van de regels van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens en de wijze van indiening en betekening van processtukken in het licht van recente technologische ontwikkelingen, moet worden verduidelijkt of gepreciseerd,

Met de goedkeuring van de Raad, gegeven op 21 juni 2024,

STELT DE VOLGENDE WIJZIGINGEN VAN ZIJN REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAST:

Artikel 1

Het Reglement voor de procesvoering van het Hof van 25 september 2012  (2) wordt gewijzigd als volgt:

1)

Artikel 48 wordt vervangen door de volgende tekst:

“Artikel 48

Wijzen van betekening

1.   De griffier draagt zorg voor de in het Statuut en in dit Reglement vermelde betekeningen, hetzij langs elektronische weg, hetzij door toezending bij aangetekende postzending met bericht van ontvangst van een afschrift van de te betekenen akte, hetzij door terhandstelling van dit afschrift tegen ontvangstbewijs.

2.   Het Hof bepaalt bij besluit onder welke voorwaarden een processtuk langs elektronische weg kan worden betekend. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Wanneer de geadresseerde ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem onder de door het Hof vastgestelde voorwaarden langs elektronische weg worden toegezonden, geschiedt de betekening van elk processtuk, de arresten en beschikkingen van het Hof daaronder begrepen, langs deze weg. Bij gebreke van een zodanige instemming geschieden de betekeningen aan de door de geadresseerde gekozen woonplaats of, wanneer de geadresseerde geen domicilie heeft gekozen, aan diens adres, hetzij door toezending bij aangetekende brief met bericht van ontvangst van een afschrift van de te betekenen akte, hetzij door terhandstelling van dit afschrift tegen ontvangstbewijs. De afschriften van het te betekenen origineel worden door de griffier opgemaakt en voor eensluidend afschrift gewaarmerkt.

4.   Indien het om technische redenen of wegens de aard of omvang van het stuk niet mogelijk is een processtuk langs elektronische weg toe te zenden, wordt het stuk betekend aan de door de geadresseerde gekozen woonplaats of, wanneer de geadresseerde geen domicilie heeft gekozen, aan diens adres op de wijze als bedoeld in lid 3. De geadresseerde wordt daarvan in kennis gesteld met behulp van elk technisch of elektronisch communicatiemiddel waarover het Hof en de geadresseerde beschikken. Een aangetekende postzending wordt dan geacht de geadresseerde te hebben bereikt op de tiende dag na de neerlegging van die zending op het postkantoor van de plaats waar het Hof is gevestigd, tenzij uit het bericht van ontvangst blijkt dat zij op een andere datum is ontvangen of de geadresseerde de griffier binnen drie weken na bovengenoemde kennisgeving meedeelt dat het te betekenen stuk hem niet heeft bereikt.”

.

2)

Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:

a)

Lid 2 wordt geschrapt.

b)

De leden 3 tot en met 8 worden hernummerd tot de leden 2 tot en met 7.

c)

Het nieuwe lid 2 luidt als volgt:

“Binnen de daartoe door het Hof bepaalde termijn leggen de instellingen bovendien van elk processtuk vertalingen over in de andere talen bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 1 van de Raad.”.

d)

Het nieuwe lid 6 luidt als volgt:

“Onverminderd de leden 1 tot en met 5, worden de dag en het uur waarop een afschrift van het ondertekende origineel van een processtuk tezamen met de in lid 3 bedoelde staat van stukken en bescheiden door middel van een technisch of elektronisch communicatiemiddel waarover het Hof beschikt ter griffie binnenkomt, voor de naleving van de procestermijnen in aanmerking genomen, mits het ondertekende origineel van het stuk, vergezeld van de bijlagen ervan, uiterlijk tien dagen later ter griffie wordt neergelegd. Artikel 51 van dit Reglement is niet van toepassing op deze laatste termijn.”.

e)

Het nieuwe lid 7 luidt als volgt:

“Onverminderd de leden 2 tot en met 5, bepaalt het Hof bij besluit onder welke voorwaarden een elektronisch aan de griffie toegezonden stuk als het origineel van dit stuk wordt beschouwd. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.”.

3)

Artikel 78, waarvan de inhoud thans is opgenomen in het nieuwe artikel 80, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst:

“Artikel 78

Deelname aan een terechtzitting via videoconferentie

1.   Wanneer gezondheidsredenen, veiligheidsredenen of andere ernstige redenen de vertegenwoordiger van een partij of van een in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbende beletten om fysiek aan een pleitzitting deel te nemen, kan deze vertegenwoordiger worden gemachtigd om er via videoconferentie aan deel te nemen. Deze regel geldt ook voor de partijen in het hoofdgeding wanneer zij krachtens de toepasselijke nationale procesregels bevoegd zijn om in rechte op te treden zonder bijstand van een advocaat.

2.   Het verzoek om aan de terechtzitting deel te nemen via videoconferentie wordt bij afzonderlijke akte ingediend zodra de oorzaak van de verhindering bekend is en vermeldt nauwkeurig de aard van de verhindering.

3.   De president beslist zo spoedig mogelijk op dit verzoek.

4.   Het gebruik van de videoconferentie is uitgesloten wanneer het Hof overeenkomstig artikel 79 van dit Reglement beslist tot behandeling met gesloten deuren.

5.   De technische voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om aan een zitting deel te nemen via videoconferentie worden nader bepaald in de Praktische aanwijzingen voor de partijen, die op basis van artikel 208 van dit Reglement zijn vastgesteld.”

.

4)

Artikel 80 wordt vervangen door de volgende tekst:

“Artikel 80

Verloop van de pleitzitting

1.   De president opent en leidt de zitting; hij handhaaft de orde ter terechtzitting.

2.   De leden van de rechtsprekende formatie alsook de advocaat-generaal kunnen op de pleitzitting vragen stellen aan de gemachtigden, raadslieden of advocaten van partijen en, in de omstandigheden als bedoeld in artikel 47, lid 2, van dit Reglement, aan de partijen in het hoofdgeding of aan hun vertegenwoordigers.”

.

5)

Na artikel 80 wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 80 bis

Uitzending van terechtzittingen

1.   De terechtzittingen van het Hof kunnen worden uitgezonden. De uitspraak van arresten en het nemen van conclusies worden rechtstreeks uitgezonden. De pleidooien van partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden in een zaak die is verwezen naar de voltallige zitting, de Grote Kamer, of, bij wijze van uitzondering, wanneer het belang van de zaak dit rechtvaardigt, een kamer van vijf rechters, worden uitgesteld uitgezonden.

2.   Wanneer het Hof voornemens is een pleitzitting uit te zenden, stelt de griffier de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden hiervan in kennis bij de oproeping voor deze zitting.

3.   Indien een partij of in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbende van mening is dat de pleitzitting waarvoor zij/hij is opgeroepen, niet mag worden uitgezonden, brengt zij/hij het Hof daar zo spoedig mogelijk van op de hoogte, waarbij zij/hij de omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat van uitzending wordt afgezien gedetailleerd uiteenzet.

4.   De president beslist zo spoedig mogelijk op dit verzoek, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord.

5.   De video-opname van de uitgezonden pleitzittingen blijft tot een maand na de sluiting van de pleitzitting beschikbaar op de website van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

6.   Indien een partij of een in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbende van mening is dat de video-opname van een pleitzitting waaraan zij/hij heeft deelgenomen, van die website moet worden verwijderd, stelt zij/hij het Hof daar zo spoedig mogelijk van in kennis, waarbij zij/hij de omstandigheden uiteenzet die dit kunnen rechtvaardigen.

7.   De president beslist onverwijld op dit verzoek, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord.

8.   Het Hof stelt bij besluit de nadere regels vast op grond waarvan de terechtzittingen worden uitgezonden. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.”

.

6)

Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:

a)

Lid 1 wordt gewijzigd als volgt:

“Wanneer een pleitzitting heeft plaatsgevonden, neemt de advocaat-generaal conclusie na de sluiting ervan op de door hem aangekondigde datum.”.

b)

Na lid 1 wordt een nieuw lid 2 ingevoegd met de volgende tekst:

“Wanneer er geen pleitzitting heeft plaatsgevonden, neemt de advocaat-generaal conclusie op de door hem aangekondigde datum.”.

c)

Het huidige lid 2 wordt hernummerd tot lid 3.

7)

Na artikel 93 wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 93 bis

Voorafgaande analyse van de verzoeken om een prejudiciële beslissing

1.   Wanneer bij het Hof een verzoek om een prejudiciële beslissing aanhangig wordt gemaakt, zendt de griffie dit verzoek onmiddellijk door aan de president, de vicepresident en de eerste advocaat-generaal.

2.   Indien de president, na het verzoek om een prejudiciële beslissing te hebben geanalyseerd en na de vicepresident en de eerste advocaat-generaal te hebben gehoord, van oordeel is dat het verzoek in kwestie uitsluitend betrekking heeft op een of meer van de specifieke aangelegenheden bedoeld in artikel 50 ter, eerste alinea, van het Statuut, deelt hij dit mee aan de griffie, die het verzoek onverwijld doorzendt aan de griffie van het Gerecht. De procedure wordt vervolgens voor het Gerecht voortgezet overeenkomstig de bepalingen van zijn Reglement voor de procesvoering.

3.   Indien de president, na afloop van deze analyse en na de vicepresident en de eerste advocaat-generaal te hebben gehoord, van oordeel is dat het verzoek om een prejudiciële beslissing weliswaar betrekking heeft op een of meer van de specifieke aangelegenheden bedoeld in artikel 50 ter, eerste alinea, van het Statuut, maar ook ziet op andere aangelegenheden of opzichzelfstaande vragen opwerpt over de uitlegging van primair recht, internationaal publiekrecht, algemene Unierechtelijke beginselen of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de zin van artikel 50 ter, tweede alinea, van het Statuut, legt hij het verzoek onverwijld voor aan het Hof. Indien het Hof van oordeel is dat het verzoek uitsluitend betrekking heeft op een of meer van de specifieke aangelegenheden bedoeld in artikel 50 ter, eerste alinea, van het Statuut, wordt dit verzoek door de griffie van het Hof onmiddellijk doorgezonden naar de griffie van het Gerecht en wordt de procedure bij het Gerecht voortgezet overeenkomstig de bepalingen van zijn Reglement voor de procesvoering. In het tegenovergestelde geval wordt de procedure bij het Hof voortgezet overeenkomstig de bepalingen van het onderhavige Reglement.

4.   Wanneer een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig lid 2 of lid 3 van dit artikel naar de griffie van het Gerecht wordt doorgezonden, stelt deze de verwijzende rechter daarvan in kennis.”

.

8)

Artikel 95 wordt vervangen door de volgende tekst:

“Artikel 95

Anonimisering en weglating van persoonsgegevens

1.   Indien de verwijzende rechter heeft beslist om het verzoek om een prejudiciële beslissing te anonimiseren of om gegevens weg te laten betreffende natuurlijke personen of entiteiten die bij het hoofdgeding betrokken zijn, ongeacht of het gaat om partijen in dat geding of derden, eerbiedigt het Hof deze anonimisering of weglating in het kader van de aldaar aanhangige procedure.

2.   Op verzoek van de verwijzende rechter, op verzoek van een partij in het hoofdgeding of ambtshalve kan het Hof voorts beslissen om het verzoek om een prejudiciële beslissing te anonimiseren of om persoonsgegevens weg te laten van een of meer natuurlijke personen die bij het hoofdgeding betrokken zijn, ongeacht of het gaat om partijen in dat geding of derden.”

.

9)

Artikel 96 wordt gewijzigd als volgt:

a)

De eerste zin van lid 1 wordt gewijzigd als volgt:

“Overeenkomstig artikel 23 van het Statuut mogen bij het Hof memories of schriftelijke opmerkingen worden ingediend door:”.

b)

Na punt c) wordt een nieuw punt d) ingevoegd met de volgende tekst:

“het

Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank, wanneer zij van mening zijn dat zij een bijzonder belang hebben bij de vragen die in het verzoek om een prejudiciële beslissing worden opgeworpen,”.

c)

De huidige punten d) tot en met f) worden hernummerd tot de punten e) tot en met g).

d)

Na lid 2 wordt een nieuw lid 3 toegevoegd met de volgende tekst:

“De overeenkomstig dit artikel ingediende memories of schriftelijke opmerkingen worden, nadat het arrest is uitgesproken of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden is betekend, gepubliceerd op de website van het Hof van Justitie van de Europese Unie, tenzij een van die belanghebbenden bezwaar maakt tegen de publicatie van zijn memorie of opmerkingen. Dit bezwaar, dat niet met redenen omkleed hoeft te zijn en niet bij het Hof of het Gerecht kan worden aangevochten, moet bij afzonderlijke akte ter griffie worden ingediend uiterlijk drie maanden na de uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking waardoor een einde komt aan het geding. In een dergelijk geval wordt op bovengenoemde website melding gemaakt van dat bezwaar en worden de betrokken memorie of opmerkingen niet gepubliceerd, ook niet gedeeltelijk. Indien de belanghebbende later zijn bezwaar tegen de publicatie van zijn memorie of opmerkingen intrekt, worden deze memorie of opmerkingen op de website gepubliceerd zodra dat bezwaar is ingetrokken. Indien het bezwaar na het verstrijken van deze termijn ter griffie wordt ingediend, worden de gepubliceerde memorie of opmerkingen van de site verwijderd.”.

10)

Artikel 97, lid 3, wordt vervangen door de volgende tekst:

“Wat de vertegenwoordiging en het verschijnen van partijen in het hoofdgeding betreft, houdt het Hof rekening met de procedurevoorschriften die van kracht zijn bij de verwijzende rechter. In geval van twijfel of een persoon een partij in het hoofdgeding kan vertegenwoordigen dan wel of die partij zonder vertegenwoordiger kan optreden, kan het Hof bij de verwijzende rechter inlichtingen inwinnen over de toepasselijke procedurevoorschriften.”.

11)

Artikel 106 wordt vervangen door de volgende tekst:

“Artikel 106

Toezending van processtukken

1.   De processtukken die in het voorgaande artikel worden genoemd, worden geacht te zijn neergelegd door toezending aan de griffie, met behulp van elk technisch of elektronisch communicatiemiddel waarover het Hof beschikt, van een afschrift van het ondertekende origineel en van de stukken en bescheiden waarop een beroep wordt gedaan, samen met de staat bedoeld in artikel 57, lid 3. Het origineel van het stuk en de hierboven genoemde bijlagen worden onverwijld aan de griffie toegezonden.

2.   De betekeningen en mededelingen waarin het voorgaande artikel voorziet, geschieden langs elektronische weg onder de door het Hof vastgestelde voorwaarden wanneer de geadresseerde ermee heeft ingestemd dat betekeningen aan hem langs die weg geschieden. In het tegenovergestelde geval geschieden de hierboven bedoelde betekeningen en mededelingen door toezending van een afschrift van het stuk met behulp van elk technisch of elektronisch communicatiemiddel waarover het Hof en de geadresseerde beschikken.”

.

12)

In de derde titel wordt na artikel 114 het volgende hoofdstuk (“Procedure na verwijzing”) ingevoegd:

“Vierde hoofdstuk

PROCEDURE NA VERWIJZING

Artikel 114 bis

Verzoeken om een prejudiciële beslissing die door het Gerecht worden verwezen krachtens artikel 54, tweede alinea, van het Statuut

Wanneer het Gerecht overeenkomstig artikel 54, tweede alinea, van het Statuut vaststelt dat het niet bevoegd is om kennis te nemen van een krachtens artikel 267 VWEU ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing, verwijst het dat verzoek naar het Hof. De procedure wordt dan voortgezet bij het Hof overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement.

Artikel 114 ter

Verzoeken om een prejudiciële beslissing die door het Gerecht worden verwezen krachtens artikel 256, lid 3, tweede alinea, VWEU

1.   Wanneer het Gerecht een verzoek om een prejudiciële beslissing waarin een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie, krachtens artikel 256, lid 3, tweede alinea, VWEU naar het Hof verwijst, wordt dit verzoek met spoed behandeld.

2.   De president wijst onverwijld de rechter-rapporteur aan die met de zaak wordt belast en de eerste advocaat-generaal wijst een advocaat-generaal aan.

3.   Indien de schriftelijke behandeling reeds is afgesloten wanneer de zaak naar het Hof wordt verwezen, kunnen de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden binnen een door de president te bepalen termijn, die niet minder dan 15 dagen mag bedragen, aanvullende memories of schriftelijke opmerkingen indienen over de principiële vraag die in het verzoek om een prejudiciële beslissing wordt opgeworpen.

4.   Het Hof doet zo spoedig mogelijk uitspraak, in voorkomend geval na de mondelinge opmerkingen van de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden en de conclusie van de advocaat-generaal te hebben gehoord.”.

13)

Het vierde hoofdstuk van de derde titel wordt hernummerd tot het vijfde hoofdstuk van die titel.

14)

Artikel 121, lid 2, wordt vervangen door de volgende tekst:

“Naast of in plaats van de in lid 1 bedoelde domiciliekeuze kan in het verzoekschrift worden vermeld dat de advocaat of gemachtigde ermee instemt dat betekeningen aan hem plaatsvinden met behulp van elk technisch of elektronisch communicatiemiddel waarover het Hof en die advocaat of die gemachtigde beschikken.”.

15)

Artikel 125 wordt vervangen door de volgende tekst:

“Artikel 125

Toezending van stukken

Wanneer het Europees Parlement, de Raad of de Europese Commissie geen partij in een zaak is, zendt het Hof deze instelling een afschrift toe van het verzoekschrift en het verweerschrift of, in voorkomend geval, van de exceptie van onbevoegdheid of van niet-ontvankelijkheid, met uitzondering van de daaraan gehechte bijlagen, om haar in staat te stellen te constateren of de niet-toepasselijkheid van een van haar handelingen wordt aangevoerd in de zin van artikel 277 VWEU.”.

16)

Na artikel 193 wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 193 bis

Ontbreken van een voorstel tot heroverweging

Indien de eerste advocaat-generaal bij het verstrijken van de in artikel 62, tweede alinea, van het Statuut bedoelde termijn geen voorstel tot heroverweging van de beslissing van het Gerecht heeft gedaan, deelt de griffier dit onverwijld mee aan het Gerecht, dat de verwijzende rechter en de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden op de hoogte brengt.”.

Artikel 2

Deze wijzigingen van het Reglement voor de procesvoering, die authentiek zijn in de talen bedoeld in artikel 36 van dat Reglement, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treden in werking op de eerste dag van de maand volgende op die van hun bekendmaking.

Vastgesteld te Luxemburg op 2 juli 2024.

A. CALOT ESCOBAR

De griffier

K. LENAERTS

De president


(1)   PB L, 2024/2019, 12.8.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2019/oj.

(2)   PB L 265 van 29 september 2012, blz. 1, zoals gewijzigd op 18 juni 2013 (PB L 173 van 26 juni 2013, blz. 65), 19 juli 2016 (PB L 217 van 12 augustus 2016, blz. 69), 9 april 2019 (PB L 111 van 25 april 2019, blz. 73) en 26 november 2019 (PB L 316 van 6 december 2019, blz. 103).


ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_internal/2024/2094/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top