Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020D1830

Besluit (EU) 2020/1830 van de Raad van 27 november 2020 betreffende het standpunt dat tijdens de veertigste vergadering van de Permanente Commissie van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (Verdrag van Bern) namens de Europese Unie moet worden ingenomen

PB L 409 van 4.12.2020, p. 34–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2020/1830/oj

4.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 409/34


BESLUIT (EU) 2020/1830 VAN DE RAAD

van 27 november 2020

betreffende het standpunt dat tijdens de veertigste vergadering van de Permanente Commissie van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (Verdrag van Bern) namens de Europese Unie moet worden ingenomen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (“het verdrag”) is door de Unie gesloten bij Besluit 82/72/EEG van de Raad (1) en op 1 september 1982 in werking getreden.

(2)

Ingevolge het verdrag kan de bij het verdrag ingestelde Permanente Commissie (“de Permanente Commissie”) wijzigingen in de artikelen 13 tot en met 24 van het verdrag vaststellen en ter goedkeuring aan het Comité van ministers van de Raad van Europa (“het Comité van ministers”), en vervolgens ter aanvaarding aan de verdragsluitende partijen (“de partijen”) overleggen.

(3)

Overeenkomstig het verdrag is de Permanente Commissie bij het Verdrag van Bern verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing van het verdrag, en kan het met name voorstellen doen die erop gericht zijn de doeltreffendheid van het verdrag te verhogen.

(4)

De Permanente Commissie zal tijdens haar veertigste vergadering van 30 november tot en met 4 december 2020 besluiten vaststellen tot wijziging van het verdrag met het oog op de invoering van financiële bepalingen en tot vaststelling van een uitgebreid partieel akkoord inzake het fonds voor de uitvoering van het verdrag.

(5)

Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Permanente Commissie moet worden ingenomen, aangezien de besluiten ervan juridisch bindend zullen zijn.

(6)

Het secretariaat van het verdrag (“het secretariaat”) heeft een voorstel tot wijziging van het verdrag gepresenteerd voor de invoering van een financieel mechanisme waarbij de Permanente Commissie een schaal vaststelt voor verplichte financiële bijdragen van de partijen ter aanvulling van de gewone begrotingstoewijzing van de Raad van Europa.

(7)

Uit hoofde van het verdrag moeten wijzigingen van het verdrag eerst door het Comité van ministers worden goedgekeurd en treden zij vervolgens voor alle partijen in werking op de dertigste dag nadat alle partijen hebben medegedeeld dat zij de wijziging hebben aanvaard.

(8)

Het secretariaat heeft ook een voorstel ingediend om de intergouvernementele samenwerking voor de uitvoering van het verdrag te versterken door het vaststellen van een uitgebreid partieel akkoord, dat een verplichte financiële bijdrage van de partijen bij dat uitgebreid partieel akkoord zou omvatten.

(9)

Overeenkomstig het statuut van de Raad van Europa en de gids van het Comité van ministers van de Raad van Europa inzake procedures en werkmethoden zou het voorgestelde uitgebreid partieel akkoord, na het besluit van de Permanente Commissie, van kracht worden voor alle partijen bij dat akkoord, na aanneming door het Comité van ministers met een tweederdemeerderheid van de vertegenwoordigers die een stem uitbrengen en een meerderheid van de vertegenwoordigers die gerechtigd zijn zitting te hebben in het Comité en nadat een minimumaantal ondertekenaars is bereikt.

(10)

Zodra het voorgestelde uitgebreid partieel akkoord is vastgesteld, is het aan de partijen bij het verdrag om te beslissen of zij partij zullen worden bij het akkoord.

(11)

Dit besluit laat elk toekomstig besluit van de Raad over de wenselijkheid dat de Unie partij wordt bij het voorgestelde uitgebreid partieel akkoord, onverlet.

(12)

Gezien de daling van de financiële middelen via de gewone bijdrage van de Raad van Europa en de daling van de vrijwillige bijdragen van de partijen is er dringend behoefte aan een veilige en betrouwbare financieringsbron voor de werking van het verdrag.

(13)

Een wijziging van het verdrag om een financieel mechanisme in te voeren, is in overeenstemming met de wijze waarop andere multilaterale milieuovereenkomsten worden gefinancierd en zou ervoor zorgen dat alle partijen een eerlijke bijdrage leveren. De tekst van de wijziging zoals voorgesteld door het secretariaat creëert echter onzekerheid over het op te zetten financieel mechanisme, met name wat betreft het onderscheid tussen kern- en programmabegrotingen en de hoogte van de vereiste bijdragen.

(14)

Opdat de Unie een wijziging van het verdrag met het oog op de invoering van een financieel mechanisme zou kunnen steunen, moet de procedure van artikel 218, leden 2 tot en met 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden gevolgd.

(15)

Door de aanzienlijke tijd die nodig is voor de onderhandelingen over en de inwerkingtreding van een wijziging van het verdrag, is er behoefte aan een financiële oplossing op kortere termijn, opdat het Verdrag van Berlijn in de tussenliggende periode goed kan blijven functioneren. Aan die behoefte zou in het voorgestelde uitgebreid partieel akkoord tegemoet worden gekomen.

(16)

Het standpunt van de Raad dient derhalve te zijn dat een motie wordt voorgesteld waarin een besluit inzake de wijziging van het verdrag wordt uitgesteld en waarin de vaststelling van een uitgebreid partieel akkoord wordt gesteund,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat tijdens de 40e vergadering van de Permanente Commissie van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa namens de Unie moet worden ingenomen over aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, is een motie voor te stellen om de stemming over het voorstel tot wijziging van het verdrag om er financiële bepalingen in op te nemen, uit te stellen tot de 41e vergadering van de Permanente Commissie, en om de totstandkoming van een uitgebreid partieel akkoord tot oprichting van een steunfonds voor de uitvoering van het verdrag, op basis van het ontwerp dat aan de Permanente Commissie is voorgelegd, te steunen.

Artikel 2

In het licht van de ontwikkelingen tijdens de veertigste vergadering van de Permanente Commissie mogen de vertegenwoordigers van de Unie het in artikel 1 bedoelde standpunt tijdens coördinatievergaderingen ter plaatse in overleg met de lidstaten en zonder nader besluit van de Raad bijstellen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Besluit 82/72/EEG van de Raad van 3 december 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa (PB L 38 van 10.2.1982, blz. 1).


Top