EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R0776

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 321/2013, (EU) nr. 1299/2014, (EU) nr. 1301/2014, (EU) nr. 1302/2014, (EU) nr. 1303/2014 en (EU) 2016/919 van de Commissie en Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie teneinde deze af te stemmen op Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en met het oog op de verwezenlijking van specifieke doelstellingen die zijn vastgesteld in Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst.)

PB L 139I van 27.5.2019, p. 108–311 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2019/776/oj

27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 139/108


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/776 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2019

tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 321/2013, (EU) nr. 1299/2014, (EU) nr. 1301/2014, (EU) nr. 1302/2014, (EU) nr. 1303/2014 en (EU) 2016/919 van de Commissie en Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie teneinde deze af te stemmen op Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en met het oog op de verwezenlijking van specifieke doelstellingen die zijn vastgesteld in Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (1), en met name artikel 5, lid 11, en artikel 48, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad (2) dient het Spoorwegbureau van de Europese Unie (hierna het "Bureau" genoemd) aanbevelingen te doen aan de Commissie betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit (hierna "TSI's" genoemd) en de herziening daarvan, en toe te zien op de aanpassing van de TSI's aan de stand van de techniek, de ontwikkelingen op de markt en de maatschappelijke eisen.

(2)

TSI's moeten worden gewijzigd teneinde aan te geven welke bepalingen van toepassing zijn op bestaande subsystemen en voertuigen die worden vernieuwd of verbeterd, welke parameters van voertuigen en vaste subsystemen door spoorwegondernemingen moeten worden gecontroleerd om te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de routes waarvoor ze bedoeld zijn en welke procedures moeten worden toegepast om die parameters te controleren tussen de afgifte van een vergunning om een voertuig in de handel te brengen en het eerste gebruik van dat voertuig.

(3)

In Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie (3) zijn specifieke doelstellingen opgenomen voor de opstelling, aanneming en herziening van de TSI's. Op 22 september 2017 heeft de Commissie het Bureau verzocht om aanbevelingen te formuleren voor de verwezenlijking van een aantal van die doelstellingen.

(4)

De TSI's moeten krachtens Besluit (EU) 2017/1474 worden herzien om rekening te houden met de ontwikkelingen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten in verband met het spoorwegsysteem van de Unie en om verwijzingen naar normen bij te werken.

(5)

Bovendien moeten de TSI's worden herzien om de resterende open punten weg te werken. In het bijzonder moeten in Verordening (EU) nr. 1299/2014 van de Commissie (4) de open punten inzake de specificaties betreffende het ontwerp van het spoor, dat compatibel moet zijn met het gebruik van wervelstroomremmen, en de minimale factor voor verkeerscodes, worden gesloten. In Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie (5) moeten de open punten worden gesloten met betrekking tot aerodynamische effecten, passieve veiligheid en verschillende spoorwijdten en remsystemen. In Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie (6) moeten de open punten inzake de specificaties betreffende testomstandigheden voor proeven op het spoor en verschillende spoorwijdten worden gesloten.

(6)

Besluit (EU) 2017/1474 bevat ook specifieke doelstellingen voor de TSI betreffende het subsysteem "rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen" en de TSI "rollend materieel — goederenwagens". Met name de bepalingen betreffende automatische systemen voor variabele spoorwijdte moeten worden herzien en de toegankelijkheid van passagiersrijtuigen, de afgifte van vergunningen voor passagiersvoertuigen voor een groot gebied en de samenstelling van reizigerstreinen, moeten worden gefaciliteerd.

(7)

Bepaalde onderdelen waarbij een enkel defect direct tot een ernstig ongeval kan leiden, zijn kritiek voor de veiligheid van het spoorwegsysteem en moeten per geval als "veiligheidskritiek" worden aangemerkt. De fabrikant moet in het onderhoudsdossier van het voertuig aanduiden welke onderdelen veiligheidskritiek zijn.

(8)

De investeringen in trein- en baanapparatuur moeten worden beschermd door de compatibiliteit en stabiliteit van de specificaties van het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS) te waarborgen, waarbij de juridische en technische zekerheid wordt geboden dat een voertuig met een baseline 3-conforme boordunit veilig en met een aanvaardbaar prestatieniveau op een lijn met ERTMS kan worden geëxploiteerd. Om gelijke tred te houden met technologische ontwikkelingen en modernisering aan te moedigen moet de invoering van ERTMS-gamechangers, zoals aangegeven in het rapport van het Bureau over de langetermijnperspectieven voor ERTMS (ERA-REP-150), onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan. Wanneer het Bureau ontwerpversies van specificaties van ERTMS-gamechangers vóór de geplande wettelijke versie in 2022 bekendmaakt, moeten leveranciers en partijen die deze ontwikkelingen vervroegd toepassen, de specificaties in hun proeffase gebruiken, voor zover een voertuig met een baseline 3-conforme boordunit veilig kan rijden op de infrastructuur waarop die gamechanger wordt ingevoerd.

(9)

Op basis van de onderzoeks- en innovatiewerkzaamheden op het gebied van systeemarchitectuur van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail, werkt het Bureau aan een gamechanger op het gebied van radiocommunicatiesysteem teneinde oplossingen mogelijk te maken waarbij het levenscyclusbeheer van het radiocommunicatiesysteem en treinbeveiligingssysteem los worden gekoppeld, en tegelijk de integratie van het nieuwe radiocommunicatiesysteem in een ETCS-boordsysteem dat aan de in set#3 van de in tabel 2.3 van bijlage A bij Verordening (EU) 2016/919 (7) van de Commissie genoemde specificaties voldoet te faciliteren.

(10)

Zelfs nadat een certificeringsproces met gunstig gevolg is doorlopen, kan niet worden uitgesloten dat een treinsubsysteem CCS bij de interactie met een baansubsysteem CCS bij herhaling faalt of in bepaalde omstandigheden niet de beoogde prestaties levert. Dit kan een gevolg zijn van de verschillen tussen de nationale besturings- en seingevingsuitrusting (bv. reiswegvergrendeling), technische en operationele voorschriften, tekortkomingen in of verschillende interpretaties van de specificaties, ontwerpfouten of fouten bij de installatie van de uitrusting. Daarom moeten er controles worden verricht om de technische compatibiliteit van de subsystemen besturing en seingeving in het exploitatiegebied van een voertuig aan te tonen. Deze noodzakelijke controles moeten worden beschouwd als een tijdelijke maatregel om het vertrouwen in de technische compatibiliteit tussen de subsystemen te versterken. Daarnaast moet in Verordening (EU) 2016/919 de procedure voor die controles worden vastgesteld. De beginselen die op die controles van toepassing zijn, moeten met name transparant zijn en de weg vrijmaken voor verdere standaardisering. Er moet voorrang worden gegeven aan de mogelijkheid om die controles in een laboratorium uit te voeren, met de baanconfiguratie die de infrastructuurbeheerder beschikbaar moet stellen.

(11)

Om de controles tot een minimum te beperken, moet elke lidstaat standaardisering van zijn infrastructuur promoten. Er mag daarom per lidstaat, en voor zover nodig, slechts één reeks compatibiliteitscontroles voor radio (één voor spraakoverdracht en een andere voor gegevensoverdracht) worden gevraagd.

(12)

Er moet worden nagegaan welke stappen er nodig zijn om zo snel mogelijk het vertrouwen in de technische compatibiliteit te versterken en het aantal tests of controles van de technische compatibiliteit van boordapparatuur met verschillende ERTMS-baanapparatuur te beperken of te schrappen. Daarom moet het Bureau de onderliggende technische afwijkingen beoordelen en bepalen welke stappen moeten worden genomen om de tests of controles van de technische compatibiliteit van boordapparatuur met verschillende baanapparatuur te schrappen.

(13)

Bepaalde TSI's kunnen voorzien in overgangsmaatregelen om de spoorwegsector concurrerend te houden en onnodige kosten als gevolg van te frequente wijzigingen in het regelgevingskader te voorkomen. Dergelijke overgangsmaatregelen zijn van toepassing op lopende contracten en op projecten die zich op de datum van toepassing van de desbetreffende TSI in een vergevorderd stadium van ontwikkeling bevinden. Zolang deze overgangsmaatregelen van toepassing zijn, moet niet worden verlangd dat aanvragen worden ingediend voor de toepassing van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2016/797. Na het verstrijken van die overgangsmaatregelen moeten aanvragers van een vrijstelling van (een deel van de) TSI's een verzoek indienen overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797. Dergelijke verzoeken mogen echter alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen worden gebaseerd op artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn 2016/797.

(14)

In Richtlijn (EU) 2016/797 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie (8) is de rol van het Bureau als vergunningverlenende instantie omschreven. In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 is ook de procedure vastgesteld die van toepassing is bij wijzigingen van bestaande voertuigtypen, met name bij nieuwe versies van een voertuigtype en nieuwe versies van een voertuigtypevariant. De rol van het Bureau bij het registreren van gegevens in het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (ERATV) en de taken van vergunningverlenende instanties met betrekking tot versies van een voertuigtype en versies van een voertuigtypevariant moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(15)

De Verordeningen (EU) nr. 321/2013, (EU) nr. 1302/2014, en (EU) 2016/919 moeten worden afgestemd op de wijzigingen in de procedure voor het in de handel brengen van mobiele subsystemen, zoals bepaald in de artikelen 20 tot en met 26 van Richtlijn (EU) 2016/797. In die TSI's moet daarom een opsomming worden opgenomen van de fundamentele ontwerpkenmerken die worden gebruikt om het voertuigtype te identificeren, alsook de vereisten betreffende wijzigingen die gevolgen hebben voor die kenmerken. De lijst van ERATV-parameters moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Op grond van Besluit (EU) 2017/1474 moet in TSI's worden bepaald of conformiteitsbeoordelingsinstanties die op basis van een vorige versie van de TSI zijn aangemeld, opnieuw moeten worden aangemeld en of een vereenvoudigde kennisgevingsprocedure moet worden toegepast. Aangezien deze verordening slechts beperkte wijzigingen bevat, moet niet worden verlangd dat instanties die op basis van een vorige versie van de TSI zijn aangemeld, opnieuw worden aangemeld.

(17)

Deze verordening strekt tot wijziging van TSI's om de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Unie verder te stimuleren, het internationaal spoorvervoer te verbeteren en te ontwikkelen, bij te dragen tot de verdere totstandkoming van de interne markt en TSI's aan te vullen, zodat ze alle essentiële eisen bestrijken. Op die manier kunnen de doelstellingen worden behaald en kan worden voldaan aan de essentiële eisen van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) en Richtlijn (EU) 2016/797. Deze verordening moet daarom rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten, ook in de lidstaten die het Bureau en de Commissie er op grond van artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797 van in kennis hebben gesteld dat ze de omzettingsperiode hebben verlengd en Richtlijn 2008/57/EG tot uiterlijk 15 juni 2020 blijven toepassen. Aangemelde instanties die op grond van Richtlijn 2008/57/EG actief zijn in lidstaten die de omzettingsperiode hebben verlengd, moeten, zolang Richtlijn 2008/57/EG in hun lidstaat van vestiging van toepassing is, een EG-certificaat overeenkomstig deze verordening kunnen afgeven.

(18)

Op 17 december 2015, 6 januari 2016 en 14 november 2017 heeft het Bureau drie aanbevelingen gedaan tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1302/2014. Deze hadden betrekking op de voorwaarden voor een vergunning om een voertuig in de handel te brengen in een groter gebruiksgebied dan een specifiek nationaal netwerk, het sluiten van open punten, eisen betreffende veiligheidskritieke onderdelen en de herziening van bepalingen inzake automatische systemen voor variabele spoorwijdte.

(19)

Op 11 april 2016 heeft het Bureau een aanbeveling gedaan over de wijziging van Verordening (EU) nr. 321/2013. Deze had betrekking op het sluiten van open punten.

(20)

Op 4 oktober 2017 heeft het Bureau een aanbeveling gedaan over de wijziging van Verordening (EU) nr. 1299/2014. Deze had betrekking op het sluiten van open punten.

(21)

Op 19 juli 2018 heeft het Bureau een aanbeveling gedaan over de wijziging van Verordening (EU) nr. 321/2013, Verordening (EU) nr. 1302/2014 en Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie (10). Deze had betrekking op wijzigingen in de procedure voor het in de handel brengen van mobiele subsystemen, met inbegrip van het controleren van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten in de periode tussen de afgifte van de voertuigvergunning en het eerste gebruik van het vergunde voertuig, en op de toepasselijke bepalingen bij verbeteringen en vernieuwingen van bestaande subsystemen en voertuigen.

(22)

Op 19 oktober 2018 heeft het Bureau een aanbeveling gedaan over de wijziging van Verordening (EU) 2016/919. Deze had betrekking op wijzigingen in de procedure voor het in de handel brengen van mobiele subsystemen, met inbegrip van het controleren van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten voor het eerste gebruik van het vergunde voertuig, en op de toepasselijke bepalingen bij verbeteringen en vernieuwingen van bestaande subsystemen en voertuigen.

(23)

Op 15 november 2018 heeft het Bureau een aanbeveling gedaan over de wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2014 om die verordening in overeenstemming te brengen met Richtlijn (EU) 2016/797.

(24)

Op 29 november 2018 heeft het Bureau een aanbeveling gedaan over de wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1299/2014 en (EU) nr. 1301/2014, met name inzake de wijzigingen om deze verordeningen in overeenstemming te brengen met Richtlijn (EU) 2016/797.

(25)

Verordening (EU) nr. 321/2013, Verordening (EU) nr. 1299/2014, Verordening (EU) nr. 1301/2014, Verordening (EU) nr. 1302/2014, Verordening (EU) nr. 1303/2014, Verordening (EU) 2016/919 en Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(26)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 321/2013 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In artikel 2, lid 1, wordt de verwijzing naar "punt 2.7 van bijlage II bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "punt 2.7 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).";

(2)

Artikel 3, tweede alinea, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

"a)

wanneer deze worden vernieuwd of verbeterd overeenkomstig punt 7.2.2 van de bijlage bij deze verordening";

b)

punt c) wordt vervangen door:

"c)

de "GE"-markering als afgebeeld in punt 5 van aanhangsel C van de bijlage mag zonder nieuwe vergunning voor het in de handel brengen of beoordeling door een derde partij worden aangebracht op bestaande wagens die zijn goedgekeurd overeenkomstig Beschikking 2006/861/EG van de Commissie, als gewijzigd bij Beschikking 2009/107/EG, dan wel Beschikking 2006/861/EG als gewijzigd bij Beschikking 2009/107/EG en Besluit 2012/464/EU en die voldoen aan de voorwaarden van punt 7.6.4 van Beschikking 2009/107/EG. De spoorwegondernemingen blijven verantwoordelijk voor het gebruik van deze markering op wagens die reeds in dienst zijn.";

(3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de "open punten" in aanhangsel A, wordt de naleving van de essentiële eisen van Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van de geldende nationale voorschriften in de lidstaat die deel uitmaakt van het exploitatiegebied van de voertuigen waarop deze verordening betrekking heeft.";

b)

lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures met betrekking tot de open punten.";

(4)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de "specifieke gevallen" als bedoeld in punt 7.3 van de bijlage, wordt de naleving van de essentiële eisen van Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van punt 7.3 van de bijlage of de geldende nationale voorschriften in de lidstaat die deel uitmaakt van het exploitatiegebied van de voertuigen waarop deze verordening betrekking heeft.";

b)

lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures voor de nationale voorschriften betreffende de in punt 7.3 van de bijlage bedoelde specifieke gevallen.";

(5)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Een EG-keuringsverklaring voor een subsysteem dat interoperabiliteitsonderdelen omvat waarvoor geen EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik is afgegeven, kan worden afgegeven tijdens een overgangsperiode die eindigt op 1 januari 2024, mits aan de bepalingen van deel 6.3 van de bijlage wordt voldaan.";

b)

lid 2 wordt vervangen door:

"2.   De productie of verbetering/vernieuwing van het subsysteem waarin niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen worden gebruikt, wordt voltooid binnen de in lid 1 vastgestelde overgangsperiode, met inbegrip van het in de handel brengen.";

c)

in lid 3, onder b), wordt de verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).";

d)

lid 4 wordt vervangen door:

"4.   Na een overgangsperiode die afliep op 1 januari 2015, is voor nieuw geproduceerde interoperabiliteitsonderdelen van "sluitseinen" een EG-verklaring van conformiteit vereist.";

(6)

Artikel 8 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Onverminderd deel 6.3 van de bijlage mag gedurende een overgangsperiode die eindigt op 1 januari 2024 een EG-keuringscertificaat worden afgegeven voor een subsysteem dat onderdelen bevat die overeenstemmen met het interoperabiliteitsonderdeel "wrijvingselement voor remsystemen die op het loopvlak werken", indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

het onderdeel is vervaardigd vóór de datum van toepassing van deze verordening, en

b)

het interoperabiliteitsonderdeel is gebruikt in een subsysteem dat vóór de toepassingsdatum van deze verordening in minstens één lidstaat is goedgekeurd en in de handel is gebracht.";

b)

lid 2 wordt vervangen door:

"2.   De productie, verbetering of vernieuwing van subsystemen waarin niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen worden gebruikt moet, met inbegrip van de vergunning voor het in de handel brengen van het subsysteem, vóór het verstrijken van de in lid 1 vastgestelde overgangsperiode, worden voltooid.";

c)

in lid 3, onder b), wordt de verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/798";

(7)

Artikel 8 quater wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder b), wordt vervangen door:

"b)

het interoperabiliteitsonderdeel is gebruikt in een subsysteem dat voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van de goedkeuring in minstens één lidstaat is goedgekeurd en in de handel is gebracht.";

b)

lid 2 wordt vervangen door:

"2.   De productie, verbetering of vernieuwing van subsystemen waarin niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen worden gebruikt moet, met inbegrip van de vergunning voor het in de handel brengen van het subsysteem, voor het verstrijken van de in lid 1 vastgestelde overgangsperiode, worden voltooid.";

c)

in lid 3, onder b), wordt de verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/798";

(8)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

"De keuringsverklaring en/of de verklaring van conformiteit met het type van een nieuw voertuig die is opgesteld overeenkomstig Beschikking 2006/861/EG blijft/blijven geldig tot het einde van een overgangsperiode die op 1 januari 2017 verstrijkt.".

(9)

Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 4 wordt de verwijzing naar "artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 5 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 5 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(10)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Verordening (EU) nr. 1299/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de verwijzing naar "punt 2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "punt 2.1 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).";

b)

in lid 3 wordt de verwijzing naar "artikel 20 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn (EU) 2016/797";

c)

lid 4 wordt als volgt vervangen:

"4.   De TSI is van toepassing op het netwerk van het spoorwegsysteem van de Unie als beschreven in bijlage I van Richtlijn (EU) 2016/797, met uitzondering van de in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde gevallen.";

(2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Met betrekking tot de aspecten die in aanhangsel R van de bijlage bij deze verordening als "open punten" zijn opgenomen, wordt de naleving van de essentiële eisen van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van de geldende nationale voorschriften in de lidstaat die toestemming geeft voor de indienststelling van het subsysteem waarop deze verordening betrekking heeft.";

b)

Lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures voor de open punten.";

(3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de in punt 7.7 van de bijlage genoemde "specifieke gevallen", wordt de naleving van de essentiële eisen van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van punt 7.7 van de bijlage of de geldende nationale voorschriften in de lidstaat die toestemming geeft voor de indienststelling van het subsysteem waarop deze verordening betrekking heeft.";

(4)

lid 2, onder c), van artikel 4 wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures voor de nationale voorschriften betreffende de in punt 7.7 van de bijlage genoemde specifieke gevallen.";

(5)

Artikel 7, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt a) wordt de verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in punt b) worden de verwijzingen naar "artikel 16, lid 2, onder c), van Richtlijn 2004/49/EG" en "artikel 18 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door verwijzingen naar respectievelijk "artikel 16, lid 2, onder d), van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102)."

en "artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/798";

(6)

In artikel 9 wordt lid 2 geschrapt;

(7)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 4 wordt de verwijzing naar "artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 5 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 5 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(8)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Verordening (EU) nr. 1301/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de verwijzing naar "punt 2.2 van bijlage II bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "punt 2.2 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).";

b)

in lid 3 wordt de verwijzing naar "artikel 20 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn (EU) 2016/797";

c)

lid 4 wordt vervangen als volgt:

"4.   De TSI is van toepassing op het netwerk van het spoorwegsysteem van de Unie als beschreven in bijlage I van Richtlijn (EU) 2016/797, met uitzondering van de in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde gevallen.";

(2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de in punt 7.4.2 van de bijlage genoemde "specifieke gevallen", wordt de naleving van de essentiële eisen van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van punt 7.4.2 van de bijlage of de geldende nationale voorschriften in de lidstaat die toestemming geeft voor de indienststelling van het subsysteem waarop deze verordening betrekking heeft.";

b)

Lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures voor de nationale voorschriften betreffende de in punt 7.4.2 van de bijlage genoemde specifieke gevallen.";

(3)

Artikel 7, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt a) wordt de verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in punt b) worden de verwijzingen naar "artikel 16, lid 2, onder c), van Richtlijn 2004/49/EG" en "artikel 18 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door verwijzingen naar respectievelijk "artikel 16, lid 2, onder d), van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102)."

en "artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/798";

(4)

In artikel 9 wordt lid 2 geschrapt;

(5)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 4 wordt de verwijzing naar "artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 5 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 5 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(6)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

Verordening (EU) nr. 1302/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In artikel 2, lid 1, wordt de verwijzing naar "punt 2.7 van bijlage II bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "punt 2.7 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).";

(2)

In artikel 3 wordt lid 2 vervangen door:

"2.   De TSI geldt niet voor bestaand rollend materieel van het spoorwegsysteem in de Unie dat op 1 januari 2015 reeds in dienst was gesteld op het volledige net van een lidstaat of een deel daarvan, behalve in geval van vernieuwing of verbetering overeenkomstig punt 7.1.2 van de bijlage.";

(3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de aspecten die in aanhangsel I van de bijlage als "open punten" zijn genoemd, wordt de naleving van de essentiële eisen van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van de geldende nationale voorschriften in de lidstaten die deel uitmaken van het exploitatiegebied van de voertuigen waarop deze verordening betrekking heeft.";

b)

Lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures met betrekking tot de open punten.";

(4)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de in punt 7.3 van de bijlag genoemde "specifieke gevallen", wordt de naleving van de essentiële eisen van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van punt 7.3 van de bijlage of de geldende nationale voorschriften in de lidstaten die deel uitmaken van het exploitatiegebied van de voertuigen waarop deze verordening betrekking heeft";

(5)

Lid 2, onder c), van artikel 5 wordt vervangen door:

"c)

de instanties die belast zijn met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures in verband met de nationale voorschriften betreffende de in punt 7.3 van de bijlage bedoelde specifieke gevallen.";

(6)

Artikel 8, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt a) worden de verwijzingen naar "artikel 18 van Richtlijn 2008/57/EG" en "artikel 16, lid 2, onder c), van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in punt b) worden de verwijzingen naar "artikel 16, lid 2, onder c), van Richtlijn 2004/49/EG" en "artikel 18 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door verwijzingen naar respectievelijk "artikel 16, lid 2, onder d), van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102)."

en "artikel 19 van Richtlijn (EU) 2016/798";

(7)

In artikel 9 worden de verwijzingen naar "de artikelen 16 tot en met 18 van Richtlijn 2008/57/EG" en "artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door verwijzingen naar respectievelijk "de artikelen 13 tot en met 15 van Richtlijn (EU) 2016/797" en "artikel 24 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(8)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 4 wordt de verwijzing naar "artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 5 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 5 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(9)

Aan artikel 11 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3.   Punt 7.1.3.1 van de bijlage bij deze verordening is niet van toepassing op voertuigen die na 31 december 2028 in de handel zijn gebracht. Voertuigen die na die datum in de handel worden gebracht, moeten in overeenstemming zijn met de hoofdstukken 4, 5 en 6 van de bijlage bij deze verordening.".

(10)

Aan artikel 11 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4.   De lidstaten mogen aanvragers slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen toestaan af te zien van de toepassing van deze verordening of delen daarvan op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn 2016/797 voor projecten waarvoor de mogelijkheden om punt 7.1.1.2 of 7.1.3.1 van de bijlage toe te passen is verstreken. De toepassing van de punten 7.1.1.2 of 7.1.3.1 van de bijlage vereist niet dat artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn 2016/797 wordt toegepast.";

(11)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 5

Verordening (EU) nr. 1303/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In artikel 2, wordt de verwijzing naar "bijlage II bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).";

(2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Wat betreft de in punt 7.3 van de bijlage genoemde "specifieke gevallen", wordt de naleving van de essentiële eisen van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 geverifieerd aan de hand van punt 7.3 van de bijlage of de geldende nationale voorschriften in de lidstaat die toestemming geeft voor de indienststelling van de vaste subsystemen of die deel uitmaakt van het exploitatiegebied van de voertuigen waarop deze verordening betrekking heeft.";

b)

lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c)

de instanties die zijn belast met de uitvoering van de conformiteitsbeoordelings- en keuringsprocedures voor de nationale voorschriften betreffende de in deel 7.3 van de bijlage bedoelde specifieke gevallen.";

(3)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 4 wordt de verwijzing naar "artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 5 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 5 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(4)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

Artikel 6

Verordening (EU) 2016/919 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Deze TSI is van toepassing op alle nieuwe, verbeterde of vernieuwde boord- en baansubsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem als gedefinieerd in de punten 2.3 en 2.4 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (*1). Punt 7.2.1 bis van de bijlage is van toepassing op alle wijzigingen aan een bestaand boordsubsysteem.

(*1)  Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).";"

b)

in lid 2 worden de woorden "artikel 20 van Richtlijn 2008/57/EG en" geschrapt;

c)

lid 3 wordt geschrapt;

(2)

In artikel 3, lid 1, wordt de verwijzing naar "artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 14 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(3)

Artikel 5 wordt geschrapt;

(4)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de verwijzing naar "de artikelen 13 en 18 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "de artikelen 10 en 15 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 3 wordt de verwijzing naar "artikel 16 van Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 16 van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*)

(*)

Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).";

(5)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 4 wordt de verwijzing naar "artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

in lid 5 wordt de verwijzing naar "de punten 7.3.2.1, 7.3.2.2 en 7.3.2.3 van Besluit 2012/88/EU" vervangen door een verwijzing naar "artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 van de Commissie (*) en punt 7.4.1.1 van de bijlage bij deze verordening.

(*)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 van de Commissie van 5 januari 2017 betreffende het Europees implementatieplan voor ERTMS (PB L 3 van 6.1.2017, blz. 6).";

(6)

De artikelen 10 en 11 worden vervangen door:

"Artikel 10

Correctie van fouten

Indien fouten worden geconstateerd waardoor het systeem niet de normale dienst kan leveren, zoekt het Bureau op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie zo snel mogelijk naar oplossingen om die fouten te corrigeren en evalueert het Bureau de impact van die fouten op de compatibiliteit en stabiliteit van de lopende invoering van ERTMS. In dergelijke gevallen zendt het Bureau de Commissie een advies toe betreffende de oplossingen en evaluatie. De Commissie analyseert het advies van het Bureau, daarin bijgestaan door het in artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde comité, en kan aanbevelen de oplossingen die het Bureau in zijn advies voorstelt toe te passen tot de volgende herziening van de TSI.

Artikel 11

ERTMS-gamechangers

1.   Uiterlijk in juni 2021 publiceert de Commissie, rekening houdend met de input van Shift2Rail en het Bureau, een verslag over de definiëring van het communicatiesysteem van de volgende generatie. Het verslag omvat de voorwaarden en mogelijke strategieën voor de migratie naar dat systeem, met aandacht voor de co-existentie van het systeem en de spectrumvereisten.

2.   Wanneer het Bureau een advies heeft uitgebracht met ontwerpspecificaties van een ERTMS-gamechangers als aangegeven in ERA-REP-150, gebruiken leveranciers en de partijen die deze specificaties vervroegd toepassen, die specificaties in hun proefprojecten en brengen zij het Bureau hiervan op de hoogte.";

(7)

Het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 11 bis

ERTMS-comptabiliteit en toekomstige herziening

1.   Uiterlijk op 1 juni 2020 zendt het Bureau de Commissie een verslag toe over de implementatie van de compatibiliteit van het ETCS-systeem (ESC) en de compatibiliteit van het radiosysteem (RSC). Het verslag bevat een beoordeling van de verschillende soorten ESC en RSC en de mogelijkheden om de onderliggende technische verschillen tussen ESC- en RSC-typen te verkleinen. De lidstaten verstrekken het Bureau de nodige informatie om een volledige analyse te kunnen maken.

2.   Uiterlijk op 1 december 2021 definieert de Commissie, op basis van input van het Bureau, de stappen die moeten worden genomen om de tests of controles van de technische compatibiliteit van boordapparatuur met verschillende ERTMS-baanapparatuur op te heffen en met name om de ontwerp- en operationele voorschriften op lidstaatniveau en tussen de lidstaten te harmoniseren. De lidstaten verstrekken de Commissie en het Bureau de nodige informatie om een omvattende analyse te kunnen maken.

3.   Uiterlijk op 1 december 2020 zendt het Bureau de Commissie een verslag toe over de mogelijkheden om meer elementen van de architectuur van baan- en voertuigsystemen voor besturing en seingeving op te nemen, met name om tot een toekomstbestendig ontwerp te komen dat het gebruik van de modernste technologieën faciliteert en achterwaartse compatibiliteit waarborgt.";

(8)

Aan artikel 13 worden de volgende leden 2 en 3 toegevoegd:

"2.   De lidstaten mogen aanvragers slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen toestaan af te zien van de toepassing van punt 7.4.2.1 van de bijlage op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797 voor projecten waarvoor de mogelijkheden om punt 7.4.2.3 van de bijlage toe te passen is verstreken. De toepassing van punt 7.4.2.3 van de bijlage vereist niet dat artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797 wordt toegepast.";

3.   Onverminderd de punten 6.1.2.4 en 6.1.2.5 van de bijlage, mogen aanvragers de oorspronkelijke versie van Verordening (EU) 2016/919 (en relevante adviezen van het Bureau) blijven toepassen wanneer zij een vergunning aanvragen voor:

a)

projecten voor baanuitrusting die zich op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in een vergevorderd ontwikkelingsstadium bevinden, en

b)

projecten voor boorduitrusting die zijn ontwikkeld overeenkomstig de in tabel A.2 van bijlage A vermelde ERTMS-specificaties #2 of #3 en die zich op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in een vergevorderd ontwikkelingsstadium bevinden";

(9)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VII bij deze verordening.".

Artikel 7

Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Het volgende artikel 2 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 2 bis

De door het Bureau te registreren gegevens

Het Bureau registreert in het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen informatie over de vergunningen voor voertuigtypen of voertuigtypevarianten die het heeft afgegeven en over nieuwe versies van een voertuigtype of voertuigtypevariant overeenkomstig artikel 50 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie (*2), overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).";"

(2)

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

"1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale veiligheidsinstanties de informatie verstrekken over de door hen verleende typegoedkeuringen of goedkeuringen van typevarianten en over nieuwe versies van een voertuigtype of voertuigtypevariant overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) 2018/545, overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.";

(3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4

Beperkingscodes

Geharmoniseerde beperkingscodes zijn geldig in alle lidstaten.

De lijst van de geharmoniseerde beperkingscodes is de lijst als bedoeld in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 van de Commissie (*3)

(*3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 van de Commissie van 25 oktober 2018 tot vaststelling van specificaties voor de voertuigregisters die zijn vermeld in artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging en intrekking van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie (PB L 268 van 26.10.2018, blz. 53).";"

(4)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij deze verordening.

(5)

Bijlage II wordt vervangen door bijlage IX bij deze verordening.

Artikel 8

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1299/2014 en Verordening (EU) nr. 1303/2014 actualiseert elke lidstaat zijn uitvoeringsplannen voor de TSI INF en de TSI SRT. De lidstaten delen hun geactualiseerde uitvoeringsplannen uiterlijk op 1 januari 2020 mee aan de andere lidstaten en de Commissie.

Artikel 9

1.   Aanmeldingen van conformiteitsbeoordelingsinstanties voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 321/2013, (EU) nr. 1299/2014, (EU) nr. 1301/2014, (EU) nr. 1302/2014, (EU) nr. 1303/2014 en (EU) 2016/919 blijven geldig op basis van die verordeningen, zoals gewijzigd bij onderhavige verordening.

2.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties die overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG zijn aangemeld, mogen overeenkomstig deze verordening een EG-keuringsverklaring, EG-conformiteitsverklaring of EG- verklaring van geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen afgeven zolang Richtlijn 2008/57/EG van toepassing is in hun lidstaat van vestiging overeenkomstig artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797, en tot uiterlijk 15 juni 2020.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 juni 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44.

(2)  Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).

(3)  Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie van 8 juni 2017 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke doelstellingen voor de opstelling, aanneming en herziening van de technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 210 van 15.8.2017, blz. 5).

(4)  Verordening (EU) nr. 1299/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem infrastructuur van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 228).

(6)  Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — goederenwagens" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 158 van 15.6.2016, blz. 1).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).

(9)  Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).

(10)  Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32).


BIJLAGE I

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 321/2013 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In de punten 1, 1.3, 3, 4.1, 4.2.1, 4.7, 5.1, 6.1.2.3 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(2)

Punt 1.2 komt als volgt te luiden:

"1.2.   Geografisch toepassingsgebied

Het geografische toepassingsgebied van deze TSI is het hele spoorwegsysteem van de Europese Unie als bedoeld in deel 1 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797; rekening houdend met de beperkingen in verband met de spoorwijdte als bedoeld in artikel 2.";

(3)

Punt 2 wordt als volgt gewijzigd:

"2.   TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIE VAN HET SUBSYSTEEM

"2.1.   Toepassingsgebied

Deze TSI is van toepassing op "goederenwagens, met inbegrip van voertuigen die ontworpen zijn voor het vervoer van vrachtwagens" als bedoeld in bijlage I, deel 2, bij Richtlijn (EU) 2016/797, rekening houdend met de in artikel 2 bedoelde beperkingen. Hierna wordt dit deel van het subsysteem rollend materieel "goederenwagens" genoemd, als onderdeel van het subsysteem "rollend materieel" als omschreven in bijlage II bij Richtlijn 2016/797.

De overige in deel 2 van bijlage I bij Richtlijn 2016/797/EG genoemde voertuigen vallen buiten het toepassingsgebied van deze TSI. dit geldt in het bijzonder voor:

a)

mobiele uitrusting voor de bouw en het onderhoud van spoorinfrastructuur;

b)

voertuigen die zijn ontworpen voor het vervoer van:

motorvoertuigen met passagiers aan boord, of

motorvoertuigen zonder passagiers aan boord van wagens die bedoeld zijn om te worden geïntegreerd in reizigerstreinen (autorijtuigen);

c)

voertuigen die:

langer worden in geladen toestand, en

waarvan de lading zelf deel uitmaakt van de structuur van het voertuig.

Opmerking: Zie ook punt 7.1 voor specifieke gevallen.

2.2.   Definities

In deze TSI worden de volgende definities gebruikt:

a)

De generieke term "eenheid" wordt gebruikt om rollend materieel aan te duiden. Zij is onderworpen aan de toepassing van deze TSI, en derhalve aan de EG-keuringsprocedure.

Een eenheid kan bestaan uit:

een wagen die afzonderlijk kan worden geëxploiteerd, met een individueel frame dat is geïnstalleerd op een eigen stel wielen, of

een samenstel van permanent aan elkaar gekoppelde elementen die niet afzonderlijk van elkaar kunnen functioneren, of

afzonderlijke draaistellen die aan een of meer compatibele wegvoertuigen zijn bevestigd en waarvan de combinatie een samenstel van een spoorwegcompatibel systeem vormt.

b)

Een trein is een operationele formatie die bestaat uit meerdere eenheden.

c)

De nominale werkingstoestand omvat alle voorwaarden waaronder de eenheid beoogd wordt te worden geëxploiteerd en de technische beperkingen ervan. De nominale werkingstoestand kan verdergaan dan de specificaties van deze TSI, zodat eenheden samen in een trein kunnen worden geëxploiteerd op het netwerk onder het veiligheidsbeheersysteem van een spoorwegonderneming.";

(4)

In deel 3, tabel 1, wordt rij 4.2.3.6.6 als volgt vervangen:

"4.2.3.6.6

Automatische systemen voor variabele spoorwijdte

1.1.1,

1.1.2,

1.1.3.

1.2

 

 

1.5"

(5)

Punt 4.2.2.2 wordt vervangen door:

"4.2.2.2.

De constructie van een wagenbak van een eenheid, bevestiging van uitrusting en hef- en opvijzelpunten worden zodanig ontworpen dat geen barsten, significante blijvende vervormingen of breuken ontstaan in de belastinggevallen die zijn gedefinieerd in hoofdstuk 5 van EN 12663-2:2010.

In het geval van een samenstel van een spoorwegcompatibel systeem dat is samengesteld uit afzonderlijke draaistellen die aan een of meer compatibele wegvoertuigen zijn bevestigd, kunnen de belastinggevallen als gevolg van hun bimodale specificatie verschillen van de hiervoor genoemde belastinggevallen. In dergelijke gevallen beschrijft de aanvrager de in aanmerking genomen belastinggevallen op basis van een consistente set specificaties en de specifieke gebruiksvoorwaarden voor het samenstellen, rangeren en exploiteren van treinen.

Voor het aantonen van de conformiteit, zie punt 6.2.2.1.

De posities van de hef- en opvijzelpunten moeten worden gemarkeerd op de eenheid. De markering moet voldoen aan punt 4.5.14 van EN 15877-1:2012.

Opmerking: verbindingstechnieken worden geacht eveneens te vallen onder het aantonen van conformiteit overeenkomstig punt 6.2.2.1.";

(6)

In de tweede en derde alinea van punt 4.2.3.1 wordt de tekst "EN 15273-2:2009" vervangen door "EN 15273-2:2013+A1:2016";

(7)

In punt 4.2.3.1 wordt de tekst "GIC1 en GIC2" vervangen door "GI1 en GI2";

(8)

In punt 4.2.3.2 wordt de tekst "EN 15528:2008" vervangen door "EN 15528:2015";

(9)

In punt 4.2.3.3 wordt de tekst "Besluit 2012/88/EU van de Commissie (1)" vervangen door "ERA/ERTMS/033281 rev. 4.0";

(10)

In punt 4.2.3.3 wordt de voetnoot "(1) PB L 51 van 23.2.2012, blz. 1" geschrapt;

(11)

In punt 4.2.3.4 wordt de tekst "De specificaties van het ontwerp en de conformiteitsbeoordeling van uitrusting aan boord zijn in deze TSI een open punt" vervangen door:

"Indien de eenheid is ontworpen om te kunnen worden gecontroleerd door boorduitrusting, zijn de volgende eisen van toepassing:

deze apparatuur kan slijtage aan de aslagers van de eenheid detecteren;

de lagertoestand wordt beoordeeld op grond van de temperatuur ervan, haar dynamische frequenties of een ander geschikt kenmerk van de lagertoestand;

het detectiesysteem bevindt zich volledig aan boord van de eenheid en diagnoseberichten worden aan boord van de eenheid verstrekt;

de verstrekte diagnoseberichten en hoe ze beschikbaar worden gesteld, worden beschreven in de in punt 4.4 van deze TSI beschreven exploitatiedocumentatie en in de in punt 4.5 van deze TSI beschreven onderhoudsvoorschriften.";

(12)

In punt 4.2.3.5.2 wordt de tekst "hoofdstuk 5 van EN 14363:2005" vervangen door "de hoofdstukken 4, 5 en 7 van EN 14363:2016";

(13)

Punt 4.2.3.6.6 wordt vervangen door:

"4.2.3.6.6.   Automatische systemen voor variabele spoorwijdte

Deze eis is van toepassing op eenheden die zijn uitgerust met een automatisch systeem voor variabele spoorwijdten met een mechanisme ter omstelling van de aspositie van de wielen dat de eenheid compatibel maakt met een spoorwijdte 1 435 mm en andere spoorwijdte(n) binnen het toepassingsgebied van deze TSI, waarbij eenheden door een voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte rijden (ook "omspoorder" genoemd).

Het omstellingsmechanisme zorgt voor de borging van het wiel in de juiste beoogde positie op de as.

Nadat eenheden door een voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte zijn gereden, worden de staat van het vergrendelingssysteem (vergrendeld of ontgrendeld) en de positie van de wielen op een of meer van de volgende wijzen gecontroleerd: visuele controle, controlesysteem aan boord of controlesysteem in de infrastructuur/voorziening. Bij een controlesysteem aan boord kan er continu worden gecontroleerd.

Als het loopwerk een remuitrusting heeft die tijdens het omstellen van de spoorwijdte van positie verandert, zorgt het automatische systeem voor variabele spoorwijdten dat deze uitrusting, samen met de wielen, veilig is vergrendeld in de juiste positie.

Het niet-vergrendelen van de positie van de wielen en, indien van toepassing, de remuitrusting tijdens het bedrijf, heeft het aannemelijke potentieel om rechtstreeks te leiden tot een ramp (met meerdere doden tot gevolg). Gezien de ernst van de gevolgen van dit defect, moet worden aangetoond dat het risico tot op een aanvaardbaar niveau wordt beheerst.

Het automatische systeem voor variabele spoorwijdten wordt omschreven als een interoperabiliteitsonderdeel (punt 5.3.4 ter) en is een onderdeel van het interoperabiliteitsonderdeel wielstel (punt 5.3.2). De conformiteitsbeoordelingsprocedure is vastgesteld in punt 6.1.2.6 (niveau van het interoperabiliteitsonderdeel), punt 6.1.2.2 (veiligheidseis) en punt 6.2.2.4 bis (niveau van het subsysteem) van deze TSI.

De spoorwijdten waarmee de eenheid compatibel is, worden in de technische documentatie vermeld.

De technische documentatie bevat ook een beschrijving van de omstelling in normaal bedrijf, met inbegrip van de typen voorzieningen voor de omstelling van de spoorwijdte waarmee de eenheid compatibel is (zie ook punt 4.4 van deze TSI).

De eisen en de op grond van andere punten van deze TSI vereiste conformiteitsbeoordelingen gelden afzonderlijk voor elke wielpositie die overeenstemt met een bepaalde spoorwijdte en moeten dienovereenkomstig worden gedocumenteerd.";

(14)

In punt 4.2.4.2 wordt de tekst "Verordening (EG) nr. 352/2009 van de Commissie (1)" vervangen door de tekst "Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie (1)";

(15)

In punt 4.2.4.2 wordt de voetnoot "(1) PB L 108 van 29.4.2009, blz. 4" vervangen door de voetnoot "(1) PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8.";

(16)

In punt 4.2.4.3.2.1 wordt de tekst "UIC-fiche 544-1:2013" en "UIC 544-1:2013" vervangen door de tekst "UIC 544-1:2014";

(17)

In punt 4.2.4.3.2.2 wordt de tekst "de minimumremwerking" vervangen door de tekst "de minimumremkracht";

(18)

In punt 4.2.4.3.2.2 wordt de tekst "de minimumwerking van de parkeerrem moet worden gemarkeerd op de eenheid. De markering moet voldoen aan punt 4.5.25 van EN 158771:2012." geschrapt;

(19)

In punt 4.2.5 wordt de tekst "EN 50125-1:1999" vervangen door "EN 50125-1:2014";

(20)

In punt 4.2.6.2.1 wordt de tekst "EN 50153:2002" vervangen door "EN 50153:2014";

(21)

In punt 6.2.2.8.4 wordt de tekst "TS 45545-7:2009" vervangen door "EN 45545-7:2013";

(22)

In punt 4.2.6.2.2 wordt de tekst "EN 50153:2002" vervangen door "EN 50153:2014";

(23)

In punt 4.2.6.3 wordt de tekst "hoofdstuk 1 van het technisch document ERA/TD/2012-04/INT, versie 1.2 van 18 januari 2013, van het Bureau; zie de website van het Bureau (http://www.era.europa.eu)" vervangen door "figuur 11 van EN 16116-2:2013";

(24)

In tabel 7 van punt 4.3.3 wordt de tekst "Referentie Besluit 2012/88/EU van de Commissie bijlage A, tabel A2, index 77" vervangen door "Referentie ERA/ERTMS/033281 rev. 4.0";

(25)

Punt 4.4 wordt vervangen door:

"4.4.   Bedrijfsvoorschriften

De bedrijfsvoorschriften worden ontwikkeld binnen de in het veiligheidsbeheersysteem van spoorwegondernemingen beschreven procedures. In deze voorschriften worden de documenten betreffende de exploitatie die deel uitmaken van het technisch dossier als vereist in artikel 15, lid 4, van en als omschreven in bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797, in aanmerking genomen.

Voor de veiligheidskritieke onderdelen (zie ook 4.5) worden de specifieke operationele en operationele traceerbaarheidseisen opgesteld door de ontwerpers/fabrikanten in de ontwerpfase en via een samenwerking tussen ontwerpers/fabrikanten en de betrokken spoorwegondernemingen of de betrokken houder van wagens nadat de voertuigen in bedrijf zijn gesteld.

In de documenten betreffende de exploitatie wordt een beschrijving gegeven van de karakteristieken van de eenheid in relatie tot de nominale werkingstoestand die in acht moet worden genomen om de bedrijfsvoorschriften in normale en redelijkerwijs te voorziene vormen van storingsbedrijf vast te stellen.

De documentatie betreffende de exploitatie bestaat uit:

een beschrijving van het bedrijf in normale toestand, met inbegrip van de operationele karakteristieken en beperkingen van de eenheid (zoals het voertuigomgrenzingsprofiel, de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, de asbelasting, de remwerking, de compatibiliteit met treindetectiesystemen, de toegestane omgevingsomstandigheden, typen en werking van de voorzieningen voor de omstelling van de spoorwijdte waarmee de eenheid compatibel is);

een omschrijving van de diverse in redelijkheid voorzienbare vormen van gestoord bedrijf (als de veiligheid van in deze TSI beschreven uitrusting of functies in gevaar komt), met de desbetreffende aanvaardbare grenswaarden en bedrijfsvoorschriften van de eenheid die ervaren zouden kunnen worden;

een lijst van veiligheidskritieke onderdelen: de lijst van veiligheidskritieke onderdelen bevat de specifieke operationele en operationele traceerbaarheidseisen.

De aanvrager moet de initiële versie van de documentatie betreffende de bedrijfsvoorschriften verstrekken. Deze documentatie kan later worden gewijzigd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie, rekening houdend met de bestaande bedrijfs- en onderhoudsvoorschriften van de eenheid. De aangemelde instantie verifieert alleen of de exploitatiedocumentatie is verstrekt.";

(26)

Punt 4.5 wordt vervangen door:

"4.5.   Onderhoudsvoorschriften

Onderhoud is een pakket activiteiten die bedoeld zijn om een functionele eenheid in een toestand te houden/terug te brengen waarin zij haar vereiste functie kan vervullen.

De volgende documenten, die deel uitmaken van het door artikel 15, lid 4, vereiste en bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797 omschreven technisch dossier, zijn nodig voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de eenheid:

algemene documentatie (punt 4.5.1),

de onderhoudsspecificaties (punt 4.5.2), en

het dossier met de onderhoudsbeschrijving (punt 4.5.3).

De aanvrager dient de drie in de punten 4.5.1, 4.5.2 en 4.5.3 beschreven documenten te verstrekken. Deze documenten kunnen later worden gewijzigd overeenkomstig de toepasselijke EU-wetgeving, rekening houdend met de bestaande bedrijfs- en onderhoudsvoorschriften van de eenheid. De aangemelde instantie verifieert alleen of de onderhoudsdocumentatie is verstrekt.

De aanvrager of een door de aanvrager gemachtigde entiteit (bv. een houder) verstrekken deze documentatie aan de met het onderhoud belaste entiteit zodra zij voor het onderhoud van de eenheid is aangewezen.

Op basis van deze drie documenten stelt de met het onderhoud belaste entiteit op eigen verantwoordelijkheid een onderhoudsplan op en stelt zij passende onderhoudseisen op operationeel niveau vast (niet binnen het toepassingsgebied van de beoordeling op basis van deze TSI).

De documentatie bevat een lijst van veiligheidskritieke componenten. Veiligheidskritieke componenten zijn componenten waarvan het aannemelijk is dat één enkel falen direct kan leiden tot een ernstig ongeval in de zin van artikel 3, lid 12, van Richtlijn (EU) 2016/798.

De veiligheidskritieke componenten en hun specifieke eisen inzake servicing, onderhoud- en onderhoudstraceerbaarheid worden in de ontwerpfase vastgesteld door de ontwerpers/fabrikanten en via samenwerking tussen ontwerpers/fabrikanten en de betrokken met het onderhoud belaste entiteiten nadat de voertuigen in bedrijf zijn gesteld.

4.5.1.   Algemene documentatie

De algemene documentatie bestaat uit:

tekeningen en een beschrijving van de eenheid en haar componenten;

wettelijke eisen betreffende het onderhoud van de eenheid;

tekeningen van systemen (schema's van de elektrische, pneumatische en hydraulische systemen en van de besturingscircuits);

aanvullende boordsystemen (beschrijving van de systemen, met inbegrip van een beschrijving van de functies, specificatie van de interfaces en gegevensverwerking en protocollen);

configuratiedossiers voor elk voertuig (lijst van onderdelen en stuklijst) ten behoeve van (met name, maar niet uitsluitend) de traceerbaarheid tijdens onderhoudswerkzaamheden.

4.5.2.   Onderhoudsspecificaties

In de onderhoudsspecificaties wordt toegelicht hoe onderhoudswerkzaamheden worden omschreven en ontworpen om ervoor te zorgen dat de karakteristieken van rollend materieel tijdens de levensduur ervan binnen de toegestane gebruiksgrenzen blijven. Het dossier moet gegevens bevatten die kunnen dienen als input voor het bepalen van de inspectiecriteria en de periodiciteit van de onderhoudswerkzaamheden. De onderhoudsspecificaties bestaan uit:

gewoonten, uitgangspunten en methoden die bij het ontwerpen van het onderhoud van de eenheid zijn gebruikt;

gewoonten, uitgangspunten en methoden die bij het vaststellen van de veiligheidskritieke onderdelen en hun specifieke operationele, servicings-, onderhouds- en traceerbaarheidseisen zijn gebruikt.

beperkingen voor het normale gebruik van de eenheid (zoals kilometers per maand, klimaatgrenswaarden, voorziene beladingstypen enz.);

relevante gegevens die zijn gebruikt bij het ontwerp van het onderhoud en de herkomst van deze gegevens (gebruikservaringen);

proeven, onderzoeken en berekeningen die aan de specificaties ten grondslag liggen.

4.5.3.   Dossier met de onderhoudsbeschrijving

In het dossier met de onderhoudsbeschrijving wordt beschreven hoe onderhoudswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Onderhoudswerkzaamheden omvatten, onder andere, inspecties, bewaking, proeven, metingen, vervangingen, aanpassingen en reparaties.

Onderhoudswerkzaamheden worden onderverdeeld in:

preventief onderhoud (gepland en geregeld), en

correctief onderhoud.

Het dossier met de onderhoudsbeschrijving omvat de volgende informatie:

een boomstructuur en een functiebeschrijving waarin datgene wat tot het rollend materieel behoort, wordt beschreven in de vorm van een opsomming van alle delen die tot de constructie van dat rollend materieel behoren, met een passend aantal niveaus om de verbanden tussen verschillende gebieden van het rollend materieel te onderscheiden. Het laagste punt van de hiërarchie is een component die vervangen kan worden;

een onderdelenlijst die de technische en functionele beschrijvingen van de afzonderlijke onderdelen (vervangbare eenheden) omvat. De lijst moet alle onderdelen bevatten die zijn gespecificeerd voor vervanging vanwege hun toestand, die wellicht vervangen moeten worden na een elektrische of mechanische storing of waarvan voorzienbaar is dat ze vervangen zullen moeten worden na schade door een ongeval. Interoperabiliteitsonderdelen worden aangegeven en hierbij wordt verwezen naar de desbetreffende verklaring van conformiteit;

een lijst van veiligheidskritieke onderdelen: de lijst van veiligheidskritieke onderdelen bevat de specifieke eisen inzake servicing, onderhoud en servicing- en onderhoudstraceerbaarheid;

de grenswaarden van bepaalde componenten, die tijdens de exploitatie niet mogen worden overschreden. Het is toegestaan om voor gestoord bedrijf operationele beperkingen voor te schrijven (grenswaarde bereikt);

een lijst van verwijzingen naar de Europese wettelijke verplichtingen waaraan componenten en subsystemen zijn onderworpen;

een onderhoudsplan (*1), d.w.z. een gestructureerd pakket taken om het onderhoud uit te voeren, dat de activiteiten, procedures en middelen omvat. De beschrijving van deze taken omvat:

a)

demontage-/montage-instructies, tekeningen die noodzakelijk zijn voor de juiste montage/demontage van vervangbare onderdelen;

b)

onderhoudscriteria;

c)

controles en proeven, in het bijzonder van de onderdelen die relevant zijn voor de veiligheid; deze omvatten visuele inspecties en niet-destructieve proeven (indien van toepassing bv. om defecten die de veiligheid in gevaar brengen te ontdekken);

d)

de voor de onderhoudswerkzaamheden benodigde gereedschappen en materialen;

e)

de voor de werkzaamheden benodigde verbruiksmaterialen;

f)

persoonlijke veiligheidsvoorzieningen en -middelen;

na elke onderhoudsoperatie en voorafgaand aan het opnieuw in dienst stellen van het rollend materieel uit te voeren proeven en procedures.

(*1)  In het onderhoudsplan moet rekening worden gehouden met de bevindingen van de ERA-werkgroep inzake het onderhoud van goederenwagens (zie Final report on the activities of the Task Force Freight Wagon Maintenance, dat is gepubliceerd op de website van het ERA: http://www.era.europa).""

(27)

In punt 4.8 wordt de tekst "GIC1 en GIC2" vervangen door "GI1 en GI2";

(28)

Het volgende nieuwe punt 4.9 wordt toegevoegd:

"4.9.   Controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten vóór het eerste gebruikt van het vergunde voertuig

De parameters van het subsysteem "rollend materieel — goederenwagens" die de spoorwegonderneming moet gebruiken bij het controleren van de compatibiliteit met de trajecten, zijn beschreven in aanhangsel D1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie (*2)

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).";"

(29)

In punt 5.3.1 wordt de tekst "Het loopwerk moet worden ontworpen voor een toepassingsgebied, exploitatiegebied, dat wordt gedefinieerd aan de hand van de volgende parameters:" vervangen door:

"Het loopwerk moet worden ontworpen voor alle toepassingsgebieden, exploitatiegebieden, die worden gedefinieerd aan de hand van de volgende parameters:

spoorwijdte;";

(30)

In punt 5.3.2 wordt de tekst "Het wielstel moet worden ontworpen en beoordeeld voor een exploitatiegebied dat wordt gedefinieerd aan de hand van:" vervangen door:

"Voor de toepassing van deze TSI omvatten de wielstellen hoofdonderdelen die zorgen voor het mechanische raakvlak met het spoor (wielen en aansluitelementen: bv. dwarsas, onafhankelijke wielas). Toebehoren (aslagers, aspotten, tandwielkasten en remschijven) worden beoordeeld op subsysteemniveau.

Het wielstel moet worden ontworpen en beoordeeld voor een exploitatiegebied dat wordt gedefinieerd aan de hand van:

spoorwijdte;";

(31)

in punt 5.3.3 wordt de tekst: "— de maximale snelheid en levensduur, en" vervangen door:

"—

maximumsnelheid;

bedrijfsgrenswaarden, en";

(32)

Onder punt 5.3.4 bis wordt een nieuw punt 5.3.4 ter toegevoegd:

"5.3.4 ter.   Automatisch systeem voor variabele spoorwijdten

Er wordt een interoperabiliteitsonderdeel "automatisch systeem voor variabele spoorwijdten" ontworpen en beoordeeld voor een exploitatiegebied dat wordt gedefinieerd aan de hand van:

de spoorwijdten waarvoor het systeem is ontworpen;

het bereik van de maximale statische asbelasting;

het bereik van de nominale loopvlakdiameters van het wiel;

de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van de eenheid;

de typen voorzieningen voor de omstelling van de spoorwijdte waarvoor het systeem is ontworpen, met inbegrip van de nominale snelheid in de omstellingsvoorziening(en) en de maximale axiale krachten tijdens de automatische omstelling van spoorwijdte.

Een automatisch systeem voor variabele spoorwijdte voldoet aan de eisen in punt 4.2.3.6.6. De eisen worden beoordeeld op het niveau van het interoperabiliteitsonderdeel zoals uiteengezet in punt 6.1.2.6."

(33)

In tabel 9, punt 6.1.2, wordt een nieuwe rij 4.2.3.6.6 toegevoegd onder de rij "4.2.3.6.4 As"

"4.2.3.6.6

Automatisch systeem voor variabele spoorwijdten

X (*)

X

X

X (*)

X

X (**)"

(34)

In punt 6.1.2 wordt na de laatste alinea de volgende tekst toegevoegd:

"Bij specifieke gevallen die van toepassing zijn op een in punt 5.3 van deze TSI omschreven interoperabiliteitsonderdeel, kan de dienovereenkomstige eis slechts onderdeel zijn van de keuring op het niveau van het interoperabiliteitsonderdeel, indien het onderdeel in overeenstemming blijft met de hoofdstukken 4 en 5 van deze TSI en indien het specifieke geval niet verwijst naar een nationaal voorschrift (d.w.z. aanvullende eis die compatibel is met de kern van de TSI en die volledig in de TSI is omschreven).

In andere gevallen vindt de keuring plaats op subsysteemniveau. Wanneer op een onderdeel een nationaal voorschrift van toepassing is, kan de betrokken lidstaat relevante toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedures vaststellen.";

(35)

Punt 6.1.2.1 wordt vervangen door:

"6.1.2.1.   Loopwerk

Het aantonen van conformiteit voor rijdynamicagedrag is beschreven in EN 16235:2013.

Eenheden die met een vastgezet loopwerk zijn uitgerust, als beschreven in hoofdstuk 6 van EN 16235:2013, worden verondersteld aan de relevante eis te voldoen, op voorwaarde dat het loopwerk wordt gebruikt binnen het vastgestelde exploitatiegebied.

De beoordeling van de sterkte van het draaistelframe moet zijn gebaseerd op punt 6.2 van EN 13749:2011.";

(36)

In punt 6.1.2.2 wordt de laatste alinea vervangen door:

"Er moet een keuringsprocedure bestaan om te voorkomen dat defecten tijdens de montagefase de veiligheid negatief beïnvloeden door veranderingen in de mechanische eigenschappen van alle gemonteerde onderdelen van de as. In het kader van deze procedure worden de interferentiewaarden vastgesteld en, in het geval van opgeperste wielstellen, de dienovereenkomstige perspassinggrafiek.";

(37)

In punt 6.1.2.5 worden de vier verwijzingen naar "ERA/TD/2013-02/INT versie 2.0 van XX.XX.2014" vervangen door de tekst "ERA/TD/2013-02/INT versie 3.0 van 27.11.2015";

(38)

Onder punt 6.1.2.5 wordt een nieuw punt 6.1.2.6 toegevoegd:

"6.1.2.6.   Automatisch systeem voor variabele spoorwijdten

De beoordelingsprocedure wordt gebaseerd op een validatieplan met alle aspecten die in de punten 4.2.3.6.6 en 5.3.4 ter zijn vermeld.

Het validatieplan is in overeenstemming met de veiligheidsanalyse die krachtens punt 4.2.3.6.6 moet worden uitgevoerd, en bepaalt welke beoordelingen er in de volgende verschillende fasen moeten worden uitgevoerd:

ontwerptoetsing;

statische testen (testen op de proefbank en testen geïntegreerd in het wielstel/de eenheid);

testen in de voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte, representatief voor de bedrijfsomstandigheden;

testen op het spoor, representatief voor de bedrijfsomstandigheden.

Om de overeenstemming met het veiligheidsniveau op grond van punt 4.2.3.6.6 aan te tonen, worden de aannamen voor de veiligheidsanalyse van de eenheid waarin het systeem zal worden geïntegreerd, en van het missieprofiel van die eenheid, duidelijk gedocumenteerd.

Voor het automatisch systeem voor variabele spoorwijdte kan een beoordeling van de geschiktheid voor gebruik worden uitgevoerd (module CV). Voor de start van de testen in exploitatie wordt het ontwerp van het interoperabiliteitsonderdeel gecertificeerd door middel van een passende module (CB of CH1). De proefondervindelijke testen worden georganiseerd op verzoek van de fabrikant, die het akkoord moet krijgen van de spoorwegonderneming voor zijn bijdrage aan die beoordeling.

Het certificaat dat de met de conformiteitsbeoordeling belaste aangemelde instantie afgeeft, bevat zowel de gebruiksvoorwaarden overeenkomstig punt 5.3.4 ter als het (de) type(n) en de bedrijfsvoorwaarden van de voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte waarvoor het automatisch systeem voor variabele spoorwijdte is beoordeeld.";

(39)

In punt 6.2.2.1 wordt de tekst "Het aantonen van conformiteit moet geschieden overeenkomstig de hoofdstukken 6 en 7 van EN 12663-2:2010." vervangen door "De conformiteit moet worden aangetoond overeenkomstig de hoofdstukken 6 en 7 van EN 12663-2:2010 of overeenkomstig hoofdstuk 9.2 van EN 12663-1:2010+A1:2014.";

(40)

Punt 6.2.2.2 wordt vervangen door:

"6.2.2.2.   Ontsporingsveiligheid op scheluw spoor

De conformiteit moet worden aangetoond overeenkomstig de hoofdstukken 4, 5 en 6.1 van EN 14363:2016.";

(41)

Punt 6.2.2.3 wordt vervangen door:

"6.2.2.3.   Rijdynamicagedrag

Proeven op het spoor

De conformiteit moet worden aangetoond overeenkomstig de hoofdstukken 4, 5 en 7 van EN 14363:2016.

Voor eenheden die op het netwerk met een spoorwijdte van 1 668 mm rijden, wordt de geraamde waarde voor de geleidekracht die overeenkomstig punt 7.6.3.2.6 (2) van EN 14363:2016 genormaliseerd wordt op de straal Rm = 350 m, berekend op basis van de volgende formule:

Ya,nf,qst = Ya,f,qst – (11 550 m/Rm – 33) kN.

De grenswaarde van de quasi-statische geleidingskrachten Yj,a,qst is 66 kN.

De waarden van het verkantingstekort kunnen worden aangepast aan de spoorwijdte van 1 668 mm door de dienovereenkomstige parameterwaarden van de spoorwijdte van 1 435 mm te vermenigvuldigen aan de hand van de volgende omrekeningsfactor: 1 733/1 500.

De combinatie van de hoogste equivalente coniciteit en snelheid waarbij de eenheid voldoet aan de stabiliteitscriteria van de hoofdstukken 4, 5 en 7 van EN 14363:2016 wordt in het verslag vastgelegd.";

(42)

In punt 6.2.2.4 wordt de volgende tekst toegevoegd onder de tekst:

"Er mogen voor het aantonen van de conformiteit zoals hiervoor werd besproken, andere normen worden gehanteerd waarbij de EN-normen de voorgestelde technische oplossing niet bestrijken. In dat geval dient de aangemelde instantie te controleren dat de alternatieve normen deel uit maken van een technisch consistent geheel van normen die van toepassing zijn op het ontwerp, de bouw en de beproeving van de aslagers.

In de bovenvermelde bewijsvoering mag uitsluitend worden verwezen naar normen die openbaar beschikbaar zijn.

Voor aslagers die zijn vervaardigd volgens een ontwerp dat is ontwikkeld en reeds is gebruikt om producten in de handel te brengen vóór de inwerkingtreding van de op die producten toepasselijke TSI, mag de aanvrager afwijken van het aantonen van de conformiteit zoals hiervoor werd besproken en mag de aanvrager in plaats daarvan verwijzen naar de ontwerptoetsing en het typeonderzoek die voor vorige toepassingen onder gelijkaardige omstandigheden zijn uitgevoerd. Een en ander moet schriftelijk worden vastgelegd en wordt geacht hetzelfde niveau van bewijs te leveren als het typeonderzoek volgens module SB of het ontwerponderzoek volgens module SH1.";

(43)

Onder punt 6.2.2.4 wordt een nieuw punt 6.2.2.4 bis toegevoegd:

"6.2.2.4 bis.   Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

De veiligheidsanalyse die op grond van punt 4.2.3.6.6 is vereist en op het niveau van het interoperabiliteitsonderdeel wordt uitgevoerd, wordt geconsolideerd op het niveau van de eenheid. Met name de aannamen die zijn gedaan in overeenstemming met punt 6.1.2.6 moeten wellicht worden herzien om rekening te houden met de eenheid en het missieprofiel van de eenheid.";

(44)

In punt 6.2.2.5 wordt de tekst "voor draaisteleenheden: figuur 18 van bijlage H bij UIC-fiche 430-1:2012." vervangen door "voor draaisteleenheden: figuur 18 van bijlage H en figuren 19 en 20 van bijlage I bij UIC-fiche 430-1:2012.";

(45)

In punt 6.2.2.8.1 wordt de tekst "EN 1363-1:1999" vervangen door "EN 1363-1:2012";

(46)

In punt 6.2.2.8.2 wordt de tekst: "De ontvlambaarheids- en vlamverspreidingseigenschappen moeten worden getest overeenkomstig ISO 5658-2:2006/Am1:2011, waarbij de grenswaarde CFE ≥ 18 kW/m2 moet zijn. Voor de volgende materialen en componenten worden de brandveiligheidseisen geacht in overeenstemming te zijn met de vereiste ontvlambaarheids- en vlamverspreidingseigenschappen:" vervangen door "De ontvlambaarheids- en vlamverspreidingseigenschappen worden getest overeenkomstig ISO 5658-2:2006/Am1:2011, waarbij de grenswaarde CFE ≥ 18 kW/m2 moet zijn.

Rubberen onderdelen van draaistellen worden getest overeenkomstig ISO 5660-1:2015, waarbij de grenswaarde MARHE ≤ 90 kW/m2 moet zijn onder de testomstandigheden die zijn gespecificeerd in referentie T03.02 van tabel 6 van EN 45545-2:2013+A1:2015.

Voor de volgende materialen en componenten worden de brandveiligheidseisen geacht in overeenstemming te zijn met de vereiste ontvlambaarheids- en vlamverspreidingseigenschappen:

wielstellen, bekleed of niet-bekleed";

(47)

In punt 6.2.2.8.3 wordt de tekst "EN 50355:2003" vervangen door "EN 50355:2013";

(48)

In punt 6.2.2.8.3 wordt de tekst "EN 50343:2003" vervangen door "EN 50343:2014";

(49)

Punt 7.1 wordt vervangen door:

"7.1   Vergunning om een voertuig in de handel te brengen

Deze TSI is van toepassing op goederenwagens (subsysteem "rollend materieel — goederenwagens"), binnen het in de punten 1.1, 1.2 en 2.1 vastgestelde toepassingsgebied, die na de datum van inwerkingtreding van deze TSI in de handel worden gebracht.

Deze TSI kan ook op vrijwillige basis worden toegepast op:

eenheden die zijn genoemd in punt 2.1, onder a), in vervoers- (rij-)configuratie, indien ze voldoen aan de omschrijving van "eenheid" in deze TSI, en

eenheden die zijn genoemd in punt 2.1, onder c), in lege configuratie.

Als de aanvrager ervoor kiest deze TSI toe te passen, wordt de dienovereenkomstige EG-keuringsverklaring als zodanig door de lidstaten erkend.";

(50)

Punt 7.1.2 wordt vervangen door:

"7.1.2   Wederzijdse erkenning van de eerste vergunning voor het in de handel brengen

In overeenstemming met artikel 21, lid 3, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797, wordt de vergunning voor het in de handel brengen van een voertuig (zoals omschreven in deze TSI), toegekend op basis van:

overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder a): de EG-keuringsverklaring, zoals bepaald in artikel 15 van dezelfde richtlijn, en

overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder d): bewijzen van technische compatibiliteit van de eenheid met het netwerk in het exploitatiegebied dat het EU-netwerk dekt.

De punten b) en c) van artikel 21, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 bevatten geen aanvullende eisen. Aangezien er voorschriften (TSI's of nationale voorschriften) van toepassing zijn op de technische compatibiliteit van het voertuig met het netwerk, wordt dit aspect ook op het niveau van de EG-keuring in aanmerking genomen.

Bijgevolg worden de voorwaarden voor een exploitatiegebied dat zich verder uitstrekt dan bepaalde nationale netwerken, hieronder opgesomd als aanvullende eisen die in het kader van de EG-keuring van het subsysteem rollend materieel moeten worden beoordeeld. Deze voorwaarden moeten worden gezien als aanvullend op de eisen van punt 4.2 en moeten volledig zijn vervuld:

a)

de eenheid moet zijn uitgerust met gesmede en gewalste wielen die zijn beoordeeld overeenkomstig punt 6.1.2.3, onder a);

b)

de naleving/niet-naleving van de eisen voor de aslagerbewaking door apparatuur langs het spoor, als omschreven in punt 7.3.2.2 onder a), moet worden vastgelegd in het technisch dossier;

c)

het in punt 4.2.3.1 voor de eenheid vastgestelde omgrenzingsprofiel moet worden toegewezen aan een van de beoogde omgrenzingsprofielen G1, GA, GB en GC, met inbegrip van die welke worden gebruikt voor het lagere deel, GI1 en GI2.

d)

de eenheid moet compatibel zijn met de treindetectiesystemen met spoorstroomkringen, assentellers en lusuitrusting als gespecificeerd in de punten 4.2.3.3, onder a); 4.2.3.3, onder b) en 4.2.3.3, onder c);

e)

de eenheid moet zijn uitgerust met het handmatige koppelingssysteem overeenkomstig de voorschriften van aanhangsel C, punt 1, tevens conform met punt 8, of met een semiautomatisch of automatisch gestandaardiseerd koppelingssysteem;

f)

het remsysteem moet in overeenstemming zijn met de voorwaarden van aanhangsel C, punten 9, 14 en 15, bij de toepassing van het referentiegeval als omschreven in punt 4.2.4.2;

g)

de eenheid moet worden gemarkeerd met alle toepasselijke markeringen overeenkomstig EN 15877-1:2012, met uitzondering van de markering die is vastgesteld in punt 4.5.25, onder b), ervan;

h)

De parkeerremkracht wordt aangeduid overeenkomstig figuur 1, 30 mm onder de markering die is vastgesteld in punt 4.5.3 van EN 15877-1:

Figuur 1

Markering van de parkeerremkracht

Image 1

Wanneer een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is, voorziet in wederzijdse wettelijke bepalingen, worden eenheden waarvoor overeenkomstig die internationale overeenkomst een exploitatievergunning is verleend en die voldoen aan alle in deel 4.2 en in punt 7.1.2 genoemde eisen, geacht in de lidstaten van de Europese Unie in de handel te mogen worden gebracht."

(51)

Punt 7.2 wordt vervangen door:

"7.2.   Algemene toepassingsregels

7.2.1.   Vervanging van onderdelen

Dit punt heeft betrekking op de vervanging van onderdelen als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2016/797.

De volgende categorieën moeten in acht worden genomen:

 

gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen: componenten die overeenkomen met een interoperabiliteitsonderdeel als bedoeld in hoofdstuk 5 en waarvoor een conformiteitsverklaring is afgegeven;

 

andere componenten: elke component die niet overeenstemt met een interoperabiliteitsonderdeel als bedoeld in hoofdstuk 5.

 

niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen: componenten die overeenstemmen met een interoperabiliteitsonderdeel als bedoeld in hoofdstuk 5, maar waarvoor geen conformiteitsverklaring is afgegeven en die zijn vervaardigd vóór het aflopen van de overgangsperiode als bedoeld in deel 6.3.

Tabel 11 biedt een overzicht van de mogelijke permutaties.

Tabel 11

Vervangingstabel

 

… vervangen door …

… gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen

… andere componenten

… niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen

gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen …

controleren

niet mogelijk

controleren

andere componenten …

niet mogelijk

controleren

niet mogelijk

niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen …

controleren

niet mogelijk

controleren

Het woord "controleren" in tabel 11 betekent dat de met het onderhoud belaste entiteit op eigen verantwoordelijkheid een component mag vervangen door een andere met dezelfde functie en ten minste dezelfde werking overeenkomstig de desbetreffende eisen in de TSI, mits deze componenten:

geschikt zijn, d.w.z. conform de desbetreffende TSI('s) zijn;

gebruikt worden binnen het exploitatiegebied ervan;

interoperabiliteit mogelijk maken;

voldoen aan de essentiële eisen, en

in overeenstemming zijn met de in het technisch dossier vastgelegde beperkingen.

7.2.2.   Wijzigingen aan een bestaande eenheid of aan een bestaand type eenheid

7.2.2.1.   Inleiding

In dit punt 7.2.2 worden de beginselen vastgelegd die moeten worden toegepast door de entiteiten die de wijziging beheren en de vergunningverlenende instanties in overeenstemming met de EG-keuringsprocedure zoals vastgelegd in artikel 15, lid 9, artikel 21, lid 12, en bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797. Die procedure is nader omschreven in de artikelen 13, 15 en 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 (*3) van de Commissie en in Besluit 2010/713/EU van de Commissie (*4).

Dit punt 7.2.2 is van toepassing in het geval van wijzigingen, waaronder vernieuwingen of verbeteringen, aan een bestaande eenheid of type eenheid. Zij is niet van toepassing in geval van wijzigingen:

waardoor niet wordt afgeweken van de technische dossiers bij de EG-keuringsverklaringen voor de subsystemen, indien van toepassing. alsook

die geen effect hebben op fundamentele parameters waarop de EG-verklaring geen betrekking heeft, indien van toepassing.

De houder van de typegoedkeuring van het voertuig verstrekt de entiteit die de wijziging beheert, onder redelijke voorwaarden, de informatie die nodig is voor de beoordeling van de wijzigingen.

7.2.2.2.   Voorschriften om wijzigingen aan zowel een eenheid als een type eenheid te beheren

Onderdelen en fundamentele parameters van de eenheid waarop de wijziging(en) geen uitwerking heeft/hebben, zijn vrijgesteld van een conformiteitsbeoordeling op basis van de bepalingen van deze TSI.

Onverminderd punt 7.2.2.3, is conformiteit met de eisen van deze TSI of de TSI Geluidsemissies (Verordening (EU) nr. 1304/2014 (*5) van de Commissie, zie punt 7.2 van die TSI) alleen nodig voor de fundamentele parameters in deze TSI waarop de wijziging(en) een impact kan/kunnen hebben.

Overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie en Besluit 2010/713/EU en door toepassing van de modules SB, SD/SF of SH1 voor de EG-keuring en, indien relevant, overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 brengt de entiteit die de wijziging beheert, een aangemelde instantie op de hoogte van alle wijzigingen die een impact hebben op de conformiteit van het subsysteem met de eisen van de desbetreffende TSI ('s) en bijgevolg nieuwe controles door een aangemelde instantie vereisen. Deze informatie wordt verstrekt door de entiteit die de wijziging beheert, met opgave van de overeenkomstige verwijzingen naar de technische documentatie met betrekking tot de bestaande EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring.

Onverminderd de op grond van artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 vereiste algemene veiligheidsbeoordeling, is in geval van wijzigingen die een nieuwe beoordeling van de veiligheidseisen zoals vastgesteld in punt 4.2.4.2 voor het remsysteem vereisen, een nieuwe vergunning voor het in de handel brengen vereist, tenzij aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

het remsysteem voldoet na wijziging aan de voorwaarden van C.9 en C.14 van aanhangsel C of,

zowel de originele als de gewijzigde remsystemen voldoen aan de veiligheidseisen in punt 4.2.4.2

Wanneer wordt bepaald in welke mate de TSI's betreffend rollend materieel moeten worden toegepast, worden nationale migratiestrategieën als gevolg van de tenuitvoerlegging van andere TSI's (bv. TSI's betreffende vaste installaties) in aanmerking genomen.

De fundamentele ontwerpkenmerken van rollend materieel zijn vastgesteld in tabel 11 bis. Op basis van deze tabellen en de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling worden de wijzigingen als volgt ingedeeld:

artikel 15, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie indien zij boven de in kolom 3 vastgestelde drempels en onder de drempels in kolom 4 liggen, tenzij zij op basis van de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling moeten worden ingedeeld in de categorie als artikel 15, lid 1, onder d), of

artikel 15, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie indien zij boven de in kolom 4 vastgestelde drempels liggen of indien zij op basis van de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling moeten worden ingedeeld in de categorie als artikel 15, lid 1, onder d).

Of de veranderingen boven of onder de bovengenoemde drempels liggen, wordt bepaald aan de hand van de parameters bij de laatste goedkeuring van het rollend materieel of het type rollend materieel.

Wijzigingen die niet in de bovenstaande alinea aan bod kwamen, worden geacht geen invloed te hebben op de fundamentele ontwerpkenmerken en worden ingedeeld in de categorieën artikel 15, lid 1, onder a), of artikel 15, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie, tenzij ze op grond van de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling moeten worden ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder d).

De op grond van artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 vereiste veiligheidsbeoordeling bestrijkt alle wijzigingen betreffende de fundamentele parameters van tabel 1 en met name de eisen inzake "veiligheid" en "technische compatibiliteit".

Onverminderd punt 7.2.2.3, blijven alle wijzigingen, ongeacht hun classificatie, in overeenstemming met de toepasselijke TSI's.

Voor de vervanging van een volledig element in een samenstel van permanent aan elkaar gekoppelde elementen na zware schade hoeft geen conformiteitsbeoordeling aan de hand van deze TSI te worden uitgevoerd, zolang het element identiek is aan het element dat het vervangt. Dergelijke elementen moeten traceerbaar zijn en gecertificeerd zijn overeenkomstig de nationale en internationale regelgeving of een andere in de spoorwegsector erkende code van goede praktijk.

Tabel 11 bis

Fundamentele ontwerpkenmerken die verband houden met de basisparameters in de TSI WAG

1.

Punt in de TSI

2.

Betreffende fundamentele ontwerpkenmerken

3.

Wijzigingen die een invloed hebben op fundamentele ontwerpkenmerken en niet zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.

Wijzigingen die een invloed hebben op fundamentele ontwerpkenmerken en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.2.2.1.1.

Eindkoppeling

Type eindkoppeling

Wijziging van type eindkoppeling

N.v.t.

4.2.3.1.

Omgrenzingsprofiel

Referentieprofiel

N.v.t.

Wijziging van referentieprofiel waaraan het voertuig voldoet

 

Mogelijke verticale bolle minimum-boogstraal

Wijziging van de mogelijke verticale bolle minimum-boogstraal waarmee de eenheid compatibel is, met meer dan 10 %

N.v.t.

 

Mogelijke verticale holle minimum-boogstraal

Wijziging van de mogelijke verticale holle minimum-boogstraal waarmee de eenheid compatibel is, met meer dan 10 %

N.v.t.

4.2.3.2.

Compatibiliteit met het draagvermogen van lijnen

Toegelaten nuttige last voor verschillende lijncategorieën

Wijziging (1) van de verticale belastings-karakteristieken met als gevolg een wijziging van de lijncategorieën waarmee de wagen compatibel is

N.v.t.

4.2.3.3.

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

N.v.t.

Wijziging van de aangegeven compatibiliteit met een of meer van de drie treindetectiesystemen:

 

spoorstroomkringen

 

assentellers

 

lusuitrusting

4.2.3.4.

Aslagerbewaking

Detectiesysteem aan boord

N.v.t.

Installatie/verwijdering van detectiesysteem aan boord

4.2.3.5.

Loopveiligheid

Combinatie van maximumsnelheid en maximum-verkantingstekort waarvoor de eenheid werd beoordeeld

N.v.t.

Verhoging van de maximumsnelheid met meer dan 15 km/h of wijziging van het toelaatbare maximum-verkantingstekort met meer dan ± 10 %

 

Spoorstaafneiging

N.v.t.

Wijziging van spoorstaafneiging waaraan het voertuig voldoet (2)

4.2.3.6.2.

Eigenschappen van wielstellen

Wielstelbreedte

N.v.t.

Wijziging van de spoorwijdte waarmee het wielstel compatibel is

4.2.3.6.3.

Eigenschappen van wielen

Vereiste minimumwieldiameter bij bedrijf

Wijziging van vereiste minimumdiameter bij bedrijf van meer dan 10 mm

N.v.t.

4.2.3.6.6.

Automatische systemen voor variabele spoorwijdte

Voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte

Wijziging van eenheid met als gevolg een wijziging in de voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte waarmee het wielstel compatibel is

Wijziging van de spoorwijdte(n) waarmee het wielstel compatibel is

4.2.4.3.2.1.

Dienstrem

Remafstand

Wijziging van de remafstand met meer dan ± 10 %

Noot: Het remgewichtspercentage (ook aangeduid als "lambda") of het remgewicht kunnen worden gebruik. Deze kunnen (direct of indirect) worden berekend op basis van de vertragingsprofielen.

De toegestane verandering is dezelfde (± 10 %)

N.v.t.

Maximumvertraging voor de belastings-omstandigheid "maximumsnelheid bij een normale nuttige last" op de maximum-ontwerpsnelheid

Wijziging van de maximale gemiddelde remvertraging met meer dan ± 10 %

N.v.t.

4.2.4.3.2.2.

Parkeerrem

Parkeerrem

Parkeerremfunctie geïnstalleerd/verwijderd

N.v.t.

4.2.4.3.3.

Warmtecapaciteit

Warmtecapaciteit uitgedrukt in

 

snelheid

 

helling

 

remafstand

N.v.t.

Nieuw referentiegeval gemeld

4.2.4.3.4.

Antiblokkeer-inrichting

Antiblokkeer-inrichting

N.v.t.

Installatie/verwijdering van antiblokkeerinrichting

4.2.5.

Omgevingsomstandigheden

Temperatuurbereik

Wijziging van temperatuurbereik (T1, T2, T3)

N.v.t.

 

Sneeuw-, ijs- en hagel-omstandigheden

Wijziging van het geselecteerde bereik "sneeuw, ijs en hagel" (nominaal of zwaar)

N.v.t.

Om de EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring vast te stellen, mag de aangemelde instantie die is geselecteerd door de entiteit die de wijziging beheert, verwijzen naar:

 

de oorspronkelijke EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring voor onderdelen van het ontwerp die ongewijzigd blijven of waarvan de wijzigingen geen invloed hebben op de conformiteit van het subsysteem, voor zover die verklaring nog geldig is (gedurende de tienjarige periode van fase B);

 

een aanvullende EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring (tot wijziging van de oorspronkelijke verklaring) voor gewijzigde onderdelen van het ontwerp die van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem met de laatste herziening van deze TSI die op dat moment van kracht is.

In elk geval zorgt de entiteit die de wijziging beheert, dat de technische documentatie die betrekking heeft op de EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring, dienovereenkomstig wordt bijgewerkt.

De bijgewerkte technische documentatie met betrekking tot de EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring wordt vermeld in het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring die is afgegeven door de entiteit die de wijziging beheert voor rollend materieel dat conform het gewijzigde type is verklaard.

7.2.2.3   Bijzondere voorschriften voor bestaande eenheden waarvoor er geen EG-keuringsverklaring is en waarvoor vóór 1 januari 2015 een eerste vergunning tot indienststelling is afgegeven

De volgende regels zijn, bovenop punt 7.1.2.2, van toepassing op bestaande eenheden waarvoor vóór 1 januari 2015 een eerste vergunning tot indienststelling is afgegeven en waarbij de reikwijdte van de wijziging invloed heeft op de fundamentele parameters die niet onder de EG-verklaring vallen.

De conformiteit met de technische eisen van deze TSI wordt geacht te zijn vastgesteld, wanneer een fundamentele parameter de door de TSI gedefinieerde prestatie beter benadert en de entiteit die de wijziging beheert, aantoont dat aan de dienovereenkomstige essentiële eisen wordt voldaan en het veiligheidsniveau wordt gehandhaafd en, indien redelijkerwijs haalbaar, of verbeterd. De entiteit die de wijziging beheert, moet in dit geval de redenen motiveren waarom de in de TSI vastgestelde prestatie niet wordt gehaald, rekening houdend met migratiestrategieën van andere TSI's zoals vermeld in punt 7.2.2.2. Die rechtvaardiging wordt opgenomen in het technisch dossier, indien beschikbaar, of in de originele technische documentatie van de eenheid.

De specifieke regel in de bovenstaande alinea is niet van toepassing op wijzigingen die een invloed hebben op de fundamentele ontwerpkenmerken en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), zoals weergegeven in tabel 11 ter. Bij deze wijzigingen is naleving van de eisen van de TSI verplicht.

Tabel 11 ter

Veranderingen in de fundamentele parameters waarvoor naleving van de eisen van de TSI verplicht is voor rollend materieel waarvoor geen EG-type- of EG-ontwerpkeuringscertificaat is afgegeven.

Punt in de TSI

Betreffende fundamentele ontwerpkenmerk(en)

Wijzigingen die een invloed hebben op fundamentele ontwerpkenmerken en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.2.3.1.

Omgrenzingsprofiel

Referentieprofiel

Wijziging van referentieprofiel waaraan de eenheid voldoet

4.2.3.3.

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

Wijziging van de aangegeven compatibiliteit met een of meer van de drie treindetectiesystemen:

 

spoorstroomkringen

 

assentellers

 

lusuitrusting

4.2.3.4.

Aslagerbewaking

Detectiesysteem aan boord

Installatie/verwijdering van detectiesysteem aan boord

4.2.3.6.2.

Eigenschappen van wielstellen

Wielstelbreedte

Wijziging van de spoorwijdte waarmee het wielstel compatibel is

4.2.3.6.6.

Automatische systemen voor variabele spoorwijdte

Voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte

Wijziging van de spoorwijdte(n) waarmee het wielstel compatibel is

7.2.3.   Regels in verband met de EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring

7.2.3.1.   Subsysteem rollend materieel

Dit punt betreft een type rollend materieel (type eenheid in de context van deze TSI), als gedefinieerd in artikel 2, lid 26, van Richtlijn (EU) 2016/797, dat wordt onderworpen aan een EG-type- of -ontwerpkeuringsprocedure overeenkomstig punt 6.2 van deze TSI. Het is ook van toepassing op de EG-type- of -ontwerpkeuringsprocedure overeenkomstig de TSI Geluidsemissies, waarin naar deze TSI wordt verwezen voor toepassing op vrachteenheden.

De beoordelingsbasis krachtens de TSI voor een EG-type- of ontwerpkeuring wordt gedefinieerd in de kolommen "Ontwerptoetsing" en "Typekeuring" van aanhangsel F bij deze TSI en van aanhangsel C bij de TSI Geluidsemissies.

7.2.3.1.1.    Fase A

Fase A start zodra een aangemelde instantie, die verantwoordelijk is voor EG-keuring, door de aanvrager wordt aangesteld en eindigt als de EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring wordt verleend.

De basis voor beoordeling aan de hand van de TSI voor een type wordt gedefinieerd voor een periode van fase A, met een duur van maximaal vier jaar. Gedurende de periode van fase A verandert de door de aangemelde instantie te gebruiken beoordelingsbasis voor EG-keuring niet.

Als tijdens de periode van fase A een herziene versie van deze TSI of de TSI Geluidsemissies van kracht wordt, is het toegestaan (maar niet verplicht) de herziene versie(s) te gebruiken, hetzij geheel, hetzij voor bepaalde delen, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in de herziene versie van deze TSI's. Wanneer de toepassing beperkt blijft tot bepaalde delen, moet de aanvrager rechtvaardigen en schriftelijk bewijzen dat de toepasselijke eisen consistent blijven, en dit moet worden goedgekeurd door de aangemelde instantie.

7.2.3.1.2.    Fase B

De periode van fase B definieert de geldigheidsduur van de EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring, nadat deze is afgegeven door de aangemelde instantie. Gedurende deze tijd mag voor eenheden een EG-verklaring worden verleend op basis van typeconformiteit.

De EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring voor het subsysteem is geldig voor een periode van fase B van tien jaar na de datum van uitgifte, ook als er een herziening van deze TSI of de TSI Geluidsemissies van kracht wordt, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in de herziene versie van deze TSI's. Gedurende deze geldigheidsperiode mag nieuw rollend materieel van hetzelfde type in de handel worden gebracht op basis van een EG-keuringsverklaring die verwijst naar de typekeuringsverklaring.

De bijgewerkte technische documentatie met betrekking tot de EG-type- of EG-ontwerpkeuringsverklaring wordt vermeld in het technisch dossier dat bij de EG-keuringsverklaring is gevoegd, waarin de aanvrager verklaart dat het rollend materieel in overeenstemming is met het gewijzigde type.

7.2.3.2.   Interoperabiliteitsonderdelen

Dit punt heeft betrekking op interoperabiliteitsonderdelen die onderworpen zijn aan EG-typekeuring (module CB), ontwerpkeuring (module CH1) of keuring van geschiktheid voor gebruik (module CV) overeenkomstig punt 6.1 van deze TSI.

De EG-keuring van het type of ontwerp, dan wel van de geschiktheid voor gebruik is geldig voor een periode van tien jaar. Gedurende deze periode mogen nieuwe onderdelen van hetzelfde type zonder nieuwe typekeuring in de handel worden gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in de herziene versie van deze TSI. Voor de periode van tien jaar verstreken is, moet het onderdeel worden gekeurd aan de hand van de jongste herziening van deze TSI, voor de eisen die gewijzigd zijn of nieuw zijn ten opzichte van de keuringsgrondslag.";

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).";"

(*4)  Besluit 2010/713/EU van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1)."

(*5)  Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — geluidsemissies" tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).""

(52)

In punt 7.2.2.2 wordt een nieuwe voetnoot "(1) PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421" toegevoegd op dezelfde pagina als de tekst "Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie (1)";

(53)

Punt 7.3.1 wordt als volgt vervangen:

"De in punt 7.3.2 opgesomde specifieke gevallen worden ingedeeld in:

"P"-gevallen: "permanente" gevallen;

"t"-gevallen: "tijdelijke" gevallen, waarbij wordt gepland dat het doelsysteem uiterlijk 31 december 2025 operationeel is.

Alle specifieke gevallen en de looptijd daarvan worden opnieuw bekeken in het kader van toekomstige herzieningen van de TSI teneinde hun technische en geografische reikwijdte te beperken op basis van een beoordeling van hun impact op de veiligheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdende dienstverlening, TEN-T-corridors en de praktische en economische gevolgen van het behoud of de opheffing van die gevallen. Er wordt in het bijzonder rekening gehouden met de beschikbaarheid van EU-financiering.

Specifieke gevallen worden beperkt tot de route of het netwerk waarvoor zij strikt noodzakelijk zijn en worden in aanmerking genomen middels procedures voor compatibiliteit van doorgaande routes.

In het geval van een specifiek geval dat van toepassing is op een component die in punt 5.3 van deze TSI als interoperabiliteitsonderdeel is omschreven, wordt de conformiteitsbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig punt 6.1.2.";

(54)

Er wordt een punt 7.3.2.1 bis toegevoegd:

"7.3.2.1 bis.   Omgrenzingsprofiel (punt 4.2.3.1)

Specifiek geval Ierland en VK voor Noord-Ierland

("P") Het referentieprofiel van de boven- en onderkant van de eenheid mag worden vastgesteld overeenkomstig de daartoe aangemelde nationale technische voorschriften.

Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel, voor zover dat ook compatibel is met het IRL-profiel (spoorwijdte 1 600 mm).";

(55)

In punt 7.3.2.2 wordt de volgende tekst geschrapt:

"b)    Specifiek geval Portugal

("P") Eenheden die zijn ontworpen voor exploitatie op het Portugese spoorwegnet moeten het meetgebied en de verboden zone als bedoeld in tabel 13 in acht nemen.

Tabel 13

Meetgebied en verboden zone voor eenheden die zijn ontworpen voor exploitatie in Portugal

 

YTA [mm]

WTA [mm]

LTA [mm]

YPZ [mm]

WPZ [mm]

LPZ [mm]

Portugal

1 000

≥ 65

≥ 100

1 000

≥ 115

≥ 500";

(56)

In punt 7.3.2.3 wordt de tekst "punt 4.1.3.4.1 van EN 14363:2005" vervangen door "punt 6.1.5.3.1 van EN 14363:2016";

(57)

In punt 7.3.2.3 wordt de volgende tekst toegevoegd onder de tekst:

"Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel tot het nationale spoorwegnet."

(58)

Punt 7.3.2.4 "Rijdynamicagedrag (punt 4.2.3.5.2)" wordt vervangen door:

" Specifiek geval VK voor Groot-Brittannië

("P") De basisvoorwaarden voor het gebruik van de vereenvoudigde meetmethode als beschreven in punt 7.2.2 van EN 14363:2016 moeten worden uitgebreid naar de nominale statische verticale wielstelkrachten (PF0) tot 250 kN. Ten behoeve van de technische compatibiliteit met het bestaande spoorwegnet mag gebruik worden gemaakt van nationale technische voorschriften tot wijziging van EN 14363:2016 die zijn aangemeld met het oog op de beoordeling van de rijdynamica.

Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel tot het nationale spoorwegnet."

Specifiek geval Ierland en VK voor Noord-Ierland

("P")Ten behoeve van de technische compatibiliteit met het bestaande spoorwegnet van 1 600 mm mag gebruik worden gemaakt van de nationale technische voorschriften die zijn aangemeld voor de beoordeling van de rijdynamica.

Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel tot het nationale spoorwegnet.";

(59)

Punt 7.3.2.5 "Eigenschappen van wielstellen (punt 4.2.3.6.2)" wordt vervangen door:

"7.3.2.5.   "Eigenschappen van wielstellen, wielen en assen (punten 4.2.3.6.2 en 4.3.2.6.3)

Specifiek geval VK voor Groot-Brittannië

("P") Voor eenheden die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik op het Britse spoorwegnetwerk mogen de eigenschappen van de wielstellen, wielen en assen in overeenstemming zijn met de nationale technische voorschriften die voor dit doel zijn aangemeld.

Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel tot het nationale spoorwegnet.";

(60)

Punt 7.3.2.6 "Eigenschappen van wielen (punt 4.2.3.6.3)" wordt geschrapt.

(61)

Punt 7.3.2.7 wordt hernummerd tot 7.3.2.6. De tekst van dit deel wordt vervangen door:

"Bevestigingsinrichtingen voor sluitseinen (punt 4.2.6.3)

Specifiek geval Ierland en VK voor Noord-Ierland

("P") De bevestigingsinrichtingen voor sluitseinen op eenheden die uitsluitend bestemd zijn voor exploitatie op netten met een spoorwijdte van 1 600 mm moeten voldoen aan de daartoe aangemelde nationale voorschriften.

Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel tot het nationale spoorwegnet."

(62)

Punt 7.3.2.8 wordt toegevoegd:

"7.3.2.7.   Regels voor het beheer van wijzigingen in zowel het rollend materieel als het type rollend materieel (7.2.2.2)

Specifiek geval Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië)

("P") Elke wijziging van het omgrenzingsprofiel van een voertuig als gedefinieerd in de nationale technische voorschriften die voor het bepalen van het profiel zijn aangemeld (bv. beschreven in RIS-2773-RST), wordt gecategoriseerd als 15, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie en wordt niet ingedeeld als artikel 21, lid 12), onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797."

(63)

Het volgende nieuwe punt 7.6 wordt toegevoegd:

"7.6.   Aspecten die in overweging moeten worden genomen tijdens het herzieningsproces of bij andere activiteiten van het Bureau

In aanvulling op de analyse die werd uitgevoerd tijdens het voorbereiden van deze TSI werden bepaalde aspecten als belangrijk voor de toekomstige ontwikkeling van het Europese spoorwegsysteem aangemerkt.

Deze aspecten worden hieronder genoemd.

7.6.1.   Voorschriften voor de uitbreiding van het gebruiksgebied van bestaand rollend materieel waarvoor geen EG-keuringsverklaring is afgegeven

Overeenkomstig artikel 54, leden 2 en 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 ontvangen voertuigen waarvoor voor 15 juni 2016 een vergunning voor indienststelling is afgegeven, een nieuwe vergunning om het voertuig in de handel te brengen overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797 om te kunnen worden geëxploiteerd op één of meer netwerken waarvoor hun vergunning nog niet geldt. Dergelijke voertuigen moeten derhalve TSI-conform zijn of overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2016/797 van de toepassing van de TSI zijn ontheven.

Om het vrije verkeer van voertuigen te faciliteren, worden bepalingen ontwikkeld om te bepalen welke mate van flexibiliteit kan worden toegestaan voor dergelijke voertuigen, alsook voor voertuigen waarvoor geen vergunning is afgegeven, met betrekking tot de overeenstemming met de eisen van de TSI, met inachtneming van de essentiële eisen, het behoud van het passende veiligheidsniveau en, voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar, de verbetering daarvan.";

(64)

In aanhangsel A wordt de volledige tekst vervangen door "Niet gebruikt";

(65)

In aanhangsel C, voorwaarde C.1, wordt de tekst "Handmatig koppelingssysteem" wordt de tekst "de vrije ruimte voor de trekhaak moet overeenkomen met het bepaalde in hoofdstuk 2 van het technisch document ERA/TD/2012-04/INT, versie 1.2 van 18 januari 2013 van het Bureau; zie de website van het Bureau (http://www.era.europa.eu)" vervangen door "de vrije ruimte voor de trekhaak moet overeenkomen met punt 6.3.2 van EN 16116-2:2013.";

(66)

In aanhangsel C, voorwaarde C.1, wordt de tekst "de ruimte voor rangeerpersoneel moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in hoofdstuk 3 van technisch document ERA/TD/2012-04/INT, versie 1.2 van 18 januari 2013, van het Bureau; zie de website van het Bureau (http://www.era.europa.eu)" vervangen door "de vrije ruimte voor rangeerpersoneel moet overeenkomen met punt 6.2.1 van EN 16116-2:2013. Voor handmatige koppelingssystemen die zijn uitgerust met 550 mm brede buffers, kan de vrije ruimte worden berekend op basis van het feit dat de koppelingscomponenten zijdelings in de middenpositie staan (D = 0 mm zoals omschreven in bijlage A bij EN 16116-2:2013).";

(67)

In aanhangsel C wordt voorwaarde C.2 "UIC-voetsteunen en -handrails" vervangen door:

"2.   UIC-voetsteunen en -handrails

De eenheid wordt uitgerust met voetsteunen en handgrepen in overeenstemming met de hoofdstukken 4 en 5 van EN 16116-2: 2013 en met vrije ruimten in overeenstemming met punt 6.2.2 van EN 16116-2: 2013.";

(68)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.5 "Markering van eenheden" de volgende tekst geschrapt:

"Indien van toepassing zijn de markeringen van EN 15877-1:2012 verplicht. De volgende markeringen zijn altijd van toepassing:

4.5.2 Markering van de spoorwijdte

4.5.3 Tarragewicht van het voertuig

4.5.4 Voertuigbeladingstabel

4.5.5 Teken voor de lengte over buffers

4.5.12 Tabel van onderhoudsdata

4.5.14 De hef- en hersporingstekens

4.5.23 Afstanden tussen eindassen en middelpunten van draaistellen

4.5.29 Remgewicht";

(69)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.6 "Spoorwijdte G1" de tekst "GIC1" vervangen door "GI1";

(70)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.8 "Proeven met betrekking tot langsdrukkrachten" de tekst "EN 15839:2012" vervangen door "EN 15839:2012+A1:2015";

(71)

In bijlage C, voorwaarde "UIC-remsysteem", wordt de tekst "UIC 540: 2006" in de punten c) en e) vervangen door de tekst "UIC 540:2014";

(72)

In aanhangsel C, voorwaarde C.9 "UIC-rem", wordt de tekst "i) de pneumatische halfkoppeling:" vervangen door "i) de pneumatische halfkoppeling en de bijbehorende slang:";

(73)

In aanhangsel C, voorwaarde C.9 "UIC-rem", wordt de tekst "k) remblokhouders moeten in overeenstemming zijn met UIC-brochure 542:2010" vervangen door "k) remblokhouders moeten in overeenstemming zijn met UIC 542:2015";

(74)

In aanhangsel C, voorwaarde C.9 "UIC-rem", wordt punt m) vervangen door:

"m)

remhefbomen moeten in overeenstemming zijn met de hoofdstukken 4 en 5 van EN 16241:2014. De conformiteitsbeoordeling gebeurt overeenkomstig de punten 6.3.2 tot en met 6.3.5 van EN 16241:2014. Een levensduurtest moet daarnaast de geschiktheid van de remhefboom voor gebruik op de eenheid uitwijzen en de onderhoudseisen voor de berekende levensduur verifiëren. Dit moet worden uitgevoerd over het volledige remverstelbereik met de maximaal berekende lastwisselingscycli;";

(75)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.9 "UIC-rem" de tekst "UIC 544-1:2013" in rij "Remmodus "G"" van tabel C.3 vervangen door de tekst "UIC 544-1:2014";

(76)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.9 "UIC-rem" de tekst "punt 5.11 van EN 14531-1:2005" in voetnoot 1 van tabel C.3 vervangen door de tekst "punt 4 van EN 14531-1:2015";

(77)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.11 "Temperatuurbereik voor luchtreservoirs, slangen en vet" vervangen door de volgende voorwaarde:

"11.   Temperatuurbereik voor luchtreservoirs, slangen en vet

De volgende eisen worden geacht te voldoen aan het in punt 4.2.5 vastgestelde temperatuurbereik:

Luchtreservoirs worden ontworpen voor het temperatuurbereik van – 40 °C tot + 70 °C;

remcilinders en remkoppelingen worden ontworpen voor het temperatuurbereik tussen – 40 °C en + 70 °C;

slangen voor luchtremmen en luchttoevoer worden gespecificeerd voor het temperatuurbereik tussen – 40 °C en + 70 °C;

De volgende eis wordt geacht te voldoen aan de in punt 4.2.5 vastgestelde waarden T1:

Het vet voor de smering van de rollager wordt gespecificeerd voor omgevingstemperaturen tot – 20 °C.";

(78)

In aanhangsel C wordt in voorwaarde C.12 "Lassen" vervangen door de volgende voorwaarde:

"Laswerkzaamheden worden verricht overeenkomstig EN 15085-1:2007+A1:2013, EN 15085-2:2007, EN 15085-3:2007, EN 15085-4:2007 en EN 15085-5:2007.";

(79)

In aanhangsel C wordt de volgende tekst toegevoegd onder de tekst in voorwaarde C.16 "Sleephaken":

"Alternatieve technische oplossingen zijn toegelaten, voor zover er wordt voldaan aan de voorwaarden 1.4.2 tot en met 1.4.9 van UIC 535-2:2006. Een flenstrekoog die als alternatieve oplossing wordt gebruikt, moet bovendien een diameter van ten minste 85 mm hebben.";

(80)

Aan aanhangsel C wordt de volgende voorwaarde C.19 toegevoegd:

"19.   Aslagerbewaking

De toestand van de aslager van de eenheid moet kunnen worden gecontroleerd met behulp van detectieapparatuur langs het spoor van het netwerk.";

(81)

Aanhangsel D wordt vervangen door:

"Aanhangsel D

Bindende normen of normatieve documenten waarnaar in deze TSI wordt verwezen

TSI

Norm/document

Te beoordelen eigenschappen

Verwijzingen naar norm of document

Punten

Structuur en mechanisch gedeelte

4.2.2.

 

Sterkte van de eenheid

4.2.2.2.

EN 12663-2:2010

5

EN 15877-1:2012

4.5.14

6.2.2.1.

EN 12663-1:2010+A1:2014

9.2

EN 12663-2:2010

6, 7

Profielen en wisselwerking tussen voertuig en spoor

4.2.3.

 

Omgrenzingsprofiel

4.2.3.1.

EN 15273-2:2013

alle

Compatibiliteit met het draagvermogen van lijnen

4.2.3.2.

EN 15528:2015

6,1, 6,2

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

4.2.3.3.

ERA/ERTMS/033281 rev. 4.0

Zie tabel 7 van deze TSI.

Aslagerbewaking

4.2.3.4.

EN 15437-1:2009

5,1, 5,2

Ontsporingsveiligheid op scheluw spoor

4.2.3.5.1.

6.2.2.2.

EN 14363:2016

4, 5, 6.1

Rijdynamicagedrag

4.2.3.5.2.

EN 14363:2016

4, 5, 7

6.1.2.1.

EN 14363:2016

4, 5, 7

6.2.2.3.

EN 16235:2013

alle

6.1.2.1.

EN 13749:2011

6.2

Constructieontwerp van het draaistelframe

4.2.3.6.1.

EN 13749:2011

6.2

6.1.2.1.

EN 13749:2011

6.2

Eigenschappen van wielstellen

4.2.3.6.2.

6.1.2.2.

EN 13260:2009+A1:2010

3.2.1

Eigenschappen van wielen

4.2.3.6.3.

6.1.2.3.

EN 13979-1:2003+A1:2009

+ A2:2011

7, 6,2

Eigenschappen van assen

4.2.3.6.4.

6.1.2.4.

EN 13103:2009+A2:2012

4, 5, 6, 7

Aspotten/aslagers

4.2.3.6.5.

 

6.2.2.4.

EN 12082:2007+A1:2010

6

Loopwerk voor handmatige omstelling van wielstellen

4.2.3.6.7.

6.2.2.5.

UIC-fiche 430-1:2012

Bijlagen B, H, I

UIC 430-3:1995

Bijlage 7

Rem

4.2.4.

 

Dienstrem

4.2.4.3.2.1.

EN 14531-6:2009

alle

UIC 544-1:2014

alle

Parkeerrem

4.2.4.3.2.2.

EN 14531-6:2009

6

Wrijvingselement voor remsystemen die op het loopvlak werken

4.2.4.3.5.

6.1.2.5.

Technisch document ERA/TD/2013-02/INT

versie 3.0 van 27.11.2015

Alle

Omgevingsomstandigheden

4.2.5.

 

Omgevingsomstandigheden

4.2.5.

EN 50125-1:2014

4.7

6.2.2.7.

Systeembescherming

4.2.6.

 

Brandwerende voorzieningen

4.2.6.1.2.1.

6.2.2.8.1.

EN 1363-1:2012

alle

Materialen

4.2.6.1.2.2.

6.2.2.8.2.

ISO 5658- 2:2006/Am1:2011

alle

EN 13501-1:2007+A1:2009

alle

EN 45545-2:2013+A1:2015

Tabel 6

ISO 5660-1:2015

alle

Kabels

6.2.2.8.3.

EN 50355:2013

alle

EN 50343:2014

alle

Brandbare vloeistoffen

6.2.2.8.4.

EN 45545-7:2013

alle

Beveiligingsmaatregelen tegen indirect contact (beschermingsaansluitingen)

4.2.6.2.1.

EN 50153:2014

6.4

Beveiligingsmaatregelen tegen direct contact

4.2.6.2.2.

EN 50153:2014

5

Bevestigingsinrichtingen voor sluitseinen

4.2.6.3.

EN 16116-2:2013

Figuur 11

Normen of documenten waarnaar in de aanvullende facultatieve voorschriften in aanhangsel C wordt verwezen

Aanvullende facultatieve voorschriften voor eenheden

Aanhangsel C

Norm/UIC-brochure/document

Handmatig koppelingssysteem

C.1

EN 15566:2009+A1:2010

alle (uitgezonderd 4.4)

EN 15551:2009+A1:2010

alle

EN 16116-2:2013

6.2.1, 6.3.2

EN 15877-1:2012

Figuur 75

UIC-voetsteunen en -handrails

C.2

EN 16116-2:2013

4, 5, 6.2.2

Mogelijkheid om te rangeren door middel van afstoten

C.3

EN 12663-2:2010

5, 8

Proeven met betrekking tot langsdrukkrachten

C.8

EN 15839:2012+A1:2015

alle

UIC-rem

C.9

EN 15355:2008+A1:2010

alle

EN 15611:2008+A1:2010

alle

UIC 540:2014

alle

EN 14531-1:2015

4

EN 15624:2008+A1:2010

alle

EN 15625:2008+A1:2010

alle

EN 286-3:1994

alle

EN 286-4:1994

alle

EN 15807:2011

alle

EN 14601:2005+A1:2010

alle

UIC 544-1:2014

alle

UIC 542:2015

alle

UIC 541-4:2010

alle

 

 

EN 16241:2014

4, 5, 6.3.2 tot en met 6.3.5

EN 15595:2009+A1:2011

alle

Lassen

C.12

EN 15085-1:2007+A1:2013 EN 15085-2:2007

EN 15085-3:2007

EN 15085-4:2007

EN 15085-5:2007

alle

Specifieke producteigenschappen met betrekking tot het wiel

C.15

EN 13262:2004

+ A1:2008+A2:2011

alle

EN 13979-1:2003

+ A1:2009+A2:2011

alle

Sleephaken

C.16

UIC 535-2:2006

1.4

Beschermingsinrichtingen voor uitstekende onderdelen

C.17

UIC 535-2:2006

1.3

Etikethouders en bevestigingsinrichtingen voor sluitseinen

C.18

UIC 575:1995

1

(82)

In aanhangsel E wordt de tekst "De lamp moet een lichtoppervlak met een diameter van ten minste 170 mm hebben. Het reflectorsysteem moet zodanig zijn ontworpen dat de lichtsterkte ten minste 15 candela aan rood licht langs de as van het lichtoppervlak bedraagt bij een openingshoek van 15° in het horizontale vlak en van 5° in het verticale vlak. De lichtsterkte moet ten minste 7.5 candela aan rood licht zijn" vervangen door "Het sluitsein moet zo zijn ontworpen dat het een lichtsterkte weergeeft die aan tabel 8 van EN 15153-1:2013+A1:2016";

(83)

In aanhangsel E wordt de tekst "EN 15153-1:2013" vervangen door "EN 15153-1:2013+A1:2016";

(84)

In aanhangsel F wordt de rij "Wielstellen voor verschillende spoorwijdten" in tabel F.1 vervangen door:

"Automatisch systeem voor variabele spoorwijdten

4.2.3.6.6

X

X

X

6.1.2.6/6.2.2.4a"


(*1)  In het onderhoudsplan moet rekening worden gehouden met de bevindingen van de ERA-werkgroep inzake het onderhoud van goederenwagens (zie Final report on the activities of the Task Force Freight Wagon Maintenance, dat is gepubliceerd op de website van het ERA: http://www.era.europa)."

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).";

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).";

(*4)  Besluit 2010/713/EU van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).

(*5)  Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — geluidsemissies" tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).""


(1)  Een wijziging van de belastingskarakteristieken moet niet opnieuw in de praktijk worden beoordeeld (laden/lossen van de wagen)

(2)  Rollend materieel dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet, wordt geacht compatibel te zijn met alle spoorstaafneigingenwegdiensten:

rollend materieel dat beoordeeld is op basis van EN 14363:2016;

rollend materieel dat beoordeeld is op basis van EN 14363:2005 (al dan niet gewijzigd door ERA/TD/2012-17/INT) of UIC 518:2009, met als resultaat dat er geen beperking is tot één spoorstaafneiging;

voertuigen die zijn beoordeeld volgens EN 14363:2005 (al dan niet gewijzigd door ERA/TD/2012-17/INT) of UIC 518:2009 met als resultaat dat er een beperking geldt tot één spoorstaafneiging en een nieuwe beoordeling van het contract tussen wiel en spoorstaaf op basis van reële wiel- en spoorstaafprofielen en de gemeten spoorwijdte wijzen op de conformiteit met de eisen van EN 14363:2016 inzake het contact tussen wiel en spoorstaaf.


BIJLAGE II

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1299/2014 van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 1.1 wordt vervangen door:

"1.1.   Technisch toepassingsgebied

Deze TSI betreft het subsysteem infrastructuur en een deel van het subsysteem onderhoud van het spoorwegsysteem in de Unie in overeenstemming met artikel 1 van Richtlijn (EU) 2016/797.

De subsystemen infrastructuur en onderhoud zijn gedefinieerd in de punten 2.1 en 2.8 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797.

Het technisch toepassingsgebied van deze TSI is nader gedefinieerd in artikel 2, leden 1, 5 en 6, van deze verordening.";

(2)

In punt 1.3 wordt punt 1) vervangen door:

"1.

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 bepaalt deze TSI:

a)

het toepassingsgebied (hoofdstuk 2);

b)

de essentiële eisen waaraan het subsysteem infrastructuur en een deel van het subsysteem onderhoud moeten voldoen (hoofdstuk 3);

c)

de functionele en technische specificaties waaraan het subsysteem infrastructuur en een deel van het subsysteem onderhoud en de raakvlakken ervan met de overige subsystemen moeten voldoen (hoofdstuk 4);

d)

de interoperabiliteitsonderdelen en raakvlakken waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder Europese normen, die noodzakelijk zijn om interoperabiliteit binnen het spoorwegsysteem in de Europese Unie tot stand te brengen (hoofdstuk 5);

e)

per beoogd geval, de procedures die moeten worden gevolgd voor de beoordeling van hetzij de conformiteit, hetzij de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen of de EG-keuring van de subsystemen (hoofdstuk 6);

f)

de strategie voor de tenuitvoerlegging van de TSI (hoofdstuk 7);

g)

voor het betrokken personeel, de voor de exploitatie en het onderhoud van het subsysteem infrastructuur en voor de uitvoering van deze TSI vereiste beroepskwalificaties en vereiste gezondheids- en veiligheidsvoorschriften (hoofdstuk 4);

h)

de bepalingen die van toepassing zijn op het bestaande subsysteem infrastructuur, met name bij het verbeteren en vernieuwen ervan en in zulke gevallen op aanpassingen van dat subsysteem waarvoor een nieuwe aanvraag voor een nieuwe vergunning vereist is;

i)

de door spoorwegondernemingen te controleren parameters van het subsysteem infrastructuur en de procedures die moeten worden toegepast om die parameters te controleren tussen het moment waarop een vergunning om een voertuig in de handel te brengen is afgegeven en het eerste gebruik van dat voertuig, teneinde te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de trajecten waarop ze zullen worden ingezet.

Overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 zijn in hoofdstuk 7 bepalingen opgenomen met betrekking tot specifieke gevallen.";

(3)

Punt 2.1 wordt vervangen door:

"2.1.   Definitie van het subsysteem infrastructuur

Deze TSI heeft betrekking op:

a)

het structurele subsysteem infrastructuur;

b)

het gedeelte van het subsysteem onderhoud met betrekking tot het subsysteem infrastructuur (wasstraten voor de reiniging van de buitenzijde van treinen, water- en brandstofvoorziening, vaste toiletafvoersystemen en elektrische voeding).

De elementen van het subsysteem infrastructuur zijn beschreven in punt 2.1 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797.

De elementen van het subsysteem onderhoud zijn beschreven in punt 2.8 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797.

Deze TSI is derhalve van toepassing op de volgende aspecten van het subsysteem infrastructuur:

a)

tracéontwerp,

b)

parameters voor het spoor,

c)

wissels en kruisingen,

d)

weerstand van het spoor tegen uitgeoefende krachten,

e)

weerstand van kunstwerken tegen verkeersbelastingen,

f)

onmiddellijke actiegrenswaarden voor spoorgeometriegebreken,

g)

perrons,

h)

gezondheid, veiligheid en milieu,

i)

exploitatievoorschriften,

j)

vaste installaties voor het onderhoud van treinen.

Bijzonderheden zijn opgenomen in punt 4.2.2 van deze TSI.";

(4)

In punt 2.5 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2004/49/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/798";

(5)

In punt 3 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(6)

In punt 3 wordt tabel 1 vervangen door:

"Tabel 1

Fundamentele parameters van het subsysteem infrastructuur die overeenkomen met de essentiële eisen

TSI-punt

Titel van het TSI-punt

Veiligheid

Bedrijfszekerheid en beschikbaarheid

Gezondheid

Bescherming van het milieu

Technische compatibiliteit

Toegankelijkheid

4.2.3.1.

Profiel van vrije ruimte

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

 

4.2.3.2.

Minimumspoorafstand

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

 

4.2.3.3.

Maximumhellingen

1.1.1

 

 

 

1.5

 

4.2.3.4.

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.3.5.

Minimumboogstraal voor bochten in verticale alignementen

1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.4.1.

Nominale spoorwijdte

 

 

 

 

1.5

 

4.2.4.2.

Verkanting

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

1.6.1

4.2.4.3.

Verkantingstekort

1.1.1

 

 

 

1.5

 

4.2.4.4.

Abrupte verandering van het verkantingstekort

2.1.1

 

 

 

 

 

4.2.4.5.

Equivalente coniciteit

1.1.1, 1.1.2

 

 

 

1.5

 

4.2.4.6.

Spoorstaafkopprofielen voor hoofdspoor

1.1.1, 1.1.2

 

 

 

1.5

 

4.2.4.7.

Spoorstaafneiging

1.1.1, 1.1.2

 

 

 

1.5

 

4.2.5.1.

Ontwerpgeometrie van wissels en kruisingen

1.1.1, 1.1.2, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.5.2.

Gebruik van kruisingen met mobiel hartstuk

1.1.2, 1.1.3

 

 

 

 

 

4.2.5.3.

Maximaal toegestane ongeleide opening van een vast kruisstukhart

1.1.1, 1.1.2

 

 

 

1.5

 

4.2.6.1.

Weerstand van het spoor tegen verticaal uitgeoefende krachten

1.1.1, 1.1.2, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.6.2.

Weerstand van het spoor tegen langskrachten

1.1.1, 1.1.2, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.6.3.

Weerstand van het spoor tegen dwarskrachten

1.1.1, 1.1.2, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.7.1.

Weerstand van nieuwe bruggen tegen verkeersbelastingen

1.1.1, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.7.2.

Equivalente verticale belasting van nieuwe grondwerken en gronddrukeffecten op nieuwe kunstwerken

1.1.1, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.7.3.

Weerstand van nieuwe kunstwerken over of naast de sporen

1.1.1, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.7.4.

Weerstand van bestaande bruggen en grondwerken tegen verkeersbelastingen

1.1.1, 1.1.3

 

 

 

1.5

 

4.2.8.1.

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor richtingsfouten

1.1.1, 1.1.2

1.2

 

 

 

 

4.2.8.2.

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor langsnivellering

1.1.1, 1.1.2

1.2

 

 

 

 

4.2.8.3.

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor scheluwte

1.1.1, 1.1.2

1.2

 

 

 

 

4.2.8.4.

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor spoorwijdte als alleenstaande afwijking

1.1.1, 1.1.2

1.2

 

 

 

 

4.2.8.5.

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor verkanting

1.1.1, 1.1.2

1.2

 

 

 

 

4.2.8.6.

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor wissels en kruisingen

1.1.1, 1.1.2

1.2

 

 

1.5

 

4.2.9.1.

Nuttige perronlengte

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

 

4.2.9.2.

Perronhoogte

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

1.6.1

4.2.9.3.

Perronrandafstand

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

1.6.1

4.2.9.4.

Perronspoor

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

1.6.1

4.2.10.1.

Maximale drukvariaties in tunnels

1.1.1, 2.1.1

 

 

 

1.5

 

4.2.10.2.

Zijwindeffect

1.1.1, 2.1.1

1.2

 

 

1.5

 

4.2.10.3.

Aerodynamisch effect op spoor in ballast

1.1.1

1.2

 

 

1.5

 

4.2.11.1.

Locatiemarkeringen

1.1.1

1.2

 

 

 

 

4.2.11.2.

Equivalente coniciteit in exploitatie

1.1.1, 1.1.2

 

 

 

1.5

 

4.2.12.2.

Toiletafvoersystemen

1.1.5

1.2

1.3.1

 

1.5

 

4.2.12.3.

Wasstraten voor de reiniging van de buitenzijde van treinen

 

1.2

 

 

1.5

 

4.2.12.4.

Watervoorziening

1.1.5

1.2

1.3.1

 

1.5

 

4.2.12.5.

Brandstofvoorziening

1.1.5

1.2

1.3.1

 

1.5

 

4.2.12.6.

Elektrische voeding

1.1.5

1.2

 

 

1.5

 

4.4.

Exploitatievoorschriften

 

1.2

 

 

 

 

4.5.

Onderhoudsvoorschriften

 

1.2

 

 

 

 

4.6.

Beroepskwalificaties

1.1.5

1.2

 

 

 

 

4.7.

Gezondheid en veiligheid

1.1.5

1.2

1.3

1.4.1"

 

 

(7)

In punt 4.1, punt 1), wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(8)

In punt 4.1 wordt punt 3) vervangen door:

"3)

De in de punten 4.2 en 4.3 omschreven functionele en technische specificaties van het subsysteem infrastructuur en een deel van het subsysteem onderhoud en de raakvlakken daarvan vereisen geen gebruik van specifieke technologieën of technische oplossingen, behoudens waar dit strikt noodzakelijk is voor de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Unie.";

(9)

De titel van punt 4.2 wordt vervangen door:

"4.2.    Functionele en technische specificaties van het subsysteem infrastructuur";

(10)

De punten 1) tot en met 3) van punt 4.2.1 worden vervangen door:

"1.

De elementen van het spoorwegsysteem in de Unie zijn omschreven in punt 1 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797. Met het oog op een kosteneffectieve interoperabiliteit krijgt elk element van het spoorwegsysteem in de Unie een "TSI-lijncategorie" toegewezen.

2.

De TSI-lijncategorie wordt gevormd door een combinatie van verkeerscodes. Voor lijnen waarop slechts één verkeerstype rijdt (bijvoorbeeld alleen goederenvervoer) kan een eenduidige code worden gebruikt ter beschrijving van de prestaties. Voor lijnen met gemengd verkeer wordt de categorie beschreven door een of meer codes voor passagiers- en goederenverkeer. De gecombineerde verkeerscodes beschrijven de benodigde ruimte voor het gewenste treinverkeer.

3.

Deze TSI-lijncategorieën worden gebruikt voor de onderverdeling van bestaande lijnen, om een doelsysteem te definiëren opdat de desbetreffende prestatieparameters worden vervuld.";

(11)

In punt 4.2.1, punt 7), wordt de noot (*) van tabel 3 vervangen door:

"(*)

De aslast is gebaseerd op de bedrijfsklare ontwerpmassa voor krachtvoertuigen en locomotieven als gedefinieerd in punt 2.1 van EN 15663:2009+AC:2010 en de ontwerpmassa bij een normale nuttige last voor andere voertuigen overeenkomstig punt 6.3 van EN 15663:2009+AC:2010.";

(12)

In punt 4.2.1 wordt punt 10) vervangen door:

"10.

Overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797, waarin is bepaald dat TSI's de lidstaten niet beletten beslissingen te nemen over het gebruik van de infrastructuur voor het verkeer van voertuigen waarop de TSI's niet van toepassing zijn, mogen nieuwe of verbeterde lijnen worden ontworpen voor:

een groter vrijeruimteprofiel,

een hogere aslast,

een hogere snelheid,

een grotere nuttige perronlengte,

langere treinen

dan gespecificeerd in de tabellen 2 en 3.";

(13)

Punt 4.2.2.1, letter H, onder c) wordt vervangen door:

"c)

aerodynamisch effect op spoor in ballast (4.2.10.3).";

(14)

Aan punt 4.2.2.1, letter K, wordt het volgende punt toegevoegd:

"b)

onderhoudsplan (4.5.2).";

(15)

Punt 4.2.4.2, punt 5, wordt vervangen door:

"5.

In plaats van punt 1 bedraagt de ontwerpverkanting voor systemen met een spoorwijdte van 1 668 mm ten hoogste 185 mm.";

(16)

Punt 4.2.4.4, punt 4, wordt vervangen door:

"4.

In plaats van punt 1 gelden voor systemen met een spoorwijdte van 1 668 mm, de volgende maximale ontwerpwaarden voor abrupte veranderingen van het verkantingstekort:

a)

150 mm voor V ≤ 45 km/h,

b)

115 mm voor 45 km/h < V ≤ 100 km/h,

c)

(399 — V)/2,6 (mm) voor 100 km/h < V ≤ 220 km/h,

d)

70 mm voor 220 km/h < V ≤ 230 km/h,

e)

Abrupte veranderingen van het verkantingstekort zijn niet toegestaan bij snelheden boven 230 km/h.";

(17)

In punt 4.2.4.5 wordt punt 3) vervangen door:

"3.

De ontwerpspoorwijdte, spoorstaafkopprofiel en spoorstaafneiging voor hoofdspoor worden zodanig gekozen dat de grenswaarden voor equivalente coniciteit in tabel 10 niet worden overschreden.";

(18)

In punt 4.2.4.6 wordt figuur 1 vervangen door:

"Figuur 1

Spoorstaafkopprofiel

Image 2

1:∞ to 1:16

1 bovenkant spoorstaaf

2 raakpunt

3 hellend vlak

4 verticale as van de spoorstaafkop

5 loopkant

"

(19)

In punt 4.2.4.7.1 wordt punt 2) vervangen door:

"2.

De spoorstaafneiging voor een bepaalde rijweg situeert zich tussen 1/20 en 1/40 in het geval van sporen die zijn ontworpen voor snelheden van meer dan 60 km/h.";

(20)

In punt 4.2.6.2.2 wordt punt 2) vervangen door:

"2.

De infrastructuurbeheerder stelt de bepalingen betreffende het gebruik van wervelstroomremsystemen op sporen op operationeel niveau vast op basis van de specifieke eigenschappen van het spoor, de wissels en de kruisingen. De gebruiksvoorwaarden van dit remsysteem worden geregistreerd overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 (*1).

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Besluit 2014/880/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312)";"

(21)

In punt 4.2.7.1.1 wordt tabel 11 vervangen door:

"Tabel 11

Alfafactor (α) voor het ontwerp van nieuwe kunstwerken

Verkeerstype

Minimale alfafactor (α)

P1, P2, P3, P4

1,0

P5

0,91

P6

0,83

P1520

1

P1600

1,1

F1, F2, F3

1,0

F4

0,91

F1520

1,46

F1600

1,1"

(22)

Punt 4.2.10.3 wordt vervangen door:

"4.2.10.3   Aerodynamisch effect op spoor in ballast

(1)

De aerodynamische wisselwerking tussen rollend materieel en infrastructuur kan tot gevolg hebben dat ballaststenen van het ballastbed in het hoofdspoor en wissels en kruisingen gaan opvliegen en worden weggeblazen (opvliegend ballast). Dit risico moet worden beperkt.

(2)

De eisen inzake het subsysteem infrastructuur ter beperking van het risico op "opvliegend ballast" zijn enkel van toepassing op lijnen die zijn ontworpen voor snelheden van meer dan 250 km/h.

(3)

De eisen in punt 2) hierboven zijn een open punt.";

(23)

Punt 4.2.12.2 wordt vervangen door:

"4.2.12.2.   Toiletafvoersystemen

Vaste toiletafvoersystemen moeten compatibel zijn met de kenmerken van gesloten toiletsystemen als gespecificeerd in de TSI LOC&PAS.";

(24)

In punt 4.2.12.4 wordt punt 1) vervangen door:

"1.

Vaste watervoorzieningsinstallaties moeten compatibel zijn met de kenmerken van het watersysteem als gespecificeerd in de TSI LOC&PAS.";

(25)

Punt 4.2.12.5 wordt vervangen door:

"4.2.12.5.   Brandstofbevoorrading

Brandstofbevoorradingsinstallaties moeten compatibel zijn met de in de TSI LOC&PAS gespecificeerde brandstofinstallatie.";

(26)

Punt 4.2.12.6 wordt vervangen door:

"4.2.12.6.   Elektrische voeding

Eventuele elektrische voeding moet gebeuren door middel van één of meer van de stroomvoorzieningssystemen als gespecificeerd in de TSI LOC&PAS.";

(27)

In punt 4.3.1 wordt tabel 15 vervangen door:

"Tabel 15

Raakvlakken met het subsysteem rollend materieel, TSI Locomotieven en reizigerstreinen

Raakvlak

Referentie TSI Infrastructuur

Referentie TSI LOC&PAS

Spoorwijdte

4.2.4.1.

Nominale spoorwijdte

4.2.5.1.

Ontwerpgeometrie van wissels en kruisingen

4.2.8.6.

Onmiddellijke actiegrenswaarden voor wissels en kruisingen

4.2.3.5.2.1.

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielstellen

4.2.3.5.2.3.

Wielstellen voor verschillende spoorwijdten

Profiel

4.2.3.1.

Profiel van vrije ruimte

4.2.3.2.

Minimumspoorafstand

4.2.3.5.

Minimumboogstraal voor bochten in verticale alignementen

4.2.9.3.

Perronrandafstand

4.2.3.1.

Omgrenzingsprofiel

Aslast en -afstand

4.2.6.1.

Weerstand van het spoor tegen verticaal uitgeoefende krachten

4.2.6.3.

Weerstand van het spoor tegen dwarskrachten

4.2.7.1.

Weerstand van nieuwe bruggen tegen verkeersbelastingen

4.2.7.2.

Equivalente verticale belasting van nieuwe grondwerken en gronddrukeffecten op nieuwe kunstwerken

4.2.7.4.

Weerstand van bestaande bruggen en grondwerken tegen verkeersbelastingen

4.2.2.10.

Belastingomstandigheden en gewogen massa

4.2.3.2.1.

Asbelastingsparameter

Loopeigenschappen

4.2.6.1.

Weerstand van het spoor tegen verticaal uitgeoefende krachten

4.2.6.3.

Weerstand van het spoor tegen dwarskrachten

4.2.7.1.4.

Vetergangkrachten

4.2.3.4.2.1.

Grenswaarden voor een veilige exploitatie

4.2.3.4.2.2.

Grenswaarden voor spoorbelasting

Rijstabiliteit

4.2.4.4.

Equivalente coniciteit

4.2.4.6.

Spoorstaafkopprofielen voor hoofdspoor

4.2.11.2.

Equivalente coniciteit in exploitatie

4.2.3.4.3.

Equivalente coniciteit

4.2.3.5.2.2.

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielen

Langskrachten

4.2.6.2.

Weerstand van het spoor tegen langskrachten

4.2.7.1.5.

Belasting in langsrichting door optrekken en remmen

4.2.4.5.

Remvermogen

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

4.2.3.4.

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

4.2.3.6.

Minimumboogstraal

Aanhangsel A, A.1 Buffers

Rijdynamicagedrag

4.2.4.3.

Verkantingstekort

4.2.3.4.2.

Rijdynamicagedrag

Maximumvertraging

4.2.6.2.

Weerstand van het spoor tegen langskrachten

4.2.7.1.5.

Belasting in langsrichting door optrekken en remmen

4.2.4.5.

Remvermogen

Aerodynamische effecten

4.2.3.2.

Minimumspoorafstand

4.2.7.3.

Weerstand van nieuwe kunstwerken over of naast de sporen

4.2.10.1.

Maximale drukvariaties in tunnels

4.2.10.3.

Aerodynamisch effect op spoor in ballast

4.2.6.2.1.

Effecten van wervelingen voor reizigers op perrons en werknemers naast het spoor

4.2.6.2.2.

Zuigereffect voor de trein

4.2.6.2.3.

Maximale drukvariaties in tunnels

4.2.6.2.5.

Aerodynamische effecten op spoor in ballast

Zijwind

4.2.10.2.

Zijwindeffect

4.2.6.2.4.

Zijwind

Installaties voor het onderhoud van treinen

4.2.12.2.

Toiletafvoersystemen

4.2.12.3.

Wasstraten voor de reiniging van de buitenzijde

4.2.12.4.

Watervoorziening

4.2.12.5.

Brandstofvoorziening

4.2.12.6.

Elektrische voeding

4.2.11.3.

Toiletafvoersysteem

4.2.11.2.2.

Reinigen van de buitenzijde in een wasstraat

4.2.11.4.

Watervoorzieningsinstallaties

4.2.11.5.

Raakvlak voor watervoorziening

4.2.11.7.

Brandstof-voorzieningsinstallaties

4.2.11.6.

Specifieke eisen voor het stallen van treinen"

(28)

In punt 4.3.1 wordt tabel 16 vervangen door:

"Tabel 16

Raakvlakken met het subsysteem rollend materieel, TSI Goederenwagens

Raakvlak

Referentie TSI Infrastructuur

Referentie TSI Goederenwagens

Spoorwijdte

4.2.4.1.

Nominale spoorwijdte

4.2.4.6.

Spoorstaafkopprofielen voor hoofdspoor

4.2.5.1.

Ontwerpgeometrie van wissels en kruisingen

4.2.8.6.

Onmiddellijke actiegrenswaarden voor wissels en kruisingen

4.2.3.6.2.

Eigenschappen van wielstellen

4.2.3.6.3.

Eigenschappen van wielen

Profiel

4.2.3.1.

Profiel van vrije ruimte

4.2.3.2.

Minimumspoorafstand

4.2.3.5.

Minimumboogstraal voor bochten in verticale alignementen

4.2.9.3.

Perronrandafstand

4.2.3.1.

Omgrenzingsprofiel

Aslast en -afstand

4.2.6.1.

Weerstand van het spoor tegen verticaal uitgeoefende krachten

4.2.6.3.

Weerstand van het spoor tegen dwarskrachten

4.2.7.1.

Weerstand van nieuwe bruggen tegen verkeersbelastingen

4.2.7.2.

Equivalente verticale belasting van nieuwe grondwerken en gronddrukeffecten op nieuwe kunstwerken

4.2.7.4.

Weerstand van bestaande bruggen en grondwerken tegen verkeersbelastingen

4.2.3.2.

Compatibiliteit met het draagvermogen van lijnen

Rijdynamicagedrag

4.2.8.

Onmiddellijke actiegrenswaarden voor spoorgeometriegebreken

4.2.3.5.2.

Rijdynamicagedrag

Langskrachten

4.2.6.2.

Weerstand van het spoor tegen langskrachten

4.2.7.1.5.

Belasting in langsrichting door optrekken en remmen

4.2.4.3.2.

Remvermogen

Minimumboogstraal

4.2.3.4.

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

4.2.2.1.

Mechanisch raakvlak

Bochten in verticale alignementen

4.2.3.5.

Minimumboogstraal voor bochten in verticale alignementen

4.2.3.1.

Omgrenzingsprofiel"

(29)

In punt 4.3.4 wordt tabel 19 wordt vervangen door:

"Tabel 19

Raakvlakken met het subsysteem exploitatie en verkeersleiding

Raakvlak

Referentie TSI Infrastructuur

Referentie TSI Exploitatie en verkeersleiding

Rijstabiliteit

4.2.11.2.

Equivalente coniciteit in exploitatie

4.2.3.4.4.

Operationele kwaliteit

Gebruik van wervelstroomremmen

4.2.6.2.

Weerstand van het spoor tegen langskrachten

4.2.2.6.2.

Remvermogen

Zijwind

4.2.10.2.

Zijwindeffect

4.2.3.6.3.

Noodvoorzieningen

Exploitatievoorschriften

4.4.

Exploitatievoorschriften

4.2.1.2.2.2.

Wijzigingen van de informatie in de routebeschrijving

4.2.3.6.

Gestoord bedrijf

Bekwaamheden van het personeel

4.6.

Vakbekwaamheden

2.2.1.

Personeel en treinen";

(30)

In punt 1) van punt 4.4 wordt de formulering "artikel 18, lid 3, en beschreven in bijlage VI (punt I.2.4) bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de formulering "artikel 15, lid 4, en als beschreven in bijlage IV (punt 2.4) van Richtlijn (EU) 2016/797";

(31)

Punt 4.5.2 wordt vervangen door:

"4.5.2.   Onderhoudsplan

De infrastructuurbeheerder moet beschikken over een onderhoudsplan waarin de in punt 4.5.1 genoemde elementen zijn opgenomen, aangevuld met de volgende informatie:

a)

de verschillende interventie- en alarmgrenswaarden,

b)

een verklaring omtrent de methoden, de vakbekwaamheid van het personeel en de benodigde persoonlijke veiligheidsapparatuur die moet worden gebruikt,

c)

de voorschriften ter beveiliging van personeel dat op of nabij het spoor werkzaam is,

d)

de middelen om te controleren dat de exploitatiegrenswaarden worden nageleefd,

e)

de genomen maatregelen om bij snelheden boven 250 km/h het risico op opvliegend ballast te beperken.";

(32)

In punt 4.7 wordt punt 1) vervangen door:

"1)

De gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden van het personeel dat het subsysteem infrastructuur bedient en onderhoudt, moeten aan de relevante Europese en nationale regelgeving voldoen.";

(33)

Punt 5.3.2, punt 2), onder b), wordt vervangen door:

"b)

bij 3 000 000 normale belastingcycli in een scherpe bocht mogen de prestaties van de spoorstaafbevestiging niet meer veranderen dan:

20 % op het gebied van klemkracht,

25 % op het gebied van verticale stijfheid,

een vermindering van meer dan 20 % op het gebied van doorschuifweerstand.

Een normale belasting stemt overeen met:

de maximale aslast waarvoor het spoorstaafbevestigingssysteem is ontworpen,

de combinatie van spoorstaaf, spoorstaafneiging, onderlegplaten en het type dwarsliggers waarmee het bevestigingssysteem mag worden gebruikt.";

(34)

Punt 6.1.4.1 wordt vervangen door:

"6.1.4.1   Interoperabiliteitsonderdelen onderworpen aan andere EU-richtlijnen

"1.

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 wordt, voor interoperabiliteitsonderdelen waarop andere rechtshandelingen van de Unie betreffende andere aspecten van toepassing zijn, in de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik aangegeven dat de interoperabiliteitsonderdelen eveneens aan de eisen van die andere rechtshandelingen voldoen;

2)

in overeenstemming met bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/250 van de Commissie (*2) bevat de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik een lijst van beperkingen of gebruiksvoorwaarden.

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/250 van 12 februari 2019 van de Commissie inzake de modellen voor EG-verklaringen en certificaten voor interoperabiliteitsonderdelen en -subsystemen, het model voor de verklaring van conformiteit met een vergund voertuigtype en de EG-keuringsprocedures voor subsystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 en tot intrekking van Verordening (EU) van de Commissie nr. 201/2011 (PB L 42 van 13.2.2019, blz. 9).";"

(35)

In punt 6.2.1, punt 1), wordt de verwijzing naar "artikel 18 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(36)

In punt 6.2.1 wordt punt 6) vervangen door:

"6.

De aanvrager stelt voor het subsysteem infrastructuur de EG-keuringsverklaring op overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797.";

(37)

In punt 6.2.4 wordt het volgende punt toegevoegd na punt 6.2.4.14:

"6.2.4.15.   Beoordeling van de compatibiliteit met remsystemen

De beoordeling van de eisen in punt 2) van punt 4.2.6.2.2 is niet vereist.";

(38)

In punt 6.4 wordt punt 3) vervangen door:

"3.

De aangemelde instantie moet in het bij artikel 15, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 vereiste technisch dossier verwijzen naar het in punt 4.5.1 van deze TSI vereiste onderhoudsdossier."

(39)

In punt 6.5.2, punt 2), wordt de verwijzing naar "artikel 17 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "artikel 14 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(40)

De eerste alinea van punt 7 boven punt 7.1 wordt vervangen door:

"De lidstaten stellen een nationaal plan op voor de tenuitvoerlegging van deze TSI, rekening houdend met de coherentie van het hele spoorwegsysteem van de Europese Unie. Dit plan moet alle projecten omvatten voor de ontwikkeling, vernieuwing of verbetering van het subsysteem infrastructuur, overeenkomstig de gegevens uit de punten 7.1 t/m 7.7 hieronder.";

(41)

Punt 7.3.1 wordt vervangen door:

"7.3.1.   Verbetering of vernieuwing van een lijn

(1)

Overeenkomstig artikel 2, punt 14, van Richtlijn (EU) 2016/797 betekent "verbetering" grote werkzaamheden waarbij een subsysteem of een deel daarvan aanzienlijk wordt gewijzigd, die een aanpassing vergen van het technisch dossier dat de EG-keuringsverklaring vergezelt, indien er een technisch dossier bestaat, en die zorgen voor een verbetering van de algemene prestaties van het subsysteem.

(2)

Het subsysteem infrastructuur van een lijn wordt in de context van deze TSI geacht te zijn verbeterd wanneer ten minste de in punt 4.2.1 gedefinieerde prestatieparameters inzake aslast of profiel zijn verbeterd om aan de eisen van een andere verkeerscode te voldoen.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, punt 15, van Richtlijn (EU) 2016/797 betekent "vernieuwing" grote vervangingswerkzaamheden waarbij een subsysteem of een deel daarvan wordt gewijzigd en die geen wijziging van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben.

(4)

In dit kader wordt onder belangrijke vervangingswerkzaamheden een project verstaan waarbij elementen van een lijn of een onderdeel van een lijn systematisch worden vervangen. In tegenstelling tot een vervanging in het kader van onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in punt 7.3.3 hierna, biedt een vernieuwingsproject de gelegenheid de lijn in overeenstemming te brengen met de TSI. Een vernieuwing is hetzelfde als een verbetering, maar zonder wijziging van de prestatieparameters.

(5)

De verbetering of vernieuwing van het subsysteem infrastructuur kan betrekking hebben op het hele subsysteem op een bepaalde lijn of op bepaalde delen van dat subsysteem. Overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Richtlijn (EU) 2016/797 onderzoekt de nationale veiligheidsinstantie het project en beslist zij of er een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist is.

(6)

Wanneer een nieuwe vergunning is vereist, moeten de delen van het subsysteem infrastructuur die zijn verbeterd of vernieuwd, voldoen aan deze TSI en zijn zij onderworpen aan de procedure van artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797, tenzij op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2016/797 wordt toegestaan deze TSI niet toe te passen.

(7)

Wanneer er geen nieuwe vergunning voor indienststelling vereist is, wordt naleving van deze TSI aanbevolen. Indien naleving niet mogelijk is, informeert de aanbestedende dienst de lidstaat over de redenen hiervan.";

(42)

Punt 7.3.2 wordt geschrapt;

(43)

In punt 7.3.3 wordt punt 4) vervangen door:

"4.

In dergelijke gevallen wordt opgemerkt dat de bovenstaande onderdelen afzonderlijk de conformiteit van het hele subsysteem niet kunnen waarborgen. Slechts wanneer alle onderdelen aan de eisen van deze TSI voldoen, is er sprake van conformiteit van een subsysteem.";

(44)

Punt 7.6 wordt vervangen door:

"7.6.   Controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten voor het eerste gebruikt van het vergunde voertuig

De procedure die moet worden gevolgd en de parameters van het subsysteem infrastructuur die moeten worden gebruikt door de spoorwegonderneming voor de controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten, zijn beschreven in punt 4.2.2.5 en aanhangsel D1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie (*3).

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5)";"

(45)

In punt 7.7, na punt b) en boven deel 7.7.1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Alle specifieke gevallen en de looptijd daarvan worden opnieuw bekeken bij toekomstige herzieningen van de TSI teneinde het technisch en geografisch toepassingsgebied daarvan te beperken op basis van de beoordeling van hun impact op de veiligheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdend verkeer, TEN-T-corridors en de praktische en economische impact van het behouden of opheffen van die gevallen, Er wordt met name rekening gehouden met de beschikbaarheid van EU-financiering.

Specifieke gevallen worden beperkt tot de route of het netwerk waarvoor ze strikt noodzakelijk zijn, rekening houdend met de procedures inzake de compatibiliteit van doorgaande routes.";

(46)

In punt 7.7.2.1 wordt de tweede alinea vervangen door:

"Voor perronhoogten van 550 mm en 760 mm wordt de conventionele waarde bq0 van de perronrandafstand berekend volgens de volgende formules:";

(47)

In punt 7.7.8.1 wordt de titel "Perronhoogte (4.2.9.3)" vervangen door "Perronhoogte (4.2.9.2)";

(48)

Punt 2) van punt 7.7.11.1 wordt geschrapt;

(49)

Punt 7.7.13.5 wordt vervangen door:

"7.7.13.5.   Perronhoogte (4.2.9.2)

P-gevallen

Bij een nominale spoorwijdte van 1 668 mm is voor verbeterde of vernieuwde perrons een normale perronhoogte van 685 mm (algemeen gebruik) of 900 mm (stads- en voorstadsverkeer) boven het loopvlak toegestaan voor boogstralen van respectievelijk > 300 m of > 350 m.";

(50)

In aanhangsel A wordt tabel 36 vervangen door:

"Tabel 36

Keuring van interoperabiliteitsonderdelen in het kader van de EG-conformiteitsbeoordeling

Te beoordelen eigenschappen

Beoordeling tijdens de onderstaande stadia

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Productiefase

fabricage-proces + producttest

Ontwerp-toetsing

Beoordeling fabricage-proces

Type-keuring

Kwaliteit van het product

(serieproductie)

5.3.1.

Spoorstaaf

 

 

 

 

5.3.1.1.

Spoorstaafkopprofiel

X

n.v.t.

X

X

5.3.1.2.

Spoorstaafstaal

X

X

X

X

5.3.2.

Spoorstaafbevestigings-systemen

n.v.t.

n.v.t.

X

X

5.3.3.

Dwarsliggers

X

X

n.v.t.

X"

(51)

In aanhangsel B, tabel 37, wordt de rij "Weerstand van het spoor tegen langskrachten" vervangen door:

Te beoordelen eigenschappen

Ontwerptoetsing

Assemblage voor de indienststelling

Bijzondere keuringsprocedures

"Weerstand van het spoor tegen langskrachten (4.2.6.2)

X

n.v.t.

6.2.5

6.2.4.15"

(52)

In Aanhangsel C2 wordt punt c) vervangen door:

"c)

Spoorstaafondersteuning";

(53)

Aanhangsel E wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tweede alinea wordt vervangen door:

"De EN-lijncategorie is een functie van asbelasting en geometrische aspecten ten opzichte van de asafstand. De EN-lijncategorieën zijn omschreven in bijlage A bij EN 15528:2015.";

b)

tabel 38 wordt vervangen door:

"Tabel 38

EN-lijncategorie — Toegestane snelheid (1) (6) (km/h) — Passagiersverkeer

Verkeerscode

Passagiersrijtuigen (m.i.v. passagiers-, bagage- en autorijtuigen) en lichte goederenwagens (2) (3)

Locomotieven en krachtvoertuigen (2)(4)

Elektrische of dieselmotorstellen, tractiematerieel en motorwagens (2) (3)

P1

n.v.t. (12)

n.v.t. (12)

Open punt

P2

n.v.t. (12)

n.v.t. (12)

Open punt

P3a (> 160 km/h)

A — 200

B1 — 160

D2 — 200 (11)

Open punt

P3b (≤ 160 km/h)

B1 — 160

D2 — 160

C2 (8) — 160

D2 (9) — 120

P4a (> 160 km/h)

A — 200

B1 — 160

D2 — 200 (11)

Open punt

P4b (≤ 160 km/h)

A — 160

B1 — 140

D2 — 160

B1 (7) — 160

C2 (8) — 140

D2 (9) — 120

P5

B1 — 120

C2 — 120 (5)

B1 (7) — 120

P6

a12

P1520

Open punt

P1600

Open punt"

c)

noot (1) wordt vervangen door:

"(1)

De in de tabel weergegeven snelheden zijn de vereiste maximumsnelheden voor de lijn en mogen in overeenstemming met de eisen in punt 12) van punt 4.2.1 lager zijn. Bij de controle van individuele kunstwerken op de lijn mag rekening worden gehouden met het type voertuig en de plaatselijk toegestane snelheid.";

d)

noot (2) wordt vervangen door:

"(2)

Passagiersrijtuigen (met inbegrip van rijtuigen, bagagewagens en autorijtuigen), overige voertuigen, locomotieven, krachtvoertuigen, elektrische en dieselmotorstellen, tractiematerieel en motorwagens zijn gedefinieerd in de TSI LOC&PAS. Lichte goederenwagens zijn gedefinieerd als bagagewagens, maar mogen ook worden opgenomen in treinen die niet voor het vervoer van passagiers zijn bedoeld.";

e)

noot (10) wordt geschrapt;

f)

de volgende noot (12) wordt toegevoegd:

"(12)

Rekening houdend met de ontwikkelingen op het gebied van exploitatie is het niet nodig geharmoniseerde eisen vast te stellen om een adequaat niveau van interoperabiliteit voor dit type voertuigen voor P1- en P2-verkeerscodes tot stand te brengen.";

(54)

Aanhangsel F wordt als volgt gewijzigd:

a)

tabel 40 wordt vervangen door:

"Tabel 40

RA-nummer — Toegestane snelheid (1) (5) (mijl per uur) — Passagiersverkeer

Verkeerscode

Passagiersrijtuigen (m.i.v. passagiers-, bagage- en autorijtuigen) en lichte goederenwagens (2) (3) (6)

Locomotieven en krachtvoertuigen (2) (4)

Elektrische of dieselmotorstellen, tractiematerieel en motorwagens (2) (3) (6)

P1

n.v.t. (11)

n.v.t. (11)

Open punt

P2

n.v.t. (11)

n.v.t. (11)

Open punt

P3a (> 160 km/h)

RA1 — 125

RA2 — 90

RA7 — 125 (7)

RA8 — 110 (7)

RA8 — 100 (8)

RA5 — 125 (9)

Open punt

P3b (≤ 160 km/h)

RA1 — 100

RA2 — 90

RA8 — 100 (8)

RA5 — 100 (9)

RA3 — 100

P4a (> 160 km/h)

RA1 — 125

RA2 — 90

RA7 — 125 (7)

RA7 — 100 (8)

RA4 — 125 (9)

Open punt

P4b (≤ 160 km/h)

RA1 — 100

RA2 — 90

RA7 — 100 (8)

RA4 — 100 (9)

RA3 — 100

P5

RA1 — 75

RA5 — 75 (8) (10)

RA4 — 75 (9) (10)

RA3 — 75

P6

RA1

P1600

Open punt"

b)

noot (1) wordt vervangen door:

"(1)

De in de tabel weergegeven snelheden zijn de vereiste maximumsnelheden voor de lijn en mogen in overeenstemming met de eisen in punt 12) van punt 4.2.1 lager zijn. Bij de controle van individuele kunstwerken op de lijn mag rekening worden gehouden met het type voertuig en de plaatselijk toegestane snelheid.";

c)

noot (2) wordt vervangen door:

"(2)

Passagiersrijtuigen (met inbegrip van rijtuigen, bagagewagens en autorijtuigen), overige voertuigen, locomotieven, krachtvoertuigen, elektrische en dieselmotorstellen, tractiematerieel en motorwagens zijn gedefinieerd in de TSI LOC&PAS. Lichte goederenwagens zijn gedefinieerd als bagagewagens, maar mogen ook worden opgenomen in treinen die niet voor het vervoer van passagiers zijn bedoeld.";

d)

de volgende noot (11) wordt toegevoegd:

"(11)

Rekening houdend met de ontwikkelingen op het gebied van exploitatie is het niet nodig geharmoniseerde eisen vast te stellen om een adequaat niveau van interoperabiliteit voor dit type voertuigen voor P1- en P2-verkeerscodes tot stand te brengen.";

(55)

In aanhangsel K wordt de vierde alinea boven tabel 45 geschrapt;

(56)

Aanhangsel L wordt geschrapt;

(57)

In aanhangsel P wordt de tweede alinea van punt P3 vervangen door de volgende tekst in normale lettertekens:

"De boogstraal van verticale bochten Rv is beperkt tot 500 m. Hoogten van maximaal 80 mm worden beschouwd als nul binnen een straal Rv van 500 m tot 625 m.";

(58)

In aanhangsel Q wordt tabel 47 wordt vervangen door:

"Tabel 47

Aangemelde nationale technische voorschriften voor specifieke gevallen in het Verenigd Koninkrijk — Groot-Brittannië

Specifiek geval

TSI-punt

Eis

NTR ref.

NTR titel

7.7.17.1

4.2.1: tabel 2 en tabel 3

Lijncategorieën: Profiel

GI/RT7073

Eisen inzake de positie van infrastructuur en de omschrijving en het behoud van vrije ruimten

GE/RT8073

Eisen inzake de toepassing van standaardomgrenzingsprofielen

GI/RT7020

GB-eisen inzake perronhoogte, perronrandafstand en perronbreedte

7.7.17.2 & 7.7.17.9

4.2.3.1 & 6.2.4.1

Profiel van vrije ruimte

GI/RT7073

Eisen inzake de positie van infrastructuur en de omschrijving en het behoud van vrije ruimten

GE/RT8073

Eisen inzake de toepassing van standaardomgrenzingsprofielen

GI/RT7020

GB-eisen inzake perronhoogte, perronrandafstand en perronbreedte

7.7.17.3 & 7.7.17.10

4.2.3.2: Tabel 4 & 6.2.4.2

Minimum-spoorafstand

GI/RT7073

Eisen inzake de positie van infrastructuur en de omschrijving en het behoud van vrije ruimten

7.7.17.4

4.2.5.3 & aanhangsel J

Maximaal toegestane ongeleide opening van een vast kruisstukhart

GC/RT5021

Eisen voor het spoorsysteem

GM/RT2466

Treinwielstellen

7.7. 17.6

4.2.9.2

Perronhoogte

GI/RT7020

GB-eisen inzake perronhoogte, perronrandafstand en perronbreedte

7.7. 17.7 & 7.7. 17.11

4.2.9.3 & 6.2.4.11

Perronrandafstand

GI/RT7020

GB-eisen inzake perronhoogte, perronrandafstand en perronbreedte

GI/RT7073

Eisen inzake de positie van infrastructuur en de omschrijving en het behoud van vrije ruimten"

(59)

Aanhangsel R wordt vervangen door:

"Aanhangsel R

Lijst van open punten

(1)

De onmiddellijke actiegrenswaarde voor alleenstaande richtingsfouten voor snelheden boven 300 km/h (4.2.8.1).

(2)

De onmiddellijke actiegrenswaarde voor alleenstaande langsnivelleringsfouten voor snelheden boven 300 km/h (4.2.8.2).

(3)

De minimaal toegestane waarde van de spoorafstand voor het standaardprofiel van vrije ruimte IRL3 is een open punt (7.7.18.2).

(4)

EN-lijncategorie — Toegestane snelheid (km/h) voor verkeerscodes P1 (motorstellen), P2 (motorstellen), P3a (motorstellen), P4a (motorstellen), P1520 (alle voertuigen), P1600 (alle voertuigen), F1520 (alle voertuigen) en F1600 (alle voertuigen) in aanhangsel E, tabellen 38 en 39.

(5)

RA-nummer — Toegestane snelheid (km/h) voor verkeerscodes P1 (motorstellen), P2 (motorstellen), P3a (motorstellen), P4a (motorstellen), P1600 (alle voertuigen) en F1600 (alle voertuigen) in aanhangsel F, tabellen 40 en 41.

(6)

Voorschriften en tekeningen met betrekking tot profielen IRL1, IRL2 en IRL3 zijn een open punt (aanhangsel O).

(7)

De eisen ter beperking van het risico op opvliegend ballast voor snelheden boven 250 km/h.
;

(60)

In aanhangsel S wordt tabel 48 vervangen door:

"Tabel 48

Termen

Gedefinieerde term

TSI-punt

Definitie

Referentiepunt (RP)/

Praktischer Herzpunkt/

Pointe de coeur

4.2.8.6

Fysieke einde van een V-kruising. Het verband tussen het referentiepunt (RP) en het snijpunt (IP) is weergegeven in figuur 2.

Alarmgrens/

Auslösewert/

Limite d'alerte

4.5.2

Een waarde die bij overschrijden aanleiding geeft tot een analyse van de spoorgeometrie en opname in de planning voor geregeld onderhoud.

Aslast/

Achsfahrmasse/

Charge à l'essieu

4.2.1, 4.2.6.1

Som van de door een wielstel of een paar onafhankelijke wielen op het spoor uitgeoefende statische verticale wieldruk, gedeeld door de zwaartekrachtversnelling.

Van adhesieomstandigheden onafhankelijke remsystemen"

4.2.6.2.2

"Van adhesieomstandigheden onafhankelijke remsystemen" verwijst naar alle remsystemen die in staat zijn een remkracht te ontwikkelen die wordt uitgeoefend op het spoor, onafhankelijk van de adhesie tussen wiel en spoorstaaf (bv. magnetische remsystemen en wervelstroomremsystemen)

Verkanting/

Überhöhung/

Dévers de la voie

4.2.4.2

4.2.8.5

Hoogteverschil tussen de twee spoorstaven van één spoor ten opzichte van de horizon op een bepaald punt, gemeten in het midden van de spoorstaafkop.

Verkantingstekort/Überhöhungsfehlbetrag/Insuffisance de devers

4.2.4.3

Het verschil in mm tussen de toegepaste verkanting en een hogere evenwichtsverkanting.

Puntstukhart/

Starres Herzstück/

Coeur de croisement

4.2.8.6

Onderdeel dat zorgt voor de snijding van twee tegengestelde buitenkanten van spoorstaven van wissels en kruisingen, met een V-kruising en twee puntstukvleugels.

Zijwind/

Seitenwind/

Vents traversiers

4.2.10.2

Sterke zijwaartse wind die de veilige exploitatie van het treinverkeer op een lijn in het gedrang kan brengen.

Ontwerpwaarde/

Planungswert/

Valeur de conception

4.2.3.4, 4.2.4.2, 4.2.4.5, 4.2.5.1, 4.2.5.3

Theoretische waarde zonder fabricage-, constructie- of onderhoudstolerantie.

Ontwerpspoorwijdte/

Konstruktionsspurweite/

Ecartement de conception de la voie

5.3.3

Een eenduidige waarde die wordt verkregen wanneer alle componenten van het spoor precies voldoen aan hun ontwerpafmetingen of hun mediane ontwerpafmeting wanneer er sprake is van een reeks afmetingen.

Minimumspoorafstand/

Gleisabstand/

Entraxe de voies

4.2.3.2

De afstand tussen punten op de hartlijnen van de twee betrokken sporen, gemeten parallel met het loopvlak van het referentiespoor, namelijk het spoor met de kleinste verkanting.

Dynamische dwarskrachten/Dynamische Querkraft/

Effort dynamique transversal

4.2.6.3

De som van de door een wielstel in de dwarsrichting op een spoor uitgeoefende dynamische krachten.

Grondwerken/

Erdbauwerke/

Ouvrages en terre

4.2.7.2, 4.2.7.4

Bedding en grondkerende constructie waarop de verkeersbelasting wordt uitgeoefend.

EN-lijncategorie/

EN Streckenklasse/

EN Catégorie de ligne

4.2.7.4, aanhangsel E

Het resultaat van het in EN 15528:2015, bijlage A, uiteengezette classificatieproces dat in die norm is omschreven als "lijncategorie". Dit is een weergave van de verticale krachten die in normaal bedrijf door voertuigen op een lijn of baanvak mogen worden uitgeoefend.

Equivalente coniciteit/

Äquivalente Konizität/

Conicité équivalente

4.2.4.5, 4.2.11.2

De tangens van de kegelhoek van een wielstel met conische wielen, waarvan de dwarsbeweging dezelfde veterloopgolflengte heeft als het gegeven wielstel op recht spoor en in bochten met een grote straal.

Bescherming van vaste puntstukvoorkanten/

Leitweite/

Cote de protection de pointe

4.2.5.3, aanhangsel J

Afstand tussen de puntstukvoorkant en de strijkregel (zie afmeting nr. 2 op figuur 10 hieronder).

Geleidingsgroefdiepte/

Rillentiefe/

Profondeur d'ornière

4.2.8.6

Afstand tussen het loopvlak en de bodem van de geleidingsgroef (zie afmeting nr. 6 op figuur 10 hieronder).

Geleidingsgroefbreedte/

Rillenweite/

Largeur d'ornière

4.2.8.6

Afstand tussen een looprail en een parallelle strijkregel of puntstukvleugel (zie afmeting nr. 5 op figuur 10 hieronder).

Vrije wieldoorgang aan het begin van de strijkregel/puntstukvleugel/

Freier Raddurchlauf im Radlenker-Einlauf/Flügelschienen-Einlauf/Côte d'équilibrage du contre-rail

4.2.8.6

Afstand tussen de voorkant van een strijkregel of een puntstukvleugel en de looprail aan de andere zijde van het spoor, gemeten bij het begin van de respectievelijk strijkregel of de puntstukvleugel.

(Zie afmeting nr. 4 op figuur 10 hieronder). De voorkant van de strijkregel of puntstukvleugel is het punt waarop het wiel in contact mag komen met de strijkregel of de puntstukvleugel.

Vrije wieldoorgang aan de puntstukvoorkant/

Freier Raddurchlauf im Bereich der Herzspitze/

Cote de libre passage dans le croisement

4.2.8.6

Afstand tussen de voorzijde van de kruispuntstukvleugel en de strijkregel aan de andere zijde van het spoor (zie afstand nr. 3 op figuur 10 hieronder).

Vrije wieldoorgang in wissels/Freier Raddurchlauf im Bereich der Zungen-vorrichtung/Côte de libre passage de l'aiguillage

4.2.8.6

Afstand van de loopzijde van een wisseltong tot de achterzijde van de tegenoverliggende wisseltong (zie afmeting nr. 1 op figuur 10 hieronder).

Profiel/

Begrenzungslinie/

Gabarit

4.2.1,

4.2.3.1

Aantal voorschriften met een referentieomgrenzingsprofiel en de berekeningsmethode daarvoor aan de hand waarvan de buitenafmetingen van een voertuig en de nodige vrije ruimte van de infrastructuur worden bepaald.

HBW

5.3.1.2

De niet-SI-eenheid voor staalhardheid als gedefinieerd in EN ISO 6506-1:2005 Metalen — Hardheidsmeting volgens Brinell. Beproevingsmethode.

Meerhoogte strijkregel/

Radlenkerüberhöhung/

Surélévation du contre rail

4.2.8.6,

aanhangsel J

Hoogte van de strijkregel boven het loopvlak (zie afmeting 7 op figuur 14 hieronder).

Onmiddellijke actiegrenswaarde/Soforteingriffsschwelle/

Limite d'intervention immédiate

4.2.8, 4.5

De waarde die bij overschrijding aanleiding geeft tot maatregelen om het risico op ontsporing tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Infrastructuurbeheerder/

Betreiber der Infrastruktur/

Gestionnaire de l'Infrastructure

4.2.5.1, 4.2.8.3, 4.2.8.6, 4.2.11.2 4.4, 4.5.2, 4.6, 4.7, 6.2.2.1, 6.2.4, 6.4

Als gedefinieerd in artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75 van 15.3.2001, blz. 29).

Exploitatiewaarden/

Wert im Betriebszustand/

Valeur en exploitation

4.2.8.5, 4.2.11.2

Op een willekeurig moment na de ingebruikneming van de infrastructuur gemeten waarde.

Snijpunt (IP)/

Theoretischer Herzpunkt/

Point d'intersection théorique

4.2.8.6

Theoretisch snijpunt van de buitenkanten in het hart van de kruising (zie figuur 2).

Interventiegrens/Eingriffsschwelle/

Valeur d'intervention

4.5.2

De waarde die bij overschrijding aanleiding geeft tot correctief onderhoud om te voorkomen dat de onmiddellijke actiegrenswaarde nog voor de volgende inspectie wordt bereikt.

Alleenstaande afwijking/

Einzelfehler/

Défaut isolé

4.2.8

Een plaatselijke afwijking in de spoorgeometrie zonder ruimtelijk periodisch karakter.

Lijnsnelheid/

Streckengeschwindigkeit/

Vitesse de la ligne

4.2.1

Maximumsnelheid waarvoor een lijn is ontworpen.

Onderhoudsdossier/

Instandhaltungsdossier/

Dossier de maintenance

4.5.1

Informatie uit het technisch dossier inzake de gebruiksvoorwaarden en -beperkingen en de onderhoudsinstructies.

Onderhoudsplan/

Instandhaltungsplan/

Plan de maintenance

4.5.2

Een aantal documenten waarin de door de infrastructuurbeheerder vastgestelde procedures voor het onderhoud van de infrastructuur zijn beschreven.

Multirailspoor/

Mehrschienengleis/

Voie à multi écartement

4.2.2.2

Een spoor met meer dan twee rails waarvan minstens twee paar rails zijn ontworpen om te worden gebruikt als afzonderlijk enkelspoor, al dan niet met een verschillende spoorwijdte.

Nominale spoorwijdte/Nennspurweite/

Ecartement nominal de la voie

4.2.4.1

Een eenduidige waarde voor de spoorwijdte, die evenwel kan afwijken van de ontwerpspoorwijdte.

Normale exploitatie/

Regelbetrieb/

Service régulier

4.2.2.2

4.2.9

De spoorwegexploitatie volgens een vastgestelde dienstregeling.

Passieve voorziening/

Vorsorge für künftige Erweiterungen/Réservation pour extension future

4.2.9

Vrijwaring van een mogelijke toekomstige fysieke uitbreiding van de infrastructuur (bv. verlengen van de perrons).

Prestatieparameter/

Leistungskennwert/

Paramètre de performance

4.2.1

Parameter die een TSI-lijncategorie beschrijft en wordt gebruikt als basis voor het ontwerp van onderdelen van het subsysteem infrastructuur en om het prestatieniveau van de lijn weer te geven.

Hoofdspoor/

Freie Strecke/

Voie courante

4.2.4.5

4.2.4.6

4.2.4.7

Baanvak zonder wissels en kruisingen.

Terugloop/

Spitzenbeihobelung/

Dénivelation de la pointe de cœur

4.2.8.6

De referentielijn in een vast puntstukhart kan afwijken van de theoretische referentielijn. Vanaf een bepaalde afstand van het puntstuk kan de referentielijn van de V, naargelang het ontwerp, van deze theoretische lijn worden afgebogen, weg van de wielflens, om te vermijden dat beide met elkaar in contact komen. Deze variante wordt weergegeven in figuur 2.

Spoorstaafneiging/Schienenneigung/

Inclinaison du rail

4.2.4.5

4.2.4.7

Een hoek gevormd door de neiging van de spoorstaafkop van de bevestigde spoorstaaf ten opzichte van de spoorstaafspiegel (loopvlak), gelijk aan de hoek tussen de symmetrieas van de spoorstaaf (of van een equivalente symmetrische spoorstaaf met hetzelfde spoorstaafkopprofiel) en de loodrechte op de spoorstaafspiegel.

Onderlegger/

Schienenzwischenlage/

Semelle sous rail

5.3.2

Een verende laag tussen de spoorstaaf en de ondersteunende dwarsligger of de steunplaat

Tegenbocht/

Gegenbogen/

Courbes et contre-courbes

4.2.3.4

Twee op elkaar volgende bochten met een tegengestelde richting of kromming

Vrijeruimteprofiel/

Lichtraum/

Gabarit des obstacles

4.2.3.1

De ruimte rond het referentiespoor waarbinnen zich met het oog op een veilige exploitatie op het referentiespoor geen voorwerpen of infrastructuur mogen bevinden, noch treinen op aangrenzende sporen. Deze wordt overeenkomstig de toepasselijke regels bepaald op basis van het referentieprofiel.

Mobiel hartstuk

4.2.5.2

In het kader van een "gemeenschappelijke kruising met beweegbare punt" verwijst de term "mobiel hartstuk" naar het deel van de kruising dat de V vormt en dat wordt bewogen om een doorlopende buitenkant te bekomen op de hoofd- of zijlijn.

Wissel/

Zungenvorrichtung/

Aiguillage

4.2.8.6

Een spoortoestel bestaande uit twee vaste spoorstaven (aanslagspoorstaven) en twee beweegbare benen (wisseltongen) om treinen van het ene spoor naar het andere te geleiden.

Wissels en kruisingen/

Weichen und Kreuzungen/

Appareil de voie

4.2.4.5, 4.2.4.7, 4.2.5, 4.2.6, 4.2.8.6, 5.2, 6.2.4.4, 6.2.4.8, 6.2.5.2, 7.3.3, aanhangsels C en D

Het geheel van wissels en individuele kruisingen en de rails die deze met elkaar verbinden.

Doorgaand spoor/

Stammgleis/

Voie directe

aanhangsel D

De route die bij wissels en kruisingen het alignement van het spoor volgt.

Spoorontwerp

4.2.6, 6.2.5,

aanhangsels C en D

Het spoorontwerp bestaat uit dwarsdoorsneden waarin de basisafmetingen en spooronderdelen (bv. spoorstaven, spoorstaafbevestigingen, dwarsliggers, ballast) worden vastgesteld, die samen worden gebruikt met de exploitatieomstandigheden die van invloed zijn op krachten i.v.m. punt 4.2.6, zoals aslast, snelheid en boogstraal van horizontale bochten.

Spoorwijdte/

Spurweite/

Ecartement de la voie

4.2.4.1, 4.2.4.5, 4.2.8.4, 5.3.3, 6.1.5.2, 6.2.4.3, aanhangsel H

De kleinste afstand tussen de loodrechte lijnen op de rijspiegel die het spoorstaafkopprofiel snijden op een afstand tussen 0 en 14 mm onder het loopvlak.

Scheluwte/

Gleisverwindung/

Gauche

4.2.7.1.6

4.2.8.3, 6.2.4.9,

Scheluwte is het algebraïsche verschil tussen twee dwarsvlakken op een gedefinieerde afstand, meestal uitgedrukt als een gradiënt tussen de twee meetvlakken.

Treinlengte/

Zuglänge/

Longueur du train

4.2.1

De toegestane lengte van een trein die in normale exploitatie op een lijn mag rijden.

Ongeleide opening van een kruisstukhart/

Führungslose Stelle/

Lacune dans la traversée

4.2.5.3, aanhangsel J

Deel van een kruisstukhart waar er geen wielgeleiding is, in EN 13232-3:2003 gedefinieerd als "ongeleide afstand".

Nuttige perronlengte/Bahnsteignutzlänge/

Longueur utile de quai

4.2.1, 4.2.9.1

De maximale doorlopende lengte van een perron waaraan een trein in normale omstandigheden moet stoppen om passagiers te laten in- en uitstappen, rekening houdend met een passende stoptolerantie.

Normale exploitatie betekent dat er geen sprake is van gestoord bedrijf (namelijk normale adhesie, werkende seinen, alle systemen functioneren naar behoren).";

(61)

In aanhangsel T wordt indexnummer 4 van tabel 49 vervangen door:

"4

EN 13848-1

Geometrische kwaliteit van het spoor — Deel 1: Beschrijving van de spoorgeometrie

(met amendement A1:2008)

2003

A1:2008

Onmiddellijke actiegrenswaarde voor scheluwte (4.2.8.3)"

(62)

In aanhangsel T wordt indexnummer 9 van tabel 49 vervangen door:

"9

EN 15528

Railtoepassingen — Klassenindeling van baanvakken — Aansluiting tussen belastbaarheid van voertuigen en baanvak

2015

Capaciteitseisen voor kunstwerken volgens de verkeerscode (aanhangsel E)"


(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Besluit 2014/880/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312)";

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/250 van 12 februari 2019 van de Commissie inzake de modellen voor EG-verklaringen en certificaten voor interoperabiliteitsonderdelen en -subsystemen, het model voor de verklaring van conformiteit met een vergund voertuigtype en de EG-keuringsprocedures voor subsystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 en tot intrekking van Verordening (EU) van de Commissie nr. 201/2011 (PB L 42 van 13.2.2019, blz. 9).";

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5)";"


BIJLAGE III

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1301/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 1.1 wordt vervangen door:

"1.1.   Technisch toepassingsgebied

Deze TSI betreft het subsysteem energie en een deel van het subsysteem onderhoud van het spoorwegsysteem in de Unie in overeenstemming met artikel 1 van Richtlijn (EU) 2016/797.

De subsystemen energie en onderhoud zijn gedefinieerd in respectievelijk de punten 2.2 en 2.8 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797.

Het technisch toepassingsgebied van deze TSI is nader gedefinieerd in artikel 2 van deze verordening.";

(2)

Punt 1.3, punten 1) en 2), worden vervangen door:

"1.

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 bepaalt deze TSI:

a)

het toepassingsgebied (hoofdstuk 2);

b)

de essentiële eisen waaraan het subsysteem energie en een deel van het subsysteem onderhoud moeten voldoen (hoofdstuk 3);

c)

de functionele en technische specificaties waaraan het subsysteem energie en een deel van het subsysteem onderhoud en de raakvlakken ervan met de overige subsystemen moeten voldoen (hoofdstuk 4);

d)

de interoperabiliteitsonderdelen en raakvlakken waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder Europese normen, die noodzakelijk zijn om interoperabiliteit binnen het spoorwegsysteem in de Europese Unie tot stand te brengen (hoofdstuk 5);

e)

per beoogd geval, de procedures die moeten worden gevolgd voor de beoordeling van hetzij de conformiteit, hetzij de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen of de EG-keuring van de subsystemen (hoofdstuk 6);

f)

de strategie voor de tenuitvoerlegging van de TSI (hoofdstuk 7);

g)

voor het betrokken personeel, de voor de exploitatie en het onderhoud van het subsysteem energie en voor de uitvoering van deze TSI vereiste beroepskwalificaties en vereiste gezondheids- en veiligheidsvoorschriften (hoofdstuk 4);

h)

de bepalingen die van toepassing zijn op het bestaande subsysteem energie, met name bij verbeteringen of vernieuwingen daarvan en, in zulke gevallen, op aanpassingen aan dat subsysteem waarvoor een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd;

i)

de door spoorwegondernemingen te controleren parameters van het subsysteem energie en de toe te passen procedures om die parameters te controleren tussen het moment waarop een vergunning om een voertuig in de handel te brengen is afgegeven en het eerste gebruik van dat voertuig, teneinde te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de trajecten waarop ze zullen worden ingezet.

2.

Overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 zijn in hoofdstuk 7 bepalingen opgenomen met betrekking tot specifieke gevallen.";

(3)

In punt 2.1, punt 3), en in punt 4.1, punt 1), wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(4)

In punt 4.2.11 wordt punt 4) vervangen door:

"4.

De curven gelden voor snelheden tot 360 km/h. Bij snelheden van meer dan 360 km/h gelden de in punt 6.1.3 uiteengezette procedures.";

(5)

In punt 4.4 wordt punt 1) vervangen door:

"(1)

De bedrijfsvoorschriften worden opgesteld in het kader van de procedures die zijn beschreven in het veiligheidsbeheersysteem van de infrastructuurbeheerder. In deze voorschriften wordt rekening gehouden met de documenten betreffende de exploitatie die deel uitmaken van het technisch dossier als vereist in artikel 15, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 en als omschreven in bijlage IV bij die richtlijn.";

(6)

In punt 5.1, punt 1) wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door een verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(7)

Punt 6.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1) wordt vervangen door:

"(1)

De aangemelde instantie voert op verzoek van de aanvrager EG-keuringen uit overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797 alsmede overeenkomstig de bepalingen van de relevante modules.";

b)

punt 4) wordt vervangen door:

"(4)

De aanvrager stelt de EG-keuringsverklaring voor het subsysteem energie op overeenkomstig artikel 15, lid 1, en bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797.";

(8)

Punt 6.3.2, punt c), wordt vervangen door:

"c)

voor deze interoperabiliteitsonderdelen, de reden(en) waarom de fabrikant geen EG-verklaring van conformiteit en/of geschiktheid voor het gebruik heeft overgelegd alvorens deze onderdelen in het subsysteem werden opgenomen, met inbegrip van de toepassing van de op grond van artikel 13 van Richtlijn (EU) 2016/797 aangemelde nationale voorschriften.";

(9)

In hoofdstuk 7 wordt de eerste alinea vervangen door:

"De lidstaten stellen een nationaal plan op voor de tenuitvoerlegging van deze TSI, rekening houdend met de coherentie van het hele spoorwegsysteem van de Europese Unie. Dit plan omvat alle projecten voor de ontwikkeling, verbetering of vernieuwing van het subsysteem energie, overeenkomstig de gegevens uit de punten 7.1 t/m 7.4 hieronder.";

(10)

In punt 7.2.1 wordt punt 3) geschrapt;

(11)

Punt 3.1, Inleiding, wordt als volgt gewijzigd:

"7.3.1.   Inleiding

Ingeval deze TSI op bestaande lijnen van toepassing zal zijn, moeten onverminderd punt 7.4 (specifieke gevallen) de volgende elementen worden overwogen:

a)

De verbetering of vernieuwing van het subsysteem energie kan betrekking hebben op het hele subsysteem op een bepaalde lijn of op slechts bepaalde delen van het subsysteem. Overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Richtlijn (EU) 2016/797 onderzoekt de nationale veiligheidsinstantie het project en beslist zij of er een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist is.

b)

Als een nieuwe vergunning vereist is, moeten de delen van het subsysteem energie die zijn verbeterd of vernieuwd, voldoen aan deze TSI en vallen zij onder de procedure van artikel 15 van Richtlijn (EU) 2016/797, tenzij op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2016/797 wordt toegestaan deze TSI niet toe te passen.

c)

Als een nieuwe vergunning voor dienststelling vereist is, moet de aanbestedende dienst de praktische maatregelen en faseringen van het project bepalen die nodig zijn om de vereiste prestatieniveaus te bereiken. Deze projectfasen kunnen overgangsperioden bevatten van ingebruikneming van installaties met beperkte prestaties.

d)

Als er geen nieuwe vergunning voor indienststelling vereist is, wordt naleving van deze TSI aanbevolen. Indien naleving niet mogelijk is, informeert de aanbestedende dienst de lidstaat over de redenen hiervan.";

(12)

In punt 7.3.2 wordt punt 2) geschrapt;

(13)

Er wordt een nieuw punt 7.3.5 toegevoegd:

"7.3.5.   Controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten voor het eerste gebruikt van het vergunde voertuig

De procedure die moet worden gevolgd en de parameters van het subsysteem energie die de spoorwegonderneming voor de controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten moet gebruiken, zijn beschreven in punt 4.2.2.5 en aanhangsel D1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 (*1).

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU van de Commissie (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).";"

(14)

Punt 7.4.1 wordt vervangen door:

"7.4.1.   Algemeen

(1)

De specifieke gevallen die in punt 7.4.2 worden vermeld, beschrijven speciale voorzieningen die nodig zijn en waarvoor toestemming wordt gegeven op specifieke spoorwegnetten van elke lidstaat.

(2)

Deze specifieke gevallen zijn als volgt ingedeeld:

"P"-gevallen: "permanente" gevallen,

"t"-gevallen: "tijdelijke" gevallen, waarbij wordt gepland dat het doelsysteem uiterlijk 31 december 2035 operationeel is.".

Alle specifieke gevallen en de looptijd daarvan worden opnieuw bekeken bij de voorbereiding van toekomstige herzieningen van de TSI teneinde het technisch en geografisch toepassingsgebied daarvan te beperken op basis van de beoordeling van hun impact op de veiligheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdend verkeer, TEN-T-corridors en de praktische en economische impact van het behouden of opheffen van die gevallen, Er wordt met name rekening gehouden met de beschikbaarheid van EU-financiering.

Specifieke gevallen worden beperkt tot de route of het netwerk waarvoor ze strikt noodzakelijk zijn, rekening houdend met de procedures inzake de compatibiliteit van doorgaande routes.".


(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU van de Commissie (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).";"


BIJLAGE IV

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1302/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de verwijzing naar "artikel 1 van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de verwijzing naar "artikel 1 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

de verwijzing naar "bijlage II, punt 2.7, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de verwijzing naar "punt 2.7 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797";

c)

de tekst "punten 1.2 en 2.2 van bijlage I bij Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de tekst "punt 2 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797";

d)

de tekst "artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de tekst "artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(2)

De punten 1.2 en 1.3 worden vervangen door:

"1.2.   Geografisch toepassingsgebied

Het geografische toepassingsgebied van deze TSI is het spoorwegsysteem van de Unie, zoals vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797, met uitsluiting van de in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde gevallen.

1.3.   Inhoud van deze TSI

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 bepaalt deze TSI:

a)

het beoogde toepassingsgebied (hoofdstuk 2);

b)

de essentiële eisen waaraan het subsysteem rollend materieel "Locomotieven en reizigerstreinen" en zijn interfaces met andere subsystemen moeten voldoen (hoofdstuk 3);

c)

de functionele en technische specificaties waaraan het subsysteem en zijn interfaces met andere subsystemen moeten voldoen (hoofdstuk 4);

d)

de interoperabiliteitsonderdelen en interfaces waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder de Europese normen die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem van de Europese Unie tot stand te brengen (hoofdstuk 5);

e)

per beoogd geval, de procedures die moeten worden gevolgd voor de beoordeling van hetzij de conformiteit of hetzij de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, hetzij de EG-keuring van de subsystemen (hoofdstuk 6);

f)

de uitvoeringsstrategie voor deze TSI (hoofdstuk 7);

g)

voor het betrokken personeel, de vereiste kwalificaties en de voorschriften inzake gezondheid en veiligheid op het werk voor de exploitatie en het onderhoud van het subsysteem in kwestie en voor de toepassing van deze TSI (hoofdstuk 4);

h)

de bepalingen die van toepassing zijn op het bestaande subsysteem "rollend materieel", met name bij verbeteringen of vernieuwingen daarvan en, in zulke gevallen, op aanpassingen waarvoor een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd;

i)

de door spoorwegondernemingen te controleren parameters van het subsysteem "rollend materieel" en de toe te passen procedures om die parameters te controleren tussen de afgifte van de vergunning om een voertuig in de handel te brengen is afgegeven en het eerste gebruik van dat voertuig, teneinde te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de trajecten waarop ze zullen worden ingezet.

Overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 zijn in hoofdstuk 7 bepalingen opgenomen met betrekking tot specifieke gevallen.";

(3)

In punt 2.1 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(4)

In punt 2.2 wordt de tekst "artikel 2, onder c), van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 2, punt 3, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(5)

Punt 2.2.2 wordt vervangen door:

"2.2.2.   Rollend materieel

De onderstaande definities zijn ingedeeld in drie groepen als omschreven in punt 2 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797.

A)

Rollend materieel — "locomotieven en reizigerstreinen" — met inbegrip van al dan niet elektrische tractievoertuigen, al dan niet elektrische motortreinstellen voor het vervoer van reizigers, en rijtuigen voor het vervoer van reizigers:

(1)   Al dan niet elektrische tractievoertuigen

Locomotief: een tractievoertuig (of een combinatie van meer voertuigen) dat niet bedoeld is om een nuttige last te vervoeren en dat onder normale omstandigheden afgekoppeld en als zelfstandig voertuig kan worden gebruikt.

Rangeervoertuig: een tractie-eenheid die alleen bestemd is voor gebruik op rangeerterreinen, stations en depots.

Tractie in een trein kan ook worden geleverd door een aangedreven voertuig, met of zonder bestuurderscabine, dat niet bestemd is om tijdens normaal bedrijf te worden afgekoppeld. Een dergelijk voertuig wordt in het algemeen aangeduid als een krachtvoertuig of een motorrijtuig als het zich aan een uiteinde van een treinstel bevindt en voorzien is van een bestuurderscabine.

(2)   Al dan niet elektrische motortreinstellen voor het vervoer van reizigers

Treinstel: een vaste samenstelling van rollend materieel die als trein kan rijden. Per definitie is het niet de bedoeling dat deze samenstelling op andere wijze wordt samengesteld, behalve in een werkplaats. Het treinstel bestaat uit alleen voertuigen met een motor of uit een combinatie van voertuigen met of zonder motor.

Elektrisch en/of dieselmotorstel: een treinstel waarin alle voertuigen in staat zijn een nuttige last (reizigers of bagage/post of goederen) te vervoeren.

Motorwagen: een voertuig dat zelfstandig kan rijden en in staat is een nuttige last (reizigers of bagage/post of goederen) te vervoeren.

Tramtrein: een voertuig ontworpen voor gecombineerd gebruik op zowel een lightrailinfrastructuur als op een heavyrailinfrastructuur.

(3)   Rijtuigen voor het vervoer van reizigers en andere aanverwante voertuigen

Rijtuig: een niet-aangedreven spoorvoertuig dat in een vaste of variabele treinsamenstelling wordt gebruikt voor het vervoer van reizigers (in het verlengde daarvan worden in deze TSI voor rijtuigen voorgeschreven eisen ook geacht van toepassing te zijn op restauratiewagens, slaapwagens, ligrijtuigen enz.).

Bagagewagen: een niet-aangedreven spoorvoertuig dat geschikt is voor het vervoeren van andere nuttige last dan reizigers, bv. bagage of post, en dat bestemd is voor opname in een vaste of variabele treinsamenstelling voor het vervoeren van reizigers.

Stuurrijtuig: een niet-aangedreven spoorvoertuig met een bestuurderscabine.

Een rijtuig kan zijn voorzien van een bestuurderscabine of "stuurstand"; een dergelijk rijtuig wordt dan een stuurstandrijtuig of een stuurrijtuig genoemd.

Een bagagewagen kan worden voorzien van een bestuurderscabine en wordt dan eveneens een stuurstandwagen genoemd.

Autorijtuig: een niet-aangedreven spoorvoertuig dat geschikt is voor het vervoer van personenauto's zonder inzittenden en dat bestemd is voor opname in een reizigerstrein.

Vast treinstel: een niet-aangedreven samenstelling van meer rijtuigen die "semipermanent" gekoppeld zijn of die alleen als zij buiten bedrijf is, op andere wijze kan worden samengesteld.

B)

Goederenwagens, met inbegrip van voertuigen met een lage bodem voor het hele netwerk en voertuigen voor het vervoer van vrachtwagens

Deze voertuigen vallen buiten het toepassingsgebied van deze TSI. Zij vallen onder Verordening (EU) nr. 321/2013 (de TSI "Goederenwagens").

C)

Bijzondere voertuigen, zoals spoormachines:

Spoormachines: voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor de bouw en het onderhoud van het spoor en de infrastructuur. Spoormachines worden in verschillende bedrijfsmodi gebruikt: werkmodus, vervoersmodus als zelfrijdend voertuig, vervoersmodus als getrokken voertuig.

Infrastructuurinspectievoertuigen worden gebruikt om de staat van de infrastructuur te bewaken. Zij worden op dezelfde manier gebruikt als goederen- of reizigerstreinen, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen vervoers- en werkmodus.";

(6)

Punt 2.3.1 wordt vervangen door:

"2.3.1.   Type rollend materieel

Het toepassingsgebied van deze TSI met betrekking tot rollend materieel, ingedeeld in drie groepen zoals gedefinieerd in punt 2 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797, omvat de volgende gebieden:

A)

Rollend materieel — "locomotieven en reizigerstreinen" — met inbegrip van al dan niet elektrische tractievoertuigen, al dan niet elektrische motortreinstellen voor het vervoer van reizigers, en rijtuigen voor het vervoer van reizigers

(1)   Al dan niet elektrische tractievoertuigen

Dit type omvat tractievoertuigen die niet in staat zijn een nuttige last te vervoeren, zoals thermische of elektrische locomotieven of krachtvoertuigen.

De desbetreffende tractievoertuigen zijn bestemd voor het vervoer van vracht of/en reizigers.

Uitgesloten van het toepassingsgebied:

Rangeervoertuigen (zoals gedefinieerd in punt 2.2) vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze TSI. Als zij bedoeld zijn voor gebruik op het spoorwegsysteem van de Unie (bewegingen tussen rangeerterreinen, stations en depots), is artikel 1, lid 4, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 van toepassing.

(2)   Al dan niet elektrische motortreinstellen voor het vervoer van reizigers

Dit type omvat alle treinen die deel uitmaken van een vaste of vooraf gedefinieerde samenstelling, bestaande uit voertuigen die reizigers vervoeren en/of voertuigen die geen reizigers vervoeren.

In bepaalde voertuigen van de trein is thermische of elektrische tractie-uitrusting geïnstalleerd en de trein is voorzien van een bestuurderscabine.

Uitgesloten van het toepassingsgebied:

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, lid 4, onder d), en lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 is het volgende rollend materieel uitgesloten van het toepassingsgebied van de TSI:

Rollend materieel voor exploitatie op lokale, stedelijke of voorstedelijke spoorwegnetten die functioneel gescheiden zijn van de rest van het spoorwegsysteem.

Rollend materieel dat in de eerste plaats wordt gebruikt op lightrailsystemen maar is uitgerust met enkele heavyrailcomponenten die nodig zijn om de doorreis, uitsluitend voor verbindingsdoeleinden, op een afgebakend en beperkt deel van heavyrailinfrastructuur mogelijk te maken.

Tramtreinen.

(3)   Rijtuigen voor het vervoer van reizigers en andere aanverwante voertuigen

Passagiersrijtuigen

Dit type omvat spoorvoertuigen zonder eigen aandrijving die reizigers vervoeren (rijtuigen als gedefinieerd in punt 2.2) en in een variabele samenstelling worden ingezet met voertuigen uit de hierboven gedefinieerde categorie "al dan niet elektrische tractievoertuigen" die in de tractiefunctie voorzien.

Voertuigen die geen reizigers vervoeren en die deel uitmaken van een reizigerstrein:

Spoorvoertuigen zonder eigen aandrijving die deel uitmaken van een reizigerstrein (bv. bagage- of postwagens, autorijtuigen, servicerijtuig enz.) vallen in het verlengde van het concept passagiersrijtuigen binnen het toepassingsgebied van deze TSI.

B)

Goederenwagens, met inbegrip van voertuigen met een lage bodem voor het hele netwerk en voertuigen voor het vervoer van vrachtwagens

Goederenwagens vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze TSI. Zij vallen onder de TSI "Goederenwagens", ook als zij deel uitmaken van een reizigerstrein (de treinsamenstelling is in dit geval een exploitatiekwestie).

Voertuigen voor het vervoer van wegvoertuigen (met inzittenden aan boord) vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze TSI.

C)

Bijzondere voertuigen, zoals spoormachines

Dit type rollend materieel valt alleen binnen het toepassingsgebied van de TSI indien:

(1)

het op eigen spoorwielen rijdt en

(2)

is ontworpen en bestemd om gedetecteerd te worden door een op het spoor gebaseerd treindetectiesysteem voor verkeersleiding en,

(3)

voor spoormachines, het in vervoers- (rij-)configuratie zelfrijdend is of getrokken wordt.

Uitgesloten van het toepassingsgebied van deze TSI:

Voor spoormachines valt de werkconfiguratie buiten het toepassingsgebied van deze TSI.";

(7)

In hoofdstuk 3 wordt de verwijzing naar "bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797";

(8)

Punt 3.1 wordt vervangen door:

"3.1.   Elementen van het subsysteem rollend materieel die corresponderen met de essentiële eisen

De volgende tabel vermeldt de essentiële eisen, zoals gedefinieerd en genummerd in bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797, waarmee rekening is gehouden in de specificaties die zijn vastgesteld in hoofdstuk 4 van deze TSI.

Elementen van het rollend materieel die corresponderen met de essentiële eisen

Opmerking: alleen punten van punt 4.2 die eisen bevatten zijn opgenomen.

Ref. Punt

Element van het subsysteem rollend materieel

Veilig-heid

Betrouw-baarheid — Beschik-baarheid

Gezondheid

Bescherming van het milieu

Technische compatibi-liteit

4.2.2.2.2

Treinstelkoppeling

1.1.3

2.4.1

 

 

 

 

4.2.2.2.3

Eindkoppeling

1.1.3

2.4.1

 

 

 

 

4.2.2.2.4

Afsleepkoppeling

 

2.4.2

 

 

2.5.3

4.2.2.2.5

Toegang voor het personeel om te koppelen/ontkoppelen

1.1.5

 

2.5.1

 

2.5.3

4.2.2.3

Loopbruggen

1.1.5

 

 

 

 

4.2.2.4

Sterkte hoofdconstructie spoorvoertuigen

1.1.3

2.4.1

 

 

 

 

4.2.2.5

Passieve veiligheid

2.4.1

 

 

 

 

4.2.2.6

Heffen en opvijzelen

 

 

 

 

2.5.3

4.2.2.7

Bevestiging van onderdelen aan de wagenbakstructuur

1.1.3

 

 

 

 

4.2.2.8

Deuren van bagagecompartimenten en voor dienstgebruik

1.1.5

2.4.1

 

 

 

 

4.2.2.9

Mechanische eigenschappen van glas

2.4.1

 

 

 

 

4.2.2.10

Belastingsomstandigheden en gewogen massa

1.1.3

 

 

 

 

4.2.3.1

Omgrenzingsprofiel

 

 

 

 

2.4.3

4.2.3.2.1

Asbelastingsparameter

 

 

 

 

2.4.3

4.2.3.2.2

Wielbelasting

1.1.3

 

 

 

 

4.2.3.3.1

Eigenschappen van rollend materieel voor compatibiliteit met treindetectiesystemen

1.1.1

 

 

 

2.4.3

2.3.2

4.2.3.3.2

Aslagerbewaking

1.1.1

1.2

 

 

 

4.2.3.4.1

Ontsporingsveiligheid op scheluw spoor

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.4.2

Rijdynamicagedrag

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.4.2.1

Grenswaarden voor loopveiligheid

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.4.2.2

Grenswaarden voor spoorbelasting

 

 

 

 

2.4.3

4.2.3.4.3

Equivalente coniciteit

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.4.3.1

Ontwerpwaarden voor nieuwe wielprofielen

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.4.3.2

Bedrijfswaarden voor equivalente coniciteit wielstellen

1.1.2

1.2

 

 

2.4.3

4.2.3.5.1

Constructieontwerp van draaistelframe

1.1.1

1.1.2

 

 

 

 

4.2.3.5.2.1

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielstellen

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.5.2.2

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielen

1.1.1

1.1.2

 

 

 

 

4.2.3.5.3

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

1.1.1

1.1.2, 1.1.3

1.2

 

 

1.5

4.2.3.6

Minimumboogstraal

1.1.1

1.1.2

 

 

 

2.4.3

4.2.3.7

Baanruimers

1.1.1

 

 

 

 

4.2.4.2.1

Remmen — functie-eisen

1.1.1

2.4.1

2.4.2

 

 

1.5

4.2.4.2.2

Remmen — veiligheidseisen

1.1.1

1.2

2.4.2

 

 

 

4.2.4.3

Type remsysteem

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.4.1

Noodremmings-opdracht

2.4.1

 

 

 

2.4.3

4.2.4.4.2

Dienstremmings-opdracht

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.4.3

Opdracht voor het in werking stellen van de direct werkende rem

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.4.4

Opdracht voor het in werking stellen van de dynamische rem

1.1.3

 

 

 

 

4.2.4.4.5

Opdracht voor het in werking stellen van de vastzetrem

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.5.1

Remprestatie — algemene eisen

1.1.1

2.4.1

2.4.2

 

 

1.5

4.2.4.5.2

Noodremming

1.1.2

2.4.1

 

 

 

2.4.3

4.2.4.5.3

Dienstremming

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.5.4

Berekeningen in verband met thermische capaciteit

2.4.1

 

 

 

2.4.3

4.2.4.5.5

Vastzetrem

2.4.1

 

 

 

2.4.3

4.2.4.6.1

Grenswaarde voor adhesie tussen wiel en spoorstaaf

2.4.1

1.2

2.4.2

 

 

 

4.2.4.6.2

Wielslipbeveiligings-systeem

2.4.1

1.2

2.4.2

 

 

 

4.2.4.7

Dynamische rem — aan het tractiesysteem gekoppelde remsystemen

2.4.1

1.2

2.4.2

 

 

 

4.2.4.8.1

Van adhesie onafhankelijk remsysteem — algemeen

2.4.1

1.2

2.4.2

 

 

 

4.2.4.8.2

Magneetschoenrem

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.8.3

Wervelstroomrem

 

 

 

 

2.4.3

4.2.4.9

Remtoestand en foutmelding

1.1.1

1.2

2.4.2

 

 

 

4.2.4.10

Remvoorschriften voor noodgevallen

 

2.4.2

 

 

 

4.2.5.1

Sanitaire systemen

 

 

 

1.4.1

 

4.2.5.2

Auditief communicatiesysteem

2.4.1

 

 

 

 

4.2.5.3

Alarmmelders ten dienste van reizigers

2.4.1

 

 

 

 

4.2.5.4

Communicatieapparatuur voor reizigers

2.4.1

 

 

 

 

4.2.5.5

Buitendeuren: toegang tot en uitgang uit rollend materieel

2.4.1

 

 

 

 

4.2.5.6

Buitendeuren: systeemconstructie

1.1.3

2.4.1

 

 

 

 

4.2.5.7

Deuren tussen eenheden

1.1.5

 

 

 

 

4.2.5.8

Luchtkwaliteit binnen

 

 

1.3.2

 

 

4.2.5.9

Zijramen in bak

1.1.5

 

 

 

 

4.2.6.1

Omgevings-omstandigheden

 

2.4.2

 

 

 

4.2.6.2.1

Effecten van wervelingen voor reizigers op perrons en werknemers naast het spoor

1.1.1

 

1.3.1

 

 

4.2.6.2.2

Zuigereffect voor de trein

 

 

 

 

2.4.3

4.2.6.2.3

Maximale drukvariaties in tunnels

 

 

 

 

2.4.3

4.2.6.2.4

Zijwind

1.1.1

 

 

 

 

4.2.6.2.5

Aerodynamisch effect op spoor in ballast

1.1.1

 

 

 

2.4.3

4.2.7.1.1

Koplampen

 

 

 

 

2.4.3

4.2.7.1.2

Frontseinen

1.1.1

 

 

 

2.4.3

4.2.7.1.3

Sluitseinen

1.1.1

 

 

 

2.4.3

4.2.7.1.4

Front- en sluitseinbediening

 

 

 

 

2.4.3

4.2.7.2.1

Tyfoon — algemeen

1.1.1

 

 

 

2.4.3

2.6.3

4.2.7.2.2

Geluidsniveaus van geluidssignalen

1.1.1

 

1.3.1

 

 

4.2.7.2.3

Beschermingsmiddelen

 

 

 

 

2.4.3

4.2.7.2.4

Tyfoons, bediening

1.1.1

 

 

 

2.4.3

4.2.8.1

Tractievermogen

 

 

 

 

2.4.3

2.6.3

4.2.8.2

4.2.8.2.1 t.e.m. 4.2.8.2.9

Stroomvoorziening

 

 

 

 

1.5

2.4.3

2.2.3

4.2.8.2.10

Elektrische bescherming van de trein

2.4.1

 

 

 

 

4.2.8.3

Diesel en een ander thermisch tractiesysteem

2.4.1

 

 

 

1.4.1

4.2.8.4

Beveiliging tegen elektrische gevaren

2.4.1

 

 

 

 

4.2.9.1.1

Bestuurderscabine — algemeen

4.2.9.1.2

Toegang en uitgang

1.1.5

 

 

 

2.4.3

4.2.9.1.3

Zicht naar buiten

1.1.1

 

 

 

2.4.3

4.2.9.1.4

Binneninrichting

1.1.5

 

 

 

 

4.2.9.1.5

Bestuurderszitplaats

 

 

1.3.1

 

 

4.2.9.1.6

Stuurpost — ergonomie

1.1.5

 

1.3.1

 

 

4.2.9.1.7

Klimaatregeling en luchtkwaliteit

 

 

1.3.1

 

 

4.2.9.1.8

Binnenverlichting

 

 

 

 

2.6.3

4.2.9.2.1

Frontruit — mechanische eigenschappen

2.4.1

 

 

 

 

4.2.9.2.2

Frontruit — optische kenmerken

 

 

 

 

2.4.3

4.2.9.2.3

Frontruit — uitrusting

 

 

 

 

2.4.3

4.2.9.3.1

Bewaking van de alertheid van de bestuurder

1.1.1

 

 

 

2.6.3

4.2.9.3.2

Snelheidsindicatie

1.1.5

 

 

 

 

4.2.9.3.3

Bestuurdersdisplay en -schermen

1.1.5

 

 

 

 

4.2.9.3.4

Bedieningsknoppen en indicatoren

1.1.5

 

 

 

 

4.2.9.3.5

Opschriften

 

 

 

 

2.6.3

4.2.9.3.6

Radiobesturing op afstand voor personeel bij rangeerbeweging

1.1.1

 

 

 

 

4.2.9.4

Instrumenten en draagbare uitrusting aan boord

2.4.1

 

 

 

2.4.3

2.6.3

4.2.9.5

Bergruimte voor persoonlijke bezittingen van het personeel

4.2.9.6

Registratieapparatuur

 

 

 

 

2.4.4

4.2.10.2

Brandveiligheid — brandpreventie-maatregelen

1.1.4

 

1.3.2

1.4.2

 

4.2.10.3

Maatregelen voor het opsporen/beheersen van brand

1.1.4

 

 

 

 

4.2.10.4

Voorschriften in verband met noodsituaties

2.4.1

 

 

 

 

4.2.10.5

Voorschriften in verband met evacuatie

2.4.1

 

 

 

 

4.2.11.2

Reinigen van de buitenzijde van de trein

 

 

 

 

1.5

4.2.11.3

Aansluiting op toiletafvoerinstallaties

 

 

 

 

1.5

4.2.11.4

Drinkwaterinstallaties

 

 

1.3.1

 

 

4.2.11.5

Interface voor drinkwaterinstallaties

 

 

 

 

1.5

4.2.11.6

Specifieke eisen ten aanzien van het stallen van treinen

 

 

 

 

1.5

4.2.11.7

Brandstofvoorzienings-installaties

 

 

 

 

1.5

4.2.11.8

Reinigen van de binnenzijde van de trein — energievoorziening

 

 

 

 

2.5.3

4.2.12.2

Algemene documentatie

 

 

 

 

1.5

4.2.12.3

Documentatie met betrekking tot onderhoud

1.1.1

 

 

 

2.5.1

2.5.2

2.6.1

2.6.2

4.2.12.4

Exploitatie-documentatie

1.1.1

 

 

 

2.4.2

2.6.1

2.6.2

4.2.12.5

Lichtingsdiagram en -instructies

 

 

 

 

2.5.3

4.2.12.6

Bergingsgerelateerde beschrijvingen

 

2.4.2

 

 

2.5.3"

(9)

In punt 4.1 wordt de tekst "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "Richtlijn (EU) 2016/797";

(10)

In punt 4.2.1.1 wordt de tekst "artikel 5, lid 8, van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 4, lid 8, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(11)

Punt 4.2.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tekst "artikel 5, lid 6, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de tekst "artikel 4, lid 6, van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

de tekst "artikel 5, lid 6, en artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de tekst "artikel 4, lid 6, en artikel 13, lid 2, Richtlijn (EU) 2016/797";

(12)

In punt 4.2.2.2.3 wordt punt b-2) vervangen door:

"(b-2)   Compatibiliteit tussen eenheden

Voor eenheden die zijn uitgerust met een handmatig koppelingssysteem van het UIC-type (als beschreven in punt 5.3.2) en met een pneumatisch remsysteem dat compatibel is met het UIC-type (zoals beschreven in punt 4.2.4.3) gelden de volgende eisen:

(1)

De buffers en de schroefkoppeling moeten worden geïnstalleerd overeenkomstig de punten 5 en 6 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 110.

(2)

De afmetingen en indeling van remleidingen en -slangen, koppelingen en kranen moeten voldoen aan de eisen van de punten 7 en 8 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 110.";

(13)

De punten 5) tot en met 9) van punt 4.2.2,5 worden vervangen door:

"(5)

Passieve veiligheid richt zich op het aanvullen van actieve veiligheid als alle overige maatregelen gefaald hebben. Derhalve moet de mechanische constructie van voertuigen bij een botsing bescherming voor de inzittenden bieden door te voorzien in middelen om:

de vertraging te beperken,

de overlevingsruimte en de structurele integriteit van de reizigersruimte in stand te houden,

het risico op het over elkaar schuiven van voertuigen te verlagen,

het risico op ontsporing te verlagen,

de gevolgen van een botsing tegen een obstakel op het spoor te beperken.

Om aan deze functie-eisen te voldoen, moeten eenheden voldoen aan de gedetailleerde eisen die zijn voorgeschreven in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 8 met betrekking tot botsbestendigheid, ontwerpcategorie C-I (volgens de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 8, tabel 1, punt 5), tenzij hieronder anders is aangegeven.

De volgende vier botsingscenario's moeten in aanmerking worden genomen:

scenario 1: frontale botsing tussen twee identieke eenheden;

scenario 2: frontale botsing met een goederenwagen;

scenario 3: aanrijding van de eenheid met een groot wegvoertuig op een overweg;

scenario 4: botsing van de eenheid met een laag obstakel (bv. een auto op een overweg, een dier, een rotsblok enz.).

(6)

Deze scenario's worden beschreven in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 8, tabel 3, van deel 5.

(7)

In de onderhavige TSI worden eisen ten aanzien van de botsbestendigheid voorgeschreven die van toepassing zijn binnen het toepassingsgebied van deze TSI; daarom is bijlage A bij de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 8, niet van toepassing. De eisen van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 8, deel 6, worden toegepast ten aanzien van de hierboven beschreven referentiebotsingscenario's.

(8)

Om de gevolgen van een botsing met een obstakel op het spoor te beperken, moeten locomotieven, motorrijtuigen, stuurstandrijtuigen en treinstellen aan de voorkant worden voorzien van een baanschuiver. De eisen waaraan baanschuivers moeten voldoen zijn gedefinieerd in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 8, punt 6.5.";

(14)

In punt 1) van punt 4.2.2.10 wordt de verwijzing naar "punt 2.1" vervangen door "punt 4.5";

(15)

Na punt 2) van punt 4.2.3.3.2.2 wordt het volgende nieuwe punt 2 bis) ingevoegd:

"(2 bis)

Voor eenheden die zijn ontworpen om te worden ingezet op het 1 668 mm-systeem moet de zone die zichtbaar is voor de baanapparatuur op rollend materieel het gebied zijn als gedefinieerd in tabel 1, waarin wordt verwezen naar de parameters van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 15.

"Tabel 1

Meetgebied en verboden zone voor eenheden die zijn ontworpen om te worden geëxploiteerd op 1 668 mm-netwerken

Spoorwijdte [mm]

YTA [mm]

WTA [mm]

LTA [mm]

YPZ [mm]

WPZ [mm]

LPZ [mm]

1 668

1 176 ± 10

≥ 55

≥ 100

1 176 ± 10

≥ 110

≥ 500"

(16)

Punt 2) van punt 4.2.3.3.2,2 wordt vervangen door:

"(2)

Voor eenheden die zijn ontworpen om te worden ingezet op andere spoorwijdten dan 1 435 mm of 1 668 mm wordt waar relevant een specifiek geval aangegeven (geharmoniseerd voorschrift beschikbaar voor het betrokken spoorwegnet).";

(17)

Punt 3) van punt 4.2.3.4.2 wordt vervangen door:

"(3)

De eenheid loopt veilig en zorgt voor een aanvaardbaar niveau van spoorbelasting wanneer zij wordt geëxploiteerd binnen de grenzen die zijn vastgesteld aan de hand van de combinatie van snelheid en verkantingstekort onder de omstandigheden als vermeld in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16.

Dit wordt beoordeeld door na te gaan of de in de punten 4.2.3.4.2.1 en 4.2.3.4.2.2 hieronder gespecificeerde grenswaarden worden nageleefd; de procedure voor de conformiteitsbeoordeling is beschreven in punt 6.2.3.4 van deze TSI.";

(18)

Punt 5) van punt 4.2.3.4.2 wordt vervangen door:

"(5)

Het testverslag over het rijdynamicagedrag (met inbegrip van gebruikslimieten en parameters voor spoorbelasting) wordt vermeld in de technische documentatie die wordt beschreven in punt 4.2.12 van deze TSI.

De te registreren spoorbelastingsparameters (inclusief de aanvullende Ymax, Bmax en de Bqst indien van toepassing) zijn vastgesteld in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16.";

(19)

Punt 1) van punt 4.2.3.4.2.1 wordt vervangen door:

"(1)

De grenswaarden voor loopveiligheid waaraan de eenheid moet voldoen, zijn vermeld in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 17.";

(20)

Punt 1) van punt 4.2.3.4.2.2 wordt vervangen door:

"(1)

De grenswaarden voor spoorbelasting waaraan de eenheid moet voldoen (tijdens de beoordeling met de normale methode) worden vermeld in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 19.";

(21)

Punt 4.2.3.5.2.3 wordt geschrapt;

(22)

Punt 4.2.3.5.3 wordt ingevoegd na punt 4.2.3.5.2.2 en luidt als volgt:

"4.2.3.5.3.    Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

(1)

Deze eis is van toepassing op eenheden die zijn voorzien van een automatisch systeem voor variabele spoorwijdten met een mechanisme ter omstelling van de aspositie van de wielen dat de eenheid compatibel maakt met spoorwijdte 1 435 mm en andere spoorwijdte(n) binnen het toepassingsgebied van deze TSI, waarbij eenheden door een voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte rijden (ook "omspoorder" genoemd).

(2)

Het omstellingsmechanisme zorgt voor de borging van het wiel in de juiste beoogde positie op de as.

(3)

Nadat eenheden door een voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte zijn gereden, worden de staat van het vergrendelingssysteem (vergrendeld of ontgrendeld) en de positie van de wielen op een of meer van de volgende wijzen gecontroleerd: visuele controle, controlesysteem aan boord of controlesysteem in de infrastructuur/voorziening. Bij een controlesysteem aan boord kan er continu worden gecontroleerd.

(4)

Als het loopwerk een remuitrusting heeft die tijdens het omstellen van de spoorwijdte van positie verandert, zorgt het automatische systeem voor variabele spoorwijdten dat deze uitrusting, samen met de wielen, veilig is vergrendeld in de juiste positie.

(5)

Het niet-vergrendelen van de positie van de wielen en, indien van toepassing, de remuitrusting tijdens het bedrijf, heeft het aannemelijke potentieel om rechtstreeks te leiden tot een ramp (met meerdere doden tot gevolg). Gezien de ernst van de gevolgen van dit defect, moet worden aangetoond dat het risico tot op een aanvaardbaar niveau wordt beheerst.

(6)

Het automatische systeem voor variabele spoorwijdten is gedefinieerd als een interoperabel onderdeel (punt 5.3.4 ter). De procedure voor de conformiteitsbeoordeling is uiteengezet in punt 6.1.3.1 bis (niveau van het interoperabiliteitsonderdeel), in punt 6.2.3.5 (veiligheidseisen) en in punt 6.2.3.7 ter (subsysteemniveau) van deze TSI.

(7)

De spoorwijdten waarmee de eenheid compatibel is, worden in de technische documentatie vermeld. Een beschrijving van de omstelling bij normaal bedrijf, met inbegrip van het (de) type(n) voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte waarmee de eenheid compatibel is, moet deel uitmaken van de technische documentatie (zie ook punt 1 van punt 4.2.12.4 van deze TSI).

(8)

De eisen en vereiste conformiteitsbeoordelingen in andere delen van deze TSI zijn onafhankelijk van elkaar van toepassing op elke wielpositie die overeenkomt met één spoorbreedte en moeten dienovereenkomstig worden gedocumenteerd.";

(23)

Punt 4.2.4.8.2 wordt vervangen door:

"4.2.4.8.2.    Magneetschoenrem

(1)

Naar eisen om de compatibiliteit te waarborgen van magneetremmen met het treindetectiesysteem op basis van assentellers wordt verwezen in punt 4.2.3.3.1.2, punt 10, van deze TSI.

(2)

Een magneetschoenrem mag worden gebruikt als noodrem, zoals vermeld in de TSI CR INF, punt 4.2.6.2.2.

(3)

De geometrische eigenschappen van de eindelementen van de magneet in contact met de spoorstaaf moeten voldoen aan de voorschriften voor één van de soorten die zijn beschreven in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 31.

(4)

Magneetschoenremmen mogen niet worden gebruikt bij een snelheid van meer dan 280 km/h.

(5)

De in punt 4.2.4.5.2 van deze TSI gespecificeerde remprestatie van de eenheid moeten worden bepaald met en zonder gebruik van magneetschoenremmen.";

(24)

Punt 4.2.4.8.3 wordt vervangen door:

"4.2.4.8.3.    Wervelstroomrem

(1)

Dit punt betreft alleen wervelstroomremmen die een remkracht ontwikkelen tussen de eenheid en de spoorstaaf.

(2)

Naar eisen om de compatibiliteit te waarborgen van wervelstroomremmen met het treindetectiesysteem op basis van assentellers, spoorstroomkringen, wieldetectoren en voertuigdetectoren op basis van inductielussen wordt verwezen in punt 4.2.3.3.1.2, punt 10, van deze TSI.

(3)

Als de magneten van het remsysteem zich bij bekrachtiging van de wervelstroomrem moeten verplaatsen, moet de onbelemmerde beweging van deze magneten tussen de posities "rem ontspannen" en "rem bekrachtigd" worden aangetoond door berekening overeenkomstig de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 14.

(4)

De maximale afstand tussen de wervelstroomrem en het spoor die overeenkomt met de positie "rem ontspannen", wordt vermeld in de technische documentatie als beschreven in punt 4.2.12 van deze TSI.

(5)

De wervelstroomrem mag niet werken onder een bepaalde snelheidsgrenswaarde.

(6)

De gebruiksvoorwaarden voor wervelstroomremmen in verband met de technische compatibiliteit met het spoor zijn niet geharmoniseerd (wat betreft hun effect op de opwarming van het spoor en de verticale krachten) en zijn een open punt.

(7)

Het infrastructuurregister geeft per baanvak aan of het gebruik ervan is toegestaan en vermeldt in dat geval de gebruiksvoorwaarden:

de in punt 4 bedoelde maximale afstand tussen de wervelstroomrem en het spoor, die overeenkomt met de positie "rem ontspannen",

de bepaalde snelheidsgrenswaarde als bedoeld in punt 5,

de verticale kracht als functie van de snelheid van de trein, bij volledige bekrachtiging van de wervelstroomrem (noodremming) en beperkte bekrachtiging van de wervelstroomremmen (dienstremming),

de remkracht als functie van de snelheid van de trein, bij volledige bekrachtiging van de wervelstroomrem (noodremming) en beperkte bekrachtiging van de wervelstroomremmen (dienstremming),

(8)

de in de punten 4.2.4.5.2 en 4.2.4.5.3 van deze TSI gespecificeerde remprestatie van de eenheid moeten worden bepaald met en zonder gebruik van wervelstroomremmen.";

(25)

Punt 1) van punt 4.2.6.2 wordt vervangen door:

"(1)

De eisen in dit punt gelden voor al het rollend materieel. Voor rollend materieel dat wordt ingezet op systemen met een spoorwijdte van 1 520 mm en 1 600 mm bij een maximumsnelheid die hoger ligt dan de in de punten 4.2.6.2.1 tot en met 4.2.6.2.5 gespecificeerde grenswaarden, is de procedure voor innovatieve oplossingen van toepassing.";

(26)

Punt 4.2.6.2.1 wordt vervangen door:

"4.2.6.2.1.    Effecten van wervelingen voor reizigers op perrons en werknemers naast het spoor

(1)

Eenheden met een maximumontwerpsnelheid vtr, max > 160 km/h die in de open lucht rijden met een referentiesnelheid vtr, ref, mogen op elk meetpunt als omschreven in punt 4.2.2.1 en tabel 5 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 108, geen overschrijding van de in tabel 5 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 108, vermelde waarde van de luchtsnelheid van u95 %,max veroorzaken.

(2)

Voor eenheden die zijn ontworpen voor netwerken met spoorwijdten van 1 524 mm en 1 668 mm, moeten de bijbehorende waarden in tabel 4 met betrekking tot de parameters van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 108, worden toegepast:

Tabel 4

Grenscriteria

Spoorwijdte

(mm)

Maximumontwerpsnelheid vtr,max (km/h)

Meetpunt

Maximaal toegestane luchtsnelheid langsheen het spoor (grenswaarden voor u95 %,max (m/s))

Referentiesnelheid vtr,ref (km/h)

Meting verricht op hoogte boven bovenkant spoorstaaf

Meting verricht op een afstand van hart spoor

1 524

160 < vtr,max < 250

0,2 m

3,0 m

22,5

Maximumontwerpsnelheid

1,4 m

3,0 m

18

200 km/h of de maximumontwerpsnelheid, laagste waarde van beide

1 668

160 < vtr,max < 250

0,2 m

3,1 m

20

Maximumontwerpsnelheid

1,4 m

3,1 m

15,5

200 km/h of de maximumontwerpsnelheid, laagste waarde van beide

250 ≤ vtr,max

0,2 m

3,1 m

22

300 km/h of de maximumontwerpsnelheid, laagste waarde van beide

1,4 m

3,1 m

15,5

200 km/h

(3)

De te testen treinsamenstelling is gespecificeerd voor vaste/vooraf gedefinieerde samenstellingen en eenheden die zijn beoordeeld voor algemene exploitatie respectievelijk in de punten 4.2.2.2 en 4.2.2.4 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 108. Afzonderlijke eenheden die van een bestuurderscabine zijn voorzien, moeten worden getest in een samenstelling die voldoet aan de eisen van punt 4.2.2.3 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 108.

(4)

De procedure voor de conformiteitsbeoordeling is beschreven in punt 6.2.3.13 van deze TSI.";

(27)

Punt 4.2.6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1) wordt vervangen door:

"(1)

Als twee treinen elkaar passeren, veroorzaakt dat een aerodynamische belasting op beide treinen. De eis ten aanzien van het zuigereffect in de open lucht maakt het mogelijk een grenswaarde voor de door het rollend materieel in de open lucht teweeggebrachte aerodynamische belasting te definiëren, waarbij wordt uitgegaan van een minimumspoorafstand voor het spoor waarop de trein zal worden ingezet.

De minimumspoorafstand hangt af van de snelheid en de spoorwijdte van de lijn. De minimumwaarden voor de minimumspoorafstand, afhankelijk van snelheid en spoorwijdte, zijn gedefinieerd in de TSI INF.";

b)

punt 2) wordt vervangen door:

"(2)

Eenheden met een maximale ontwerpsnelheid van meer dan 160 km/h die in de open lucht rijden met hun referentiesnelheid vtr,ref op een spoorwijdte van 1 435 mm, mogen de maximale piek-piekwaarde van drukveranderingen niet doen stijgen tot meer dan de maximale toelaatbare drukverandering als omschreven in tabel 2 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 109, gemeten op de meetpunten als omschreven in punt 4.1.2 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 109.";

c)

punt 3) wordt vervangen door:

"(3)

Voor eenheden die zijn ontworpen voor netwerken met spoorwijdten van 1 524 mm en 1 668 mm, moeten de bijbehorende waarden in tabel 4 bis met betrekking tot de parameters van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 109 worden toegepast:

Tabel 4 bis

Grenscriteria

Spoorwijdte

Maximum-ontwerpsnelheid vtr,max (km/h)

Meetpunt

Toelaatbare druk-verandering, (Δp95 %,max)

Referentiesnelheid vtr,ref (km/h)

Meting verricht op hoogte boven boven-kant spoor-staaf

Meting verricht op een afstand van hart spoor

1 524 mm

160 < vtr,max < 250

tussen 1,5 m en 3,0 m

2,5 m

1 600 Pa

Maximum-ontwerpsnelheid

1 668 mm

160 < vtr,max < 250

tussen 1,5 m en 3,0 m

2,6 m

800 Pa

Maximum-ontwerpsnelheid

250 ≤ vtr,max

tussen 1,5 m en 3,0 m

2,6 m

800 Pa

250 km/h"

(28)

Punt 4.2.6.2.5 wordt vervangen door:

"4.2.6.2.5.   Aerodynamische effecten op spoor in ballast

(1)

Deze eis is van toepassing op een heden met maximale ontwerpsnelheden van meer dan 250 km/h.

(2)

De eis inzake het aerodynamisch effect van treinen op spoor in ballast teneinde de risico's op ballasthinder (opvliegend ballast) te beperken is een open punt.";

(29)

Punt 2) van punt 4.2.7.1 wordt vervangen door:

"(2)

Deze eis geldt niet voor lampen waarvan de lichtsterkte niet groter is dan 100 cd en die vervat zitten in drukknoppen voor de besturing van de reizigersdeuren (en die niet voortdurend branden).";

(30)

Na punt 4) van punt 4.2.8.2.9.1.1 wordt het volgende nieuwe punt 5) ingevoegd:

"(5)

3 920 mm en 5 700 mm boven de spoorstaaf voor elektrische eenheden die zijn ontworpen om te worden ingezet op het gelijkstroomsysteem van 1 500 V volgens het profiel "IRL" (systeem met een spoorwijdte van 1 600 mm)";

(31)

Punt 1) van punt 4.2.8.2.9.2 wordt vervangen door:

"(1)

Voor elektrische eenheden die zijn ontworpen voor exploitatie op andere spoorwijdten dan het 1 520 mm- of 1 600 mm-systeem moet ten minste een van de te installeren stroomafnemerkoppen beschikken over een type geometrie dat overeenstemt met een van de twee specificaties in de onderstaande punten 4.2.8.2.9.2.1 en 2.";

(32)

Na punt 2) van punt 4.2.8.2.9.2 wordt het volgende nieuwe punt 2 bis) ingevoegd:

"(2 bis)

Voor elektrische eenheden die uitsluitend zijn ontworpen voor exploitatie op het 1 600 mm-systeem moet ten minste een van de te installeren stroomafnemerkoppen beschikken over een type geometrie dat overeenstemt met de specificaties in het onderstaande punt 4.2.8.9.2.3 bis.";

(33)

Punt 4.2.8.2.9.3 krijgt het nieuwe nummer 4.2.8.2.9.3 bis;

(34)

Punt 4.2.8.2.9.3 wordt ingevoegd na punt 4.2.8.2.9.2.3 en luidt als volgt:

"4.2.8.2.9.3.   Geometrie stroomafnemerkop type 1 800 mm

(1)

Het profiel van de stroomafnemerkop moet overeenstemmen met onderstaande afbeelding:

Image 3 "

(35)

Punt 4) van punt 4.2.11.6 wordt vervangen door:

"(4)

Enkelpolige voedingsleiding (AC 1 kV, AC/DC 1,5 kV, DC 3 kV), overeenkomstig de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 111.";

(36)

In punt 4.2.12.1 wordt de verwijzing naar "punt 2.4 van bijlage VI bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "punt 2.4 bis van bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797";

(37)

In punt 4.2.12.1 worden de punten 2 en 3 vervangen door:

"(2)

Deze documentatie, die deel uitmaakt van het technisch dossier, wordt samengesteld door de aanvrager en moet bij de EG-keuringsverklaring worden gevoegd. Zij wordt door de aanvrager bewaard gedurende de volledige levensduur van het subsysteem.";

(38)

Na punt 2) van punt 4.2.12.1 wordt het volgende nieuwe punt 3) ingevoegd:

"3.

De aanvrager of een door de aanvrager gemachtigde entiteit (bv. een houder) verstrekt het deel van deze documentatie dat nodig is voor het beheer van de onderhoudsdocumentatie als gedefinieerd in artikel 14, lid 3, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*1) aan de met onderhoud belaste entiteit, zodra deze voor het onderhoud van de eenheid is aangewezen.;

(*1)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).""

(39)

Punt 4) van punt 4.2.12.1 wordt als volgt vervangen:

"4.

De documentatie bevat ook een lijst van veiligheidskritieke componenten. Veiligheidskritieke onderdelen zijn onderdelen waarvan één enkel defect een aannemelijk potentieel heeft om rechtstreeks te leiden tot een ernstig ongeval zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Richtlijn (EU) 2016/798.

5.

De inhoud van de documentatie wordt in de onderstaande punten uiteengezet.";

(40)

Na punt 3) van punt 4.2.12.2 wordt het volgende nieuwe punt 3 bis) ingevoegd:

"(3 bis)

voor eenheden die zijn ontworpen en beoordeeld voor algemene exploitatie, omvat dit een beschrijving van de elektrische interfaces tussen eenheden en van de communicatieprotocollen, met verwijzing naar de toegepaste normen of andere normatieve documenten; communicatieprotocollen (voor zover zij worden gebruikt) moeten voldoen aan de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 112;";

(41)

Na punt 9) van punt 4.2.12.2 wordt het volgende nieuwe punt 9 bis) ingevoegd:

"(9 bis)

de maximale afstand tussen de wervelstroomrem en het spoor die overeenkomt met de positie "rem ontspannen", de bepaalde snelheidsgrenswaarde, de verticale kracht als functie van de snelheid van de trein, bij volledige bekrachtiging van de wervelstroomrem (noodremming) en beperkte bekrachtiging van de wervelstroomremmen (dienstremming), zoals vereist in punt 4.2.4.8.3";

(42)

Punt 2) van punt 4.2.12.3 wordt vervangen door:

"(2)

De onderhoudsspecificaties: hierin wordt toegelicht hoe onderhoudswerkzaamheden worden gedefinieerd en ontworpen om ervoor te zorgen dat de eigenschappen van rollend materieel tijdens de levensduur van dat materieel binnen de aanvaardbare gebruiksgrenzen blijven.

De onderhoudsspecificaties moeten gegevens bevatten die kunnen dienen als input voor het bepalen van de inspectiecriteria en de periodiciteit van de onderhoudswerkzaamheden.";

(43)

Punt 3) van punt 4.2.12.3 wordt vervangen door:

"(3)

Het dossier met de onderhoudsbeschrijving: legt uit hoe onderhoudswerkzaamheden volgens de aanbevelingen moeten worden uitgevoerd.";

(44)

Na punt 1) van punt 4.2.12.3.1 wordt het volgende nieuwe punt 1 bis) ingevoegd:

"(1 bis)

gewoonten, uitgangspunten en methoden die bij het vaststellen van de veiligheidskritieke onderdelen en hun specifieke operationele, servicings-, onderhouds- en traceerbaarheidseisen zijn gebruikt.";

(45)

Na punt 6) van punt 4.2.12.3.2 wordt het volgende nieuwe punt 6 bis) ingevoegd:

"(6 bis)

Een lijst van veiligheidskritieke onderdelen: de lijst van veiligheidskritieke onderdelen bevat de specifieke eisen inzake servicing, onderhoud en servicing- en onderhoudstraceerbaarheid;";

(46)

Punt 1) van punt 4.2.12.4 wordt vervangen door:

"(1)

Een beschrijving van het bedrijf in normale toestand, met inbegrip van de operationele eigenschappen en beperkingen van de eenheid (zoals het voertuigomgrenzingsprofiel, de maximale ontwerpsnelheid, de asbelasting, de remprestatie, typ(en) en werking van de voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte waarmee de eenheid compatibel is enz.).";

(47)

Na punt 3) van punt 4.2.12.4 wordt het volgende nieuwe punt 3 bis) ingevoegd:

"(3 bis)

Een lijst van veiligheidskritieke onderdelen: de lijst van veiligheidskritieke onderdelen bevat de specifieke operationele en traceerbaarheidseisen.";

(48)

Tabel 7 in punt 4.3.2 wordt vervangen door:

"Tabel 7

Interface met het subsysteem infrastructuur

Referentie TSI LOC&PAS

 

Referentie TSI Infrastructuur

 

Parameter

Punt

Parameter

Punt

Kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel

4.2.3.1

Profiel van vrije ruimte

4.2.3.1

Minimumspoorafstand

4.2.3.2

Minimumboogstraal voor bochten in verticale alignementen

4.2.3.5

Asbelastingsparameter

4.2.3.2.1

Weerstand van het spoor tegen verticaal uitgeoefende krachten

4.2.6.1

Weerstand van het spoor tegen dwarskrachten

Weerstand van nieuwe bruggen tegen verkeersbelastingen

4.2.6.3

4.2.7.1

Equivalente verticale belasting van nieuwe grondwerken en andere gronddrukeffecten

4.2.7.2

Weerstand van bestaande bruggen en grondwerken tegen verkeersbelastingen

4.2.7.4

Rijdynamicagedrag

4.2.3.4.2

Verkantingstekort

4.2.4.3

Rijdynamica — grenswaarden voor spoorbelasting

4.2.3.4.2.2

Weerstand van het spoor tegen verticaal uitgeoefende krachten

4.2.6.1

Weerstand van het spoor tegen dwarskrachten

4.2.6.3

Equivalente coniciteit

4.2.3.4.3

Equivalente coniciteit

4.2.4.5

Geometrische eigenschappen van wielstellen

4.2.3.5.2.1

Nominale spoorwijdte

4.2.4.1

Geometrische eigenschappen van wielen

4.2.3.5.2.2

Spoorstaafkopprofiel voor hoofdspoor

4.2.4.6

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

4.2.3.5.3

Geometrie van wissels en kruisingen in bedrijf

4.2.5.3

Minimumboogstraal

4.2.3.6

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

4.2.3.4

Maximale gemiddelde vertraging

4.2.4.5.1

Weerstand van het spoor tegen langskrachten

Acties toe te schrijven aan tractie en remming

4.2.6.2

4.2.7.1.5

Effecten van wervelingen

4.2.6.2.1

Weerstand van nieuwe kunstwerken over of naast de sporen

4.2.7.3

Zuigereffect voor de trein

4.2.6.2.2

Maximale drukvariaties in tunnels

4.2.10.1

Maximale drukvariaties in tunnels

4.2.6.2.3

Minimumspoorafstand

4.2.3.2

Zijwind

4.2.6.2.4

Zijwindeffect

4.2.10.2

Aerodynamisch effect op spoor in ballast

4.2.6.2.5

Opvliegend ballast

4.2.10.3

Toiletafvoersysteem

4.2.11.3

Toiletafvoer

4.2.12.2

Reinigen van de buitenzijde in een wasstraat

4.2.11.2.2

Wasstraten voor reiniging van de buitenzijde,

4.2.12.3

Drinkwaterinstallaties:

Interface voor drinkwaterinstallaties

4.2.11.4

4.2.11.5

Drinkwaterinstallatie,

4.2.12.4

Brandstofvoorzienings-installaties

4.2.11.7

Brandstofvoorziening

4.2.12.5

Specifieke eisen ten aanzien van het stallen van treinen

4.2.11.6

Elektrische voeding

4.2.12.6"

(49)

Na punt 3) van punt 4.4 wordt het volgende nieuwe punt 3 bis) ingevoegd:

"(3 bis)

Voor de veiligheidskritieke onderdelen worden de specifieke operationele en operationele traceerbaarheidseisen opgesteld door de ontwerpers/fabrikanten in de ontwerpfase en via een samenwerking tussen ontwerpers/fabrikanten en de betrokken spoorwegondernemingen, nadat de voertuigen in bedrijf zijn gesteld.";

(50)

Punt 4.5 wordt vervangen door:

"4.5.   Onderhoudsvoorschriften

(1)

In het licht van de in hoofdstuk 3 genoemde essentiële eisen worden de bepalingen voor onderhoud van rollend materieel binnen het toepassingsgebied van deze TSI beschreven in:

punt 4.2.11 "Onderhoud",

punt 4.2.12 "Documentatie voor exploitatie en onderhoud".

(2)

Andere bepalingen in punt 4.2 (de punten 4.2.3.4 en 4.2.3.5) geven voor bepaalde eigenschappen de grenswaarden aan die moeten worden gecontroleerd tijdens onderhoudswerkzaamheden.

(2 bis)

De veiligheidskritieke onderdelen en hun specifieke eisen inzake servicing, onderhoud en onderhoudstraceerbaarheid worden vastgesteld door de ontwerpers/fabrikanten in de ontwerpfase en via een samenwerking tussen ontwerpers/fabrikanten en de betrokken met het onderhoud belaste entiteiten, nadat de voertuigen in bedrijf zijn gesteld.

(3)

Op basis van de bovengenoemde en de in punt 4.2 verstrekte informatie worden de juiste toleranties en intervallen op operationeel niveau door en onder volledige verantwoordelijkheid van de met onderhoud belaste entiteiten gedefinieerd om tijdens de hele levensduur van het rollend materieel overeenstemming met de essentiële eisen te waarborgen (niet binnen het toepassingsgebied van de beoordeling op basis van deze TSI); deze activiteit behelst met name:

het definiëren van de bedrijfswaarden waar deze niet zijn gespecificeerd in deze TSI, of waar de bedrijfsomstandigheden het gebruik van andere bedrijfsgrenswaarden dan de in deze TSI gespecificeerde waarden mogelijk maken;

de motivering van de bedrijfswaarden door de equivalente informatie te bieden als vereist in punt 4.2.12.3.1 "De onderhoudsspecificaties".

(4)

Op basis van de eerder in dit punt genoemde informatie wordt door en onder volledige verantwoordelijkheid van de met onderhoud belaste entiteiten een onderhoudsplan gedefinieerd op operationeel niveau (buiten het toepassingsgebied van de beoordeling op basis van deze TSI), dat bestaat uit een gestructureerd pakket onderhoudstaken die de activiteiten, testen en procedures, middelen, onderhoudscriteria, intervallen en de vereiste werktijd voor het uitvoeren van de onderhoudstaken omvatten.

(5)

Voor software aan boord moet de ontwerper/fabrikant in geval van wijzigingen aan de software alle onderhoudseisen en -procedures (met inbegrip van de gezondheidsmonitoring, diagnose van voorvallen, testmethoden en -tools, alsook de vereiste vakbekwaamheden) specificeren die nodig zijn om te voldoen aan de essentiële eisen en de waarden die zijn omschreven in de verplichte eisen van deze TSI gedurende de levensduur (installatie, normaal bedrijf, storingen, reparatiewerk, controles en onderhoudswerkzaamheden, ontmanteling enz.).";

(51)

In punt 4.7 wordt de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(52)

In punt 4.8 wordt de verwijzing naar "artikel 34, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "artikel 48, lid 3, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797";

(53)

Na punt 3) van punt 4.8 wordt het volgende nieuwe punt 4.9 ingevoegd:

"4.9.   Controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten voor het eerste gebruikt van het vergunde voertuig

De parameters van het subsysteem "rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen" die de spoorwegonderneming moet gebruiken bij het controleren van de compatibiliteit met de trajecten, zijn beschreven in aanhangsel D1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie (*2).

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Besluit 2012/757/EU van de Commissie (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5)";"

(54)

In punt 5.1 wordt de verwijzing naar "artikel 2, onder f), van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "artikel 2, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(55)

Na punt 5.3.4 wordt het volgende nieuwe punt 5.3.4 bis ingevoegd:

"5.3.4 bis   Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

(1)

Er moet een interoperabiliteitsonderdeel "automatisch systeem voor variabele spoorwijdten" worden ontworpen en beoordeeld voor een exploitatiegebied dat wordt gedefinieerd aan de hand van:

de spoorwijdten waarvoor het systeem is ontworpen;

het bereik van de maximale statische aslasten (overeenkomstig het ontwerpgewicht bij normale nuttige last als bepaald in punt 4.2.2.10 van deze TSI);

het bereik van de nominale loopvlakdiameters van de wielen;

de maximumontwerpsnelheid van de eenheid;

het (de) type(n) voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte waarvoor het systeem is ontworpen, met inbegrip van de nominale snelheid in de omstellingsvoorziening(en) en de maximale axiale kracht tijdens de automatische omstelling van spoorwijdte.

(2)

Het automatische systeem voor variabele spoorwijdten moet voldoen aan de eisen van punt 4.2.3.5.2.3. De eisen moeten worden beoordeeld voor het interoperabiliteitsonderdeel zoals beschreven in punt 6.1.3.1 bis.";

(56)

In punt 6.1.1 wordt de tekst "artikel 13, lid 1, en in bijlage IV bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(57)

Na punt 2) van punt 6.1.1 wordt het volgende nieuwe punt 3) ingevoegd:

"(3)

Bij specifieke gevallen die van toepassing zijn op een onderdeel dat in punt 5.3 van deze TSI is omschreven als een interoperabiliteitsonderdeel, kan de dienovereenkomstige eis slechts onderdeel zijn van de keuring op het niveau van het interoperabiliteitsonderdeel, indien het onderdeel in overeenstemming blijft met de hoofdstukken 4 en 5 van deze TSI en indien het specifieke geval niet verwijst naar een nationaal voorschrift (d.w.z. aanvullende eis die compatibel is met de kern van de TSI en die volledig in de TSI is omschreven).

In andere gevallen vindt de keuring plaats op subsysteemniveau; Wanneer op een onderdeel een nationaal voorschrift van toepassing is, kan de betrokken lidstaat relevante toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedures vaststellen.";

(58)

In de tweede tabel van punt 6.1.2 wordt onder de rij "5.3.4. Wielen" een nieuwe rij ingevoegd, die als volgt luidt:

"5.3.4 bis.

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

 

X(*)

 

X

X

X(*)

X"

(59)

Na punt 8) van punt 6.1.3.1 wordt het volgende nieuwe punt 6.1.3.1 bis ingevoegd:

"6.1.3.1 bis.   Automatisch systeem voor variabele spoorwijdten (punt 5.3.4 bis)

(1)

De beoordelingsprocedure moet gebaseerd zijn op een valideringsplan dat alle in de punten 4.2.3.5.3 en 5.3.4 bis genoemde aspecten omvat.

(2)

Het validatieplan is in overeenstemming met de veiligheidsanalyse die krachtens punt 4.2.3.5.3 moet worden uitgevoerd, en bepaalt welke beoordelingen er in de volgende verschillende fasen moeten worden uitgevoerd:

ontwerptoetsing;

statische testen (testen op de proefbank en testen geïntegreerd in het loopwerk/de eenheid);

testen in de voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte, representatief voor de bedrijfsomstandigheden;

testen op het spoor, representatief voor de bedrijfsomstandigheden.

(3)

Om de naleving van punt 5 van punt 4.2.3.5.3 aan te tonen, worden de aannamen voor de veiligheidsanalyse van het voertuig waarin het systeem moet worden geïntegreerd, en van het missieprofiel van dat voertuig, duidelijk gedocumenteerd.

(4)

Het automatische systeem voor variabele spoorwijdten kan worden onderworpen aan een beoordeling van de geschiktheid voor gebruik (module CV; zie ook punt 6.1.6).

(5)

Het certificaat dat de met de conformiteitsbeoordeling belaste aangemelde instantie afgeeft, bevat zowel de gebruiksvoorwaarden overeenkomstig punt 5.3.4 bis, punt 1, als de typen en de bedrijfsvoorwaarden van de voorzieningen voor de omstelling van de spoorwijdte waarvoor het automatisch systeem voor variabele spoorwijdte is beoordeeld.";

(60)

Punt 1) van punt 6.1.6 wordt vervangen door:

"(1)

Een beoordeling van geschiktheid voor gebruik middels proefondervindelijke typekeuring (module CV) maakt mogelijk deel uit van de beoordelingsprocedure voor de volgende interoperabiliteitsonderdelen:

wielen (zie punt 6.1.3.1);

automatisch systeem voor variabele spoorwijdten (zie punt 6.1.3.1 bis);

wielslipbeveiligingssysteem (zie punt 6.1.3.2);

sleepstukken (zie punt 6.1.3.8).";

(61)

In punt 6.2.1 wordt de tekst "artikel 18 van en bijlage VI bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 15 van en bijlage IV bij van Richtlijn (EU) 2016/797";

(62)

Punt 1) van punt 6.2.3.3 wordt vervangen door:

"(1)

De conformiteit wordt aangetoond volgens een van de methoden die worden beschreven in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 83.";

(63)

Punt 6.2.3.4 wordt vervangen door:

"6.2.3.4.   Rijdynamicagedrag — technische eisen (punt 4.2.3.4.2 bis)

(1)

Voor eenheden die zijn ontworpen om te worden ingezet op het 1 435 mm-, 1 524 mm- of 1 668 mm-systeem wordt de conformiteit aangetoond overeenkomstig de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 84, punt 7.

De in de punten 4.2.3.4.2.1 en 4.2.3.4.2.2 beschreven parameters worden beoordeeld aan de hand van criteria die zijn gedefinieerd in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 84.";

(64)

Punt 3) van punt 6.2.3.5 wordt vervangen door:

"(3)

Overeenstemming met de veiligheidseisen die zijn gespecificeerd in de punten 4.2.3.4.2, 4.2.3.5.3, 4.2.4.2.2, 4.2.5.3.5, 4.2.5.5.8 en 4.2.5.5.9 op het vlak van ernstgraad/gevolgen in verband met gevaarlijke faalscenario's wordt met behulp van één van de twee volgende methoden aangetoond:

1.

Toepassing van een geharmoniseerd risicoaanvaardingscriterium dat wordt gekoppeld aan de ernstgraad als vermeld in punt 4.2 (bv. "dodelijke ongelukken" voor noodremming).

De aanvrager mag deze methode gebruiken op voorwaarde dat er een geharmoniseerd risicoaanvaardingscriterium gedefinieerd is in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode betreffende de risicobeoordeling en de wijzigingen ervan (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie (*3)).

De aanvrager toont overeenstemming met het geharmoniseerde criterium aan door bijlage I-3 van de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling toe te passen. De volgende beginselen (en combinaties ervan) mogen worden gebruikt om dit aan te tonen: overeenkomst met referentiesystemen; toepassing van praktijkcodes; toepassing van de expliciete risico-inschatting (bv. waarschijnlijkheidsbenadering).

De aanvrager wijst de beoordelingsinstantie aan die het bewijs dat hij gaat verstrekken, ondersteunt: de aangemelde instantie die is geselecteerd voor het subsysteem rollend materieel of een beoordelingsinstantie als gedefinieerd in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling.

Het bewijs wordt in alle lidstaten erkend, of

2.

Toepassing van een risico-evaluatie en -beoordeling in overeenstemming met de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling om het te gebruiken risicoaanvaardingscriterium vast te stellen en overeenstemming met dit criterium aan te tonen.

De aanvrager mag er in elk geval voor kiezen deze methode te gebruiken.

De aanvrager wijst de beoordelingsinstantie aan die het bewijs dat hij gaat verstrekken, ondersteunt, als gedefinieerd in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling.

Er wordt een veiligheidsbeoordelingsverslag verstrekt conform de eisen die zijn vastgesteld in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling en de wijzigingen ervan.

Het veiligheidsbeoordelingsverslag wordt in aanmerking genomen door de vergunningverlenende entiteit, overeenkomstig punt 2.5.6 van bijlage I en artikel 15, lid 2, van de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling.

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8).";"

(65)

De tweede alinea van punt 1) van punt 6.2.3.6 wordt vervangen door:

"De beoordeling van de equivalente coniciteit wordt vermeld in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 107.";

(66)

Na punt 6.2.3.7 wordt het volgende nieuwe punt 6.2.3.7 bis ingevoegd:

"6.2.3.7 bis.   Automatisch systeem voor variabele spoorwijdten

(1)

De veiligheidsanalyse die op grond van punt 5) van punt 4.2.3.5.3 is vereist en op het niveau van het interoperabiliteitsonderdeel wordt uitgevoerd, wordt geconsolideerd op het niveau van de eenheid. Met name de aannamen die zijn gedaan in overeenstemming met punt 6.1.3.1 bis, punt 3), moeten wellicht worden herzien om rekening te houden met de eenheid en het missieprofiel van het voertuig.

(2)

De beoordeling van de integratie van het interoperabiliteitsonderdeel in het loopwerk/de eenheid en de technische compatibiliteit met de voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte moet bestaan uit:

de controle van de naleving van het in punt 1) van punt 5.3.4 bis gedefinieerde exploitatiegebied;

de controle van de correcte integratie van het interoperabiliteitsonderdeel in het loopwerk/de eenheid, met inbegrip van de correcte werking van het controle-/bewakingssysteem aan boord (indien van toepassing); en

proeven op het spoor, met inbegrip van testen in de voorziening(en) voor de omstelling van de spoorwijdte, representatief voor de bedrijfsomstandigheden;";

(67)

Punt 6.2.3.13 wordt vervangen door:

"6.2.3.13.   Effecten van wervelingen voor reizigers op perrons en werknemers naast het spoor (punt 4.2.6.2.1)

(1)

De conformiteit met de in punt 4.2.6.2.1 van deze TSI vastgestelde grenswaarde voor de maximaal toegestane luchtsnelheid langsheen het spoor moet worden aangetoond op basis van volledige testen op recht spoor, uitgevoerd overeenkomstig punt 6.2.2.1 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 94.

(2)

In plaats van de hierboven beschreven volledige beoordeling mag een vereenvoudigde beoordeling worden uitgevoerd voor rollend materieel met een soortgelijk ontwerp als het rollend materieel waarvoor de volledige beoordeling als omschreven in deze TSI is uitgevoerd. In dergelijke gevallen kan de vereenvoudigde conformiteitsbeoordeling als gedefinieerd in punt 4.2.4 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 94, worden toegepast zolang de verschillen in het ontwerp binnen de grenzen van tabel 7 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 94 blijven.";

(68)

Punt 6.2.3.14 wordt vervangen door:

"6.2.3.14.   Zuigereffect voor de trein (punt 4.2.6.2.2)

(1)

De conformiteit wordt beoordeeld op grond van volledige testen onder de omstandigheden die zijn voorgeschreven in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 95, punt 6.1.2.1. Als alternatief mag de conformiteit worden beoordeeld door middel van hetzij gevalideerde simulaties voor digitale berekeningen op het gebied van de vloeistofdynamica (CFD) zoals beschreven in aanhangsel J-1, index 95, punt 6.1.2.4, hetzij als aanvullend alternatief door middel van testen op bewegende modellen als vermeld in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 95, punt 6.1.2.2.

(2)

In plaats van de hierboven beschreven volledige beoordeling mag een vereenvoudigde beoordeling worden uitgevoerd voor rollend materieel met een soortgelijk ontwerp als het rollend materieel waarvoor de volledige beoordeling als omschreven in deze TSI is uitgevoerd. In dergelijke gevallen kan de vereenvoudigde conformiteitsbeoordeling als gedefinieerd in punt 4.1.4 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 95, worden toegepast zolang de verschillen in het ontwerp binnen de grenzen van tabel 4 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 95 blijven.";

(69)

In punt 6.2.6 wordt de tekst "artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 15, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(70)

Na punt 6.2.7 wordt het volgende nieuwe punt 6.2.7 bis ingevoegd:

"6.2.7 bis.   Aanvullende facultatieve eisen voor eenheden die de algemene exploitatie zijn bestemd

(1)

De naleving van de volgende eisen 2) tot en met 9) is facultatief en is alleen bedoeld om de uitwisseling van eenheden die bedoeld zijn voor gebruik in het kader van algemene exploitatie te faciliteren. De conformiteit met deze bepalingen waarborgt niet de volledige uitwisselbaarheid van eenheden en ontslaat de spoorwegonderneming niet van haar verantwoordelijkheden met betrekking tot het gebruik van deze eenheden in een treinsamenstelling als gedefinieerd in punt 6.2.7. Wanneer de aanvrager deze optie kiest, moet een aangemelde instantie de naleving van de EG-keuringsprocedure beoordelen. Dit moet in het certificaat en in de technische documentatie worden vastgelegd.

(2)

De eenheid moet worden uitgerust met een handmatig koppelingssysteem zoals gedefinieerd in de punten 4.2.2.2.3 ter en 5.3.2.

(3)

De eenheid moet worden uitgerust met een EN-UIC-remsysteem zoals gedefinieerd in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 22.

(4)

De eenheid moet voldoen aan de eisen van deze TSI binnen ten minste het temperatuurbereik T1 (– 25 °C tot + 40 °C; nominaal) zoals gedefinieerd in punt 4.2.6.1 van deze TSI en in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 34.

(5)

De in punt 4.2.7.1 vereiste sluitseinen moeten worden voorzien van vaste sluitlichten.

(6)

Indien de eenheid is uitgerust met een loopbrug, moet de loopbrug voldoen aan de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 113.

(7)

De stroomvoorziening moet voldoen aan punt 4 van punt 4.2.11.6.

(8)

De fysieke interface tussen de eenheden voor de signaaloverdracht moet ervoor zorgen dat de kabel en de stekker van ten minste één lijn compatibel zijn met de 18-aderige kabel die is gedefinieerd in plaat 2 van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 114.

(9)

De eenheid moet ten minste met de volgende markeringen worden gemarkeerd overeenkomstig de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 115.

Lengte over de buffers

Elektrische stroomvoorziening.";

(71)

In punt 6.3.2 wordt de tekst "artikel 17 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de verwijzing naar "artikel 14 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(72)

In punt 1) van punt 7.1.1.1 wordt de tekst "spoormachines" vervangen door de tekst "bijzondere voertuigen, zoals spoormachines";

(73)

In punt 1) van punt 7.1.1.2.1 wordt de tekst "in overeenstemming met artikel 5, lid 3, onder f), van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "in overeenstemming met artikel 4, lid 3, onder f), van Richtlijn (EU) 2016/797";

(74)

In punt 7.1.1.2.1 wordt punt 3) vervangen door:

"(3)

De toepassing van deze TSI op rollend materieel dat onder één van de drie bovenstaande gevallen valt, is niet verplicht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

indien het rollend materieel binnen het toepassingsgebied van de TSI HS RST 2008 of de TSI CR LOC&PAS 2011 valt, worden de betrokken TSI's toegepast, met inbegrip van de tenuitvoerleggingsregels en de geldigheidsperiode van de "verklaring van type- of ontwerpkeuring" (7 jaar). Deze bepaling is niet van toepassing op voertuigen die niet voldoen aan de TSI HS RST 2008 of de TSI CR LOC&PAS 2011 en die na 31 mei 2017 in de handel worden gebracht;

indien het rollend materieel niet binnen het toepassingsgebied van de TSI HS RST 2008 of de TSI CR LOC&PAS 2011 valt: de vergunning voor het in de handel brengen wordt afgegeven tijdens een overgangsperiode die eindigt op 31 december 2020.";

(75)

In punt 4) van punt 7.1.1.2.1 wordt de tekst "tot indienststelling overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "om een voertuig in de handel te brengen overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797";

(76)

In punt 1) van punt 7.1.1.2.2 wordt de tekst "artikel 2, onder t), van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 2, punt 23, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(77)

In punt 7.1.1.3 wordt de titel "Toepassing op mobiele uitrusting voor de bouw en het onderhoud van spoorweginfrastructuur" vervangen door de titel "Toepassing op bijzondere voertuigen, zoals spoormachines";

(78)

In punt 3) van punt 7.1.1.3 wordt de tekst "in overeenstemming met artikel 24 of 25 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "in overeenstemming met artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797 op basis van de nationale voorschriften met betrekking tot de fundamentele parameters van deze TSI";

(79)

In punt 3) van punt 7.1.1.4 wordt de tekst "in overeenstemming met artikel 24 of 25 van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "in overeenstemming met artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797 op basis van de nationale voorschriften met betrekking tot de fundamentele parameters van deze TSI";

(80)

In punt 7.1.1.4 bis wordt de verwijzing naar punt "4.2.8.2.8" vervangen door de verwijzing naar "4.2.8.2.8.4";

(81)

In punt 1) van punt 7.1.1.5 wordt de tekst "drie jaar na de datum van toepassing van deze TSI" vervangen door de tekst "op 1 januari 2018";

(82)

In 7.1.1 wordt na punt 7.1.1.7 het volgende nieuwe punt 7.1.1.8 ingevoegd:

"7.1.1.8.   Overgangsmaatregel voor de eis inzake passieve brandveiligheid

De in punt 4.2.2.5, punt 6, vastgestelde eisen zijn niet verplicht tijdens een overgangsperiode die eindigt op 1 januari 2022 voor locomotieven met één centrale bestuurderscabine die zich op 27 mei 2019 in een vergevorderd stadium van ontwikkeling bevinden, voor uitvoeringsovereenkomsten en voor rollend materieel van een bestaand ontwerp zoals beschreven in punt 7.1.1.2 van deze TSI.

Wanneer de in punt 4.2.2.5, punt 6, vastgestelde eisen niet worden toegepast, mag, als alternatieve methode, de conformiteit met de eisen van scenario 3 van punt 4.2.2.5, punt 5, worden gestaafd door aan te tonen dat aan de volgende criteria wordt voldaan:

het frame van de locomotief is ontworpen volgens de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 7 cat L (zoals reeds voorgeschreven in punt 4.2.2.4 van deze TSI);

de afstand tussen de buffers en de frontruit van de bestuurderscabine bedraagt ten minste 2,5 m.";

(83)

Punt 7.1.2 wordt vervangen door:

"7.1.2.   Wijzigingen aan bestaand rollend materieel of een bestaand type rollend materieel

7.1.2.1.   Inleiding

(1)

In dit punt 7.1.2 worden de beginselen vastgelegd die de vergunningverlenende instanties en de entiteiten die de wijziging beheren, moeten toepassen in overeenstemming met de EG-keuringsprocedure zoals vastgelegd in artikel 15, lid 9, artikel 21, lid 12, en bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797. Deze procedure is nader omschreven in de artikelen 13, 15 en 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie (*4) en in Besluit 2010/713/EU (*5).

(2)

Dit punt 7.1.2 is van toepassing in het geval van wijzigingen, waaronder vernieuwing of aanpassing, aan bestaand rollend materieel of een bestaand type rollend materieel. Het is niet van toepassing in geval van wijzigingen:

die geen afwijking inhouden van eventuele technische dossiers bij de EG-keuringsverklaringen voor de subsystemen; en

die geen invloed hebben op eventuele fundamentele parameters die niet onder de EG-verklaring vallen.

De houder van de voertuigtypevergunning verstrekt, onder redelijke voorwaarden, de informatie die nodig is voor de beoordeling van de wijzigingen aan de entiteit die de wijziging beheert.

7.1.2.2.   Regels voor het beheer van wijzigingen in zowel het rollend materieel als het type rollend materieel

(1)

Onderdelen en fundamentele parameters van het rollend materieel waarop de wijzigingen geen impact hebben, zijn vrijgesteld van een conformiteitsbeoordeling op basis van de bepalingen van deze TSI.

(2)

Onverminderd punt 7.1.2.2 bis is conformiteit met de eisen van deze TSI, de TSI Geluidsemissies (Verordening (EG) nr. 1304/2014 van de Commissie, zie punt 7.2 van die TSI) en de TSI PRM (Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie (*6), zie punt 7.2.3 van die TSI) alleen vereist voor de fundamentele parameters in deze TSI waarop de wijzigingen een impact kunnen hebben.

(3)

In overeenstemming met de artikelen 15 en 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie en Besluit 2010/713/EU en door toepassing van de modules SB, SD/SF of SH1 voor de EG-keuring en, indien relevant, overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 brengt de entiteit die de wijziging beheert, een aangemelde instantie op de hoogte van alle wijzigingen die een impact hebben op de conformiteit van het subsysteem met de eisen van de desbetreffende TSI's en bijgevolg nieuwe controles door een aangemelde instantie vereisen. Deze informatie wordt verstrekt door de entiteit die de wijziging beheert, met opgave van de overeenkomstige verwijzingen naar de technische documentatie met betrekking tot de bestaande EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring.

(4)

Onverminderd de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven algemene veiligheidsbeoordeling, wordt in geval van wijzigingen die een herbeoordeling vereisen van de in de punten 4.2.3.4.2, 4.2.3.5.3, 4.2.4.2.2, 4.2.5.3.5, 4.2.5.5.8 en 4.2.5.5.9 vastgestelde veiligheidseisen, de procedure van punt 6.2.3.5 toegepast. In tabel 17 is aangegeven wanneer een nieuwe vergunning vereist is.

Tabel 17

Voertuig oorspronkelijk beoordeeld op basis van …

 

Eerste methode van punt 6.2.3.5, punt 3

Tweede methode van punt 6.2.3.5, punt 3

Geen gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling toegepast

Verandering beoordeeld op basis van …

Eerste methode van punt 6.2.3.5, punt 3

Geen nieuwe vergunning vereist

Controle (*7)

Geen nieuwe vergunning vereist

Tweede methode van punt 6.2.3.5, punt 3

Controle (*7)

Controle (*7)

Controle (*7)

Geen gemeenschappelijke veiligheids-methode voor risicobeoordeling toegepast

Niet mogelijk

Niet mogelijk

Niet mogelijk

(4 bis)

Onverminderd de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven algemene veiligheidsbeoordeling, is voor wijzigingen die een invloed hebben op de in de punten 4.2.4.9, 4.2.9.3.1 en 4.2.10.3.4 vastgestelde eisen en als gevolg waarvan een nieuw betrouwbaarheidsonderzoek nodig is, een nieuwe vergunning om een voertuig in de handel te brengen vereist, tenzij de aangemelde instantie concludeert dat de in het betrouwbaarheidsonderzoek behandelde veiligheidsgerelateerde eisen worden verbeterd of behouden. De aangemelde instantie houdt bij haar beoordeling, indien nodig, rekening met de herziene onderhouds- en exploitatiedocumentatie.

(5)

Wanneer wordt bepaald in welke mate de TSI's betreffend rollend materieel moeten worden toegepast, worden nationale migratiestrategieën als gevolg van de tenuitvoerlegging van andere TSI's (bv. TSI's betreffende vaste installaties) in aanmerking genomen.

(6)

De fundamentele ontwerpkenmerken van rollend materieel zijn vastgesteld in de tabellen 17 bis en 17 ter. Op basis van deze tabellen en de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling worden de wijzigingen als volgt ingedeeld:

a)

artikel 15, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie, indien zij boven de in kolom 3 en onder de in kolom 4 vastgestelde drempels liggen, tenzij de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling vereist dat zij worden ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder d), of

b)

artikel 15, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie indien zij boven de in kolom 4 vastgestelde drempels liggen of indien de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling vereist dat zij worden ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder d).

Of de wijzigingen onder of boven de bovengenoemde drempels liggen, wordt bepaald aan de hand van de waarden van de parameters op het moment van de laatste vergunning voor het rollend materieel of het type rollend materieel.

(7)

Wijzigingen die niet onder punt 7.1.2.2, punt 6, vallen, worden geacht geen invloed te hebben op de fundamentele ontwerpkenmerken en kunnen worden ingedeeld in de categorieën artikel 15, lid 1, onder a) of artikel 15, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie, tenzij de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling vereist dat zij worden ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder d).

(8)

De in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling betreft wijzigingen van de fundamentele parameters van de tabel in punt 3.1 met betrekking tot alle essentiële eisen, met name de eisen "Veiligheid" en "Technische compatibiliteit".

(9)

Onverminderd punt 7.1.2.2 bis, blijven alle wijzigingen in overeenstemming met de toepasselijke TSI's, ongeacht hun indeling.

(10)

De vervanging van een of meer voertuigen binnen een vaste samenstelling na ernstige schade vereist geen conformiteitsbeoordeling op basis van deze TSI, zolang de eenheid of het (de) voertuig(en) qua technische parameters en functie ongewijzigd blijven ten opzichte van de parameters die zij vervangen. Dergelijke eenheden moeten traceerbaar zijn en gecertificeerd zijn overeenkomstig de nationale en internationale regelgeving of een andere in de spoorwegsector erkende code van goede praktijk.

Tabel 17 bis

Fundamentele ontwerpkenmerken die verband houden met de basisparameters in de TSI LOC&PAS

1.

Punt in de TSI

2.

Betreffende fundamentele ontwerp-kenmerken

3.

Wijzigingen die een invloed hebben op het fundamentele ontwerpkenmerk en niet zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.

Wijzigingen die een invloed hebben op het fundamentele ontwerpkenmerk en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.2.2.2.3.

Eindkoppeling

Type eindkoppeling

Wijziging van type eindkoppeling

N.v.t.

4.2.2.10.

Belasting-omstandigheden en gewogen massa

4.2.3.2.1.

Asbelastings-parameter

Bedrijfsklaar ontwerpgewicht

Wijziging van de overeenkomstige fundamentele ontwerpkenmerken met als gevolg een wijziging van de lijncategorieën waarmee het voertuig compatibel is

N.v.t.

Ontwerpgewicht bij een normale nuttige last

Ontwerpgewicht bij een uitzonderlijke nuttige last

Maximum-ontwerpsnelheid (km/h)

Bedrijfsklare statische aslast

Statische aslast bijeen uitzonderlijke nuttige last

Lengte van het voertuig

Statische aslast bij normale nuttige last

Positie van de assen over de eenheid (asafstand)

Totaal voertuiggewicht (voor elk voertuig van de eenheid)

Wijziging van de overeenkomstige fundamentele ontwerpkenmerken met als gevolg een wijziging van de lijncategorie(ën) waarmee het voertuig compatibel is

Wijziging met meer dan ± 10 %

Gewicht per wiel

Wijziging van de overeenkomstige fundamentele ontwerpkenmerken met als gevolg een wijziging van de lijncategorieën waarmee het voertuig compatibel is, of

Wijziging met meer dan ± 10 %

N.v.t.

4.2.3.1.

Omgrenzings-profiel

Referentieprofiel

N.v.t.

Wijziging van referentieprofiel waaraan het voertuig voldoet

 

Mogelijke verticale bolle minimum-boogstraal

Wijziging van de mogelijke verticale bolle minimumboogstraal waarmee het voertuig compatibel is, met meer dan 10 %

N.v.t.

 

Mogelijke verticale holle minimum-boogstraal

Wijziging van de mogelijke verticale holle minimumboogstraal waarmee het voertuig compatibel is, met meer dan 10 %

N.v.t.

4.2.3.3.1.

Eigenschappen van rollend materieel voor compatibiliteit met treindetectie-systemen

Compatibiliteit met treindetectie-systemen

N.v.t.

Wijziging van de aangegeven compatibiliteit met een of meer van de drie volgende treindetectiesystemen:

spoorstroomkringen

assentellers

lusuitrusting

4.2.3.3.2.

Aslagerbewaking

Boorddetectie-systeem

Montage van boorddetectiesysteem

Verwijdering van boorddetectiesysteem

4.2.3.4.

Dynamisch gedrag van het rollend materieel

Combinatie van maximumsnelheid en maximum-verkantingstekort waarvoor het voertuig werd beoordeeld

N.v.t.

Verhoging van de maximumsnelheid met meer dan 15 km/h of wijziging van het toelaatbare maximumverkantingstekort met meer dan ± 10 %

 

Spoorstaafneiging

N.v.t.

Wijziging van spoorstaafneigingen waaraan het voertuig voldoet (*8)

4.2.3.5.2.1.

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielstellen

Wielstelbreedte

N.v.t.

Wijziging van de spoorwijdte waarmee het wielstel compatibel is

4.2.3.5.2.2.

Eigenschappen van wielen

Vereiste minimumwiel-diameter bij bedrijf

Wijziging van vereiste minimumdiameter bij bedrijf van meer dan ± 10 mm

N.v.t.

4.2.3.5.2.3.

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

Voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte

Wijziging van het voertuig met als gevolg een wijziging in de voorzieningen voor de omstelling van de spoorwijdte waarmee het wielstel compatibel is

Wijziging van de spoorwijdten waarmee het wielstel compatibel is

4.2.3.6.

Minimumboog-straal

Mogelijke horizontale minimumboogstraal

Verhoging met meer dan 5 m van de minimale horizontale boogstraal

N.v.t.

4.2.4.5.1.

Remprestatie — algemene eisen

Maximale gemiddelde vertraging

Wijziging van de maximale gemiddelde remvertraging met meer dan ± 10 %

N.v.t.

4.2.4.5.2.

Remprestatie — noodremming

Remweg en vertragingsprofiel voor elke belastings-omstandigheid per maximum-ontwerpsnelheid

Wijziging van de remweg met meer dan ± 10 %

Opmerking: Ook het remgewichtspercentage (ook aangeduid als "lambda") of het remgewicht kunnen worden gebruikt. Deze kunnen (direct of indirect via de remweg) worden berekend op basis van de vertragingsprofielen.

De toegestane wijziging is dezelfde (± 10 %)

N.v.t.

4.2.4.5.3.

Remprestatie — dienstremming

Remweg en maximum-vertraging voor de belasting-omstandigheid "ontwerpgewicht bij normale belasting" op de maximum-ontwerpsnelheid.

Wijziging van de remweg met meer dan ± 10 %

N.v.t.

4.2.4.5.4.

Remprestatie — thermische capaciteit

Maximale thermische energiecapaciteit van de rem

N.v.t.

Wijziging van de maximale thermische energie van de rem ≥ 10 %

of

 

Thermische capaciteit in termen van maximumhelling van de lijn, de desbetreffende lengte en de dienstsnelheid

Verandering van de maximumhelling van de lijn, de desbetreffende lengte en de dienstsnelheid waarvoor het remsysteem is ontworpen ten opzichte van de thermische energie-capaciteit van de rem

4.2.4.5.5.

Remprestatie — vastzetrem

Maximumhelling waarop de eenheid door de vastzetrem alleen wordt opgehouden (indien het voertuig ermee is uitgerust)

Wijziging van de aangegeven maximumhelling met meer dan ± 10 %

N.v.t.

4.2.4.6.2.

Wielslipbeveiligingssysteem

Wielslipbeveili-gingssysteem

N.v.t.

Montage/verwijdering van de WSP-functie

4.2.4.8.2

Magneetschoenrem

Magneetschoenrem

N.v.t.

Montage/verwijdering van de magneetschoenremfunctie

Mogelijkheid om het gebruik van de magneetschoenrem te voorkomen

N.v.t.

Montage/verwijdering van de rembesturing waardoor de magneetschoenrem kan worden ingeschakeld/uitgeschakeld

4.2.4.8.3.

Wervelstroomrem

Wervelstroomrem

N.v.t.

Montage/verwijdering van de wervelstroomremfunctie

Mogelijkheid om het gebruik van de wervelstroomrem te voorkomen

N.v.t.

Montage/verwijdering van de rembesturing waardoor de wervelstroomrem kan worden ingeschakeld/uitgeschakeld

4.2.6.1.1.

Temperatuur

Temperatuurbereik

Wijziging van temperatuurbereik (T1, T2, T3)

N.v.t.

4.2.6.1.2.

Sneeuw, ijs en hagel

Sneeuw-, ijs- en hagelomstandig-heden

Wijziging van het geselecteerde bereik "sneeuw, ijs en hagel" (nominaal of zwaar)

N.v.t.

4.2.8.2.2

Exploitatie binnen de spanningen en frequenties

Energievoor-zieningssysteem (spanning en frequentie)

N.v.t.

Wijziging van spanning(en)/frequentie(s) van het energievoorzieningssysteem

(AC 25 kV-50 Hz, AC 15 kV-16,7 Hz, DC 3 kV, DC 1,5 kV, DC 750 V, stroomrail, andere)

4.2.8.2.3.

Recuperatierem met energie naar de bovenleiding

Recuperatie-remming

N.v.t.

Montage/verwijdering van de recuperatieremfunctie

 

Mogelijkheid om het gebruik van de recuperatierem te voorkomen, indien recuperatieremmen zijn gemonteerd

Montage/verwijdering van de mogelijkheid om het gebruik van de recuperatierem te voorkomen

N.v.t.

4.2.8.2.4.

Maximaal vermogen en maximale stroom die aan de bovenleiding mogen worden opgenomen

Uitsluitend van toepassing op elektrische eenheden met een vermogen van meer dan 2 MW:

Spannings-/stroombegrenzingsfunctie

Vermogens- of stroombegrenzingsfunctie gemonteerd/verwijderd

N.v.t.

4.2.8.2.5.

Maximale stroomafname bij stilstand voor gelijkstroomsystemen

Maximale stroomafname per stroomafnemer bij stilstand voor elk gelijkstroomsysteem waarvoor het voertuig is uitgerust

Wijziging met 50 A van de maximale stroomwaarde zonder de in de TSI vastgestelde grenswaarde te overschrijden

N.v.t.

4.2.8.2.9.1.1.

Hoogte van interactie met rijdraden (niveau rollend materieel)

Hoogte van de interactie van de stroomafnemer met de rijdraden (boven de spoorstaaf)

Wijziging van de hoogte van de interactie, waardoor mechanisch contact met een van de rijdraden mogelijk is/niet meer mogelijk is op een hoogte boven de spoorstaaf tussen:

 

4 800 mm en 6 500 mm

 

4 500 mm en 6 500 mm

 

5 550 mm en 6 800 mm

 

5 600 mm en 6 600 mm

N.v.t.

4.2.8.2.9.2.

Geometrie stroom-afnemerkop (niveau interoperabiliteits-onderdeel)

Geometrie stroomafnemerkop

N.v.t.

Wijziging van de geometrie van de stroomafnemerkop naar of van een van de typen gedefinieerd in de punten 4.2.8.2.9.2.1, 4.2.8.2.9.2.2 of 4.2.8.2.9.2.3

4.2.8.2.9.4.2.

Materiaal van de sleepstukken

Materiaal van de sleepstukken

Nieuw sleepstuk overeenkomstig punt 4.2.8.2.9.4.2, punt 3

N.v.t.

4.2.8.2.9.6.

Opdrukkracht stroomafnemer en dynamisch gedrag

Gemiddelde curve van de opdrukkracht

Wijziging die een nieuwe beoordeling van het dynamische gedrag van de stroomafnemer vereist

N.v.t.

4.2.8.2.9.7.

Opstelling van stroomafnemers (niveau rollend materieel)

Aantal stroomafnemers en kortste afstand tussen twee stroomafnemers

N.v.t.

Wanneer de afstand tussen twee opeenvolgende stroomafnemers in vaste of vooraf gedefinieerde samenstellingen van de beoordeelde eenheid wordt verkleind door een voertuig te verwijderen

4.2.8.2.9.10.

Het strijken van de stroomafnemers (niveau rollend materieel)

Automatische stroomafnemer-strijkapparatuur

Functie van de automatische stroomafnemer-strijkapparatuur gemonteerd/verwijderd

N.v.t.

4.2.10.1.

Algemeen en indeling in categorieën

Categorie brandveiligheid

N.v.t.

Wijziging van categorie brandveiligheid

4.2.12.2.

Algemene documentatie — aantal eenheden in meervoudig bedrijf

Maximumaantal treinstellen of locomotieven die aan elkaar zijn gekoppeld in meervoudig bedrijf

N.v.t.

Wijziging van het maximum toegelaten aantal treinstellen of locomotieven die aan elkaar zijn gekoppeld in meervoudig bedrijf

4.2.12.2.

Algemene documentatie — aantal voertuigen in een eenheid

Alleen voor vaste samenstellingen:

voertuigen waaruit de vaste samenstelling bestaat

N.v.t.

Verandering in het aantal voertuigen waaruit de vaste samenstelling bestaat

Tabel 17 ter

Fundamentele ontwerpkenmerken die verband houden met de fundamentele parameters in de TSI PRM

1.

Punt in de TSI

2.

Betreffende fundamentele ontwerpkenmerken

3.

Wijzigingen die een invloed hebben op het fundamentele ontwerpkenmerk en niet zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.

Wijzigingen die een invloed hebben op het fundamentele ontwerpkenmerk en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.2.2.11

Positie treden voor het in- en uitstappen van de voertuigen

Perronhoogten waarvoor het voertuig is ontworpen

N.v.t.

Wijziging van de perronhoogte waarmee het voertuig compatibel is

(11)

Om de EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring vast te stellen, mag de aangemelde instantie die is geselecteerd door de entiteit die de wijziging beheert, verwijzen naar:

de oorspronkelijke EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring voor onderdelen van het ontwerp die ongewijzigd blijven of waarvan de wijzigingen geen invloed hebben op de conformiteit van het subsysteem, voor zover deze nog geldig is (gedurende de zevenjarige periode van fase B);

een aanvullende EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring (tot wijziging van de oorspronkelijke verklaring) voor gewijzigde onderdelen van het ontwerp die van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem met de laatste herziening van deze TSI die op het desbetreffende moment van kracht is.

(12)

In elk geval zorgt de entiteit die de wijziging beheert ervoor dat de technische documentatie die betrekking heeft op de EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring, dienovereenkomstig wordt bijgewerkt.

(13)

De bijgewerkte technische documentatie met betrekking tot de EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring wordt vermeld in het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring die is afgegeven door de entiteit die de wijziging beheert voor rollend materieel dat conform het gewijzigde type is verklaard.

7.1.2.2 bis.   Bijzondere regels voor bestaand rollend materieel waarvoor er geen EG-keuringsverklaring is en waarvoor de eerste vergunning tot indienststelling vóór 1 januari 2015 werd afgegeven

(1)

Naast punt 7.1.2.2 zijn de volgende regels van toepassing op bestaand rollend materieel waarvoor de eerste vergunning tot indienststelling vóór 1 januari 2015 werd afgegeven en waarbij de reikwijdte van de wijziging invloed heeft op de (eventuele) fundamentele parameters die niet onder de EG-verklaring vallen.

(2)

De conformiteit met de technische eisen van deze TSI wordt geacht te zijn vastgesteld wanneer een fundamentele parameter de door de TSI gedefinieerde prestatie beter benadert en de entiteit die de wijziging beheert, aantoont dat aan de dienovereenkomstige essentiële eisen wordt voldaan en het veiligheidsniveau wordt gehandhaafd en, indien redelijkerwijs haalbaar, verbeterd. De entiteit die de wijziging beheert, motiveert in dit geval waarom niet aan de in de TSI vastgestelde prestaties is voldaan, rekening houdend met punt 7.1.2.2, punt 3). Die motivering wordt opgenomen in het technisch dossier, indien er een is, of in de originele technische documentatie van het voertuig.

(3)

De specifieke regel in punt 2 hierboven is niet van toepassing op wijzigingen in de fundamentele parameters die in tabel 17 c en tabel 17 d zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a). Voor deze wijzigingen is conformiteit met de eisen van de TSI verplicht.

Tabel 17 quater

Wijzigingen in de fundamentele parameters waarvoor conformiteit met de eisen van de TSI verplicht is voor rollend materieel waarvoor geen verklaring van EG-type- of ontwerpkeuring is afgegeven

Punt in de TSI

Betreffende fundamentele ontwerpkenmerken

Wijzigingen die een invloed hebben op het fundamentele ontwerpkenmerk en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.2.3.1.

Omgrenzingsprofiel

Referentieprofiel

Wijziging van referentieprofiel waaraan het voertuig voldoet

4.2.3.3.1.

Eigenschappen van rollend materieel voor compatibiliteit met treindetectiesystemen

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

Wijziging van de aangegeven compatibiliteit met een of meer van de drie volgende treindetectiesystemen:

spoorstroomkringen

assentellers

lusuitrusting

4.2.3.3.2.

Aslagerbewaking

Boorddetectiesysteem

Montage/verwijdering van aangegeven boorddetectiesysteem

4.2.3.5.2.1.

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielstellen

Wielstelbreedte

Wijziging van de spoorwijdte waarmee het wielstel compatibel is

4.2.3.5.2.3.

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

Voorziening voor de omstelling van de spoorwijdte

Wijziging van de spoorwijdte(n) waarmee het wielstel compatibel is

4.2.8.2.3.

Recuperatierem met energie naar de bovenleiding

Recuperatieremming

Montage/verwijdering van de recuperatieremfunctie

Tabel 17 quinquies

Wijzigingen in de fundamentele parameters van de TSI PRM waarvoor conformiteit met de eisen van de TSI verplicht is voor rollend materieel waarvoor geen verklaring van EG-type- of ontwerpkeuring is afgegeven

Punt in de TSI

Betreffende fundamentele ontwerpkenmerken

Wijzigingen die een invloed hebben op het fundamentele ontwerpkenmerk en zijn ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797

4.2.2.11

Positie treden voor het in- en uitstappen van de voertuigen

Perronhoogten waarvoor het voertuig is ontworpen

Wijziging van de perronhoogte waarmee het voertuig compatibel is

7.1.2.2 ter.   Bijzondere voorschriften voor voertuigen die zijn aangepast om de prestaties of de betrouwbaarheid van technologische innovaties gedurende een beperkte periode te testen

(1)

Naast punt 7.1.2.2 gelden de volgende regels in geval van aanpassingen aan afzonderlijke goedgekeurde voertuigen om de prestaties en de betrouwbaarheid van technologische innovaties gedurende een vaste periode van niet meer dan één jaar te testen. Zij zijn niet van toepassing als dezelfde aanpassingen aan meerdere voertuigen worden aangebracht.

(2)

De conformiteit met de technische eisen van deze TSI wordt geacht te zijn vastgesteld, wanneer een fundamentele parameter ongewijzigd blijft of de door de TSI gedefinieerde prestatie beter benadert en de entiteit die de wijziging beheert, aantoont dat aan de dienovereenkomstige essentiële eisen wordt voldaan en het veiligheidsniveau wordt gehandhaafd en, indien redelijkerwijs haalbaar, verbeterd.

(*4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66)."

(*5)  Besluit van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1)."

(*6)  Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110).";"

(84)

De titel van punt 7.1.3 "Regels in verband met de verklaringen van type- of ontwerpkeuring" wordt vervangen door "Regels in verband met de EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring";

(85)

Punt 7.1.3,1 wordt vervangen door:

"7.1.3.1.   Subsysteem rollend materieel

(1)

Dit punt betreft een type rollend materieel (type eenheid in de context van deze TSI), als gedefinieerd in artikel 2, punt 26, van Richtlijn (EU) 2016/797, dat het onderwerp is van een EG-type- of -ontwerpkeuringsprocedure overeenkomstig punt 6.2 van deze TSI. Het is ook van toepassing op de EG-procedure voor type- of ontwerpkeuring overeenkomstig de TSI Geluidsemissies (Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie (*9)) en de TSI PRM (Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie), waarin naar deze TSI wordt verwezen wegens de toepassing ervan op locomotieven en reizigerstreinen.

(2)

De beoordelingsbasis krachtens de TSI voor een "EG-type- of ontwerpkeuring" wordt gedefinieerd in de kolommen 2 en 3 ("ontwerptoetsing" en "typekeuring") van aanhangsel H bij deze TSI.

Fase A

(3)

Fase A start zodra een aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor EG-keuring, door de aanvrager wordt aangesteld, en eindigt als de EG-type- of ontwerpkeuringsverklaring wordt verstrekt.

(4)

De basis voor beoordeling aan de hand van de TSI voor een type wordt gedefinieerd voor een periode van fase A, met een duur van maximaal zeven jaar. Gedurende de periode van fase A verandert de door de aangemelde instantie te gebruiken beoordelingsbasis voor EG-keuring niet.

(5)

Als tijdens de periode van fase A een herziening van deze TSI of van de TSI Geluidsemissies of de TSI PRM van kracht wordt, is het toegestaan (maar niet verplicht) de herziene versie te gebruiken, hetzij geheel, hetzij voor bepaalde delen, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in de herziene versie van deze TSI's; wanneer de toepassing beperkt blijft tot bepaalde delen, moet de aanvrager rechtvaardigen en schriftelijk bewijzen dat de toepasselijke eisen consistent blijven, en dit moet worden goedgekeurd door de aangemelde instantie.

Fase B

(6)

De periode van fase B definieert de geldigheidsduur van de EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring, nadat deze is afgegeven door de aangemelde instantie. Gedurende deze tijd mag voor eenheden een EG-verklaring worden verleend op basis van typeconformiteit.

(7)

De EG-verklaring van type- of ontwerpkeuring voor het subsysteem is geldig voor een periode van fase B van zeven jaar na de datum van uitgifte, ook als er een herziening van deze TSI of van de TSI Geluidsemissies of de TSI PRM van kracht wordt, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in de herziene versie van deze TSI's. Gedurende deze geldigheidsperiode mag nieuw rollend materieel van hetzelfde type in de handel worden gebracht op basis van een EG-keuringsverklaring die verwijst naar de typekeuringsverklaring.

(*9)  Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — geluidsemissies" tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).";"

(86)

Punt 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de verwijzing naar "artikel 34 van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de verwijzing naar "artikel 48 van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

de tekst "artikel 35 van Richtlijn 2008/57/EG en Uitvoeringsbesluit 2011/633/EU van de Commissie" wordt vervangen door de tekst "artikel 48 van Richtlijn (EU) 2016/797 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 (*).

(*)

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Besluit 2014/880/EU (RINF) (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312).";

(87)

Punt 2) van punt 7.3.1 wordt vervangen door:

"(2)

Deze specifieke gevallen zijn als volgt ingedeeld:

"P"-gevallen: "permanente" gevallen,

"T0": "tijdelijke" gevallen van onbepaalde duur, waarbij het doelsysteem uiterlijk op een nog vast te stellen datum moet zijn gerealiseerd;

"T1"-gevallen: "tijdelijke" gevallen, waarbij het doelsysteem uiterlijk 31 december 2025 operationeel moet zijn gerealiseerd;

"T2"-gevallen: "tijdelijke" gevallen, waarbij het doelsysteem uiterlijk 31 december 2035 operationeel moet zijn gerealiseerd.

Alle specifieke gevallen en de looptijd daarvan worden opnieuw bekeken bij toekomstige herzieningen van de TSI teneinde het technisch en geografisch toepassingsgebied daarvan te beperken op basis van de beoordeling van hun impact op de veiligheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdend verkeer, TEN-T-corridors en de praktische en economische impact van het behouden of opheffen van die gevallen, Er wordt met name rekening gehouden met de beschikbaarheid van EU-financiering.

Specifieke gevallen worden beperkt tot de route of het netwerk waarvoor ze strikt noodzakelijk zijn, rekening houdend met de procedures inzake de compatibiliteit van doorgaande routes.";

(88)

Na punt 5) van punt 7.3.1 wordt het volgende nieuwe punt 6) ingevoegd:

"(6)

Indien een specifiek geval van toepassing is op een onderdeel dat in punt 5.3 van deze TSI als interoperabiliteitsonderdeel is gedefinieerd, wordt de conformiteitsbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig punt 6.1.1, punt 3).";

(89)

In punt 7.3.2.3 wordt de volgende tekst geschrapt:

"Specifiek geval Portugal ("P")

Voor rollend materieel dat bestemd is om op het Portugese spoorwegnet te rijden (1 668 mm-spoorwijdte) en dat afhankelijk is van uitrusting naast het spoor voor aslagerbewaking, moet het meetgebied dat vrij moet blijven voor metingen met warmloperdetectoren langs het spoor en de positie ten opzichte van de hartlijn van het voertuig aan de volgende waarden voldoen:

YTA = 1 000 mm (laterale positie van het hart van het meetgebied ten opzichte van de hartlijn van het voertuig);

WTA ≥ 65 mm (breedte van het meetgebied);

LTA ≥ 100 mm (lengte van het meetgebied);

YPZ ≥ 1 000 mm (laterale positie van het hart van de verboden zone ten opzichte van de hartlijn van het voertuig);

WPZ ≥ 115 mm (breedte van de verboden zone);

LPZ ≥ 500 mm (lengte van de verboden zone).

Specifiek geval Spanje ("P")

Voor rollend materieel dat bestemd is om op het Spaanse spoorwegnet te rijden (1 668 mm-spoorwijdte) en dat afhankelijk is van uitrusting naast het spoor voor aslagerbewaking, moet de zone die zichtbaar is voor de uitrusting langs het spoor op rollend materieel de zone zijn als gedefinieerd in EN 15437-1:2009, punt 5.1 en punt 5.2, waarbij moet worden uitgegaan van de volgende waarden in plaats van de waarden die vermeld worden:

YTA = 1 176 ± 10 mm (laterale positie van het hart van het meetgebied ten opzichte van de hartlijn van het voertuig);

WTA ≥ 55 mm (breedte van het meetgebied);

LTA ≥ 100 mm (lengte van het meetgebied);

YPZ = 1 176 ± 10 mm (laterale positie van het hart van de verboden zone ten opzichte van de hartlijn van het voertuig);

WPZ ≥ 110 mm (breedte van de verboden zone);

LPZ ≥ 500 mm (lengte van de verboden zone)";

(90)

In punt 7.3.2.3 wordt de tekst "Specifiek geval Zweden ("t")" vervangen door de tekst "Specifiek geval Zweden ("T1")";

(91)

Punt 7.3.2.4 wordt vervangen door:

"7.3.2.4.   Ontsporingsveiligheid op scheluw spoor (4.2.3.4.1)

Specifiek geval Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië) ("P")

Voor alle eenheden en gevallen mag methode 3 worden gebruikt zoals beschreven in EN 14363:2016, punt 6.1.5.3.1.

Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform rollend materieel tot het nationale spoorwegnet.";

(92)

Punt 7.3.2.5 wordt vervangen door:

"7.3.2.5.   Rijdynamicagedrag (4.2.3.4.2, 6.2.3.4)

Specifiek geval Finland ("P")

De volgende wijzigingen aan de punten in verband met het rijdynamicagedrag van de TSI gelden voor voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor het Finse 1 524 mm-spoorwegnet:

testzone 4 is niet van toepassing voor het testen van de rijdynamica;

de gemiddelde waarde van de boogstraal van alle baanvakken voor testzone 3 moet 550 ± 50 meter zijn voor het testen van de rijdynamica;

parameters voor de kwaliteit van het spoor tijdens het testen van de rijdynamica moeten overeenstemmen met RATO 13 (spoorinspectie);

de meetmethoden voldoen aan EN 13848:2003+A1.

Specifiek geval Ierland en Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland ("P")

Ten behoeve van de technische compatibiliteit met het bestaande spoorwegnet mag de rijdynamica worden beoordeeld aan de hand van aangemelde nationale technische voorschriften.

Specifiek geval Spanje ("P")

Voor rollend materieel dat bedoeld is om te worden gebruikt op 1 668 mm-spoorwijdte, moet de grenswaarde van de quasi-statische geleidekracht Yqst worden beoordeeld voor boogstralen

250 m ≤ Rm < 400 m.

De grenswaarde moet zijn: (Yqst)lim = 66 kN.

Voor de normalisatie van de geraamde waarde in de straal Rm = 350 m overeenkomstig punt 7.6.3.2.6, punt 2, van EN 14363:2016 wordt de formule "Ya,nf,qst = Ya,f,qst – (10 500 m/Rm – 30) kN" vervangen door "Ya,nf,qst = Ya,f,qst – (11 550 m/Rm – 33) kN".

De waarden van het verkantingstekort kunnen worden aangepast aan de spoorwijdte van 1 668 mm door de dienovereenkomstige parameterwaarden van de spoorwijdte van 1 435 mm te vermenigvuldigen aan de hand van de volgende omrekeningsfactor: 1733/1500.

Specifiek geval Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië) ("P")

Ten behoeve van de technische compatibiliteit met het bestaande spoorwegnet mag gebruik worden gemaakt van nationale technische voorschriften tot wijziging van de eisen die worden gesteld in EN 14363 die zijn aangemeld met het oog op de beoordeling van de rijdynamica. Dit specifieke geval vormt geen belemmering voor de toegang van TSI-conform materieel tot het nationale spoorwegnet.";

(93)

In punt 7.3.2.6 wordt tabel 21 vervangen door de volgende tabel:

 

"Omschrijving

Diameter van het wiel D (mm)

Minimum-waarde (mm)

Maximum-waarde (mm)

1 600 mm

Breedte van de velg (BR) (met braam van maximaal 5 mm)

690 ≤ D ≤ 1 016

137

139

Dikte van de flens (Sd)

690 ≤ D ≤ 1 016

26

33

Hoogte van de flens (Sh)

690 ≤ D ≤ 1 016

28

38

Contactvlak van de flens (qR)

690 ≤ D ≤ 1 016

6,5

—"

(94)

In punt 7.3.2.6 wordt tabel 22 vervangen door de volgende tabel:

 

"Omschrijving

Diameter van het wiel D (mm)

Minimum-waarde (mm)

Maximum-waarde (mm)

1 600 mm

Afstand van voorzijde tot voorzijde (SR)

SR = AR+Sd,linkerwiel+Sd,rechterwiel

690 ≤ D ≤ 1 016

1 573

1 593,3

Afstand van achterzijde tot achterzijde (AR)

690 ≤ D ≤ 1 016

1 521

1 527,3

Breedte van de velg (BR)

(met braam van maximaal 5 mm)

690 ≤ D ≤ 1 016

127

139

Dikte van de flens (Sd)

690 ≤ D ≤ 1 016

24

33

Hoogte van de flens (Sh)

690 ≤ D ≤ 1 016

28

38

Contactvlak van de flens (qR)

690 ≤ D ≤ 1 016

6,5

—"

(95)

In punt 7.3.2.6, onder tabel 22, wordt de tekst "Specifiek geval Spanje ("P")" van punt 7.3.2.6 vervangen door "Specifiek geval Spanje voor spoorwijdte 1 668 mm ("P")";

(96)

Na punt 7.3.2.6 wordt het volgende nieuwe punt 7.3.2.6 bis ingevoegd:

"7.3.2.6 bis.   Minimumboogstraal (4.2.3.6)

Specifiek geval Ierland ("P")

In het geval van een systeem met een spoorwijdte van 1 600 mm bedraagt de minimumboogstraal waarvoor eenheden geschikt moeten zijn, 105 m voor alle eenheden.";

(97)

In punt 7.3.2.10 wordt de tekst "punt 7.4.2.8.1" vervangen door "punt 7.4.2.9.1";

(98)

Punt 7.3.2.11 wordt als volgt gewijzigd:

de tekst "Specifiek geval Estland ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Estland ("T1")";

de tekst "Specifiek geval Frankrijk ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Frankrijk ("T2")"

de tekst "Specifiek geval Letland ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Letland ("T1")";

(99)

In punt 7.3.2.11 wordt de tekst "punt 7.4.2.3.1" vervangen door "punt 7.4.2.4.1";

(100)

In punt 7.3.2.12 wordt de tekst "("t")" vervangen door de tekst "("T1")";

(101)

Punt 7.3.2.14 wordt als volgt gewijzigd:

de tekst "Specifiek geval Kroatië ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Kroatië ("T1")"

de tekst "Specifiek geval Finland ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Finland ("T1")"

de tekst "Specifiek geval Frankrijk ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Frankrijk ("T2")"

de tekst "Specifiek geval Italië ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Italië ("T0")"

de tekst "Specifiek geval Portugal ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Portugal ("T0")"

de tekst "Specifiek geval Slovenië ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Slovenië ("T0")"

de tekst "Specifiek geval Zweden ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Zweden ("T1")";

(102)

Punt 7.3.2.16 wordt als volgt gewijzigd:

de tekst "Specifiek geval Frankrijk ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Frankrijk ("T2")"

de tekst "Specifiek geval Zweden ("t")" wordt vervangen door de tekst "Specifiek geval Zweden ("T1")";

(103)

In punt 7.3.2.20 wordt de tekst "Specifiek geval Italië ("t")" vervangen door de tekst "Specifiek geval Italië ("T0")";

(104)

In punt 7.3.2.20 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Evaluatieclausule:

Uiterlijk op 31 juli 2025 dient de lidstaat bij de Commissie een verslag in over mogelijke alternatieven voor bovengenoemde aanvullende specificaties, teneinde de beperkingen voor rollend materieel als gevolg van de niet-conformiteit van de tunnels met de TSI's op te heffen of aanzienlijk te verminderen.";

(105)

In punt 7.3.2.21 wordt de tekst "Specifiek geval Kanaaltunnel ("t")" vervangen door de tekst "Specifiek geval Kanaaltunnel ("P")";

(106)

Na punt 7.3.2.26 wordt het volgende nieuwe punt 7.3.2.27 ingevoegd:

"7.3.2.27.   Regels voor het beheer van wijzigingen aan zowel het rollend materieel als het type rollend materieel (7.1.2.2)

Specifiek geval Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië) ("P")

Elke wijziging van het omgrenzingsprofiel van een voertuig zoals gedefinieerd in de nationale technische voorschriften die zijn aangemeld voor het meten van het omgrenzingsprofiel (bijvoorbeeld zoals beschreven in RIS-2773-RST) wordt ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie, en wordt niet ingedeeld in de categorie artikel 21, lid 12, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797.";

(107)

Na punt 7.5.1.2 wordt het volgende nieuwe punt 7.5.1.3 ingevoegd:

"7.5.1.3.   Aerodynamische effecten op spoor in ballast (punt 4.2.6.2.5)

De eisen inzake aerodynamische effecten op spoor in ballast zijn opgesteld voor eenheden met een maximale ontwerpsnelheid van meer dan 250 km/h.

Aangezien de huidige stand van de techniek geen geharmoniseerde eisen of beoordelingsmethodologie mogelijk maakt, staat de TSI de toepassing van nationale voorschriften toe.

Dit zal moeten worden herzien om het volgende in overweging te nemen:

studie van gevallen van opvliegend ballast en de bijbehorende gevolgen voor de veiligheid (indien van toepassing);

ontwikkeling van een geharmoniseerde, kosteneffectieve methodologie die toepasbaar is in de EU.";

(108)

Na punt 7.5.2.1 wordt het volgende nieuwe punt 7.5.2.2 ingevoegd:

"7.5.2.2.   Voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning om een voertuig in de handel te brengen die niet beperkt is tot bepaalde netwerken

Om het vrije verkeer van locomotieven en rijtuigen voor het vervoer van reizigers te bevorderen, zijn tijdens de opstelling van ERA-aanbeveling ERA-REC-111-2015-REC van 17 december 2015 voorwaarden ontwikkeld voor het verkrijgen van een vergunning om een voertuig in de handel te brengen die niet beperkt is tot bepaalde netwerken.

Deze bepalingen moeten verder worden ontwikkeld om ze aan te passen aan Richtlijn (EU) 2016/797 en om rekening te houden met het opschonen van nationale technische voorschriften, met bijzondere aandacht voor rijtuigen voor het vervoer van reizigers.";

(109)

Na punt 7.5.2.2 wordt het volgende nieuwe punt 7.5.2.3 ingevoegd:

"7.5.2.3.   Regels voor de uitbreiding van het exploitatiegebied voor bestaand rollend materieel waarvoor er geen EG-keuringsverklaring is

Overeenkomstig artikel 54, leden 2 en 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 ontvangen voertuigen waarvoor nog voor 15 juni 2016 een vergunning tot indienststelling is afgegeven, een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797 met het oog op de exploitatie op een of meer netwerken waarvoor hun vergunning nog niet geldt. Dergelijke voertuigen moeten dus in overeenstemming zijn met deze TSI of in aanmerking komen voor een ontheffing van deze TSI overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797.

Om het vrij verkeer van voertuigen te bevorderen, moeten bepalingen worden ontwikkeld om aan te geven welk mate van flexibiliteit op het vlak van de conformiteit met de eisen van de TSI kan worden toegestaan voor dergelijke voertuigen en voor voertuigen waarvoor geen vergunning vereist is, terwijl tegelijkertijd aan de essentiële eisen wordt voldaan en het passende veiligheidsniveau wordt gehandhaafd en, indien redelijkerwijs haalbaar, verbeterd.";

(110)

Punt 7.5.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de verwijzing naar "Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

De tekst "in overeenstemming met artikel 17 van Richtlijn 2008/57/EG of via het infrastructuurregister als bedoeld in artikel 35 van die richtlijn" wordt vervangen door de tekst "in overeenstemming met artikel 14 van Richtlijn (EU) 2016/797 of via het infrastructuurregister als bedoeld in artikel 49 van die richtlijn";

(111)

In de lijst "AANHANGSELS" na hoofdstuk 7 wordt de tekst "Aanhangsel A: Buffers en schroefkoppelingssysteem" vervangen door "Aanhangsel A: geschrapt";

(112)

De tekst van aanhangsel A wordt vervangen door "Geschrapt";

(113)

Punt C.3 van aanhangsel C wordt vervangen door:

"C.3.   Rijdynamicagedrag

De rijeigenschappen mogen worden bepaald door middel van rijtesten of door te verwijzen naar een goedgekeurde machine van een vergelijkbaar type, zoals beschreven in punt 4.2.3.4.2 van deze TSI of door middel van simulatie.

De volgende aanvullende afwijkingen van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16, zijn van toepassing:

de test moet altijd worden beschouwd als de vereenvoudigde methode voor dit type machines;

als rijtesten volgens de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16, worden uitgevoerd met een wielprofiel in nieuwstaat, zijn deze geldig voor een maximumafstand van 50 000 km. Na 50 000 km is het nodig om:

het profiel van de wielen te vernieuwen;

of de equivalente coniciteit van het afgesleten profiel te berekenen en te controleren of dit niet meer dan 50 % afwijkt van de waarde van de test van de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16 (met een maximumverschil van 0,05);

of een nieuwe test te doen volgens de specificatie als bedoeld in bijlage J-1, index 16, met het afgesleten wielprofiel;

in het algemeen zijn stationaire testen voor het bepalen van de parameters van karakteristiek loopwerk in overeenstemming met de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16, punt 5.3.1, niet nodig;

indien de vereiste testsnelheid door de machine zelf niet kan worden behaald, moet de machine voor de testen worden gesleept;

Het rijgedrag kan worden aangetoond door simulatie van de testen als beschreven in de specificatie als bedoeld in aanhangsel J-1, index 16 (met de hierboven aangegeven uitzonderingen), indien er een gevalideerd model is voor representatieve spoor- en bedrijfsomstandigheden van de machine.

Een model van een machine voor het simuleren van rijeigenschappen moet worden gevalideerd door de modelresultaten te vergelijken met de resultaten van rijtesten waarbij dezelfde spoorkarakteristieken worden ingevoerd.

Een gevalideerd model is een simulatiemodel dat gecontroleerd is door een rijtest in de praktijk waarbij voldoende kracht wordt uitgeoefend op de ophanging en er een nauwe correlatie bestaat tussen de resultaten van de rijtest en de voorspellingen uit het simulatiemodel over hetzelfde testspoor.":

(114)

Aanhangsel H wordt vervangen door:

"Aanhangsel H

Beoordeling van het subsysteem rollend materieel

H.1   Toepassingsgebied

In dit aanhangsel wordt de beoordeling van de overeenstemming van het subsysteem rollend materieel nader omschreven.

H.2   Eigenschappen en modulen

De eigenschappen van het subsysteem die moeten worden beoordeeld in de verschillende ontwerp-, ontwikkelings- en productiefasen, zijn in tabel H.1 aangegeven met een kruis (X). Een kruis in kolom 4 van tabel H.1 betekent dat de desbetreffende eigenschappen moeten worden gekeurd door elk subsysteem afzonderlijk te testen.

Tabel H.1

Beoordeling van het subsysteem rollend materieel

1

2

3

4

5

Te beoordelen eigenschappen, als gespecificeerd in punt 4.2 van deze TSI

Ontwerp- en ontwikkelings- fase

Productie- fase

Specifieke beoordelingsprocedure

Ontwerp toetsing

Type-keuring

Routine- keuring

Element van het subsysteem rollend materieel

Punt

 

 

 

Punt

Structuur en mechanische onderdelen

4.2.2

 

Treinstelkoppeling

4.2.2.2.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Eindkoppeling

4.2.2.2.3

X

n.v.t.

n.v.t.

Interoperabiliteitsonderdeel automatische koppeling van de centrale buffer

5.3.1

X

X

X

Interoperabiliteitsonderdeel handmatige eindkoppeling

5.3.2

X

X

X

Afsleepkoppeling

4.2.2.2.4

X

X

n.v.t.

Interoperabiliteitsonderdeel afsleepkoppeling

5.3.3

X

X

X

 

Toegang voor het personeel om te koppelen/ontkoppelen

4.2.2.2.5

X

X

n.v.t.

Loopbruggen

4.2.2.3

X

X

n.v.t.

Sterkte hoofdconstructie spoorvoertuigen

4.2.2.4

X

X

n.v.t.

Passieve veiligheid

4.2.2.5

X

X

n.v.t.

Heffen en opvijzelen

4.2.2.6

X

X

n.v.t.

Bevestiging van onderdelen aan de wagenbakstructuur

4.2.2.7

X

n.v.t.

n.v.t.

Deuren van bagagecompartimenten en voor dienstgebruik

4.2.2.8

X

X

n.v.t.

Mechanische eigenschappen van glas

4.2.2.9

X

n.v.t.

n.v.t.

Belastingomstandigheden en gewogen massa

4.2.2.10

X

X

X

6.2.3.1

Wisselwerking voertuig-spoor en omgrenzingsprofiel

4.2.3

 

Omgrenzingsprofiel

4.2.3.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Wielbelasting

4.2.3.2.2

X

X

n.v.t.

6.2.3.2

Eigenschappen van rollend materieel voor compatibiliteit met treindetectiesystemen

4.2.3.3.1

X

X

X

Aslagerbewaking

4.2.3.3.2

X

X

n.v.t.

Ontsporingsveiligheid op scheluw spoor

4.2.3.4.1

X

X

n.v.t.

6.2.3.3

Eisen ten aanzien van het rijdynamicagedrag

4.2.3.4.2 a)

X

X

n.v.t.

6.2.3.4

Actieve systemen — veiligheidseis

4.2.3.4.2 b)

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.5

Grenswaarden voor loopveiligheid

4.2.3.4.2.1

X

X

n.v.t.

6.2.3.4

Grenswaarden voor spoorbelasting

4.2.3.4.2.2

X

X

n.v.t.

6.2.3.4

Equivalente coniciteit

4.2.3.4.3

X

n.v.t.

n.v.t.

Ontwerpwaarden voor nieuwe wielprofielen

4.2.3.4.3.1

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.6

Bedrijfswaarden voor equivalente coniciteit wielstellen

4.2.3.4.3.2

X

 

 

Constructieontwerp van draaistelframe

4.2.3.5.1

X

X.

n.v.t.

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielstellen

4.2.3.5.2.1

X

X

X

6.2.3.7

Mechanische en geometrische eigenschappen van wielen

4.2.3.5.2.2

X

X

X

Wielen (interoperabiliteitsonderdeel)

5.3.2

X

X

X

6.1.3.1

 

 

 

 

 

 

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten

4.2.3.5.3

X

X

X

6.2.3.7 bis

Automatische systemen voor variabele spoorwijdten (interoperabiliteitsonderdeel)

5.3.4 bis.

X

X

X

6.1.3.1 bis

Minimumboogstraal

4.2.3.6

X

n.v.t.

n.v.t.

Baanruimers

4.2.3.7

X

n.v.t.

n.v.t.

Remmen

4.2.4

 

Functie-eisen

4.2.4.2.1

X

X

n.v.t.

Veiligheidseisen

4.2.4.2.2

X

n.v.t

n.v.t.

6.2.3.5

Type remsysteem

4.2.4.3

X

X

n.v.t.

Remopdracht

4.2.4.4

 

Noodremming

4.2.4.4.1

X

X

X

Dienstremming

4.2.4.4.2

X

X

X

Opdracht voor het in werking stellen van de direct werkende rem

4.2.4.4.3

X

X

X

Opdracht voor het in werking stellen van de dynamische rem

4.2.4.4.4

X

X

n.v.t.

Opdracht voor het in werking stellen van de vastzetrem

4.2.4.4.5

X

X

X

Remprestaties

4.2.4.5

 

Algemene eisen

4.2.4.5.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Noodremming

4.2.4.5.2

X

X

X

6.2.3.8

Dienstremming

4.2.4.5.3

X

X

X

6.2.3.9

Berekeningen in verband met thermische capaciteit

4.2.4.5.4

X

n.v.t.

n.v.t.

Vastzetrem

4.2.4.5.5

X

n.v.t.

n.v.t.

Grenswaarde voor adhesie tussen wiel en spoorstaaf

4.2.4.6.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Wielslipbeveiligingssysteem

4.2.4.6.2

X

X

n.v.t.

6.2.3.10

Wielslipbeveiligingssysteem (interoperabiliteitsonderdeel)

5.3.5

X

X

X

6.1.3.2

Interface met tractie — aan tractie gekoppelde remsystemen (elektrisch, hydrodynamisch)

4.2.4.7

X

X

X

Remsysteem onafhankelijk van adhesiecondities

4.2.4.8

 

Algemeen

4.2.4.8.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Magneetschoenrem

4.2.4.8.2

X

X

n.v.t.

Wervelstroomrem

4.2.4.8.3

X

X

n.v.t.

Remtoestand en foutmelding

4.2.4.9

X

X

X

Remvoorschriften voor noodgevallen

4.2.4.10

X

X

n.v.t.

Reizigersgerelateerde aspecten

4.2.5

 

Sanitaire systemen

4.2.5.1

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.11

Auditief communicatiesysteem

4.2.5.2

X

X

X

Alarmmelders ten dienste van reizigers

4.2.5.3

X

X

X

Alarmmelders ten dienste van reizigers — veiligheidseisen

4.2.5.3

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.5

Communicatieapparatuur voor reizigers

4.2.5.4

X

X

X

Buitendeuren: toegang tot en uitgang uit rollend materieel

4.2.5.5

X

X

X

Buitendeuren — veiligheidseisen

4.2.5.5

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.5

Constructie buitendeursysteem

4.2.5.6

X

n.v.t.

n.v.t.

Deuren tussen eenheden

4.2.5.7

X

X

n.v.t.

Luchtkwaliteit binnen

4.2.5.8

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.12

Zijramen in bak

4.2.5.9

X

 

 

Omgevingsomstandigheden en aerodynamische effecten

4.2.6

 

Omgevingsomstandigheden

4.2.6.1

 

Temperatuur

4.2.6.1.1

X

n.v.t. X (1)

n.v.t.

Sneeuw, ijs en hagel

4.2.6.1.2

X

n.v.t. X (1)

n.v.t.

(1)

Typekeuring indien en zoals omschreven door de aanvrager.

 

 

Aerodynamische effecten

4.2.6.2

 

Effecten van wervelingen voor reizigers op perrons en werknemers naast het spoor

4.2.6.2.1

X

X

n.v.t.

6.2.3.13

Zuigereffect voor de trein

4.2.6.2.2

X

X

n.v.t.

6.2.3.14

Maximale drukvariaties in tunnels

4.2.6.2.3

X

X

n.v.t.

6.2.3.15

Zijwind

4.2.6.2.4

X

n.v.t.

n.v.t.

6.2.3.16

Lichtseinen op de trein & visuele en auditieve waarschuwingsfuncties

4.2.7

 

Externe verlichting aan voor- en achterzijde van de trein

4.2.7.1

 

Koplampen

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.7.1.1

5.3.6

X

X

n.v.t.

— 6.1.3.3

Frontseinen

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.7.1.2

5.3.7

X

X

n.v.t.

— 6.1 3.4

Sluitseinen

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.7.1.3

5.3.8

X

X

n.v.t.

— 6.1.3.5

Front- en sluitseinbediening

4.2.7.1.4

X

X

n.v.t.

Tyfoon

4.2.7.2

 

Algemeen — waarschuwingsgeluid

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.7.2.1

5.3.9

X

X

n.v.t.

— 6.1.3.6

Geluidsniveaus van geluidssignalen

4.2.7.2.2

5.3.9

X

X

n.v.t.

6.2.3.17

6.1.3.6

Beschermingsmiddelen

4.2.7.2.3

X

n.v.t.

n.v.t.

Controle

4.2.7.2.4

X

X

n.v.t.

Tractie- en elektrisch materieel

4.2.8

 

Tractievermogen

4.2.8.1

 

Algemeen

4.2.8.1.1

 

Prestatie-eisen

4.2.8.1.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Stroomvoorziening

4.2.8.2

 

Algemeen

4.2.8.2.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Exploitatie binnen de spanningen en frequenties

4.2.8.2.2

X

X

n.v.t.

Recuperatierem met energie naar de bovenleiding

4.2.8.2.3

X

X

n.v.t.

Maximaal vermogen en maximale stroom die aan de bovenleiding mogen worden opgenomen

4.2.8.2.4

X

X

n.v.t.

6.2.3.18

Maximale stroomafname bij stilstand voor gelijkstroomsystemen

4.2.8.2.5

X

X

n.v.t.

Vermogensfactor

4.2.8.2.6

X

X

n.v.t.

6.2.3.19

Systeemenergiestoringen

4.2.8.2.7

X

X

n.v.t.

Meetfunctie energieverbruik

4.2.8.2.8

X

X

n.v.t.

Eisen ten aanzien van de stroomafnemer

4.2.8.2.9

X

X

n.v.t.

6.2.3.20 & 21

Stroomafnemer (interoperabiliteitsonderdeel)

5.3.10

X

X

X

6.1.3.7

Sleepstukken (interoperabiliteitsonderdeel)

5.3.11

X

X

X

6.1.3.8

Elektrische bescherming van de trein

Interoperabiliteitsonderdeel hoogspanningsschakelaar

4.2.8.2.10

5.3.12

X

X

n.v.t.

Diesel en een ander thermisch tractiesysteem

4.2.8.3

Andere richtlijn

Beveiliging tegen elektrische gevaren

4.2.8.4

X

X

n.v.t.

Cabine en bedrijf

4.2.9

 

Bestuurderscabine

4.2.9.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Algemeen

4.2.9.1.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Toegang en uitgang

4.2.9.1.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Toegang en uitgang tijdens bedrijf

4.2.9.1.2.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Nooduitgang van bestuurderscabine

4.2.9.1.2.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Zicht naar buiten

4.2.9.1.3

X

n.v.t.

n.v.t.

Voorwaarts uitzicht

4.2.9.1.3.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Zijdelings uitzicht en zicht naar achter

4.2.9.1.3.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Binneninrichting

4.2.9.1.4

X

n.v.t.

n.v.t.

Bestuurderszitplaats

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.9.1.5

5.3.13

X

X

n.v.t.

X

n.v.t.

X

Stuurpost — ergonomie

4.2.9.1.6

X

n.v.t.

n.v.t.

Klimaatregeling en luchtkwaliteit

4.2.9.1.7

X

X

n.v.t.

6.2.3.12

Binnenverlichting

4.2.9.1.8

X

X

n.v.t.

Frontruit — Mechanische eigenschappen

4.2.9.2.1

X

X

n.v.t.

6.2.3.22

Frontruit — Optische eigenschappen

4.2.9.2.2

X

X

n.v.t.

6.2.3.22

Frontruit — uitrusting

4.2.9.2.3

X

X

n.v.t.

Bestuurdersinterface

4.2.9.3

 

Bewaking van de alertheid van de bestuurder

4.2.9.3.1

X

X

X

Snelheidsindicatie

4.2.9.3.2

Bestuurdersdisplay en -schermen

4.2.9.3.3

X

X

n.v.t.

Bedieningsknoppen en indicatoren

4.2.9.3.4

X

X

n.v.t.

Opschriften

4.2.9.3.5

X

n.v.t.

n.v.t.

Afstandsbedieningsfunctie voor rangeren door treinpersoneel

4.2.9.3.6

X

X

n.v.t.

Instrumenten en draagbare uitrusting aan boord

4.2.9.4

X

n.v.t.

n.v.t.

Bergruimte voor persoonlijke bezittingen van het personeel

4.2.9.5

X

n.v.t.

n.v.t.

Registratieapparatuur

4.2.9.6

X

X

X

Brandveiligheid en evacuatie

4.2.10

 

Algemeen en indeling in categorieën

4.2.10.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Brandpreventiemaatregelen

4.2.10.2

X

X

n.v.t.

Branddetectie- en brandbeheersingsmaatregelen

4.2.10.3

X

X

n.v.t.

Eisen ten aanzien van noodgevallen

4.2.10.4

X

X

n.v.t.

Voorschriften in verband met evacuatie

4.2.10.5

X

X

n.v.t.

Onderhoud

4.2.11

 

Reinigen van de frontruit van de bestuurderscabine

4.2.11.2

X

X

n.v.t.

Aansluiting op toiletafvoerinstallaties

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.11.3

5.3.14

X

n.v.t.

n.v.t.

Drinkwaterinstallaties

4.2.11.4

X

n.v.t.

n.v.t.

Interface voor drinkwaterinstallaties

Interoperabiliteitsonderdeel

4.2.11.5

5.3.15

X

n.v.t.

n.v.t.

Specifieke eisen ten aanzien van het stallen van treinen

4.2.11.6

X

X

n.v.t.

Brandstofvoorzieningsinstallaties

4.2.11.7

X

n.v.t.

n.v.t.

Reinigen van de binnenzijde van de trein — energievoorziening

4.2.11.8

X

n.v.t.

n.v.t.

Documentatie voor exploitatie en onderhoud

4.2.12

 

Algemeen

4.2.12.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Algemene documentatie

4.2.12.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Documentatie met betrekking tot onderhoud

4.2.12.3

X

n.v.t.

n.v.t.

De onderhoudsspecificaties

4.2.12.3.1

X

n.v.t.

n.v.t.

Het dossier met de onderhoudsbeschrijving

4.2.12.3.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Exploitatiedocumentatie

4.2.12.4

X

n.v.t.

n.v.t.

Lichtingsdiagram en -instructies

4.2.12.4

X

n.v.t.

n.v.t.

Bergingsgerelateerde beschrijvingen

4.2.12.5

X

n.v.t.

n.v.t.

(115)

Aanhangsel I wordt vervangen door:

"Aanhangsel I

Lijst van aspecten waarvoor nog geen technische specificatie beschikbaar is

(open punten)

Open punten die verband houden met de technische compatibiliteit tussen het voertuig en het spoorwegnet:

Element van het subsysteem rollend materieel

Punt van deze TSI

Technisch aspect dat niet door deze TSI wordt bestreken

Opmerkingen

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

4.2.3.3.1

Zie specificatie als bedoeld in aanhangsel J-2, index 1

Open punten ook vastgesteld in de TSI CCS

Rijdynamicagedrag voor 1 520 mm-spoorwijdte

4.2.3.4.2

4.2.3.4.3

Rijdynamicagedrag. Equivalente coniciteit

De normatieve documenten waarnaar in de TSI wordt verwezen, gaan uit van de ervaring die is opgedaan met het 1 435 mm-systeem.

Remsysteem onafhankelijk van adhesiecondities

4.2.4.8.3

Wervelstroomrem

Uitrusting niet verplicht.

Elektromagnetische compatibiliteit met het betrokken spoorwegnet.

Aerodynamisch effect op spoor in ballast voor RST met ontwerpsnelheid > 250 km/h

4.2.6.2.5

Drempelwaarde en conformiteitsbeoordeling om de risico's door opvliegend ballast te beperken

Lopende werkzaamheden binnen CEN.

Eveneens open punt in TSI INF.

Open punten die geen verband houden met de technische compatibiliteit tussen het voertuig en het spoorwegnet:

Element van het subsysteem rollend materieel

Punt van deze TSI

Technisch aspect dat niet door deze TSI wordt bestreken

Opmerkingen

Maatregelen om branduitbreiding te voorkomen en brandbestrijdingssystemen (FCCS)

4.2.10.3.4

Conformiteitsbeoordeling van andere FCCS dan volledige scheidingswanden

Op verzoek van het Bureau heeft de CEN een beoordelingsprocedure van de doeltreffendheid van de brand- en rookbeheersing ontwikkeld.

(116)

Aanhangsel J wordt vervangen door:

"Aanhangsel J

Technische specificaties waarnaar in deze TSI wordt verwezen

J.1   Normen of normatieve documenten

 

TSI

Normatief document

Index

Te beoordelen eigenschappen

Punt

Documentnr.

Verplichte punten

1

Treinstelkoppeling voor gelede eenheden

4.2.2.2.2

EN 12663-1:2010+A1:2014

6.5.3, 6.7.5

2

Eindkoppeling — handmatig UIC-type — interface van de leidingen

4.2.2.2.3

EN 15807:2011

relevant punt (1)

3

Eindkoppeling — handmatig UIC-type — eindkranen

4.2.2.2.3

EN 14601:2005+ A1:2010

relevant punt (1)

4

Eindkoppeling — handmatig UIC-type — zijdelingse locatie van remleiding en kranen

4.2.2.2.3

UIC 648:sept 2001

relevant punt (1)

5

Afsleepkoppeling — interface met afsleepeenheid

4.2.2.2.4

UIC 648:sept 2001

relevant punt (1)

6

Toegang voor het personeel om te koppelen/ontkoppelen — ruimte voor rangeerpersoneel

4.2.2.2.5

EN 16839:2017

4

7

Sterkte hoofdconstructie spoorvoertuigen — algemeen

4.2.2.4

EN 12663-1:2010+A1:2014

relevant punt (1)

Sterkte hoofdconstructie spoorvoertuigen — indeling rollend materieel

5.2

Sterkte hoofdconstructie spoorvoertuigen — keuringsmethode

9.2

Sterkte hoofdconstructie spoorvoertuigen — alternatieve eisen voor spoormachines

Aanhangsel C

Punt C.1

6.1 t.e.m. 6.5

8

Passieve veiligheid — algemeen

4.2.2.5

FprEN 15227:2017

Relevant punt (1)

Behalve bijlage A

Passieve veiligheid — indeling

5-tabel 1

Passieve veiligheid — scenario's

5-tabel 3, 6

Passieve veiligheid — baanschuiver

6.5

9

Heffen en opvijzelen — geometrie van vaste en verwijderbare punten

4.2.2.6

EN 16404:2016

5.2, 5.3

10

Heffen en opvijzelen — markering

4.2.2.6

EN 15877-2:2013

4.5.17

11

Heffen en opvijzelen — keuringsmethode sterkte

4.2.2.6

EN 12663-1:2010+A1:2014

6.3.2, 6.3.3, 9.2

12

Bevestiging van onderdelen aan de wagenbakstructuur

4.2.2.7

EN 12663-1:2010+A1:2014

6.5.2

13

Belastingsomstandigheden en gewogen massa — belastingsomstandigheden

hypothese van belastingsomstandigheden

4.2.2.10

EN 15663:2009

/AC:2010

2.1

relevant punt (1)

14

Omgrenzingsprofiel — methode, referentieprofielen

4.2.3.1

EN 15273-2:2013+A1:2016

relevant punt (1)

Omgrenzingsprofiel — methode, referentieprofielen

keuring van wervelstroomremmen

keuring van stroomafnemer-omgrenzingsprofiel

4.2.4.8.3(3)

A.3.12

Omgrenzingsprofiel — methode, referentieprofielen

keuring van wervelstroomremmen

keuring van stroomafnemer-omgrenzingsprofiel

4.2.3.1

relevant punt (1)

15

Aslagerbewaking — zone zichtbaar voor uitrusting naast het spoor

4.2.3.3.2.2

EN 15437-1:2009

5.1, 5.2

16

Rijdynamicagedrag

4.2.3.4.2

Aanhangsel C

EN 14363:2016

relevant punt (1)

17

Rijdynamicagedrag — grenswaarden voor loopveiligheid

4.2.3.4.2.1

EN 14363:2016

7.5

18

NIET GEBRUIKT

19

Rijdynamicagedrag — grenswaarden voor spoorbelasting

4.2.3.4.2.2

EN 14363: 2016

7.5

20

Constructieontwerp van draaistelframe

4.2.3.5.1

EN 13749:2011

6.2,

Bijlage C

21

Constructieontwerp van draaistelframe — aansluiting van wagenbak op draaistel

4.2.3.5.1

EN 12663-1:2010+A1:2014

relevant punt (1)

22

Remmen — type remsysteem, UIC-remsysteem

4.2.4.3

6.2.7 bis

EN 14198:2016

5.4

23

Remprestatie — berekening — algemeen

4.2.4.5.1

EN 14531-1:2005 of

EN 14531-6:2009

relevant punt (1)

24

Remprestatie — wrijvingscoëfficiënt

4.2.4.5.1

EN 14531-1:2005

5.3.1.4

25

Noodremmingsprestatie — reactietijd/vertragingstijd

4.2.4.5.2

EN 14531-1:2005

5.3.3

Noodremmingsprestatie — remgewichtspercentage

5.12

26

Noodremmingsprestatie — berekening

4.2.4.5.2

EN 14531-1:2005 of

EN 14531-6:2009

relevant punt (1)

27

Noodremmingsprestatie — wrijvingscoëfficiënt

4.2.4.5.2

EN 14531-1:2005

5.3.1.4

28

Dienstremmingsprestatie — berekening

4.2.4.5.3

EN 14531-1:2005 of

EN 14531-6:2009

relevant punt (1)

29

Vastzetremmingsprestatie — berekening

4.2.4.5.5

EN 14531-1:2005 of

EN 14531-6:2009

relevant punt (1)

30

Wielslipbeveiligingssysteem — ontwerp

4.2.4.6.2

EN 15595:2009+A1:2011

4

Wielslipbeveiligingssysteem — keuringsmethode

5, 6

Wielslipbeveiligingssysteem — wielomwentelings-controlesysteem

4.2.4.3

31

Magneetschoenrem

4.2.4.8.2

EN 16207:2014

Bijlage C

32

Detectie van deurobstakel — gevoeligheid

4.2.5.5.3

EN 14752:2015

5.2.1.4.1

Detectie van deurobstakel — maximumkracht

5.2.1.4.2.2

33

Noodopening van deuren — handkracht om de deur te openen

4.2.5.5.9

EN 14752:2015

5.5.1.5

34

Omgevingsomstandigheden — temperatuur

4.2.6.1.1

EN 50125-1:2014

4.3

35

Omgevingsomstandigheden — sneeuw, ijs en hagel

4.2.6.1.2

EN 50125-1:2014

4.7

36

Omgevingsomstandigheden — baanschuiver

4.2.6.1.2

EN 15227:2008 +A1:2011

relevant punt (1)

37

Aerodynamische effecten — keuringsmethode zijwind

4.2.6.2.4.

EN 14067-6:2010

5

38

Koplampen — kleur

uitlijning lichtsterkteniveau volontstoken koplamp

4.2.7.1.1

EN 15153-1:2013+A1:2016

5.3.3

5.3.5

Koplampen — lichtsterkte gedimde koplamp

5.3.4, eerste regel van tabel 2

Koplampen — lichtsterkte volontstoken koplamp

5.3.4, eerste regel van tabel 2

Koplampen — uitlijning koplampen

5.3.5

39

Frontseinen — kleur

4.2.7.1.2

EN 15153-1:2013+A1:2016

5.4.3.1, tabel 4

Frontseinen — spectrale stralingsverdeling van het licht

5.4.3.2

Frontseinen — lichtsterkte

5.4.4,

table 6

40

Sluitseinen — kleur

4.2.7.1.3

EN 15153-1:2013+A1:2016

5.5.3,

tabel 7

Sluitseinen — lichtsterkte

5.5.4

tabel 8

41

Geluidsniveaus van geluidssignalen

4.2.7.2.2

EN 15153-2:2013

5.2.2

42

Recuperatierem met energie naar de bovenleiding

4.2.8.2.3

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

12.1.1

43

Maximaal vermogen en maximale stroom die aan de bovenleiding mogen worden opgenomen — automatische regeling van de stroom

4.2.8.2.4

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

7.2

44

Vermogensfactor — keuringsmethode

4.2.8.2.6

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

6

45

Systeemenergiestoringen voor wisselstroomsystemen — harmonische en dynamische effecten

4.2.8.2.7

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

10.1

Systeemenergiestoringen voor wisselstroomsystemen — compatibiliteitsonderzoek

10.3

Tabel 5

Bijlage D

10.4

46

Hoogtebereik van de stroomafnemer (niveau interoperabiliteitsonderdeel) — eigenschappen

4.2.8.2.9.1.2

EN 50206-1:2010

4.2, 6.2.3

47

Geometrie stroomafnemerkop

4.2.8.2.9.2

EN 50367:2012 en EN 50367:2012/AC:2013

5.3.2.2

48

Geometrie stroomafnemerkop — 1 600 mm-type

4.2.8.2.9.2.1

EN 50367:2012 en EN 50367:2012/AC:2013

Bijlage A.2 figuur A.6

49

Geometrie stroomafnemerkop — 1 950 mm-type

4.2.8.2.9.2.2

EN 50367:2012 en EN 50367:2012/AC:2013

Bijlage A.2 figuur A.7

50

Stroomvoerend vermogen van stroomafnemer (niveau interoperabiliteitsonderdeel)

4.2.8.2.9.3

EN 50206-1:2010

6.13.2

51

Het strijken van de stroomafnemer (niveau RST) — tijdsbestek voor het strijken van de stroomafnemer

4.2.8.2.9.10

EN 50206-1:2010

4.7

Het strijken van de stroomafnemer (niveau RST) — ADD

4.8

52

Het strijken van de stroomafnemer (niveau rollend materieel) — dynamische isolatieafstand

4.2.8.2.9.10

EN 50119:2009 en EN 50119:2009/A1:2013

Tabel 2

53

Elektrische bescherming van de trein — coördinatie van bescherming

4.2.8.2.10

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

11

54

Beveiliging tegen elektrische gevaren

4.2.8.4

EN 50153:2014

relevant punt (1)

55

Frontruit — mechanische eigenschappen

4.2.9.2.1

EN 15152:2007

4.2.7, 4.2.9

56

Frontruit — primaire/secundaire beelden

4.2.9.2.2

EN 15152:2007

4.2.2

Frontruit — optische vervorming

4.2.3

Frontruit — troebeling

4.2.4

Frontruit — lichtdoorlatendheid

4.2.5

Frontruit — kleurtoon

4.2.6

57

Registratieapparatuur — functie-eisen

4.2.9.6

EN/IEC 62625-1:2013

4.2.1, 4.2.2, 4.2.3, 4.2.4

Registratieapparatuur — registratieprestaties

4.3.1.2.2

Registratieapparatuur — integriteit

4.3.1.4

Registratieapparatuur — beveiliging van gegevensintegriteit

4.3.1.5

Registratieapparatuur — beschermingsniveau

4.3.1.7

58

Brandpreventiemaatregelen — materiële eisen

4.2.10.2.1

EN 45545-2:2013+A1:2015

relevant punt (1)

59

Specifieke maatregelen voor ontvlambare vloeistoffen

4.2.10.2.2

EN 45545-2:2013+A1:2015

Tabel 5

60

Maatregelen om branduitbreiding te voorkomen voor reizigerstreinen — scheidingswandentest

4.2.10.3.4

EN 1363-1:2012

relevant punt (1)

61

Maatregelen om branduitbreiding te voorkomen voor reizigerstreinen — scheidingswandentest

4.2.10.3.5

EN 1363-1:2012

relevant punt (1)

62

Noodverlichting — verlichtingsniveau

4.2.10.4.1

EN 13272:2012

5.3

63

Vermogen om te blijven rijden

4.2.10.4.4

EN 50553:2012 en EN 50553:2012/AC:2013

relevant punt (1)

64

Interface voor drinkwaterinstallaties

4.2.11.5

EN 16362:2013

4.1.2

figuur 1

65

Specifieke eisen ten aanzien van het stallen van treinen — lokale externe hulpstroomvoorziening

4.2.11.6

EN/IEC 60309-2:1999 en wijzigingen van EN 60309-2:1999/A11:2004, A1: 2007 en A2:2012

relevant punt (1)

66

Automatische koppeling van de centrale buffer — type 10

5.3.1

EN 16019:2014

relevant punt (1)

67

Handmatige eindkoppeling — UIC-type

5.3.2

EN 15551:2017

relevant punt (1)

68

Handmatige eindkoppeling — UIC-type

5.3.2

EN 15566:2016

relevant punt (1)

69

Afsleepkoppeling

5.3.3

EN 15020:2006 +A1:2010

relevant punt (1)

70

Hoogspanningsschakelaar — coördinatie van bescherming

5.3.12

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

11

71

Wielen — keuringsmethode

beslissingscriteria

6.1.3.1

EN 13979-1:2003 +A2:2011

7.2.1, 7.2.2

7.2.3

Wielen — keuringsmethode

verdere keuringsmethode

7.3

Wielen — keuringsmethode

thermomechanisch gedrag

6

72

Wielslipbeveiliging — testprogramma

6.1.3.2

EN 15595:2009+A1:2011

5

Wielslipbeveiliging — testprogramma

alleen 6.2.3 van 6.2

73

Koplampen — kleur

6.1.3.3

EN 15153-1:2013+A1:2016

6.3

Koplampen — lichtsterkte

6.4

74

Frontseinen — kleur

6.1.3.4

EN 15153-1:2013+A1:2016

6.3

Frontseinen — lichtsterkte

6.4

75

Sluitseinen — kleur

6.1.3.5

EN 15153-1:2013+A1:2016

6.3

Sluitseinen — lichtsterkte

6.4

76

Tyfoon — geluidssignaal

6.1.3.6

EN 15153-2:2013

6

Tyfoon — geluidsniveau

6

77

Stroomafnemer —statische opdrukkracht

6.1.3.7

EN 50367:2012 en EN 50367:2012/AC:2013

7.2

78

Stroomafnemer — grenswaarde

6.1.3.7

EN 50119:2009 en EN 50119:2009/A1:2013

5.1.2

79

Stroomafnemer — keuringsmethode

6.1.3.7

EN 50206-1:2010

6.3.1

80

Stroomafnemer — dynamisch gedrag

6.1.3.7

EN 50318:2002

relevant punt (1)

81

Stroomafnemer — interactiekarakteristieken

6.1.3.7

EN 50317:2012 en EN 50317:2012/AC:2012

relevant punt (1)

82

Sleepstukken — keuringsmethode

6.1.3.8

EN 50405:2015

7.2, 7.3

7.4, 7.6

7.7

83

Ontsporingsveiligheid op scheluw spoor

6.2.3.3

EN 14363:2016

4, 5, 6.1

84

Rijdynamicagedrag — keuringsmethode

beoordeling van criteria

beoordelingsomstandigheden

6.2.3.4

EN 14363:2016

4, 5, 7

85

Equivalente coniciteit — definities van spoorstaven

6.2.3.6

EN 13674-1:2011

relevant punt (1)

86

Equivalente coniciteit — definities van wielprofielen

6.2.3.6

EN 13715:2006+A1:2010

relevant punt (1)

87

Wielstel — montage

6.2.3.7

EN 13260:2009 +A1:2010

3.2.1

88

Wielstel — assen, keuringsmethode

6.2.3.7

EN 13103:2009 +A1:2010 +A2:2012

4, 5, 6

Wielstel — assen, beslissingscriteria

7

89

Wielstel — assen, keuringsmethode

6.2.3.7

EN 13104:2009 +A1:2010

4, 5, 6

Wielstel — assen, beslissingscriteria

7

90

Aspotten/aslagers

6.2.3.7

EN 12082:2007+A1:2010

6

91

Noodremmingsvermogen

6.2.3.8

EN 14531-1:2005

5.11.3

92

Prestaties bij een dienstremming

6.2.3.9

EN 14531-1:2005

5.11.3

93

Wielslipbeveiliging, methode voor keuring van prestaties

6.2.3.10

EN 15595:2009+A1:2011

6.4

94

Effecten van wervelingen — volledige testen

6.2.3.13

EN 14067-4:2013

6.2.2.1

Effecten van wervelingen — vereenvoudigde beoordeling

4.2.4 en tabel 7

95

Zuigereffect voor de trein — keuringsmethode

6.2.3.14

EN 14067-4:2013

6.1.2.1

Zuigereffect voor de trein — CFD

6.1.2.4

Zuigereffect voor de trein — Bewegend model

6.1.2.2

Zuigereffect voor de trein — vereenvoudigde beoordelingsmethode

4.1.4 en tabel 4

96

Maximale drukvariaties in tunnels — afstand xp tussen het ingangsportaal en de meetpositie, de definities van ΔpFr, ΔpN, ΔpT, de minimale tunnellengte

6.2.3.15

EN 14067-5:2006 +A1:2010

relevant punt (1)

97

Tyfoon — geluidsdrukniveau

6.2.3.17

EN 15153-2:2013+A1:2016

5

98

Maximaal vermogen en maximale stroom die aan de bovenleiding mogen worden opgenomen — keuringsmethode

6.2.3.18

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

15.3

99

Vermogensfactor — keuringsmethode

6.2.3.19

EN 50388:2012 en EN 50388:2012/AC:2013

15.2

100

Dynamisch gedrag van stroomafname — dynamische tests

6.2.3.20

EN 50317:2012 en EN 50317:2012/AC:2012

relevant punt (1)

101

Frontruit — eigenschappen

6.2.3.22

EN 15152:2007

6.2.1 t.e.m. 6.2.7

102

Structurele sterkte

Aanhangsel C

Punt C.1

EN 12663-2:2010

5.2.1 t.e.m. 5.2.4

103

NIET GEBRUIKT

104

NIET GEBRUIKT

105

NIET GEBRUIKT

106

NIET GEBRUIKT

107

Ontwerpwaarden voor nieuwe wielprofielen — beoordeling van de equivalente coniciteit

6.2.3.6

EN 14363:2016

Bijlagen O en P

108

Effecten van wervelingen — eisen

4.2.6.2.1

EN 14067-4:2013

4.2.2.1, 4.2.2.2, 4.2.2.3 en 4.2.2.4

109

Zuigereffect voor de trein — eisen

4.2.6.2.2

EN 14067-4:2013

4.1.2

110

Eindkoppeling — compatibiliteit tussen eenheden — Handmatig UIC-type

4.2.2.2.3

EN 16839:2017

5, 6

7, 8

111

Enkelpolige voedingsleiding

4.2.11.6

CLC/TS 50534:2010

Bijlage A

112

Communicatieprotocollen

4.2.12.2

IEC 61375-1:2012

relevant punt (1)

113

Loopbruggen — Flensverbindingen voor doorgangsmogelijkheden

6.2.7 bis

EN 16286-1:2013

Bijlagen A en B

114

Fysieke interface tussen de eenheden voor de signaaloverdracht

6.2.7 bis

UIC 558, januari 1996

Plaat 2

115

Markering: lengte over de buffers en elektrische stroomvoorziening

6.2.7 bis

EN 15877-2:2013

4.5.5.1

4.5.6.3

116

Locatiefunctie aan boord — eisen

4.2.8.2.8.1

EN 50463-3:2017

4.4

117

Nauwkeurigheid van de energiemeetfunctie voor actieve energiemeting — eisen

4.2.8.2.8.2

EN 50463-2:2017

4.2.3.1 en 4.2.3.4

Nauwkeurigheid van de energiemeetfunctie voor actieve energiemeting — klassen

4.3.3.4, 4.3.4.3 en 4.4.4.2

Nauwkeurigheid van de energiemeetfunctie voor actieve energiemeting —Beoordelingsmethode

6.2.3.19 ter

5.4.3.4.1, 5.4.3.4.2, 5.4.4.3.1, tabel 3, 5.4.3.4.3.1 en 5.4.4.3.2.1

118

Energiemeetfunctie: verbruikspuntidentificatie — definitie

4.2.8.2.8.3

EN 50463-1:2017

4.2.5.2

119

Interfaceprotocols tussen het energiemeetsysteem (EMS) aan boord en het systeem voor gegevensverzameling (DCS) op de grond — eisen

4.2.8.2.8.4

EN 50463-4:2017

4.3.3.1, 4.3.3.3, 4.3.4, 4.3.5, 4.3.6 en 4.3.7

120

Energiemeetfunctie: gemiddelde temperatuurcoëfficiënt van elk apparaat — beoordelingsmethode

6.2.3.19 ter

EN 50463-2:2017

5.4.3.4.3.2 en 5.4.4.3.2.2

121

Verzamelen en bewerken van gegevens binnen het gegevensverwerkingssysteem — beoordelingsmethode

6.2.3.19 ter

EN 50463-3:2017

5.4.8.3, 5.4.8.5 en 5.4.8.6

122

Energiemeetsysteem aan boord — testen

6.2.3.19 ter

EN 50463-5:2017

5.3.3 en 5.5.4

J.2   Technische documenten (beschikbaar op de website van het Bureau)

 

TSI

Technisch document van het Bureau

Indexnr.

Te beoordelen eigenschappen

Punt

Verplicht ref.

Documentnr.

Punten

1

Interface tussen besturing en seingeving naast het spoor en andere subsystemen

4.2.3.3.1

ERA/ERTMS/033281 rev 4.0

3.1 & 3.2

2

Wrijvingselementen voor remsystemen voor goederenwagens die op het loopvlak werken

7.1.4.2

ERA/TD/2013-02/INT v.3.0

Alle


(*1)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102)."

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Besluit 2012/757/EU van de Commissie (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5)";

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8).";

(*4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).

(*5)  Besluit van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).

(*6)  Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110).";

(*9)  Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — geluidsemissies" tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).";"


(*7)  Het woord "Controle" betekent dat de aanvrager bijlage I bij de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling toepast om aan te tonen dat het gewijzigde voertuig een gelijk of hoger veiligheidsniveau waarborgt. De bewijsvoering daarvan wordt onafhankelijk beoordeeld door een beoordelingsinstantie als gedefinieerd in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling. Indien de instantie concludeert dat de nieuwe veiligheidsbeoordeling een lager veiligheidsniveau aantoont of dat het resultaat onduidelijk is, vraagt de aanvrager een vergunning om een voertuig in de handel te brengen aan.

(*8)  Rollend materieel dat aan een van de volgende voorwaarden voldoet, wordt geacht compatibel te zijn met alle spoorstaafneigingen:

Rollend materieel beoordeeld volgens EN 14363:2016

Rollend materieel beoordeeld volgens EN 14363:2005 (al dan niet gewijzigd door ERA/TD/2012-17/INT) of UIC 518:2009 met als resultaat dat er geen beperking tot één spoorstaafneiging geldt

Rollend materieel beoordeeld volgens EN 14363:2005 (al dan niet gewijzigd door ERA/TD/2012-17/INT) of UIC 518:2009 met als resultaat dat er een beperking tot één spoorstaafneiging geldt en een nieuwe beoordeling van de testomstandigheden voor het raakpunt wiel-spoorstaaf op basis van echte profielen wiel-spoorstaaf en de gemeten spoorwijdte tonen de conformiteit aan met de eisen inzake omstandigheden van het raakpunt wiel-spoorstaaf van EN 14363:2016

(1)  Punten van de norm die rechtstreeks samenhangen met de eis die in het punt van de in kolom 3 aangegeven TSI is vermeld.


BIJLAGE V

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1303/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In de punten 1.1, 3, 4.1, 4.4 en 6.2.5 worden de verwijzingen naar "Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door verwijzingen naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

(2)

In punt 1.1.1, onder a), wordt "spoornet van de Europese Unie" vervangen door "spoorwegsysteem in de Unie";

(3)

In punt 1.1.3.1 wordt "spoorwegsysteem van de Europese Unie" vervangen door "spoorwegnet van de Unie";

(4)

Punt 1.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

"1.1.4.   Risico-omvang

1.1.4.1.   Risico's die onder deze TSI vallen

a)

Deze TSI behandelt uitsluitend speciale risico's van reizigers en boordpersoneel in tunnels met betrekking tot de voornoemde subsystemen.

b)

Wanneer uit een risicoanalyse blijkt dat er zich andere ernstige tunnelincidenten kunnen voordoen, moeten voor die scenario's specifieke maatregelen worden vastgesteld.

1.1.4.2   Risico's die niet onder deze TSI vallen

a)

Risico's die niet onder deze TSI vallen, zijn:

(1)

de veiligheid en de gezondheid van het personeel dat belast is met het onderhoud van vaste installaties in tunnels;

(2)

geldelijk verlies door schade aan kunstwerken en treinen, en bijgevolg de verliezen als gevolg van de niet-beschikbaarheid van de tunnel omdat reparaties moeten worden uitgevoerd;

(3)

onrechtmatig betreden van tunnels via de tunnelmonden;

(4)

terrorisme — een met voorbedachten rade uitgevoerde daad met het oogmerk verwoesting, lichamelijk letsel en de dood te veroorzaken;

(5)

de risico's voor mensen die in de buurt van een tunnel wonen en waarvoor de instorting van het kunstwerk catastrofale gevolgen zou kunnen hebben.";

(5)

Punt 1.2 wordt vervangen door:

"1.2.   Geografisch toepassingsgebied

Het geografisch toepassingsgebied van deze TSI is het spoorwegsysteem in de Unie zoals beschreven in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797, met uitzondering van de gevallen als bedoeld in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2016/797.";

(6)

In de punten 1.1.1, onder b), 2.2.1, onder b), 2.4 onder c), 4.2.1.7, 4.2.3, 4.4.1 onder c), 4.4.2 onder a) en 4.4.6 wordt de term "brandbestrijdingspunt(en)" vervangen door "evacuatie- en reddingspunt(en)";

(7)

In punt 2.2.3, onder b) wordt de tekst "paniek ontstaan of" geschrapt;

(8)

In punt 2.3, onder c), punt 1), wordt de tekst "in de tunnel" geschrapt;

(9)

In punt 2.3 wordt de tekst onder f) vervangen door:

"f)

Wanneer de in noodplannen uitgedrukte verwachtingen van de noodhulpdiensten verder gaan dan het hierboven geschetste kader, kan worden onderzocht of er aanvullende maatregelen en tunneluitrusting nodig zijn.";

(10)

In punt 2.4 wordt de volgende definitie b1) "Uiteindelijke veilige plaats" toegevoegd:

"b1)

Uiteindelijke veilige plaats: de uiteindelijke veilige plaats is de plaats waar reizigers en personeel niet langer de gevolgen ondervinden van het oorspronkelijke incident (bv. ondoorzichtigheid en giftigheid van de rook, temperatuur). Het is het eindpunt van de evacuatie.";

(11)

Punt 2.4, onder c), wordt vervangen door:

"c)

Evacuatie- en reddingspunt: een evacuatie- en reddingspunt is een bepaalde plaats in of buiten de tunnel waar de noodhulpdiensten kunnen gebruikmaken van brandbestrijdingsuitrusting en waar reizigers en personeel de trein kunnen verlaten.";

(12)

De volgende definitie g) "Gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling" wordt toegevoegd:

"g)

Gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling: met deze term wordt verwezen naar bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8)";

(13)

Punt 3 wordt vervangen door:

"3.   ESSENTIËLE EISEN

a)

In de volgende tabel zijn de basisparameters van deze TSI opgenomen en hun overeenstemming met de in bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 genoemde essentiële eisen.

b)

Om aan de essentiële eisen te voldoen, moet worden voldaan aan de dienovereenkomstige parameters in de punten 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3.

3.1.   Subsystemen infrastructuur en energie

a)

Om te voldoen aan de essentiële eis "Veiligheid" die van toepassing is op de subsystemen infrastructuur en energie, kan de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling worden toegepast in plaats van de dienovereenkomstige parameters in de punten 4.2.1 en 4.2.2.

b)

De risico's in punt 1.1.4 en de scenario's in punt 2.2 kunnen dienovereenkomstig worden beoordeeld aan de hand van:

(1)

een vergelijking met een referentiesysteem,

(2)

een expliciete risico-inschatting en -evaluatie.

c)

Om aan de andere essentiële eisen dan "Veiligheid" te voldoen, moet worden voldaan aan de dienovereenkomstige parameters in de punten 4.2.1 en 4.2.2.

Onderdeel van het subsysteem infrastructuur

Punt

Veiligheid

Bedrijfs-zekerheid en beschik-baarheid

Gezond-heid

Bescher-ming van het milieu

Technische compatibi-liteit

Toegan-kelijkheid

Het voorkomen van toegang door onbevoegden tot nooduitgangen en technische ruimten

4.2.1.1

2.1.1

 

 

 

 

 

Brandwerendheid van tunnel-kunstwerken

4.2.1.2

1.1.4

2.1.1

 

 

 

 

 

Brandgedrag van bouwmaterialen

4.2.1.3

1.1.4

2.1.1

 

1.3.2

1.4.2

 

 

Brandmelding

4.2.1.4

1.1.4

2.1.1

 

 

 

 

 

Evacuatie-faciliteiten

4.2.1.5

1.1.5

2.1.1

 

 

 

 

 

Vluchtpaden

4.2.1.6

2.1.1

 

 

 

 

 

Evacuatie- en reddingspunten

4.2.1.7

m.u.v. b)

2.1.1

 

 

 

 

 

Evacuatie- en reddingspunten

4.2.1.7 b)

 

 

 

 

1.5

 

Noodcommunica-tiesystemen

4.2.1.8

2.1.1

 

 

 

 

 

Elektriciteits-voorziening voor noodhulpdiensten

4.2.1.9

2.1.1

 

 

 

 

 

Bedrijfszekerheid van elektrische systemen

4.2.1.10

2.1.1

 

 

 

 

 

Opdeling van de leiding

4.2.2.1

2.2.1

 

 

 

 

 

Aarding van de leiding

4.2.2.2

2.2.1

 

 

 

 

 

3.2.   Subsysteem rollend materieel

a)

Om aan de essentiële eisen te voldoen, moet worden voldaan aan de dienovereenkomstige parameters in punt 4.2.3.

Element van het subsysteem rollend materieel

Punt

Veiligheid

Bedrijfs-zekerheid en beschik-baarheid

Gezond-heid

Bescher-ming van het milieu

Technische compatibi-liteit

Toegan-kelijkheid

Brandpreventie-maatregelen

4.2.3.1

1.1.4

2.4.1

 

1.3.2

1.4.2

 

 

Branddetectie- en brandbeheersingsmaatregelen

4.2.3.2

1.1.4

2.4.1

 

 

 

 

 

Eisen ten aanzien van noodgevallen

4.2.3.3

2.4.1

2.4.2

 

 

1.5

2.4.3

 

Voorschriften in verband met evacuatie

4.2.3.4

2.4.1"

 

 

 

 

 

(14)

In punt 4.1, onder a), wordt "spoorwegsysteem van de Europese Unie" vervangen door "spoorwegsysteem in de Unie";

(15)

Punt 4.2.1.2, onder b), wordt geschrapt;

(16)

Punt 4.2.1.3 wordt als volgt vervangen:

"4.2.1.3   Brandgedrag van bouwmaterialen

Deze specificatie is van toepassing op alle tunnels.

a)

Deze specificatie is van toepassing op bouwproducten en -elementen in tunnels. Die producten voldoen aan de eisen in Verordening (EU) 2016/364 van de Commissie (*1):

(1)

bouwmateriaal voor tunnels moet voldoen aan de eisen van klasse A2;

(2)

niet-dragende bouwdelen moeten voldoen aan de eisen van klasse B;

(3)

de geïnstalleerde kabels moeten moeilijk brandbaar, brandvertragend en weinig giftig zijn en weinig rook ontwikkelen. Aan deze eisen is voldaan als de kabels ten minste aan de eisen van classificatie B2ca, s1a, a1 voldoen;

Als de classificatie lager is dan B2ca, s1a, a1, mag de kabelklasse door de infrastructuurbeheerder worden bepaald op basis van een risicobeoordeling, rekening houdend met de karakteristieken van de tunnel en het beoogde exploitatieregime. Om twijfel te voorkomen, mogen verschillende classificaties van kabels worden gebruikt voor verschillende installaties in eenzelfde tunnel, voor zover de eisen van dit punt worden nageleefd.

b)

Materialen die niet aanzienlijk bijdragen aan een vuurbelasting moeten worden opgesomd. Deze hoeven niet aan de voornoemde eisen te voldoen.

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364 van de Commissie van 1 juli 2015 betreffende de indeling van bouwproducten in klassen van materiaalgedrag bij brand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 68 van 15.3.2016, blz. 4).";"

(17)

Punt 4.2.1.4 wordt als volgt vervangen:

"4.2.1.4.   Branddetectie in technische ruimten

Deze specificatie geldt voor alle tunnels met een lengte van meer dan 1 km.

a)

Brand in de technische ruimten wordt gedetecteerd, zodat de infrastructuurbeheerder wordt gewaarschuwd.";

(18)

Punt 4.2.1.5.2, onder b), 3), wordt geschrapt;

(19)

In punt 4.2.1.5.4 worden de woorden "van vluchtroutes" en "zo laag mogelijk" geschrapt en wordt punt c) vervangen door:

"c)

Autonomie en bedrijfszekerheid: er moet worden voorzien in een alternatieve stroomvoorziening die beschikbaar is gedurende een voldoende lange periode na uitval van de hoofdenergievoorziening. De vereiste periode moet in overeenstemming zijn met de evacuatiescenario's en moet in het noodplan zijn opgenomen.";

(20)

(niet van toepassing op de Nederlandse tekst);

(21)

In punt 4.2.1.6, onder a), 3), wordt de term "hoogste" vervangen door "laagste";

(22)

Punt 4.2.1.7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt a), 1), worden de woorden "maximumlengte van de trein" vervangen door de woorden "maximumlengte van de reizigerstrein";

b)

in punt a), 2), worden de woorden "de veilige ruimte" vervangen door "het gebied in de openlucht" en worden de woorden "en zich naar een veilige ruimte te begeven" geschrapt;

(23)

De tabel in punt 4.2.1.7 wordt als volgt vervangen:

"Categorie rollend materieel overeenkomstig punt 4.2.3

Maximumafstand van de tunnelmonden tot een evacuatie- en reddingspunt en tussen evacuatie- en reddingspunten

Categorie A

5 km

Categorie B

20 km"

(24)

In punt 4.2.1.7, onder c) wordt punt 4) vervangen door:

"4)

Het moet mogelijk zijn om, zowel ter plaatse als vanop afstand, een leiding uit te schakelen en te aarden";

(25)

Er wordt een nieuw punt 4.2.1.9 toegevoegd:

"4.2.1.9.   Stroomvoorziening voor noodhulpdiensten

Deze specificatie is van toepassing op alle tunnels met een lengte van meer dan 1 km.

De in de tunnel beschikbare stroomvoorziening moet geschikt zijn voor de voeding van apparatuur van de noodhulpdiensten in overeenstemming met het noodplan voor de tunnel. Sommige nationale noodhulpdiensten gebruiken eigen generatoren voor stroomvoorziening. In dat geval kan ervoor worden geopteerd geen stroomvoorziening in de tunnels aan te brengen. Dit moet evenwel in het noodplan worden vermeld.";

(26)

Er wordt een nieuw punt 4.2.1.10 toegevoegd:

"4.2.1.10.   Bedrijfszekerheid van elektrische systemen

Deze specificatie is van toepassing op alle tunnels met een lengte van meer dan 1 km.

a)

Elektrische systemen die door de infrastructuurbeheerder zijn aangewezen als essentieel voor de veiligheid van de reizigers in de tunnel, blijven in gebruik zolang als nodig volgens de evacuatiescenario's die in het noodplan zijn opgenomen;

b)

Autonomie en bedrijfszekerheid: er moet worden voorzien in een alternatieve elektriciteitsvoorziening die na uitval van de hoofdenergievoorziening gedurende een voldoende lange periode beschikbaar blijft. De vereiste periode moet in overeenstemming zijn met de evacuatiescenario's die in het noodplan zijn opgenomen en beschreven.";

(27)

Er wordt een nieuw punt 4.2.1.11 toegevoegd:

"4.2.1.11.   Communicatiemiddelen en verlichting bij wissels

Deze specificatie is van toepassing op alle tunnels met een lengte van meer dan 1 km.

a)

Wanneer de leiding is opgedeeld in secties die plaatselijk kunnen worden uitgeschakeld, wordt bij het schakelpunt voorzien in communicatiemiddelen en verlichting.";

(28)

Punt 4.2.2.1 wordt als volgt vervangen:

"4.2.2.1.   Opdeling van de leiding

Deze specificatie is van toepassing op alle tunnels met een lengte van meer dan 1 km.

a)

De tractiestroomvoorziening in tunnels kan worden opgedeeld in secties;

b)

In dat geval moet het, zowel ter plaatse als vanop afstand, mogelijk zijn om elke sectie van de leiding uit te schakelen en te aarden.";

(29)

In punt 4.2.2.2 worden de woorden "Aarding van bovenleiding en derde rails" vervangen door "Aarding van de leiding". Punt c) wordt geschrapt en het woord "aardingswerkzaamheden" in punt b) wordt vervangen door "werkzaamheden";

(30)

Punt 4.2.2.3 wordt geschrapt;

(31)

Punt 4.2.2.4 wordt geschrapt;

(32)

Punt 4.2.2.5 wordt geschrapt;

(33)

In de tabel in punt 4.3.1 wordt de verwijzing naar punt "4.2.2.4 a)" vervangen door een verwijzing naar punt "4.2.1.3";

(34)

In de tabel in punt 4.3.2 worden de woorden "Specifieke elementen voor trein- en hulppersoneel" en "4.6.3.2.3" geschrapt;

(35)

In punt 4.4 wordt de verwijzing naar "artikel 18, lid 3)" vervangen door "artikel 15, lid 4" en wordt "bijlage VI" vervangen door "bijlage IV";

(36)

Punt 4.4.2 wordt als volgt vervangen:

"4.4.2.   Tunnelnoodplan

Deze voorschriften zijn van toepassing op alle tunnels met een lengte van meer dan 1 km.

a)

De infrastructuurbeheerders stellen — in samenwerking met de noodhulpdiensten en de betrokken instanties — voor elke tunnel een noodplan op. Indien één of meer stations worden gebruikt als veilig gebied of evacuatie- en reddingspunt worden stationsbeheerders in dezelfde mate betrokken bij de opstelling van het dat plan. Als het noodplan betrekking heeft op een bestaande tunnel, worden de spoorwegondernemingen die de tunnel reeds gebruiken, geraadpleegd. Als het noodplan betrekking heeft op een nieuwe tunnel, kunnen de spoorwegondernemingen die van plan zijn de tunnel te gebruiken, worden geraadpleegd.

b)

Het noodplan moet stroken met de aanwezige zelfreddings-, evacuatie-, brandbestrijdings- en hulpverleningsfaciliteiten.

c)

Voor het noodplan worden gedetailleerde tunnelspecifieke incidentscenario's ontwikkeld die zijn aangepast aan de plaatselijke tunnelomstandigheden.

d)

Het ontwikkelde noodplan wordt meegedeeld aan de spoorwegondernemingen die van de tunnel zullen gebruikmaken.";

(37)

Punt 4.4.4 wordt als volgt gewijzigd:

"4.4.4.   Procedures voor uitschakeling en aarding

Deze voorschriften zijn van toepassing op alle tunnels.

a)

Als de tractiestroomvoorziening moet worden uitgeschakeld, zorgt de infrastructuurbeheerder ervoor dat de betreffende secties van de leiding inderdaad zijn uitgeschakeld en brengt de infrastructuurbeheerder de noodhulpdiensten hiervan op de hoogte voordat zij de tunnel of een gedeelte van de tunnel binnengaan.

b)

De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor het uitschakelen van de tractiestroomvoorziening.

c)

De procedures en verantwoordelijkheden voor het aarden van de bovenleiding worden in overleg tussen de infrastructuurbeheerder en de noodhulpdiensten vastgesteld en in het noodplan beschreven. Er worden voorzieningen getroffen om de baansectie waarop het incident heeft plaatsgevonden uit te schakelen.";

(38)

In punt 4.4.6, onder a), wordt de tekst "in het in punt 4.8.1 gedefinieerde infrastructuurregister en" geschrapt;

(39)

In punt 4.4.6, onder c), wordt de tekst "paniek en" geschrapt;

(40)

Punt 4.8 wordt geschrapt;

(41)

Punt 6.2.5, onder a), wordt als volgt gewijzigd:

a)

"artikel 18, lid 3" wordt vervangen door "artikel 15, lid 4",

b)

"de aangewezen instantie" wordt vervangen door "de aanvrager";

(42)

Punt 6.2.6 wordt vervangen door:

"6.2.6   Beoordeling van de conformiteit met de veiligheidseisen die van toepassing zijn op de subsystemen infrastructuur en energie

a)

Dit punt is van toepassing wanneer een vergelijking met een referentiesysteem of een expliciete risico-inschatting wordt gebruikt om te voldoen aan de essentiële eis "Veiligheid" die van toepassing is op de subsystemen infrastructuur en energie.

b)

In dat geval moet de aanvrager:

(1)

het risicoaanvaardingsbeginsel, de methode voor de risicobeoordeling, de veiligheidseisen waaraan het systeem moet voldoen, en het bewijs dat daaraan is voldaan, bepalen;

(2)

de risicoaanvaardingsniveaus bepalen in overleg met de desbetreffende nationale autoriteit(en);

(3)

de onafhankelijke beoordelingsinstantie aanwijzen zoals gedefinieerd in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling. Die beoordelingsinstantie kan de aangewezen instantie voor de subsystemen infrastructuur of energie zijn indien deze is erkend of gemachtigd overeenkomstig artikel 7 van de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling.

c)

Er wordt een veiligheidsbeoordelingsverslag verstrekt conform de eisen die zijn vastgesteld in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling.

d)

De EG-verklaring van de aangewezen instantie vermeldt uitdrukkelijk het risicoaanvaardingsbeginsel dat werd gebruikt om aan de eis "Veiligheid" van deze TSI te voldoen. De EG-verklaring vermeldt ook de methode die werd gebruikt voor de risicobeoordeling en de vaststelling van de risicoaanvaardingsniveaus.";

(43)

Punt 6.2.7 wordt als volgt gewijzigd:

 

de volledige tekst in punt 6.2.7.1 wordt vervangen door "niet gebruikt";

 

punt 6.2.7.2, onder a), 2), wordt geschrapt;

 

in punt 6.2.7.3, onder a), wordt de verwijzing naar "4.2.1.3, onder c)" vervangen door een verwijzing naar "4.2.1.3, onder b)";

 

punt 6.2.7.4, onder b), wordt geschrapt;

 

punt 6.2.7.5 wordt vervangen door:

"6.2.7.5.   Noodverlichting in aangepaste of vernieuwde tunnels

In het geval van de aanpassing of vernieuwing van tunnels op grond van punt 7.2.2.1, bestaat de beoordeling uit het nagaan of de verlichting aanwezig is. Er moeten geen gedetailleerde eisen worden toegepast.";

in punt 6.2.7.6 wordt het woord "installaties" vervangen door "systemen" en de verwijzing naar "4.2.2.5" door een verwijzing naar punt "4.2.1.10.";

(44)

Punt 7, onder b), wordt als volgt gewijzigd:

de woorden "geschikt geacht voor veilige integratie in overeenstemming met artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG met alle tunnels die niet aan de TSI voldoen binnen het geografisch bereik van deze TSI." worden vervangen door "technisch compatibel geacht met alle tunnels die niet aan de TSI voldoen binnen het geografisch bereik van deze TSI in overeenstemming met artikel 21, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797.";

(45)

Punt 7.1.1, onder b), wordt als volgt gewijzigd:

De zin "In dit geval zijn artikelen 24 en 25 van Richtlijn 2008/57/EG van toepassing." wordt geschrapt;

(46)

Punt 7.2.2 wordt vervangen door:

"7.2.2.   Aanpassing en vernieuwing van tunnels

In het geval dat een tunnel overeenkomstig artikel 15, lid 7, van en bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797 wordt aangepast of vernieuwd, geeft de aangewezen instantie conformiteitsverklaringen af die betrekking hebben op de onderdelen van het subsysteem van de tunnel die worden aangepast of vernieuwd";

7.2.2.1.   Aanpassing of vernieuwing van een tunnel

a)

Een tunnel wordt in het kader van deze TSI aangepast of vernieuwd, wanneer grote wijzigings- of vervangingswerkzaamheden worden uitgevoerd aan een (deel van een) subsysteem van de tunnel.

b)

Bij de renovatie hoeven voorzieningen en componenten die niet onder een bijzonder aanpassings- of vernieuwingsprogramma vallen niet aan de eisen te voldoen.

c)

Wanneer aanpassings- of vernieuwingswerkzaamheden worden uitgevoerd, zijn de volgende parameters van toepassing, indien de werkzaamheden daar een impact op hebben:

4.2.1.1

Het voorkomen van toegang door onbevoegden tot nooduitgangen en technische ruimten

4.2.1.3

Brandgedrag van bouwmaterialen

4.2.1.4

Brandmelding in technische ruimten

4.2.1.5.4

Noodverlichting: indien aanwezig, moeten er geen gedetailleerde eisen worden toegepast

4.2.1.5.5

Vluchtwegsignalisatie

4.2.1.8

Noodcommunicatiesystemen

d)

Het noodplan voor de tunnel wordt herzien.

7.2.2.2.   Uitbreiding van een tunnel

a)

Een tunnel wordt in het kader van deze TSI uitgebreid wanneer de geometrie van de tunnel wordt gewijzigd (bv. uitbreiding in de lengte, verbinding met een andere tunnel).

b)

Bij een tunneluitbreiding worden de volgende maatregelen genomen voor de voorzieningen en componenten die bij de uitbreiding betrokken zijn. De toepassing gebeurt op basis van de totale tunnellengte na uitbreiding:

4.2.1.1

Het voorkomen van toegang door onbevoegden tot nooduitgangen en technische ruimten

4.2.1.2

Brandwerendheid van tunnelkunstwerken

4.2.1.3

Brandgedrag van bouwmaterialen

4.2.1.4

Brandmelding in technische ruimten

4.2.1.5.4

Noodverlichting

4.2.1.5.5

Vluchtwegsignalisatie

4.2.1.6

Vluchtpaden

4.2.1.8

Noodcommunicatiesystemen

4.2.1.9

Stroomvoorziening voor noodhulpdiensten

4.2.1.10

Bedrijfszekerheid van elektrische systemen

4.2.1.11

Communicatiemiddelen en verlichting bij wissels

4.2.2.1

Opdeling van de leiding

4.2.2.2

Aarding van de leiding

c)

De gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risicobeoordeling wordt uitgevoerd zoals beschreven in punt 6.2.6 om te bepalen of het relevant is de andere maatregelen van punt 4.2.1.5 en de maatregelen van punt 4.2.1.7 na de uitbreiding op de volledige tunnel toe te passen.

d)

Het noodplan voor de tunnel wordt, indien van toepassing, herzien.";

(47)

Punt 7.3.1 wordt vervangen door:

"7.3.1.   Algemeen

(1)

De specifieke gevallen die worden vermeld in het onderstaande punt beschrijven speciale voorzieningen die nodig zijn en waarvoor toestemming wordt gegeven op specifieke spoorwegnetten van elke lidstaat.

(2)

Deze specifieke gevallen zijn ingedeeld als:

"P-gevallen": permanente gevallen.

"T0": "tijdelijke" gevallen van onbepaalde duur, waarbij het doelsysteem zal worden bereikt tegen een datum die nog moet worden bepaald.

"T1-gevallen": "tijdelijke" gevallen, waarbij het doelsysteem moet worden verwezenlijkt tegen 31 december 2025.

"T2-gevallen": "tijdelijke" gevallen, waarbij het doelsysteem moet worden verwezenlijkt tegen 31 december 2035.

Alle specifieke gevallen en de looptijd daarvan worden opnieuw bekeken bij de voorbereiding van toekomstige herzieningen van de TSI teneinde het technisch en geografisch toepassingsgebied daarvan te beperken op basis van de beoordeling van hun impact op de veiligheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdend verkeer, TEN-T-corridors en de praktische en economische impact van het behouden of opheffen van die gevallen, Er wordt met name rekening gehouden met de beschikbaarheid van EU-financiering.

Specifieke gevallen worden beperkt tot de route of het netwerk waarvoor ze strikt noodzakelijk zijn, rekening houdend met de procedures inzake de compatibiliteit van doorgaande routes.

(3)

Specifieke gevallen die van toepassing zijn op rollend materieel waarop deze TSI van toepassing is, zijn beschreven in de TSI LOC&PAS.";

7.3.2.   Operationele voorschriften in verband met treinverkeer in tunnels (punt 4.4.6)

7.3.2.1.   Specifiek geval Italië ("T0")

De aanvullende vereisten voor rollend materieel dat bedoeld is voor verkeer in niet-TSI-conforme tunnels in Italië zijn opgenomen in de TSI LOC&PAS, punt 7.3.2.20.

7.3.2.2.   Specifiek geval Kanaaltunnel ("P")

De aanvullende vereisten voor rollend materieel dat bedoeld is voor verkeer in de Kanaaltunnel zijn opgenomen in de TSI LOC&PAS, punt 7.3.2.21";

(48)

De tabel in aanhangsel B wordt als volgt vervangen:

"Te beoordelen eigenschappen

Fase van het project

Bijzondere keurings-procedures

Ontwerp

Installatie voor de indienststelling

1

2

3

4.2.1.1.

Het voorkomen van toegang door onbevoegden tot nooduitgangen en technische ruimten

X

X

 

4.2.1.2.

Brandwerendheid van tunnelkunstwerken

X

 

6.2.7.2

4.2.1.3.

Brandgedrag van bouwmaterialen

X

 

6.2.7.3

4.2.1.4.

Brandmelding in technische ruimten

X

X

 

4.2.1.5.

Evacuatiefaciliteiten

X

X

6.2.7.4

6.2.7.5

4.2.1.6.

Vluchtpaden

X

X

 

4.2.1.7.

Evacuatie- en reddingspunten

X

X

 

4.2.1.8.

Noodcommunicatiesystemen

X

 

 

4.2.1.9.

Stroomvoorziening voor noodhulpdiensten

X

 

 

4.2.1.10.

Bedrijfszekerheid van elektrische systemen

X

 

6.2.7.6

4.2.2.1.

Opdeling van de leiding

X

X

 

4.2.2.2.

Aarding van de leiding

X

X"

 


(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364 van de Commissie van 1 juli 2015 betreffende de indeling van bouwproducten in klassen van materiaalgedrag bij brand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 68 van 15.3.2016, blz. 4).";"


BIJLAGE VI

De bijlage bij Verordening (EU) 2016/919 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede alinea wordt de tekst "punten 1.2 en 2.2 van bijlage I bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "punt 2 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

de punten 1) tot en met 4) worden vervangen door:

"1)

Rollend materieel — "locomotieven en reizigerstreinen" — met inbegrip van al dan niet elektrische tractievoertuigen, al dan niet elektrische motortreinstellen voor het vervoer van reizigers, en rijtuigen voor het vervoer van reizigers, indien uitgerust met een stuurcabine.

2)

Bijzondere voertuigen, zoals spoormachines, indien uitgerust met een stuurcabine en bestemd om in vervoersmodus op eigen wielen te functioneren.

Tot deze voertuigen behoren voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor de diverse typen in punt 1.2 (Geografisch toepassingsgebied) beschreven hogesnelheidslijnen.";

(2)

Punt 1.2 wordt vervangen door:

"1.2.   Geografisch toepassingsgebied

Het geografische toepassingsgebied van deze TSI is het volledige spoorwegsysteem, zoals beschreven in punt 1 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797, met uitsluiting van de in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde infrastructuur.

De TSI is van toepassing op netwerken met een spoorwijdte van 1 435 mm, 1 520 mm, 1 524 mm, 1 600 mm en 1 668 mm. Zij is evenwel niet van toepassing op korte grensoverschrijdende lijnen met een spoorwijdte van 1 520 mm die de verbinding vormen met netwerken van derde landen.";

(3)

Punt 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tekst "artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de tekst "artikel 4, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

na punt 7) worden de volgende punten 8) en 9) ingevoegd:

"(8)

de bepalingen die van toepassing zijn op bestaande subsystemen, met name verbeteringen en vernieuwingen daarvan en, in zulke gevallen, op aanpassingen ervan die de aanvraag van een nieuwe vergunning voor het voertuig of het baansubsysteem vereisen — hoofdstuk 7 (Tenuitvoerlegging van de TSI Besturing en seingeving);

(9)

de door spoorwegondernemingen te controleren parameters van de subsystemen en toe te passen procedures om die parameters te controleren tussen het moment waarop een vergunning om een voertuig in de handel te brengen is afgegeven en het eerste gebruik van dat voertuig, teneinde te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de trajecten waarop ze zullen worden ingezet — hoofdstuk 4 (Kenmerken van de subsystemen).";

c)

de tekst "artikel 5, lid 5, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de tekst "artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(4)

De eerste alinea van punt 2.1 wordt vervangen door:

"De subsystemen besturing en seingeving zijn in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 gedefinieerd als:

a)

"Baanuitrusting voor besturing en seingeving:" alle uitrusting op en langs de spoorbaan die nodig is om de veiligheid te waarborgen en voor de besturing en controle van de bewegingen van de op het netwerk toegelaten treinen.

b)

Boorduitrusting voor besturing en seingeving: alle boorduitrusting die nodig is om de veiligheid te waarborgen en voor de besturing en controle van de bewegingen van de op het netwerk toegelaten treinen.";

(5)

Punt 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

"De TSI Besturing en seingeving beschrijft enkel de eisen waaraan moet worden voldaan om de interoperabiliteit van het trans-Europese spoorwegsysteem in de Unie te bereiken en om de essentiële eisen na te leven (*1).

(*1)  De TSI Besturing en seingeving specificeert momenteel geen interoperabiliteitseisen voor vergrendelingen, gelijkvloerse spoorwegovergangen en bepaalde andere elementen van de besturing en seingeving.";"

b)

de tekst "Klasse B-systemen voor het trans-Europese netwerk zijn een beperkt aantal oude treinbeveiligingssystemen die voor 20 april 2001 op het trans-Europese spoorwegnet in gebruik waren" wordt vervangen door "Klasse B-systemen voor het trans-Europese netwerk zijn een beperkt aantal oude treinbeveiligingssystemen en radiosystemen voor spraakcommunicatie die reeds voor 20 april 2001 op het trans-Europese spoorwegnet in gebruik waren";

c)

de tekst "Klasse B-systemen voor andere delen van het spoorwegsysteem in de Europese Unie zijn een beperkt aantal oude treinbeveiligingssystemen die voor 1 juli 2015 op dat net in gebruik waren" wordt vervangen door "Klasse B-systemen voor andere delen van het spoorwegsysteem in de Europese Unie zijn een beperkt aantal oude treinbeveiligingssystemen en radiosystemen voor spraakcommunicatie die reeds voor 1 juli 2015 op die netwerken in gebruik waren";

d)

de tekst "De lijst van klasse B-systemen is opgenomen in het technisch document van het Europees Spoorwegbureau" List of CCS Class B systems", ERA/TD/2011-11, versie 3.0." wordt vervangen door "De lijst van klasse B-systemen is opgenomen in het technisch document van het Spoorwegbureau van de Europese Unie" List of CCS Class B systems", ERA/TD/2011-11, versie 4.0.";

e)

aan het einde van punt 2.2 wordt de tekst "Alle subsystemen besturing en seingeving, zelfs indien zij niet gespecificeerd zijn in deze TSI, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie" ingevoegd;

(6)

Punt 2.3 wordt vervangen door:

"2.3.   Toepassingsniveaus voor baanapparatuur (ETCS)

De in deze TSI omschreven interfaces regelen de overdracht van gegevens naar en eventueel afkomstig van treinen. De specificaties voor ETCS waarnaar in deze TSI wordt verwezen, voorzien in een aantal toepassingsniveaus. In het kader van de installatie van baanapparatuur kan daaruit de overdrachtswijze worden gekozen die het best aansluit bij de uitvoeringseisen.

Deze TSI bepaalt de eisen voor alle toepassingsniveaus.

Voor de technische definitie van de ETCS-toepassingsniveaus zie bijlage A, 4.1 c.";

(7)

Punt 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tekst "Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door de verwijzing naar "Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

na punt 5) wordt het volgende nieuwe punt 6) ingevoegd:

"(6)

toegankelijkheid.";

(8)

Punt 3.2.1 wordt vervangen door:

"3.2.1.   Veiligheid

Voor elk project met betrekking tot de subsystemen besturing en seingeving moeten de noodzakelijke maatregelen worden genomen om aan te tonen dat het risico van een incident met de subsystemen besturing en seingeving niet groter is dan de voor de dienst gestelde veiligheidsdoelstelling.

Om ervoor te zorgen dat de genomen veiligheidsmaatregelen de interoperabiliteit niet in het geding brengen, moet worden voldaan aan de eisen van de fundamentele parameter in punt 4.2.1 (Betrouwbaarheids-, beschikbaarheids- en veiligheidskenmerken van besturing en seingeving die relevant zijn voor de interoperabiliteit).

Voor het ETCS-systeem van klasse A moet de veiligheidsdoelstelling evenredig worden verdeeld over de boord- en baansubsystemen voor besturing en seingeving. De uitgewerkte eisen zijn omschreven in de fundamentele parameter in punt 4.2.1 (betrouwbaarheids-, beschikbaarheids- en veiligheidskenmerken van besturing en seingeving die relevant zijn voor de interoperabiliteit). Er moet worden voldaan aan zowel deze veiligheidseis als aan de beschikbaarheidseisen van punt 3.2.2 (betrouwbaarheid en beschikbaarheid).

Voor het ETCS-systeem van klasse A:

a)

moeten de door de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerders aangebrachte wijzigingen worden beheerd in overeenstemming met de processen en procedures van hun veiligheidsbeheersysteem;

b)

moeten de door andere actoren (bv. fabrikanten of andere leveranciers) aangebrachte wijzigingen worden beheerd volgens het in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie (*2) beschreven risicobeheerproces, als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (*3).

Daarnaast moet de correcte toepassing van het in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 beschreven risicobeheerproces en de geschiktheid van de resultaten van deze toepassing onafhankelijk worden beoordeeld door een GVM-beoordelingsinstantie overeenkomstig artikel 6 van die verordening. De GVM-beoordelingsinstantie moet geaccrediteerd of erkend zijn overeenkomstig de eisen van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 op het gebied van "Besturing en seingeving" en "Systeemveilige integratie" zoals opgenomen in rubriek 5 "Classificatie" van de databankinvoer in Eradis voor beoordelingsinstanties.

De toepassing van de specificaties als bedoeld in bijlage A, tabel A 3, is een geschikt middel om volledig te voldoen aan het risicobeheerproces zoals beschreven in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie voor het ontwerp, de tenuitvoerlegging, de productie, de installatie en de validering (met inbegrip van veiligheidsgoedkeuring) van interoperabiliteitsonderdelen en subsystemen. Wanneer andere dan de in bijlage A, tabel 3, bedoelde specificaties worden toegepast, moet ten minste de gelijkwaardigheid met de specificaties in bijlage A, tabel 3, worden aangetoond.

Wanneer de in bijlage A, tabel A 3, bedoelde specificaties worden toegepast als een geschikt middel om volledig te voldoen aan het risicobeheerproces zoals beschreven in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie, worden, om onnodige overlappingen tussen onafhankelijke beoordelingswerkzaamheden te vermijden, de op grond van de in bijlage A, tabel A 3, bedoelde specificaties vereiste onafhankelijke veiligheidsbeoordelingsactiviteiten uitgevoerd door een geaccrediteerde of erkende beoordelingsinstantie als bedoeld in het punt hierboven, in plaats van door een onafhankelijke veiligheidsbeoordelaar van het Cenelec.";

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8)."

(*3)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).""

(9)

Punt 3.2.2, tweede alinea, wordt vervangen door:

"Het risico als gevolg van het verouderen en het slijten van de in het subsysteem gebruikte onderdelen moet worden bewaakt. De onderhoudseisen in punt 4.5 moeten worden nageleefd.";

(10)

Punt 3.2.5.2 wordt geschrapt;

(11)

Het volgende nieuwe punt 3.2.6 wordt ingevoegd:

"3.2.6.   Toegankelijkheid

Er worden geen eisen gesteld aan de subsystemen besturing en seingeving wat betreft de essentiële eis inzake toegankelijkheid.";

(12)

Punt 4.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

(niet van toepassing op de Nederlandse versie);

b)

het volgende nieuw punt 17) wordt ingevoegd:

"17.

Compatibiliteit van het ETCS-systeem en het radiosysteem (punt 4.2.17)";

(13)

In punt 4.1.2 wordt de tekst "de beweging van met deze TSI conforme treinsubsystemen te beperken" vervangen door "de beweging van voertuigen met TSI-conforme boordsubsystemen te beperken";

(14)

Tabel 4.1 in punt 4.1.3 wordt vervangen door:

"Tabel 4.1

Subsysteem

Onderdeel

Fundamentele parameters

Boordapparatuur voor besturing en seingeving

Treinbeveiliging

4.2.1, 4.2.2, 4.2.5, 4.2.6, 4.2.8, 4.2.9, 4.2.12, 4.2.14, 4.2.16, 4.2.17

Radiosysteem voor spraakcommunicatie

4.2.1.2, 4.2.4.1, 4.2.4.2, 4.2.5.1, 4.2.13, 4.2.16, 4.2.17

Radiosysteem voor datacommunicatie

4.2.1.2, 4.2.4.1, 4.2.4.3, 4.2.5.1, 4.2.6.2, 4.2.16, 4.2.17

Baanapparatuur voor besturing en seingeving

Treinbeveiliging

4.2.1, 4.2.3, 4.2.5, 4.2.7, 4.2.8, 4.2.9, 4.2.15, 4.2.16, 4.2.17

Radiosysteem voor spraakcommunicatie

4.2.1.2, 4.2.4, 4.2.5.1, 4.2.7, 4.2.16, 4.2.17

Radiosysteem voor datacommunicatie

4.2.1.2, 4.2.4, 4.2.5.1, 4.2.7, 4.2.16, 4.2.17

Treindetectie

4.2.10, 4.2.11, 4.2.16"

(15)

De titel van punt 4.2.1 wordt vervangen door "Betrouwbaarheids-, beschikbaarheids- en veiligheidskenmerken van besturing en seingeving die relevant zijn voor de interoperabiliteit";

(16)

Punt 4.2.2 wordt vervangen door:

"4.2.2.   ETCS-boordfunctionaliteit

De fundamentele parameter voor ETCS-functionaliteit op de treinen beschrijft alle functies die nodig zijn om een trein veilig te laten rijden. De belangrijkste functie bestaat uit automatische treinbeveiliging met inbegrip van cabineseingeving:

(1)

invoeren van de eigenschappen van de trein (bv. maximale treinsnelheid, remvermogen);

(2)

selecteren van de bewakingsmodus op basis van de informatie van baanapparatuur;

(3)

uitvoeren van odometriefuncties;

(4)

bepalen van de positie van de trein in een coördinatiesysteem op basis van Eurobalise-locaties;

(5)

het dynamisch snelheidsprofiel voor de rit berekenen op basis van de eigenschappen van de trein en informatie van de baanapparatuur;

(6)

bewaken van het dynamisch snelheidsprofiel tijdens de rit;

(7)

leveren van de interventiefunctie.

Deze functies moeten worden toegepast overeenkomstig bijlage A, 4.2.2 b en de prestaties ervan moeten voldoen aan bijlage A, 4.2.2 a.

De eisen voor tests zijn opgenomen in bijlage A, 4.2.2c.

De belangrijkste functionaliteit wordt ondersteund door andere functies waarop bijlage A, 4.2.2 a en bijlage 4.2.2 b ook van toepassing zijn, alsook de onderstaande bijkomende specificaties:

(1)

Communicatie met het baansubsysteem voor besturing en seingeving.

a)

Eurobalise-datatransmissie. Zie punt 4.2.5.2 (Eurobalise-communicatie met de trein).

b)

Euroloop-datatransmissie. Zie punt 4.2.5.3 (Euroloop-communicatie met de trein). Deze functionaliteit is facultatief op treinen, tenzij Euroloop bij ETCS van niveau 1 langs het spoor is geïnstalleerd en de snelheidsbegrenzing om veiligheidsredenen op nul is gezet (bv. ter bescherming van gevarenzones).

c)

Radiodatatransmissie voor radio-infill. Zie bijlage A, 4.2.2d, punten 4.2.5.1 (Radiocommunicatie met de trein), 4.2.6.2 (Interface tussen GSM-R-radiodatacommunicatie en ETCS) en 4.2.8 (Beheer van encryptiesleutels). Deze functionaliteit is facultatief op treinen, tenzij radiodatatransmissie voor radio-infill bij ETCS niveau 1 langs het spoor is geïnstalleerd en de snelheidsbegrenzing om veiligheidsredenen op nul is gezet (bv. ter bescherming van gevarenzones).

d)

Radiodatatransmissie. Zie de punten 4.2.5.1 (Radiocommunicatie met de trein), 4.2.6.2 (Interface tussen GSM-R-radiodatacommunicatie en ETCS) en 4.2.8 (Beheer van encryptiesleutels). Deze radiodatatransmissie is facultatief, tenzij deze wordt ingezet op lijnen met ETCS van niveau 2 of niveau 3.

(2)

Communicatie met de bestuurder. Zie bijlage A, 4.2.2e, en punt 4.2.12 (ETCS DMI).

(3)

Communicatie met de STM. Zie punt 4.2.6.1 (Interface tussen ETCS en STM). Deze functie omvat:

a)

het beheren van de output van STM's;

b)

het aanleveren van data aan de STM;

c)

het beheren van overgangen tussen STM's.

(4)

Beheer van informatie over de volledigheid van de trein (treinintegriteit) — Verstrekken van informatie over de treinintegriteit aan het boordsubsysteem is facultatief, tenzij dit voor het baansubsysteem vereist is.

(5)

Controle van apparatuur en ondersteuning bij storingsbedrijf. Deze functie omvat:

a)

het initialiseren van de ETCS-boordfunctionaliteit;

b)

ondersteuning bij storingsbedrijf;

c)

het isoleren van de ETCS-boordfunctionaliteit.

(6)

Ondersteuning van gegevensregistratie in het kader van wettelijke verplichtingen. Zie punt 4.2.14 (Interface naar gegevensregistratie in het kader van wettelijke verplichtingen).

(7)

Informatie/opdrachten doorsturen en statusinformatie over rollend materieel ontvangen:

a)

naar de DMI. Zie punt 4.2.12 (ETCS DMI);

b)

naar/van de treininterface. Zie bijlage A, 4.2.2f.";

(17)

Punt 4.2.3 wordt vervangen door:

"4.2.3.   ETCS-baanfunctionaliteit

Deze fundamentele parameter beschrijft de baanfunctionaliteit voor ETCS. Hij omvat de volledige ETCS-functionaliteit die nodig is om een trein een veilig treinpad te bieden.

De belangrijkste functionaliteit is:

(1)

het bepalen van de positie van de trein in een coördinatiesysteem op basis van Eurobalise-locaties (niveaus 2 en 3);

(2)

het omzetten van de informatie van baanapparatuur voor seingeving in een genormaliseerd formaat voor het boordsubsysteem besturing en seingeving;

(3)

het versturen van rijtoestemmingen met inbegrip van spoorbeschrijvingen en opdrachten naar een specifieke trein.

Deze functies moeten worden toegepast overeenkomstig bijlage A, 4.2.3 b en de prestaties ervan moeten voldoen aan bijlage A, 4.2.3 a.

De belangrijkste functionaliteit wordt ondersteund door andere functies waarop bijlage A, 4.2.3 a en bijlage 4.2.3 b ook van toepassing zijn, alsook de onderstaande bijkomende specificaties:

(1)

Communicatie met het boordsubsysteem besturing en seingeving. Daarbij gaat het om:

a)

Eurobalise-datatransmissie. Zie de punten 4.2.5.2 (Eurobalise-communicatie met de trein) en 4.2.7.4 (Eurobalise/elektronische baaneenheid (LEU));

b)

Euroloop-datatransmissie. Zie de punten 4.2.5.3 (Euroloop-communicatie met de trein) en 4.2.7.5 (Euroloop/LEU). Euroloop is alleen relevant op niveau 1, waarin dit facultatief is;

c)

Radiodatatransmissie voor radio-infill. Zie bijlage A, 4.2.3d, punten 4.2.5.1 (Radiocommunicatie met de trein), 4.2.7.3 (GSM-R/ETCS-baanfunctionaliteit) en 4.2.8 (Beheer van encryptiesleutels). Radio-infill is alleen relevant op niveau 1, waarin dit facultatief is;

d)

Radiodatatransmissie. Zie de punten 4.2.5.1 (Radiocommunicatie met de trein), 4.2.7.3 (GSM-R/ETCS-baanfunctionaliteit) en 4.2.8 (Beheer van encryptiesleutels). Radiodatatransmissie is alleen relevant voor niveaus 2 en 3.

(2)

Het genereren van informatie/opdrachten naar de ETCS-boordapparatuur, bv. informatie over het openen of sluiten van de luchtventilatie, het neerlaten of opzetten van de stroomafnemer, het openen of sluiten van de hoofdtractieschakelaar, het overschakelen van tractiesysteem A op tractiesysteem B. Deze functionaliteit is facultatief voor baanapparatuur. Zij kan evenwel vereist zijn op grond van andere toepasselijke TSI's, nationale voorschriften of een risico-evaluatie en -beoordeling teneinde de veilige integratie van subsystemen te waarborgen;

(3)

Het beheren van overgangen tussen gebieden die door verschillende centra voor bloksystemen met radiocommunicatie (RBC's) worden bewaakt (alleen relevant voor de niveaus 2 en 3). Zie de punten 4.2.7.1 (Functionele interface tussen RBC's) en 4.2.7.2 (Technische interface tussen RBC's).";

(18)

In punt 4.2.6.3 wordt de verwijzing naar "4.2.6f" geschrapt;

(19)

In punt 4.2.11 wordt de tekst "baanapparatuur voor besturing en seingeving." vervangen door "treindetectieapparatuur voor besturing en seingeving.";

(20)

In punt 4.2.16 wordt de tekst "Treinsubsystemen besturing en seingeving" vervangen door "Interoperabiliteitsonderdelen van de boordapparatuur en boordsubsystemen voor besturing en seingeving";

(21)

Het volgende nieuwe punt 4.2.17 wordt ingevoegd:

"4.2.17.   Compatibiliteit van het ETCS-systeem en het radiosysteem

Wegens de verschillende mogelijke implementatie en de status van de migratie naar volledig conforme subsystemen besturing en seingeving moeten controles worden uitgevoerd om de technische compatibiliteit tussen de boord- en baansubsystemen voor besturing en seingeving aan te tonen. De noodzaak van deze controles wordt beschouwd als een maatregel om het vertrouwen in de technische compatibiliteit tussen de subsystemen besturing en seingeving te vergroten. Naar verwachting zullen deze controles worden beperkt tot het in punt 6.1.2.1 genoemde beginsel is gerealiseerd.

4.2.17.1.   Compatibiliteit van het ETCS-systeem

Onder compatibiliteit van het ETCS-systeem (ESC) wordt verstaan: de registratie van de technische compatibiliteit tussen de ETCS-boordapparatuur en de ETCS-baanonderdelen van de subsystemen besturing en seingeving binnen een exploitatiegebied.

Onder ESC-type wordt verstaan: de toegekende waarde om de technische compatibiliteit tussen ETCS-boordapparatuur en een sectie binnen het exploitatiegebied te registreren. Alle secties van het netwerk van de Unie die dezelfde reeks controles voor het aantonen van ESC vereisen, hebben hetzelfde ESC-type.

4.2.17.2.   Compatibiliteit van het radiosysteem

Onder compatibiliteit van het radiosysteem (RSC) wordt verstaan de registratie van de technische compatibiliteit tussen het radiosysteem voor spraak- of datacommunicatie en GSM-R-baanonderdelen van de subsystemen besturing en seingeving.

Onder RSC-type wordt verstaan de toegekende waarde om de technische compatibiliteit tussen het radiosysteem voor spraak- of datacommunicatie en een sectie binnen het exploitatiegebied te registreren. Alle secties van het netwerk van de Unie die dezelfde reeks controles voor het aantonen van RSC vereisen, hebben hetzelfde RSC-type.";

(22)

Punt 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

(niet van toepassing op de Nederlandse versie)

b)

punt 4.3.1 wordt vervangen door:

"4.3.1.   Interface met het subsysteem exploitatie en verkeersleiding

Interface met het subsysteem exploitatie en verkeersleiding

Referentie TSI CCS

 

Referentie TSI Exploitatie en verkeersleiding (1)

 

Parameter

Punt

Parameter

Punt

Bedrijfsvoorschriften (bij normaal en gestoord bedrijf)

4.4

Handboek machinist

Exploitatievoorschriften

4.2.1.2.1

4.4

Zichtbaarheid van baanobjecten voor besturing en seingeving

4.2.15

Waarneming van borden langs het spoor

4.2.2.8

Remprestaties en -karakteristieken van de trein

4.2.2

Remprestaties

4.2.2.6

Gebruik van installaties voor zandstrooien

Smering van flenzen op de trein

Gebruik van composiet remblokken

4.2.10

Handboek machinist

4.2.1.2.1

Interface voor gegevensregistratie in het kader van wettelijke verplichtingen

4.2.14

Gegevensregistratie op de trein

4.2.3.5

ETCS DMI

4.2.12

Treinnummer

4.2.3.2.1

GSM-R DMI

4.2.13

Treinnummer

4.2.3.2.1

Beheer van encryptiesleutels

4.2.8

Rijvaardigheidsborging

4.2.2.7

Controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten voor het eerste gebruikt van het vergunde voertuig

4.9

Parameters voor de compatibiliteit van het voertuig en de trein over het geplande traject

Aanhangsel D1

c)

punt 4.3.2 wordt vervangen door:

"4.3.2.   Interface met het subsysteem rollend materieel

Interface met de TSI's Rollend materieel

Referentie TSI CCS

Referentie TSI's Rollend materieel

Parameter

Punt

Parameter

 

Punt

Compatibiliteit met baansystemen voor treindetectie: voertuigontwerp

4.2.10

Karakteristieken van het rollend materieel die compatibel moeten zijn met treindetectiesystemen op basis van spoorstroomkringen

TSI RS HS (2)

plaats wielstel

4.2.7.9.2

asbelasting

4.2.3.2

zandstrooien

4.2.3.10

elektrische weerstand tussen wielen

4.2.3.3.1

TSI RS CR (3)

4.2.3.3.1.1

TSI LOC&PAS (4)

4.2.3.3.1.1

TSI Goederenwagens (5)

4.2.3.2

Karakteristieken van het rollend materieel die compatibel moeten zijn met treindetectiesystemen op basis van assentellers

TSI RS HS

geometrie van wielstel

4.2.7.9.2

wielen

4.2.7.9.3

TSI RS CR

4.2.3.3.1.2

TSI LOC&PAS

4.2.3.3.1.2

TSI Goederenwagens

4.2.3.3

Karakteristieken van het rollend materieel die compatibel moeten zijn met lusuitrusting

TSI RS HS

Geen

TSI RS CR

4.2.3.3.1.3

TSI LOC&PAS

4.2.3.3.1.3

TSI Goederenwagens

4.2.3.3

Elektromagnetische compatibiliteit tussen rollend materieel en baanapparatuur voor besturing en seingeving

4.2.11

Karakteristieken van het rollend materieel die compatibel moeten zijn met treindetectiesystemen op basis van spoorstroomkringen

TSI RS HS

4.2.6.6.1

TSI RS CR

4.2.3.3.1.1

TSI LOC&PAS

4.2.3.3.1.1

TSI Goederenwagens

4.2.3.3

 

Karakteristieken van het rollend materieel die compatibel moeten zijn met treindetectiesystemen op basis van assentellers

TSI RS HS

4.2.6.6.1

TSI RS CR

4.2.3.3.1.2

TSI LOC&PAS

4.2.3.3.1.2

TSI Goederenwagens

4.2.3.3

Remprestaties en -karakteristieken van de trein

4.2.2

Prestaties van de noodremmen

TSI RS HS

Noodremming

4.2.4.1

Dienstremming

4.2.4.4

TSI RS CR

Noodremming

4.2.4.5.2

Dienstremming

4.2.4.5.3

TSI LOC&PAS

Noodremming

4.2.4.5.2

Dienstremming

4.2.4.5.3

TSI Goederenwagens

4.2.4.1.2

Plaats van boordantennes voor besturing en seingeving

4.2.2

Kinematisch omgrenzingsprofiel

TSI RS HS

4.2.3.1

TSI RS CR

4.2.3.1

TSI LOC&PAS

4.2.3.1

TSI Goederenwagens

Geen

Isoleren van de ETCS-boordfunctionaliteit

4.2.2

Bedrijfsvoorschriften

TSI RS HS

4.2.7.9.1

TSI RS CR

4.2.12.3

TSI LOC&PAS

4.2.12.3

TSI Goederenwagens

Geen

Data-interfaces

4.2.2

Beginsel van bewaking en signalering

TSI RS HS

4.2.7.10

TSI RS CR

4.2.1.1

TSI LOC&PAS

4.2.1.1

TSI Goederenwagens

Geen

Zichtbaarheid van baanobjecten voor besturing en seingeving

4.2.15

Zicht naar buiten

Koplampen

TSI RS HS

4.2.7.4.1.1

TSI RS CR

4.2.7.1.1

TSI LOC&PAS

4.2.7.1.1

TSI Goederenwagens

Geen

Het gezichtsveld van de bestuurder naar buiten

TSI RS HS

Zichtlijn

4.2.2.6 b

Voorruit

4.2.2.7

TSI RS CR

Zichtlijn

4.2.9.1.3.1

Voorruit

4.2.9.2

TSI LOC&PAS

Zichtlijn

4.2.9.1.3.1

Voorruit

4.2.9.2

TSI Goederenwagens

Geen

Interface voor gegevensregistratie in het kader van wettelijke verplichtingen

4.2.14

Registratietoestel

TSI RS HS

4.2.7.10

TSI RS CR

4.2.9.6

TSI LOC&PAS

4.2.9.6

TSI Goederenwagens

Geen

Opdrachten naar apparatuur op rollend materieel

4.2.2

4.2.3

Fasescheiding

TSI RS HS

4.2.8.3.6.7

TSI RS CR

4.2.8.2.9.8

TSI LOC&PAS

4.2.8.2.9.8

TSI Goederenwagens

Geen

Bediening van de noodremmen

4.2.2

Bediening van de noodremmen

TSI RS HS

Geen

TSI RS CR

4.2.4.4.1

TSI LOC&PAS

4.2.4.4.1

TSI Goederenwagens

Geen

Bouw van uitrusting

4.2.16

Materiële eisen

TSI RS HS

4.2.7.2.2

TSI RS CR

4.2.10.2.1

TSI LOC&PAS

4.2.10.2.1

TSI Goederenwagens

Geen

d)

in punt 4.3.4 wordt de tekst "Fasescheidingspunten" vervangen door "Fasescheidingssecties";

(23)

(niet van toepassing op de Nederlandse versie)

(24)

In punt 4.5.1 aan het einde van punt 1) wordt de tekst "Zie punt 6.5 voor correcties van apparatuurfouten" ingevoegd.

(25)

Punt 4.8 wordt vervangen door:

"4.8.   Registers

De gegevens die moeten worden verstrekt voor de registers waarin de artikelen 48 en 49 van Richtlijn (EU) 2016/797 voorzien, zijn vermeld in Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie (*4) en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 (*5).

(*4)  Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32)."

(*5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties voor het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312)";"

(26)

Na punt 4.8 wordt het volgende nieuwe punt 4.9 ingevoegd:

"4.9.   Controle van de compatibiliteit van de voertuigen met de trajecten voor het eerste gebruikt van het vergunde voertuig

De parameters van het boordsubsysteem besturing en seingeving die de spoorwegonderneming moet gebruiken bij het controleren van de compatibiliteit met de trajecten, zijn beschreven in aanhangsel D1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 (*6) van de Commissie.

(*6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).";"

(27)

Punt 5.1 wordt vervangen door:

"5.1.   Definitie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797 is het begrip "interoperabiliteitsonderdeel" gedefinieerd als een basiscomponent, groep componenten, deel van een samenstel of volledig samenstel van voorzieningen, deel uitmakend of bestemd om deel uit te maken van een subsysteem, waarvan de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem direct of indirect afhankelijk is, met inbegrip van materiële en immateriële objecten.";

(28)

Aan het eind van punt 5.2.2 wordt de volgende nieuwe alinea ingevoegd:

"De conformiteit van de interne interfaces van de groep interoperabiliteitsonderdelen met de fundamentele parameters van hoofdstuk 4 hoeft niet te worden gecontroleerd. De conformiteit van interfaces buiten de groep interoperabiliteitsonderdelen moet worden gecontroleerd om de conformiteit aan te tonen met de fundamentele parameters met betrekking tot de eisen van deze externe interfaces.";

(29)

Punt 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

tabel 5.1.a wordt vervangen door:

"Tabel 5.1.a

Elementaire interoperabiliteitsonderdelen binnen het boordsubsysteem besturing en seingeving

1

2

3

4

N

Interoperabiliteitsonderdeel IO

Kenmerken

Specifieke eisen die moeten worden beoordeeld onder verwijzing naar hoofdstuk 4

1

ETCS-boordapparatuur

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-boordfunctionaliteit (uitgezonderd odometrie)

4.2.2

ETCS- en GSM-R-air gapinterfaces

RBC (radiodatatransmissie facultatief)

Radio-infilleenheid (functionaliteit facultatief)

Air gap Eurobalise-systeem

Air gap Euroloop-systeem (functionaliteit facultatief)

4.2.5

4.2.5.1

4.2.5.1

4.2.5.2

4.2.5.3

Interfaces

 

STM (implementatie van K-interface facultatief)

GSM-R ETCS-radio voor datacommunicatie alleen

Odometrie

Beheersysteem voor encryptiesleutels

Beheer van ETCS-ID's

ETCS-bestuurdersinterface

Treininterface

Registratietoestel in de boordapparatuur

4.2.6.1

4.2.6.2

4.2.6.3

4.2.8

4.2.9

4.2.12

4.2.2

4.2.14

Bouw van uitrusting

4.2.16

2

Apparatuur voor odometrie

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-boordfunctionaliteit: alleen odometrie

4.2.2

Interfaces

 

ETCS-boordapparatuur

4.2.6.3

Bouw van uitrusting

4.2.16

3

Interface van externe STM

Interfaces

 

ETCS-boordapparatuur

4.2.6.1

4

GSM-R-radio in de stuurcabine

Noot: simkaart, antenne, aansluitkabels en filters maken geen deel uit van dit interoperabiliteitsonderdeel

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid (RAM)

4.2.1.2

4.5.1

Fundamentele communicatiefuncties

4.2.4.1

Toepassingen voor spraak- en operationele communicatie

4.2.4.2

Interfaces

 

GSM-R-air gap

GSM-R-bestuurdersinterface

4.2.5.1

4.2.13

Bouw van uitrusting

4.2.16

5

GSM-R ETCS-radio voor datacommunicatie alleen

Noot: simkaart, antenne, aansluitkabels en filters maken geen deel uit van dit interoperabiliteitsonderdeel

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid (RAM)

4.2.1.2

4.5.1

Fundamentele communicatiefuncties

4.2.4.1

Toepassingen voor ETCS-datacommunicatie

4.2.4.3

Interfaces

 

ETCS-boordapparatuur

GSM-R-air gap

4.2.6.2

4.2.5.1

Bouw van uitrusting

4.2.16

6

Simkaart voor GSM-R

Noot: de simkaarten die in de GSM-R-terminals moeten worden ingevoerd, worden aan de spoorwegondernemingen afgegeven door de exploitanten van de GSM-R netwerken

Fundamentele communicatiefuncties

4.2.4.1

Bouw van uitrusting

4.2.16"

b)

tabel 5.1.b wordt vervangen door:

"Tabel 5.1.b

Groepen interoperabiliteitsonderdelen binnen het boordsubsysteem voor besturing en seingeving (In deze tabel wordt de structuur bij wijze van voorbeeld getoond. Er zijn ook andere groepen toegestaan.)

(In deze tabel wordt de structuur bij wijze van voorbeeld getoond. Er zijn ook andere groepen toegestaan.)

1

2

3

4

N

Groep van interoperabiliteitsonderdelen

Kenmerken

Specifieke eisen die moeten worden beoordeeld onder verwijzing naar hoofdstuk 4

1

ETCS-boordapparatuur

Apparatuur voor odometrie

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-boordfunctionaliteit

4.2.2

ETCS- en GSM-R-air gapinterfaces

RBC (radiodatatransmissie facultatief)

Radio-infilleenheid (functionaliteit facultatief)

Air gap Eurobalise-systeem

Air gap Euroloop-systeem (functionaliteit facultatief)

4.2.5

4.2.5.1

4.2.5.1

4.2.5.2

4.2.5.3

Interfaces

 

STM (implementatie van K-interface facultatief)

GSM-R ETCS-radio voor datacommunicatie alleen

Beheersysteem voor encryptiesleutels

Beheer van ETCS-ID's

ETCS-bestuurdersinterface

Treininterface

Registratietoestel in de boordapparatuur

4.2.6.1

4.2.6.2

4.2.8

4.2.9

4.2.12

4.2.2

4.2.14

Bouw van uitrusting

4.2.16"

c)

tabel 5.2.a wordt vervangen door:

"Tabel 5.2.a

Elementaire interoperabiliteitsonderdelen binnen het baansubsysteem besturing en seingeving

1

2

3

4

N

Interoperabiliteitsonderdeel IO

Kenmerken

Specifieke eisen die moeten worden beoordeeld onder verwijzing naar hoofdstuk 4

1

RBC

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-baanfunctionaliteit (met uitzondering van communicatie via Eurobalises, radio-infill en Euroloop)

4.2.3

ETCS- en GSM-R-Air gapinterfaces: alleen radiocommunicatie met trein

4.2.5.1

Interfaces

 

Naburige RBC's

Radiosysteem voor datacommunicatie

Beheersysteem voor encryptiesleutels

Beheer van ETCS-ID's

4.2.7.1, 4.2.7.2

4.2.7.3

4.2.8

4.2.9

Bouw van uitrusting

4.2.16

2

Radio-infilleenheid

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-baanfunctionaliteit (met uitzondering van communicatie via Eurobalises, Euroloop en functionaliteit op niveaus 2 en 3)

4.2.3

ETCS- en GSM-R-Air gapinterfaces: alleen radiocommunicatie met trein

4.2.5.1

Interfaces

 

Radiosysteem voor datacommunicatie

Beheersysteem voor encryptiesleutels

Beheer van ETCS-ID's

Interlocking en LEU

4.2.7.3

4.2.8

4.2.9

4.2.3

Bouw van uitrusting

4.2.16

3

Eurobalise

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS- en GSM-R-Air gapinterfaces: alleen Eurobalise-communicatie met trein

4.2.5.2

Interfaces

 

LEU — Eurobalise

4.2.7.4

Bouw van uitrusting

4.2.16

4

Euroloop

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS- en GSM-R-Air gapinterfaces: alleen Euroloop-communicatie met trein

4.2.5.3

Interfaces

 

LEU — Euroloop

4.2.7.5

Bouw van uitrusting

4.2.16

5

LEU Eurobalise

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-baanfunctionaliteit (met uitzondering van communicatie via radio-infill, Euroloop en functionaliteit op niveau 2 en 3)

4.2.3

Interfaces

 

LEU — Eurobalise

4.2.7.4

Bouw van uitrusting

4.2.16

6

LEU Euroloop

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

4.2.1

4.5.1

ETCS-baanfunctionaliteit (met uitzondering van communicatie via radio-infill, Eurobalise en functionaliteit op niveau 2 en 3)

4.2.3

Interfaces

 

LEU — Euroloop

4.2.7.5

Bouw van uitrusting

4.2.16

7

Assentellers

Baansystemen voor treindetectie (alleen parameters die relevant zijn voor assentellers)

4.2.10

Elektromagnetische compatibiliteit (alleen parameters die relevant zijn voor assentellers)

4.2.11

Bouw van uitrusting

4.2.16"

(30)

Punt 6.1 wordt vervangen door:

"6.1.   Inleiding

6.1.1.   Algemene beginselen

6.1.1.1.   Overeenstemming met de fundamentele parameters

Door de overeenstemming met de in hoofdstuk 4 genoemde fundamentele parameters moet worden gewaarborgd dat voldaan is aan de essentiële eisen van hoofdstuk 3 van deze TSI.

Die overeenstemming blijkt uit:

(1)

de beoordeling van de conformiteit van de interoperabiliteitsonderdelen als bedoeld in hoofdstuk 5 (zie punten 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3 en 6.2.4);

(2)

controle van de subsystemen (zie punten 6.3 en 6.4).

6.1.1.2.   Essentiële eisen nageleefd door middel van nationale voorschriften

In sommige gevallen wordt door nationale voorschriften aan een aantal essentiële eisen voldaan vanwege:

(1)

het gebruik van systemen van klasse B;

(2)

open punten in de TSI;

(3)

niet-toepassing van TSI's (afwijkingen) krachtens artikel 7 van Richtlijn (EU) 2016/797;

(4)

specifieke gevallen als omschreven in punt 7.6.

In die gevallen wordt de beoordeling van de conformiteit met die regels uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaten en overeenkomstig de aangemelde procedures. Zie punt 6.4.2.

6.1.1.3.   Gedeeltelijke naleving van de eisen van de TSI

In verband met de controle van de overeenstemming met de essentiële eisen op basis van de conformiteit met de fundamentele parameters, en onverminderd de verplichtingen uit hoofde van hoofdstuk 7 van deze TSI, kan voor subsystemen en interoperabiliteitsonderdelen voor besturing en seingeving die niet alle in hoofdstuk 4 (met inbegrip van de in bijlage A bedoelde specificaties) gespecificeerde functies, prestaties en interfaces bieden, een EG-verklaring van conformiteit of keuringsverklaring worden afgegeven onder de volgende voorwaarden voor de afgifte en het gebruik van die verklaringen:

(1)

De aanvrager van een EG-keuring van een baansubsysteem voor besturing en seingeving moet bepalen welke functies, prestaties en interfaces moeten worden geleverd om de bedrijfsdoelstellingen te halen en te waarborgen dat er geen eisen die de TSI overstijgen of daarmee tegenstrijdig zijn, worden overgedragen naar de boordsubsystemen voor besturing en seingeving;

(2)

Aan de exploitatie van een boordsubsysteem voor besturing en seingeving dat niet alle in deze TSI gespecificeerde functies, prestaties en interfaces omvat, kunnen voorwaarden of gebruiksbeperkingen worden opgelegd vanwege de verenigbaarheid en/of de veilige integratie met de baansubsystemen voor besturing en seingeving. Onverminderd de in de toepasselijke EU-wetgeving en gerelateerde documenten beschreven taken van de aangemelde instantie, moet de aanvrager van de EG-keuring zorgen dat het technisch dossier alle informatie (*7) bevat die een exploitant nodig heeft om zich van dergelijke voorwaarden en gebruiksbeperkingen te kunnen vergewissen;

(3)

De vergunningverlenende entiteit mag een vergunning tot indienststelling of voor het in de handel brengen van subsystemen besturing en seingeving die niet alle in deze TSI gespecificeerde functies prestaties en interfaces bieden, om naar behoren gemotiveerde redenen weigeren of de exploitatie ervan aan voorwaarden en gebruiksbeperkingen onderwerpen.

Wanneer een interoperabiliteitsonderdeel of subsysteem besturing en seingeving niet alle in deze TSI gespecificeerde functies, prestaties en interfaces biedt, is punt 6.4.3 van toepassing.

6.1.2.   Beginselen voor het testen van ETCS en GSM-R

6.1.2.1.   Beginsel

Het beginsel bestaat erin dat een boordsubsysteem voor besturing en seingeving met een EG-keuringsverklaring kan functioneren op elk baansubsysteem voor besturing en seingeving met een EG-keuringsverklaring overeenkomstig de in deze TSI aangegeven voorwaarden en zonder bijkomende controles.

Dit beginsel wordt mede gerealiseerd door:

(1)

regels voor het ontwerp en de installatie van de boord- en baansubsystemen voor besturing en seingeving;

(2)

testspecificaties om aan te tonen dat de boord- en baansubsystemen voor besturing en seingeving voldoen aan de eisen van deze TSI en onderling compatibel zijn.

6.1.2.2.   Operationele testscenario's

Voor de toepassing van deze TSI betekent "operationeel testscenario" een opeenvolging van baan- en boordgebeurtenissen die verband houden met of een invloed hebben op de subsystemen besturing en seingeving (bv. verzenden en ontvangen van boodschappen, overschrijden van een maximumsnelheid, handelingen van exploitanten) en de vastgestelde timing daartussen, teneinde het beoogde spoorwegsysteem te testen in situaties die relevant zijn voor ETCS en GSM-R (bv. binnenrijden van een bezette zone, alarmeren van een trein, voorbijrijden van een stoptonend sein).

De operationele testscenario's zijn gebaseerd op de voor het project vastgestelde ontwerpvoorschriften.

De overeenstemming tussen de reële tenuitvoerlegging met de operationele testscenario's kan worden gecontroleerd door informatie te verzamelen via gemakkelijk toegankelijke interfaces (bij voorkeur de in deze TSI gespecificeerde standaardinterfaces).

6.1.2.3.   Eisen voor operationele testscenario's

De ontwerpvoorschriften voor de baanonderdelen van ETCS en GSM-R en de daaraan gekoppelde operationele testscenario's voor baansubsystemen voor besturing en seingeving moeten volstaan om alle beoogde systeemhandelingen te beschrijven die relevant zijn voor de subsystemen besturing en seingeving in normaal bedrijf en gedefinieerde situaties van gestoord bedrijf, en

(1)

moeten in overeenstemming zijn met de in deze TSI genoemde specificaties;

(2)

moeten waarborgen dat de functies, interfaces en prestaties van de boordsubsystemen voor besturing en seingeving die samenwerken met de baansubsystemen, in overeenstemming zijn met de eisen van deze TSI;

(3)

zijn de voorschriften die worden gebruikt voor de EG-keuring van de baansubsystemen voor besturing en seingeving, om na te gaan of de gebruikte functies, interfaces en prestaties kunnen waarborgen dat de beoogde systeemhandelingen in combinatie met de relevante modi en transities tussen niveaus en modi van de subsystemen besturing en seingeving worden nageleefd.

6.1.2.4.   Eisen voor compatibiliteit van het ETCS-systeem

Het Bureau zorgt ervoor dat in een technisch document de reeks controles wordt opgezet en beheerd om de technische compatibiliteit van een boordsubsysteem met het baansubsysteem aan te tonen.

Infrastructuurbeheerders dienen, met de steun van de ETCS-leveranciers voor hun netwerk, uiterlijk op 16 januari 2020 bij het Bureau de omschrijving van op hun netwerk noodzakelijke controles (zoals gedefinieerd in punt 4.2.17) in.

Infrastructuurbeheerders delen de ETCS-lijnen in volgens ESC-typen in het RINF.

Infrastructuurbeheerders leggen alle wijzigingen aan de hierbovengenoemde controles op hun netwerk voor aan het Bureau. Het Bureau werkt het technisch document binnen vijf werkdagen bij.

6.1.2.5.   Eisen voor compatibiliteit van het radiosysteem

Het Bureau zorgt ervoor dat in een technisch document de reeks controles wordt opgezet en beheerd om de technische compatibiliteit van een boordsubsysteem met het baansubsysteem aan te tonen.

Infrastructuurbeheerders dienen, met de steun van de GSM-R-leveranciers voor hun netwerk, uiterlijk op 16 januari 2020 bij het Bureau de omschrijving van de op hun netwerk noodzakelijke controles (zoals gedefinieerd in punt 4.2.17) in.

Infrastructuurbeheerders delen hun lijnen in volgens RSC-typen voor spraakcommunicatie en, indien van toepassing, ETCS-gegevens in het RINF.

Infrastructuurbeheerders leggen alle wijzigingen aan de hierbovengenoemde controles op hun netwerk voor aan het Bureau. Het Bureau werkt het technisch document binnen vijf werkdagen bij.";

(*7)  Het model dat moet worden gebruikt om deze informatie te verstrekken, wordt vastgesteld in de handleiding.""

(31)

Punt 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 6.2.1 wordt de tekst "artikel 13, lid 1, en bijlage IV bij Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door de tekst "artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797";

b)

tabel 6.1 wordt vervangen door:

"Tabel 6.1

Eisen inzake conformiteitsbeoordeling van een interoperabiliteitsonderdeel of een groep interoperabiliteitsonderdelen

Nr.

Aspect

Wat te beoordelen

Ondersteunend bewijs

1

Functies, interfaces en prestaties

Controleer of alle verplichte functies, interfaces en prestaties zijn geïmplementeerd als beschreven in de fundamentele parameters waarnaar in de betreffende tabel in hoofdstuk 5 wordt verwezen, en of ze voldoen aan de eisen van deze TSI.

Ontwerpdocumentatie en uitvoering van testcases en testsequenties als beschreven in de fundamentele parameters waarnaar in de betreffende tabel in hoofdstuk 5 wordt verwezen

Controleer welke facultatieve functies en interfaces als beschreven in de fundamentele parameters waarnaar in de betreffende tabel in hoofdstuk 5 wordt verwezen, zijn geïmplementeerd en of ze voldoen aan de eisen van deze TSI.

Ontwerpdocumentatie en uitvoering van testcases en testsequenties als beschreven in de fundamentele parameters waarnaar in de betreffende tabel in hoofdstuk 5 wordt verwezen

Controleer welke extra functies en interfaces (die niet in deze TSI worden vermeld) zijn geïmplementeerd en of ze geen conflicten veroorzaken met de in deze TSI vermelde geïmplementeerde functies.

Effectbeoordeling

2

Bouw van uitrusting

Controleer of de bindende voorschriften worden nageleefd, indien vermeld in de fundamentele parameters waarnaar in de betreffende tabel in hoofdstuk 5 wordt verwezen.

Documentatie over de gebruikte materialen en, indien nodig, tests om na te gaan of er wordt voldaan aan de eisen van de fundamentele parameters waarnaar wordt verwezen in de betreffende tabel van hoofdstuk 5

Controleer daarnaast of het interoperabiliteitsonderdeel correct werkt binnen de omgevingsvoorschriften waarvoor het is ontworpen.

Tests volgens de specificaties van de aanvrager

3

Betrouwbaar-heid, beschikbaar-heid, onderhoud-baarheid, veiligheid (RAMS)

Controleer of er wordt voldaan aan de veiligheidseisen die zijn beschreven in de fundamentele parameters waarnaar in de betreffende tabel van hoofdstuk 5 wordt verwezen, d.w.z.:

1.

naleving van de kwantitatieve aanvaardbare risicofactoren (THR's) veroorzaakt door willekeurige defecten;

2.

het ontwikkelingsproces kan systematische defecten opsporen en verhelpen.

1.

Berekeningen voor de THR's veroorzaakt door willekeurige defecten, op basis van betrouwbaarheidsgegevens.

2,1.

Het kwaliteits- en veiligheidsbeheer van de fabrikant tijdens het ontwerp, de productie en de tests voldoet aan een erkende norm (zie noot).

2,2.

De ontwikkelingscyclus van software, de ontwikkelingscyclus van hardware, en de integratie van hardware en software verlopen elk volgens een erkende norm (zie noot).

2,3.

Het veiligheidskeurings- en valideringsproces verloopt volgens een erkende norm (zie noot) en voldoet aan de veiligheidseisen die zijn beschreven in de fundamentele parameters waarnaar wordt verwezen in de betreffende tabel van hoofdstuk 5.

2,4.

De functionele en technische veiligheidseisen (correcte en foutloze werking, gevolgen van fouten en externe invloeden) worden gecontroleerd volgens een erkende norm (zie noot).

Noot: De norm voldoet minstens aan de volgende eisen:

1.

is in overeenstemming met de eisen voor de praktijkcode, zoals vermeld in punt 2.3.2 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013;

2.

wordt algemeen erkend in de spoorwegsector. Zo niet, moet de norm worden gemotiveerd t.a.v. de aangemelde instantie en door deze instantie worden aanvaard;

3.

is relevant voor de beheersing van de gevaren die werden vastgesteld in het te beoordelen systeem;

4.

is openbaar voor alle actoren die hem willen gebruiken.

4

Controleer of de door de aanvrager vermelde kwantitatieve doelstelling (voor willekeurige defecten) voor betrouwbaarheid wordt behaald

Berekeningen

5

Uitsluiting van systematische defecten

Tests van apparatuur (volledig interoperabiliteitsonderdeel of afzonderlijke subsystemen) in operationele omstandigheden, inclusief reparaties wanneer defecten worden geconstateerd.

Vermeld in de documentatie bij het certificaat welk type keuring heeft plaatsgevonden, welke normen werden toegepast en op basis van welke criteria is bepaald of de tests afgerond waren (volgens het besluit van de aanvrager).

6

Controleer of aan de onderhoudseisen is voldaan — punt 4.5.1

Documentcontrole"

c)

In punt 6.2.4.1 wordt punt 2) vervangen door:

"(2)

de tests worden uitgevoerd in een laboratorium dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*8) en de normen als bedoeld in bijlage A, tabel A 4, is erkend voor de uitvoering van tests op basis van de in bijlage A 4.2.2.c gespecificeerde testarchitectuur en procedures.

(*8)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).";"

d)

de punten 6.2.5 en 6.2.6 worden geschrapt;

(32)

Punt 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 6.3.1 wordt vervangen door:

"6.3.1.   Beoordelingsprocedures voor subsystemen besturing en seingeving

In dit hoofdstuk worden de EG-keuringsverklaring voor het boordsubsysteem voor besturing en seingeving en de EG-keuringsverklaring voor het baansubsysteem voor besturing en seingeving behandeld.

Op verzoek van de aanvrager verricht de aangemelde instantie een EG-keuring van een boord- of baansubsysteem voor besturing en seingeving overeenkomstig bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797.

De aanvrager stelt voor het boord- en baansubsysteem voor besturing en seingeving de EG-keuringsverklaring op overeenkomstig artikel 15, lid 1, en artikel 15, lid 9, van Richtlijn (EU) 2016/797.

De inhoud van de EG-keuringsverklaring moet in overeenstemming zijn met artikel 15, lid 9, van Richtlijn (EU) 2016/797.

De procedure voor de beoordeling vindt plaats door de in punt 6.3.2 (modules voor subsystemen besturing en seingeving) omschreven modules te gebruiken.

De EG-keuringsverklaringen van een boordsubsysteem voor besturing en seingeving en van een baansubsysteem voor besturing en seingeving worden in combinatie met de conformiteitsverklaringen toereikend geacht om te waarborgen dat de subsystemen compatibel zijn onder de in deze TSI vermelde omstandigheden.";

b)

Punt 6.3.2.3 wordt vervangen door:

"6.3.2.3.   Voorwaarden voor het gebruik van modules voor boord- en baansubsystemen

Overeenkomstig punt 4.2 van module SB (typekeuring) is een onderzoek van het ontwerp vereist.

Overeenkomstig punt 4.2 van module SH1 (totale kwaliteitsborging met ontwerptoetsing) is een typekeuring vereist.";

c)

in punt 6.3.3 wordt tabel 6.2 vervangen door:

"Tabel 6.2

Eisen inzake conformiteitsbeoordeling van een boordsubsysteem

Nr.

Aspect

Wat te beoordelen

Ondersteunend bewijs

1

Gebruik van interoperabiliteitsonderdelen

Controleer of de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem moeten worden geïntegreerd, allemaal door een EG-verklaring van conformiteit en overeenkomstig certificaat zijn gedekt.

Het subsysteem moet worden gecontroleerd met een simkaart die voldoet aan de eisen van deze TSI. De vervanging van een simkaart door een andere die aan de TSI voldoet, is geen wijziging van het subsysteem.

Aanwezigheid en inhoud van documenten

Controleer hoe de beperkingen op het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen zich verhouden tot de eigenschappen van het subsysteem en van de omgeving

Analyse aan de hand van documenten

Voor interoperabiliteitsonderdelen die zijn gecertificeerd volgens een versie van de TSI CCS die verschilt van de versie die is toegepast voor de EG-keuring van het subsysteem, en/of volgens een reeks specificaties die verschilt van de reeks specificaties die is toegepast voor de EG-keuring, moet worden gecontroleerd of het certificaat nog altijd waarborgt dat het subsysteem aan de eisen van de momenteel geldende TSI voldoet.

Effectbeoordeling aan de hand van documenten

2

Integratie van interoperabiliteitsonderdelen in het subsysteem

Controleer of de interne interfaces van het subsysteem correct zijn geïnstalleerd en correct werken — fundamentele parameter 4.2.6

Controles volgens specificaties

Controleer of de extra functies (die niet in deze TSI worden vermeld) de verplichte functies niet beïnvloeden

Effectbeoordeling

Controleer of de waarden van de ETCS ID's binnen het toegelaten bereik vallen en, indien vereist door deze TSI, uniek zijn — fundamentele parameter 4.2.9

Controle van ontwerpspecificaties

3

Integratie met rollend materieel

Controleer of de apparatuur correct is geïnstalleerd — fundamentele parameters 4.2.2, 4.2.4, 4.2.14 en de door de fabrikant vastgestelde installatievoorschriften

Resultaten van controles (volgens specificaties waarnaar wordt verwezen in de fundamentele parameters en de installatievoorschriften van de fabrikant)

Controleer of het boordsubsysteem voor besturing en seingeving compatibel is met de omgeving van het rollend materieel — fundamentele parameter 4.2.16

Documentcontrole (controleer hoe de certificaten van interoperabiliteitsonderdelen en mogelijke integratiemethodes zich verhouden tot de eigenschappen van het rollend materieel)

Controleer of de parameters (bv. remparameters) correct zijn geconfigureerd en of ze binnen het toegelaten bereik vallen

Documentcontrole (controleer hoe de waarden van de parameters zich verhouden tot de eigenschappen van het rollend materieel)

4

Integratie met klasse B

Controleer of de externe STM met TSI-conforme interfaces op de ETCS-boordapparatuur is aangesloten

Niets te testen: er is al een standaardinterface op het niveau van de interoperabiliteitsonderdelen getest. De werking is al getest bij de controle van de integratie van interoperabiliteitsonderdelen in het subsysteem.

Controleer of de functies van klasse B die in ETCS-boordapparatuur zijn geïmplementeerd, — fundamentele parameter 4.2.6.1 — wegens de overgangen geen extra eisen opleggen aan het baansubsysteem voor besturing en seingeving

Niets te testen: alles is al op het niveau van de interoperabiliteitsonderdelen getest.

Controleer of afzonderlijke apparatuur van klasse B die niet op de ETCS-boordapparatuur is aangesloten, — fundamentele parameter 4.2.6.1 — wegens de overgangen geen extra eisen oplegt aan het baansubsysteem voor besturing en seingeving.

Niets te testen: geen interface (6)

Controleer of afzonderlijke apparatuur van klasse B die op de ETCS-boordapparatuur is aangesloten en (deels) niet-TSI-conforme interfaces gebruikt, — fundamentele parameter 4.2.6.1 — wegens de overgangen geen extra eisen oplegt aan het baansubsysteem voor besturing en seingeving. Controleer ook of de ETCS-functies niet worden beïnvloed

Effectbeoordeling

5

Integratie met baansubsystemen voor besturing en seingeving

Controleer of Eurobalise-telegrammen kunnen worden gelezen (er wordt slechts getest of de antenne correct is geïnstalleerd. De tests die al op het niveau van de interoperabiliteitsonderdelen zijn uitgevoerd, moeten niet worden herhaald) — fundamentele parameter 4.2.5.

Test met behulp van een gecertificeerde Eurobalise: de mogelijkheid een telegram correct te lezen geldt als ondersteunend bewijs.

Controleer of Euroloop-telegrammen (indien van toepassing) kunnen worden gelezen — fundamentele parameter 4.2.5.

Test met behulp van een gecertificeerde Euroloop: de mogelijkheid een telegram correct te lezen geldt als ondersteunend bewijs.

Controleer of de apparatuur spraak- en dataverkeer van een GSM-R (indien van toepassing) kan ontvangen — fundamentele parameter 4.2.5.

Test met behulp van een gecertificeerd GSM-R-netwerk. De mogelijkheid een verbinding tot stand te brengen, te handhaven en te verbreken geldt als ondersteunend bewijs.

6

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

Controleer of de apparatuur voldoet aan de veiligheidseisen — fundamentele parameter 4.2.1

Toepassing van procedures als bepaald in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling.

Controleer of de kwantitatieve doelstelling voor betrouwbaarheid is behaald — fundamentele parameter 4.2.1

Berekeningen

Controleer of aan de onderhoudseisen wordt voldaan — punt 4.5.2

Documentcontrole

7

Integratie met baansubsystemen voor besturing en seingeving en met andere subsystemen:

tests onder omstandigheden die representatief zijn voor de beoogde exploitatie.

Test het gedrag van het subsysteem onder zoveel verschillende voor de beoogde exploitatie representatieve omstandigheden als redelijkerwijs haalbaar is (bv. helling van de lijn, treinsnelheid, trillingen, tractievermogen, weersomstandigheden, ontwerp van de functionaliteit van baanapparatuur voor besturing en seingeving). Met de tests moet kunnen worden gecontroleerd:

1.

of de odometriefuncties correct zijn uitgevoerd — fundamentele parameter 4.2.2;

2.

of het boordsubsysteem voor besturing en seingeving compatibel is met de omgeving van het rollend materieel — fundamentele parameter 4.2.16.

Deze tests moeten ook van dien aard zijn dat ze de zekerheid over de afwezigheid van systematische storingen nog vergroten.

Deze tests sluiten alle tests uit die in verschillende stadia zijn uitgevoerd: tests op de interoperabiliteitsonderdelen en tests op het subsysteem in een gesimuleerde omgeving moeten in aanmerking worden genomen.

Voor boordapparatuur voor spraakverkeer via GSM-R zijn tests onder operationele omstandigheden niet nodig.

Noot: Vermeld in het certificaat welke omstandigheden zijn getest en welke normen zijn toegepast.

Rapporten van testritten.

d)

na tabel 6.2 wordt het volgende nieuwe punt 6.3.3.1 ingevoegd:

"6.3.3.1.   Controles van de compatibiliteit van het ETCS-systeem en het radiosysteem

Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de beoordeling van de conformiteit van het boordsubsysteem voor besturing en seingeving met betrekking tot de fundamentele parameter compatibiliteit van het ETCS en het radiosysteem als bedoeld in punt 4.2.17.

Ongeacht de voor de vorige EG-keuringsprocedure voor het boordsubsysteem gekozen module moet de aangemelde instantie controleren:

a)

of het resultaat van de technische compatibiliteitscontroles voor het geselecteerde exploitatiegebied van het voertuig beschikbaar is;

b)

of de technische compatibiliteitscontroles zijn uitgevoerd in overeenstemming met het door het Bureau gepubliceerde technische document als bedoeld in de punten 6.1.2.4 en 6.1.2.5;

c)

op basis van het verslag van de controles, of de resultaten van de technische compatibiliteitscontroles alle incompatibiliteiten en fouten aangeven die tijdens de technische compatibiliteitscontroles zijn aangetroffen.

De aangemelde instantie mag geen enkel aspect opnieuw controleren dat is behandeld tijdens de reeds uitgevoerde EG-keuringsprocedure voor het boordsubsysteem.

De aangemelde instantie die deze controles uitvoert, kan een andere instantie zijn dan de aangemelde instantie die de EG-keuringsprocedure voor het boordsubsysteem uitvoert.

Door deze controles ook uit te voeren met interoperabiliteitsonderdelen kan het aantal controles voor subsystemen besturing en seingeving worden beperkt.";

e)

in punt 6.3.4 wordt tabel 6.3 vervangen door:

"Tabel 6.3

Eisen inzake conformiteitsbeoordeling van een baansubsysteem

Nr.

Aspect

Wat te beoordelen

Ondersteunend bewijs

1

Gebruik van interoperabiliteitsonderdelen

Controleer of alle interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem moeten worden geïntegreerd door een EG-verklaring van conformiteit en het overeenkomstige certificaat zijn gedekt.

Aanwezigheid en inhoud van documenten

Controleer hoe de beperkingen op het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen zich verhouden tot de eigenschappen van het subsysteem en van de omgeving

Effectbeoordeling aan de hand van documenten

Voor interoperabiliteitsonderdelen die zijn gecertificeerd volgens een versie van de TSI Besturing en seingeving, die verschilt van de versie die is toegepast voor de EG-keuring van het subsysteem en/of volgens een reeks specificaties die verschilt van de reeks specificaties die is toegepast voor de EG-keuring, moet worden gecontroleerd of het certificaat nog altijd waarborgt dat aan de eisen van de momenteel geldende TSI wordt voldaan.

Effectbeoordeling door vergelijking van specificaties waarnaar in de TSI wordt verwezen en certificaten van de interoperabiliteitsonderdelen

2

Integratie van interoperabiliteitsonderdelen in het subsysteem

Controleer of de interne interfaces van het subsysteem correct zijn geïnstalleerd en correct werken — fundamentele parameters 4.2.5 en 4.2.7 en door de fabrikant gespecificeerde omstandigheden

(n.v.t. voor interoperabiliteitsonderdeel assenteller)

Controles volgens specificaties

Controleer of de extra functies (die niet in deze TSI worden vermeld) de verplichte functies niet beïnvloeden

Effectbeoordeling

Controleer of de waarden van de ETCS ID's binnen het toegelaten bereik vallen en, indien vereist door deze TSI, uniek zijn — fundamentele parameter 4.2.9

(n.v.t. voor interoperabiliteitsonderdeel assenteller)

Controle van ontwerpspecificaties

Voor interoperabiliteitsonderdeel assentellers (alleen):

De integratie van het interoperabiliteitsonderdeel in het subsysteem moet worden gecontroleerd:

controleer alleen de punten 3.1.2.1, 3.1.2.4 en 3.1.2.5 van index 77;

Controleer de correcte installatie van de apparatuur en voorschriften van de fabrikant en/of de infrastructuurbeheerder.

Documentcontrole

3

Zichtbaarheid van baanobjecten voor besturing

Controleer of voldaan is aan de eisen voor de in deze TSI gespecificeerde markeerborden (eigenschappen, compatibiliteit met de infrastructuureisen (omgrenzingsprofiel enz.), compatibiliteit met het gezichtsveld van de bestuurder) — fundamentele parameter 4.2.15

Ontwerpdocumentatie, resultaten van tests of testritten met TSI-conform rollend materieel

4

Integratie met infrastructuur

Controleer of de apparatuur correct is geïnstalleerd — fundamentele parameters 4.2.3, 4.2.4 en installatievoorschriften van de fabrikant

Resultaten van controles (volgens specificaties waarnaar wordt verwezen in de fundamentele parameters en de installatievoorschriften van de fabrikant)

Controleer of het baansubsysteem voor besturing en seingeving compatibel is met de omgeving van de baanapparatuur — fundamentele parameter 4.2.16

Documentcontrole (controleer hoe de certificaten van interoperabiliteitsonderdelen en mogelijke integratiemethodes zich verhouden tot de eigenschappen van de baanapparatuur)

5

Integratie met baanapparatuur voor seingeving

Controleer of alle door de toepassing vereiste functies zijn geïmplementeerd volgens de specificaties waarnaar in deze TSI wordt verwezen — fundamentele parameter 4.2.3

Documentcontrole (ontwerpspecificatie van de aanvrager en certificaten van interoperabiliteitsonderdelen)

Controleer of de parameters correct zijn geconfigureerd (Eurobalise-telegrammen, RBC-berichten, positie van markeerborden enz.)

Documentcontrole (controleren hoe de parameters zich verhouden tot de eigenschappen van de baanapparatuur voor seingeving)

Controleer of de interfaces correct zijn geïnstalleerd en correct werken.

Keuring van het ontwerp en tests volgens de informatie van de aanvrager

Controleer of het baansubsysteem voor besturing en seingeving correct werkt volgens de informatie bij de interfaces met baanapparatuur voor seingeving (bv. correcte aanmaak van Eurobalise-telegrammen door een LEU of van berichten door RBC)

Keuring van het ontwerp en tests volgens de informatie van de aanvrager

6

Integratie met boordsubsystemen voor besturing en seingeving en met rollend materieel

Controleer of de GSM-R een goede dekking biedt — fundamentele parameter 4.2.4

Metingen ter plaatse

Controleer of alle door de toepassing vereiste functies zijn geïmplementeerd volgens de specificaties waarnaar in deze TSI wordt verwezen — fundamentele parameters 4.2.3, 4.2.4 en 4.2.5

Rapporten van de operationele testscenario's als bepaald in punt 6.1.2 met ten minste gecertificeerde boordsubsystemen voor besturing en seingeving van verschillende leveranciers. Het rapport moet vermelden welke operationele testscenario's zijn getest, welke boordapparatuur is gebruikt en of de tests zijn uitgevoerd in laboratoria, op testlijnen of in reële situaties.

7

Compatibiliteit van systemen voor treindetectie

(exclusief assentellers)

Controleer of de treindetectiesystemen voldoen aan de eisen van deze TSI — fundamentele parameters 4.2.10 en 4.2.11

Controleer de correcte installatie van de apparatuur en voorschriften van de fabrikant en/of de infrastructuurbeheerder.

Bewijs van compatibiliteit van apparatuur van bestaande installaties (voor systemen die al in gebruik zijn); Voer tests uit volgens de standaarden voor nieuwe typen.

Metingen ter plaatse om de juistheid van de installatie aan te tonen.

Documentcontrole van de correcte installatie van apparatuur.

8

Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS)

(uitgezonderd treindetectie)

Controleer of aan de veiligheidseisen wordt voldaan — fundamentele parameter 4.2.1,1

Toepassing van de in de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling gespecificeerde procedures

Controleer of kwantitatieve doelstellingen voor betrouwbaarheid worden behaald — fundamentele parameter 4.2.1.2

Berekeningen

Controleer of aan de onderhoudseisen wordt voldaan — punt 4.5.2

Documentcontrole

9

Integratie met boordsubsystemen voor besturing en seingeving en met rollend materieel: tests onder omstandigheden die representatief zijn voor de beoogde exploitatie.

Test het gedrag van het subsysteem onder zoveel verschillende voor de beoogde exploitatie representatieve omstandigheden als redelijkerwijs haalbaar is (bv. treinsnelheid, aantal treinen op de lijn, weersomstandigheden). Met de tests moet kunnen worden gecontroleerd:

1.

of de treindetectiesystemen correct werken — fundamentele parameters 4.2.10 en 4.2.11

2.

of het baansubsysteem voor besturing en seingeving compatibel is met de omgeving van de baanapparatuur — fundamentele parameter 4.2.16

Deze tests vergroten ook de zekerheid over het gebrek aan systematische storingen.

Deze tests sluiten alle tests uit die in verschillende stadia werden uitgevoerd: tests op het niveau van de interoperabiliteitsonderdelen en tests op het subsysteem in een gesimuleerde omgeving moeten in aanmerking worden genomen.

Noot: Vermeld in het certificaat welke omstandigheden zijn getest en welke normen zijn toegepast.

Rapporten van testritten.

10

Compatibiliteit van het ETCS-systeem en het radiosysteem

De omschrijving van de noodzakelijke ESC- en RSC-controles wordt ter beschikking gesteld van het Bureau — fundamentele parameter 4.2.17.

Technische compatibiliteitscontroles voor ESC en RSC worden door het Bureau gepubliceerd en bijgehouden."

(33)

Punt 6.4 wordt vervangen door:

a)

punt 6.4.1 wordt vervangen door:

"6.4.1.   Beoordeling van onderdelen van de subsystemen besturing en seingeving

Overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797 mag de aangemelde instantie conformiteitsverklaringen afgeven die betrekking hebben op bepaalde onderdelen van deze subsystemen, als dat volgens de betrokken TSI's is toegestaan.

Zoals vermeld in punt 2.2 (Toepassingsgebied) van deze TSI bestaan de boord- en baansubsystemen voor besturing en seingeving uit verschillende onderdelen, gespecificeerd in punt 4.1 (Inleiding).

Voor elk onderdeel of elke combinatie van onderdelen zoals gespecificeerd in deze TSI, kan een keuringsverklaring worden afgegeven; de aangemelde instantie controleert slechts of dat specifieke onderdeel aan de eisen van de TSI voldoet.

Ongeacht de gekozen module moet de aangemelde instantie controleren of:

(1)

het onderdeel in kwestie aan de eisen van de TSI voldoet, en

(2)

de reeds voor andere delen van hetzelfde subsysteem beoordeelde naleving van de TSI-eisen niet is gewijzigd.";

b)

in punt 6.4.2 wordt de tekst "keuringsverklaring" vervangen door de tekst "EG-keuringsverklaring";

c)

punt 6.4.3.3 wordt vervangen door:

"6.4.3.3.   Inhoud van certificaten

De aangemelde instanties plegen in de op grond van artikel 24, van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte werkgroep overleg met het Bureau over de manier waarop de voorwaarden en beperkingen voor het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen en subsystemen in de toepasselijke verklaringen en technische dossiers worden beheerd.";

d)

punt 6.4.4 wordt vervangen door:

"6.4.4.   Tussentijdse keuringsverklaring

Indien de conformiteit wordt beoordeeld voor delen van de door de aanvrager gespecificeerde subsystemen en afwijkend van de bij tabel 4.1 van deze TSI toegestane delen, of indien slechts bepaalde stappen van de keuringsprocedure zijn uitgevoerd, mag slechts een tussentijdse keuringsverklaring worden afgegeven.";

(34)

Punt 6.5 wordt vervangen door:

"6.5.   Beheer van fouten

Wanneer tijdens de tests of tijdens de exploitatie van een subsysteem afwijkingen van de beoogde functies en/of prestaties worden geconstateerd, brengen de aanvragers en/of exploitanten het Bureau en de vergunningverlenende entiteit die de vergunning voor de betrokken baansubsystemen of voertuigen heeft afgegeven, daarvan onverwijld op de hoogte, teneinde de procedure te starten van artikel 16 van Richtlijn (EU) 2016/797 als gevolg van de toepassing van artikel 16, lid 3, van die richtlijn:

(1)

wanneer de afwijking te wijten is aan een foutieve toepassing van deze TSI of aan fouten in het ontwerp van de installatie of apparatuur, treft de aanvrager van de betrokken certificaten de nodige corrigerende maatregelen en worden de getroffen certificaten en/of de desbetreffende technische dossiers (voor interoperabiliteitsonderdelen en/of subsystemen) alsmede de desbetreffende EG-verklaringen bijgewerkt;

(2)

indien de afwijking te wijten is aan fouten in deze TSI of de daarin genoemde specificaties, wordt de procedure van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2016/797 gestart.

Het Bureau verwerkt alle ingediende informatie op een efficiënte manier om het wijzigingsbeheerproces te faciliteren met het oog op de verbetering/verdere ontwikkeling van de specificaties, met inbegrip van de testspecificaties.";

(35)

Punt 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

na punt 7.2.1 worden de volgende nieuwe punten 7.2.1a en 7.2.1b ingevoegd:

"7.2.1a.   Wijzigingen aan een bestaand boordsubsysteem

In dit punt worden de beginselen vastgelegd die moeten worden toegepast door de entiteiten die de wijziging beheren, en de vergunningverlenende entiteiten in overeenstemming met de EG-keuringsprocedure als beschreven in artikel 15, lid 9, en artikel 21, lid 12, van en in bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797. Deze procedure is nader omschreven in de artikelen 13, 15 en 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie (1*) en in Besluit 2010/713/EU van de Commissie (2*).

Dit punt is van toepassing in geval van wijzigingen aan bestaande boordsubsystemen of een bestaand type boordsubsysteem, met inbegrip van vernieuwingen of verbeteringen daarvan. Het is niet van toepassing op wijzigingen die onder artikel 15, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 vallen.

7.2.1a.1.   Regels voor het beheer van wijzigingen aan boordsubsystemen voor besturing en seingeving

1.

Onderdelen, zoals gedefinieerd in tabel 4.1 van deze TSI, en fundamentele parameters van het boordsubsysteem waarop de wijzigingen geen impact hebben, zijn vrijgesteld van een conformiteitsbeoordeling op basis van de bepalingen van deze TSI. De lijst van onderdelen en fundamentele parameters waarop de wijzigingen wel een impact hebben, moet worden verstrekt door de entiteit die de wijziging beheert.

2.

Een nieuwe beoordeling op basis van de eisen van de toepasselijke TSI is alleen nodig voor de fundamentele parameters waarop de wijzigingen een impact kan/kunnen hebben.

3.

De entiteit die de wijziging beheert, brengt een aangemelde instantie op de hoogte van alle wijzigingen die van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem met de eisen van de desbetreffende TSI('s) die nieuwe controles vereisen, overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 en Besluit 2010/713/EU en door toepassing van de modules SB, SD/SF of SH1 voor de EG-keuring en, indien relevant, artikel 15, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797. Deze informatie wordt verstrekt door de entiteit die de wijziging beheert, met opgave van de overeenkomstige verwijzingen naar de technische documentatie met betrekking tot de bestaande EG-verklaring.

4.

De entiteit die de wijziging beheert, moet rechtvaardigen en schriftelijk bewijzen dat de toepasselijke eisen consistent blijven op het niveau van het subsysteem, en dit moet worden beoordeeld door een aangemelde instantie.

5.

De wijzigingen die een impact hebben op de fundamentele ontwerpkenmerken van het boordsubsysteem zijn in tabel 7.1 gedefinieerd als fundamentele ontwerpkenmerken en worden ingedeeld in de categorieën artikel 15, lid 1, onder c), of artikel 15, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545, en in overeenstemming met tabel 7.1. Wijzigingen van fundamentele ontwerpkenmerken die geen impact hebben op, maar wel verband houden met de fundamentele ontwerpkenmerken, worden door de entiteit die de wijziging beheert, ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545.

6.

Wijzigingen die niet onder punt 7.2.1a.1, punt 5, vallen, worden geacht geen impact te hebben op de fundamentele ontwerpkenmerken. Deze worden door de entiteit die de wijziging beheert, ingedeeld in de categorieën artikel 15, lid 1, onder a) of artikel 15, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545.

Noot: De in de punten 7.2.1a.1, punt 5, en 7.2.1a.1, punt 6), hierboven uiteengezette wijzigingen worden ingedeeld door de entiteit die de wijziging beheert, zonder afbreuk te doen aan de in artikel 21, lid 12, onder b), van Richtlijn (EU) 2016/797 voorgeschreven veiligheidsbeoordeling.

7.

Alle wijzigingen blijven in overeenstemming met de toepasselijke TSI's (3*), ongeacht hun indeling.

Tabel 7.1

Fundamentele ontwerpkenmerken

1.

TSI-punt

2.

Betreffende fundamentele ontwerp-kenmerken

3.

Wijzigingen die geen impact hebben op de fundamentele ontwerpkenmerken overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2018/545

4.

Wijzigingen die wel een impact hebben op de fundamentele ontwerp-kenmerken, maar binnen het aanvaardbare bereik van de parameters vallen, worden dus ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2018/545

5.

Wijzigingen die een impact hebben op de fundamentele ontwerp-kenmerken en buiten het aanvaardbare bereik van de parameters vallen, worden dus ingedeeld in de categorie artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2018/545

4.2.2

ETCS-boordfunctionaliteit

Reeks specificaties van bijlage A

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Gebruik een andere reeks specificaties van bijlage A

Invoering van boordapparatuur voor ETCS

Voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.2 (wijziging van tenuitvoerlegging)

Niet van toepassing

Niet voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.2 (functionele wijziging)

Informatie over de volledigheid van de trein beheren

Niet van toepassing

Toevoegen of verwijderen van bewaking van de treinintegriteit

Niet van toepassing

4.2.17.1.

Compatibiliteit van het ETCS-systeem

Compatibiliteit van het ETCS-systeem

Niet van toepassing

Toevoegen of verwijderen van ESC- verklaringen, na controle door de aangemelde instantie

Niet van toepassing

4.2.4.

Functies van mobiele communicatie voor spoorwegen — GSM-R

4.2.4.2

Toepassing voor spraak- en operationele communicatie

GSM-R-baseline

Gebruik een andere baseline die voldoet aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3

Niet van toepassing

Gebruik een andere baseline die niet voldoet aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3

Invoering van spraak- en operationele communicatie

Voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3 (wijziging van tenuitvoerlegging)

Niet van toepassing

Niet voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3 (functionele wijziging)

Simkaart-ondersteuning van groep-ID 555

Niet van toepassing

Simkaart-ondersteuning van groeps-ID 555 wijzigen

Niet van toepassing

4.2.17.2.

Compatibiliteit van het radiosysteem

Compatibiliteit van het radiosysteem voor spraak-communicatie

Niet van toepassing

Toevoegen of verwijderen van RSC- verklaringen, na controle door de aangemelde instantie

Niet van toepassing

4.2.4

Functies van mobiele communicatie voor spoorwegen GSM-R

4.2.4.3

Datacommunicatietoepassingen voor ETCS

GSM-R-baseline

Gebruik een andere baseline die voldoet aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3

Niet van toepassing

Gebruik een andere baseline die niet voldoet aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3

Datacommuni-catie voor ETCS-uitvoering

Voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3 (wijziging van tenuitvoerlegging)

Niet van toepassing

Niet voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1a.3 (functionele wijziging)

4.2.17.2.

Compatibiliteit van het radiosysteem

Compatibiliteit van het radiosysteem voor data-communicatie

Niet van toepassing

Toevoegen of verwijderen van RSC-verklaringen, na controle door de aangemelde instantie

Niet van toepassing

4.2.4.

Functies van mobiele communicatie voor spoorwegen — GSM-R

4.2.4.1.

Fundamentele communicatiefunctie

Simkaart voor nationaal GSM-R-netwerk

Niet van toepassing

Vervanging van een TSI-conforme simkaart voor GSM-R door een andere TSI-conforme simkaart met een verschillend nationaal GSM-R-netwerk

Niet van toepassing

4.2.6.1.

ETCS en treinbeveiliging van klasse B

Oud trein-beveiligingssysteem van klasse B

Voor de eisen met betrekking tot systemen van klasse B zijn de betrokken lidstaten verantwoordelijk.

Voor de eisen met betrekking tot systemen van klasse B zijn de betrokken lidstaten verantwoordelijk.

Toevoegen of verwijderen van treinbeveiligingssystemen van klasse B.

Voor de eisen met betrekking tot systemen van klasse B zijn de betrokken lidstaten verantwoordelijk.

4.2.5.1.

Radiocommunicatie met de trein

Oud radiosysteem van klasse B

Voor de eisen met betrekking tot systemen van klasse B zijn de betrokken lidstaten verantwoordelijk.

Voor de eisen met betrekking tot systemen van klasse B zijn de betrokken lidstaten verantwoordelijk.

Toevoegen of verwijderen van oude radiosystemen van klasse B.

Voor de eisen met betrekking tot systemen van klasse B zijn de betrokken lidstaten verantwoordelijk.

8.

Teneinde de EG-verklaring vast te stellen mag de aangemelde instantie verwijzen naar:

de oorspronkelijke EG-verklaring voor onderdelen van het ontwerp die niet zijn gewijzigd of waarvan de wijzigingen geen invloed hebben op de conformiteit van het subsysteem, voor zover die nog geldig is.

wijzigingen in de oorspronkelijke EG-verklaring voor gewijzigde onderdelen van het ontwerp die van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem met de toepasselijke TSI-versie die voor de EG-keuring is gebruikt.

9.

De entiteit die de wijziging beheert, zorgt er in elk geval voor dat de technische documentatie die betrekking heeft op de EG-verklaring, dienovereenkomstig wordt bijgewerkt.

10.

De bijgewerkte technische documentatie met betrekking tot de EG-verklaring wordt vermeld in het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring die is afgegeven door de instantie die de wijziging beheert, voor het boordsubsysteem dat in overeenstemming met het gewijzigde type is verklaard.

11.

De "systeemidentificator" is een nummering om de systeemversie van een subsysteem besturing en seingeving te identificeren en onderscheid te maken tussen een functionele identificator en een uitvoeringsidentificator. De "functionele identificator" maakt deel uit van de systeemidentificator en bestaat uit een door het individuele configuratiebeheer gedefinieerd cijfer of aantal cijfers, dat een referentie vormt van de fundamentele ontwerpkenmerken voor besturing en seingeving die in een subsysteem besturing en seingeving zijn ingevoerd. De "uitvoeringsidentificator" maakt deel uit van de systeemidentificator en bestaat uit een door het individuele configuratiebeheer van een leverancier gedefinieerd cijfer of aantal cijfers, dat een specifieke configuratie (bv. HW en SW) van een subsysteem besturing en seingeving aanduidt. De "systeemidentificator", de "functionele identificator" en de "uitvoeringsidentificator" worden door elke leverancier gedefinieerd.

7.2.1a.2.   Voorwaarden voor een wijziging in de ETCS-boordfunctionaliteit die geen impact heeft op de fundamentele ontwerpkenmerken

1.

De doelfunctionaliteit (4*) blijft ongewijzigd of is ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

2.

De interfaces die relevant zijn voor veiligheid en technische compatibiliteit, blijven ongewijzigd of zijn ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

3.

Het resultaat van de veiligheidsbeoordeling (bv. safety case volgens EN 50126) blijft ongewijzigd.

4.

Er zijn als gevolg van de wijziging geen nieuwe veiligheidsgerelateerde toepassingsvoorwaarden (SRAC) of interoperabiliteitsbeperkingen toegevoegd.

5.

Een beoordelingsinstantie (CSM RA) zoals gespecificeerd in punt 3.2.1 heeft de risicobeoordeling van de aanvrager onafhankelijk beoordeeld en daarin aangetoond dat de wijziging de veiligheid niet nadelig beïnvloedt. De aanvrager moet bij de bewijsvoering onder meer aantonen dat de wijziging de oorzaken van de oorspronkelijke afwijking van de functionaliteit daadwerkelijk corrigeert.

6.

De wijziging wordt uitgevoerd volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem (bv. volgens de modules CH1, SH1, CD, SD). Voor andere modules (bv. CF, SF) moet worden gerechtvaardigd dat de uitgevoerde keuring geldig blijft (5*).

7.

Het individuele configuratiebeheer definieert een "systeemidentificator" (zoals gedefinieerd in 7.2.1a.1.11) en het functionele deel is na de wijziging niet gewijzigd.

8.

De wijziging maakt deel uit van het configuratiebeheer overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2018/545.

7.2.1a.3   Voorwaarden voor een wijziging van de boordfuncties van mobiele communicatie voor spoorwegen die de fundamentele ontwerpkenmerken niet beïnvloedt

1.

De doelfunctionaliteit (6*) blijft ongewijzigd of is ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

2.

De interfaces die relevant zijn voor technische compatibiliteit blijven ongewijzigd of zijn ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

3.

De wijziging wordt uitgevoerd volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem (bv. volgens de modules CH1, SH1, CD, SD). Voor andere modules (bv. CF, SF) moet worden gerechtvaardigd dat de uitgevoerde keuring geldig blijft (7*).

4.

De wijziging maakt deel uit van het configuratiebeheer overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2018/545.

7.2.1b   Wijzigingen aan een bestaand baansubsysteem

In dit punt worden de beginselen vastgelegd die de entiteiten die de wijziging beheren en door de vergunningverlenende entiteiten moeten toepassen in overeenstemming met de EG-keuringsprocedure als beschreven in artikel 15, lid 9, en artikel 18, lid 6, van Richtlijn (EU) 2016/797 en in Besluit 2010/713/EU.

7.2.1b.1   Regels voor het beheer van wijzigingen aan baansubsystemen voor besturing en seingeving

In geval van verbetering of vernieuwing van de subsystemen voor besturing en seingeving met een EG-keuringsverklaring zijn de volgende regels van toepassing:

1.

De wijzigingen vereisen een nieuwe vergunning, indien zij van invloed zijn op de fundamentele parameters zoals gedefinieerd in tabel 7.2.

Tabel 7.2

Wijzigingen van de fundamentele baanparameters waarvoor een nieuwe vergunning nodig is

Fundamentele parameter

Wijziging waarvoor een nieuwe vergunning nodig is

4.2.3

ETCS-baanfunctionaliteit

Niet voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1b.2

4.2.4

Functies van mobiele communicatie voor spoorwegen GSM-R

Niet voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1b.3

4.2.4.2

Toepassing voor spraak- en operationele communicatie

4.2.4

Functies van mobiele communicatie voor spoorwegen GSM-R

Niet voldoen aan alle voorwaarden van punt 7.2.1b.3

4.2.4.3

Datacommunicatietoepassingen voor ETCS

2.

De wijzigingen mogen worden verwerkt door alleen die wijzigingen opnieuw te beoordelen die van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem met de toepasselijke versie van de TSI's die voor de EG-keuring is gebruikt. De entiteit die de wijziging beheert, rechtvaardigt en bewijst schriftelijk dat de toepasselijke eisen consistent blijven op het niveau van het subsysteem, en dit moet worden beoordeeld door een aangemelde instantie.

3.

De entiteit die de wijziging beheert, brengt de aangemelde instantie op de hoogte van alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van het subsysteem met de eisen van de desbetreffende TSI('s) of de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring.

Deze informatie wordt verstrekt door de entiteit die de wijziging beheert, met opgave van de overeenkomstige verwijzingen naar de technische documentatie betreffende de bestaande EG-verklaring.

4.

Teneinde de EG-verklaring vast te stellen mag de aangemelde instantie verwijzen naar:

de oorspronkelijke EG-verklaring voor onderdelen van het ontwerp die ongewijzigd blijven of die weliswaar gewijzigd zijn maar niet van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem, voor zover deze nog geldig is.

Andere EG-verklaringen (die de oorspronkelijke verklaring wijzigen) voor gewijzigde onderdelen van het ontwerp die van invloed zijn op de conformiteit van het subsysteem met de toepasselijke TSI-versie die voor de EG-keuring is gebruikt.

5.

De entiteit die de wijziging beheert, zorgt er in elk geval voor dat de technische documentatie die betrekking heeft op de EG-verklaring, dienovereenkomstig wordt bijgewerkt.

6.

De "systeemidentificator" is een nummering om de systeemversie van een subsysteem besturing en seingeving te identificeren en onderscheid te maken tussen een functionele identificator en een uitvoeringsidentificator. De "functionele identificator" maakt deel uit van de systeemidentificator en bestaat uit een door het individuele configuratiebeheer gedefinieerd cijfer of aantal cijfers, dat een referentie vormt van de fundamentele ontwerpkenmerken voor besturing en seingeving die in een subsysteem besturing en seingeving zijn ingevoerd. De "uitvoeringsidentificator" maakt deel uit van de systeemidentificator en bestaat uit een door het individuele configuratiebeheer van een leverancier gedefinieerd cijfer of aantal cijfers, dat een specifieke configuratie (bv. HW en SW) van een subsysteem besturing en seingeving aanduidt. De "systeemidentificator", de "functionele identificator" en de "uitvoeringsidentificator" worden door elke leverancier gedefinieerd.

7.

"configuratiebeheer": een systematisch organisatorisch, technisch en administratief proces om de samenhang van de documentatie en de traceerbaarheid van de wijzigingen te waarborgen en in stand te houden, zodat:

a)

de toepasselijke EU-regelgeving en de nationale voorschriften worden nageleefd;

b)

wijzigingen worden gecontroleerd en gedocumenteerd in de technische dossiers of in het dossier bij de afgegeven vergunning;

c)

de informatie en gegevens actueel en accuraat blijven;

d)

de betrokken partijen waar passend op de hoogte worden gebracht van wijzigingen;

7.2.1b.2.   Voorwaarden voor een wijziging van de ETCS-baanfunctionaliteit waarvoor, indien deze niet verzekerd is, een nieuwe vergunning tot indienststelling nodig is

1.

De doelfunctionaliteit (8*) blijft ongewijzigd of is ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

2.

De interfaces die relevant zijn voor veiligheid en technische compatibiliteit, blijven ongewijzigd of zijn ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

3.

Het resultaat van de veiligheidsbeoordeling (bv. safety case volgens EN 50126) blijft ongewijzigd.

4.

Er zijn als gevolg van de wijziging geen nieuwe veiligheidsgerelateerde toepassingsvoorwaarden (SRAC) of interoperabiliteitsbeperkingen toegevoegd.

5.

Indien vereist in punt 3.2.1 heeft een beoordelingsinstantie (CSM RA) de risicobeoordeling van de aanvrager onafhankelijk beoordeeld en daarin aangetoond dat de wijziging de veiligheid niet nadelig beïnvloedt. De aanvrager moet bij de bewijsvoering onder meer aantonen dat de wijziging de oorzaken van de oorspronkelijke afwijking van de functionaliteit daadwerkelijk corrigeert.

6.

De wijziging wordt uitgevoerd volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem (bv. volgens de modules CH1, SH1, CD, SD). Voor andere modules (bv. CF, SF, SG) moet worden gerechtvaardigd dat de uitgevoerde keuring geldig blijft (9*).

7.

Het individuele configuratiebeheer definieert een "systeemidentificator" (zoals gedefinieerd in 7.2.1b.1.6) en het functionele deel is na de wijziging niet gewijzigd.

8.

De wijziging maakt deel uit van het configuratiebeheer zoals gedefinieerd in 7.2.1b.1.7.

7.2.1b.3.   Voorwaarden voor een wijziging van de baanfuncties van mobiele communicatie voor spoorwegen waarvoor, indien die niet verzekerd zijn, een nieuwe vergunning tot indienststelling nodig is.

1.

De doelfunctionaliteit (10*) blijft ongewijzigd of is ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

2.

De interfaces die relevant zijn voor technische compatibiliteit blijven ongewijzigd of zijn ingesteld op de toestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

3.

De wijziging wordt uitgevoerd volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem (bv. volgens de modules CH1, SH1, CD, SD). Voor andere modules (bv. CF, SF, SG) moet worden gerechtvaardigd dat de uitgevoerde keuring geldig blijft (11*).

4.

De wijziging maakt deel uit van het configuratiebeheer zoals gedefinieerd in 7.2.1b.1.7.

7.2.1b.4.   Gevolgen voor de technische compatibiliteit tussen de boord- en baanonderdelen van de subsystemen besturing en seingeving

Infrastructuurbeheerders zorgen ervoor dat wijzigingen aan een bestaand baansubsysteem de voortzetting mogelijk maken van de exploitatie van TSI-conforme (12*) boordsubsystemen die in gebruik zijn op de lijnen waarop de wijzigingen betrekking hebben.

Deze eis is niet van toepassing wanneer de wijzigingen het gevolg zijn van de invoering van een nieuw toepassingsniveau voor baanapparatuur, uit hoofde van de eisen van de punt 7.2.6, punten 1 en 3, of van een incompatibele toepassing van de reeks specificaties als bedoeld in bijlage A bij deze TSI indien de wijziging ten minste drie jaar van tevoren wordt aangekondigd, tenzij tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen die de diensten op de sporen exploiteren, een kortere termijn is overeengekomen (13*).

(1*)

  

1*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).

"

(2*)

  

2*

Besluit van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).

"

(3*)

  

3*

Volgens advies 2017/3 van het Bureau komt, indien er geen nieuwe vergunning nodig is, de toepasselijke TSI overeen met de TSI die voor de oorspronkelijke certificering is gebruikt. Indien een nieuwe vergunning nodig is, is de toepasselijke TSI de meest recente TSI.

"

(4*)

  

4*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

"

(5*)

  

5*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

"

(6*)

  

6*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

"

(7*)

  

7*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

"

(8*)

  

8*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

"

(9*)

  

9*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

"

(10*)

  

10*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

"

(11*)

  

11*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

"

(12*)

  

12*

Boordsubsystemen met gebruiksvoorwaarden en -beperkingen of niet-ontdekte gebreken worden geacht niet te voldoen aan punt.

"

(13*)

  

13*

De verbetering van sporen voor gemengd verkeer naar ETCS-niveau 3 mag alleen worden uitgevoerd als deze sporen toegankelijk blijven voor passagiers- en goederentreinen.".

"

b)

in punt 7.2.3 wordt de tekst "artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG" vervangen door "artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797";

c)

punt 7.2.6 wordt vervangen door:

"7.2.6.   Voorwaarden voor verplichte en facultatieve functies

De aanvrager van een EG-keuring van een baansubsysteem voor besturing en seingeving gaat na of de baanfuncties voor besturing en seingeving die in deze TSI als "facultatief" zijn gedefinieerd, vereist zijn op grond van andere TSI's, nationale voorschriften of de toepassing van de risico-evaluatie en -beoordeling om de veilige integratie van subsystemen te waarborgen.

De uitrusting van de baan met nationale of facultatieve functies mag geen belemmering vormen voor het gebruik van die infrastructuur door treinen die slechts voldoen aan de verplichte eisen voor boordsystemen van klasse A, behalve indien dat is vereist voor de volgende facultatieve boordfuncties:

(1)

voor baanapparatuur van ETCS-niveau 3 moet de boordapparatuur in staat zijn de integriteit van de trein te bevestigen;

(2)

voor baanapparatuur van ETCS-niveau 1 met infill moet boordapparatuur uitgerust zijn met overeenkomstige de datatransmissie voor infill (Euroloop of radio) wanneer de snelheidsbegrenzing om veiligheidsredenen op nul is gezet (bv. bescherming van gevarenzones);

(3)

wanneer voor ETCS datatransmissie via de radio vereist is, is het in deze TSI gespecificeerde onderdeel radiocommunicatie voor dataverkeer vereist.

Bij een boordsubsysteem met een KER STM kan de uitvoering van de K-interface vereist zijn.";

(36)

Punt 7.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tekst "punt" wordt vervangen door "baanvak";

b)

de tekst "reeds in gebruik zijnde" wordt vervangen door "reeds in de handel zijnde";

(37)

Punt 7.4.1 wordt vervangen door:

"7.4.1.   Baanapparatuur

De artikelen 1 en 2 van en bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 van de Commissie (*9) van 5 januari 2017 betreffende het Europees implementatieplan voor ERTMS zijn van toepassing als bedoeld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 (*10).

Euroloop en datatransmissie voor radio-infill worden niet geïnstalleerd en geëxploiteerd in baanapparatuur, behalve op reeds bestaande apparatuur of geplande projecten die gebruikmaken van die datatransmissie. Dergelijke geplande projecten moeten uiterlijk 30 juni 2020 bij de Europese Commissie worden aangemeld.

7.4.1.1.   Hogesnelheidsnetwerk

Het is verplicht om baanapparatuur voor ETCS te installeren als:

1.

het treinbeveiligingsdeel van een baansubsysteem voor besturing en seingeving (met of zonder systeem van klasse B) voor de eerste keer wordt geïnstalleerd, of

2.

het bestaande treinbeveiligingsdeel van een baansubsysteem voor besturing en seingeving wordt aangepast, indien dat de functies, prestaties en/of interfaces voor interoperabiliteit (air gaps) van het bestaande oudere systeem verandert. Dit geldt niet voor aanpassingen die noodzakelijk worden geacht om veiligheidsgebreken in de oudere installatie weg te werken.

(*9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 van de Commissie van 5 januari 2017 betreffende het Europees implementatieplan voor ERTMS (PB L 3 van 6.1.2017, blz. 6)."

(*10)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).""

(38)

Punt 7.4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

"7.4.2.1.   Nieuwe voertuigen

1.

Nieuwe voertuigen, met inbegrip van voertuigen met een voertuigtypevergunning mogen pas in de handel worden gebracht overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797, indien zij zijn uitgerust met ETCS overeenkomstig bijlage A bij deze TSI en voldoen aan de in tabel A 2 van bijlage A vermelde specificatiereeks # 2 of # 3 (*11).

2.

De eis dat de voertuigen uitgerust zijn met ETCS geldt niet voor:

(1)

nieuwe mobiele uitrusting voor de bouw en het onderhoud van spoorinfrastructuur;

(2)

nieuwe rangeerlocomotieven;

(3)

andere nieuwe voertuigen die niet voor exploitatie op hogesnelheidslijnen zijn bedoeld en:

a)

die uitsluitend bedoeld zijn voor binnenlands verkeer op lijnen die geen deel uitmaken van de in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 gedefinieerde corridors en die geen verbinding vormen met de belangrijkste Europese havens, emplacementen, goederenterminals en goederenzones als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6, of

b)

die bedoeld zijn voor grensoverschrijdend verkeer buiten het TEN, d.w.z. treinen die rijden tot het eerste station in een buurland of tot het eerste station waar aansluitingen beschikbaar zijn naar verdere bestemmingen in dat buurland, waarbij enkel lijnen buiten het TEN worden gebruikt.

3.

Alle goedkeuringen die voor een voertuigtype zijn verleend op basis van de conformiteit met specificatiereeks # 1 als bedoeld in tabel A 2 van bijlage A bij deze TSI, blijven niet geldig voor het verlenen van vergunningen voor nieuwe voertuigen die in overeenstemming zijn met die voertuigtypen (onverminderd de toepassing van punt 7.4.2.3). Dit geldt niet voor de voertuigen waarvoor reeds een vergunning is verleend op basis van die voertuigtypen.

(*11)  Afwijkend daarvan mogen zij in dienst worden gesteld overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG, indien Richtlijn (EU) 2016/797 nog niet van toepassing is.";"

(39)

Het volgende nieuwe punt 7.4.2.3 wordt ingevoegd:

"7.4.2.3.   Toepassing van de TSI-eisen op nieuwe voertuigen tijdens een overgangsfase

1.

In het kader van bepaalde projecten of overeenkomsten die vóór de datum van toepassing van deze TSI zijn gestart, zullen mogelijk vergunningen worden aangevraagd om nieuwe voertuigen in de handel te brengen (*12) die zijn uitgerust met een ETCS dat voldoet aan de in tabel A 2.1 van bijlage A bij deze TSI genoemde specificatiereeks # 1 en dat niet volledig voldoet aan punt 7.4.2.1 van deze TSI. Voor voertuigen waarop dergelijke projecten of overeenkomsten betrekking hebben, en in overeenstemming met artikel 4, lid 3, onder f), van Richtlijn (EU) 2016/797, wordt een overgangsperiode gedefinieerd, waarin de toepassing van punt 7.4.2.1 van deze TSI niet verplicht is.

2.

Deze overgangsfase is tot en met 31 december 2020 van toepassing op nieuwe voertuigen met een voertuigtypevergunning (*13) die vóór 1 januari 2019 in elke lidstaat zijn toegelaten op basis van de conformiteit met specificatiereeks # 1 als bedoeld in tabel A 2 van bijlage A bij deze TSI.

3.

De overgangsfase:

a)

tot en met 31 december 2020: nieuwe voertuigen als bedoeld in punt 2 mogen pas in de handel worden gebracht (*12) in overeenstemming met artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797, indien zij zijn uitgerust met ETCS overeenkomstig specificatiereeks # 1, # 2 of # 3 als bedoeld in tabel A 2 van bijlage A bij deze TSI.

b)

Indien specificatiereeks # 1 wordt toegepast, wordt in de vergunning om een voertuig in de handel te brengen (*12) een gebruiksvoorwaarde opgenomen om uiterlijk op 1 juli 2023 aan specificatiereeks # 2 of # 3 te voldoen.

(*12)  Afwijkend daarvan mogen zij in dienst worden gesteld overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG, indien Richtlijn (EU) 2016/797 nog niet van toepassing is."

(*13)  Varianten of versies van een voertuigtype worden geacht te zijn goedgekeurd op basis van de conformiteit met een bestaand goedgekeurd type. Wanneer de regeling van Richtlijn 2008/57/EG van toepassing is, worden wijzigingen die zouden leiden tot varianten of versies van een voertuigtype overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545, eveneens beschouwd als zijnde gebaseerd op een bestaand goedgekeurd type.";"

(*12)  Afwijkend daarvan mogen zij in dienst worden gesteld overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG, indien Richtlijn (EU) 2016/797 nog niet van toepassing is."

(*12)  Afwijkend daarvan mogen zij in dienst worden gesteld overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG, indien Richtlijn (EU) 2016/797 nog niet van toepassing is."

(40)

In punt 7.4.3 wordt de tekst "tot indienststelling van die voertuigen" vervangen door "om die voertuigen in de handel te brengen";

(41)

Punt 7.4.4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de eerste alinea wordt de tekst "die lijnen met ETCS en de buitendienststelling van klasse B-systemen" vervangen door "die lijnen met ETCS en klasse A-radio en de buitendienststelling van klasse B-systemen";

b)

in punt 1) wordt de tekst "algemene beschrijving en context (met vermelding van cijfers en gegevens over bestaande treinbeveiligingssystemen inzake onder meer capaciteit, veiligheid, betrouwbaarheid, resterende economische levensduur van de geïnstalleerde uitrusting en kosten-batenanalyse voor de invoering van ETCS)" vervangen door "algemene beschrijving en context, met vermelding van:

(1)

cijfers en gegevens over bestaande treinbeveiligingssystemen inzake onder meer capaciteit, veiligheid en betrouwbaarheid;

(2)

resterende economische levensduur van de geïnstalleerde uitrusting en kosten-batenanalyse voor de invoering van ETCS en klasse A-radio;

(3)

nationale eisen die relevant zijn voor Baseline 3-boordapparatuur;

(4)

informatie over communicatiesystemen tussen boordapparatuur en baanapparatuur (bv. circuitschakeling via radio of pakketschakeling, infillopties voor ETCS; Klasse B-radiosystemen)";

c)

in punt 4), i), wordt de tekst "de data voor de uitrol van ETCS" vervangen door "de data voor de uitrol van ETCS en klasse A-radio";

d)

in punt 4), iii), wordt de tekst "of andere delen van het netwerk" vervangen door "of andere delen van het netwerk, met inbegrip van dienstvoorzieningen";

e)

in de derde alinea wordt de tekst "minstens om de vijf jaar" vervangen door "minstens om de vijf jaar. Bij de bijwerking van de nationale uitvoeringsplannen wordt rekening gehouden met de invoering van de volgende generatie communicatiesystemen, met inbegrip van maar niet beperkt tot de datum van inbedrijfstelling en, indien van toepassing, de datum van buitendienststelling van GSM-R op (delen van) het netwerk.";

f)

De tekst "artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG" wordt vervangen door "artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797";

(42)

Na punt 7.4.4 wordt het volgende nieuwe punt 7.4 a ingevoegd:

"7.4 a.   Uitvoeringsvoorschriften voor controles van de compatibiliteit van het ETCS-systeem en het radiosysteem

Bestaande voertuigen worden geacht compatibel te zijn met de compatibiliteitstypen voor ETCS-systemen en radiosystemen van de netwerken waarop zij op 16 januari 2020 worden ingezet. Hierbij worden geen verdere controles verricht en worden de bestaande gebruiksbeperkingen of -voorwaarden gehandhaafd.

Elke latere wijziging van het voertuig of de infrastructuur met betrekking tot de technische of trajectcompatibiliteit wordt beheerd overeenkomstig de eisen voor de compatibiliteit van het ETCS-systeem en het radiosysteem.";

(43)

In punt 7.5 wordt de vierde alinea vervangen door:

"De invoering van een treindetectiesysteem dat voldoet aan de eisen van deze TSI, kan onafhankelijk plaatsvinden van de installatie van ETCS of GSM-R.";

(44)

(niet van toepassing op de Nederlandse versie)

(45)

Aan het eind van punt 7.6.1 wordt de volgende nieuwe alinea ingevoegd:

"Alle specifieke gevallen en de looptijd daarvan worden bij toekomstige herzieningen van de TSI opnieuw bekeken met het oog op de beperking van hun technisch en geografisch toepassingsgebied op basis van een beoordeling van hun gevolgen voor de veiligheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdende diensten, TEN-T-corridors en de praktische en economische gevolgen van de handhaving of afschaffing ervan. Daarbij zal in het bijzonder rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van EU-financiering.

Specifieke gevallen worden beperkt tot het traject of het netwerk waar zij strikt noodzakelijk zijn en rekening houdend met procedures voor de compatibiliteit van doorgaande routes.";

(46)

Punt 7.6.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

(niet van toepassing op de Nederlandse versie)

b)

de tekst "Indexnummer 77, punt 3.1.2.4" wordt vervangen door "Index 77, punt 3.1.2.3";

c)

de tekst "Indexnummer 77, punt 3.1.8" wordt vervangen door "Index 77, punt 3.1.7";

(47)

Punt 7.6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tekst "Indexnummer 77, punt 3.1.2.4" wordt vervangen door "Index 77, punt 3.1.2.3";

(48)

In de laatste twee rijen in de derde kolom van de tabel wordt "specificatiereeks 2" vervangen door "specificatiereeks 2 of 3";

(49)

Punt 7.6.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tekst "Indexnummer 77, punt 3.1.2.4" wordt vervangen door "Index 77, punt 3.1.2.3";

b)

de tekst "Indexnummer 77, punt 3.1.8" wordt vervangen door "Index 77, punt 3.1.7";

c)

in de eerste rij in de tweede kolom van de tabel wordt de tekst "T3" vervangen door "P";

d)

in de eerste rij in de derde kolom van de tabel wordt de tekst "Dit specifieke geval houdt verband met het gebruik van TVM" vervangen door "Dit specifieke geval is gekoppeld aan het gebruik van spoorstroomkringen met elektrische verbindingen";

e)

(niet van toepassing op de Nederlandse versie)

f)

aan het eind van de tabel wordt de volgende nieuwe rij ingevoegd:

"4.2.10   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.1.4.1:

Naast de TSI-eisen bedraagt de toegestane maximale hoeveelheid zand per eenheid en per spoor binnen 30 seconden: 750 g

P

Dit specifieke geval houdt verband met het gebruik van spoorstroomkringen met een hogere gevoeligheid voor de isolatielaag tussen wielen en sporen als gevolg van zandstrooien op het Franse netwerk"

(50)

Punt 7.6.2,6 wordt vervangen door:

"7.6.2.6.   Zweden

Specifiek geval

Categorie

Aantekeningen

4.2.4   Functies van mobiele communicatie voor spoorwegen — GSM-R

Index 33, punt 4.2.3:

Het is toegestaan om boordsubsystemen voor besturing en seingeving in de handel te brengen, met inbegrip van GSM-R-cabineradio's van 2 watt voor spraakverkeer en ETCS-radio's voor enkel gegevensverkeer. De subsystemen moeten in netwerken met — 82 dBm kunnen werken.

P

Dit heeft geen impact op interoperabiliteit

4.2.10 —   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.1.2.1:

Maximale asafstand tussen twee assen < 17,5 m (ai in fig. 1, punt 3.1.2.1).

P

 

4.2.10 —   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.1.2.3:

Minimale asafstand tussen de eerste en de laatste as ≥ 4,5 m (L-b1-b2 in fig. 1, punt 3.1.2.3).

P

 

4.2.10 —   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.2.2.5:

Frequentiebereik: 0,0-2,0 Hz

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]: 25,0 A Evaluatiemethode: laagdoorlaatfilter

Evaluatieparameters: (Downsampling tot 1 kHz, gevolgd door) 2,0 Hz Butterworth-laagdoorlaatfilters van de 4e orde, gevolgd door een ideale gelijkrichter om de absolute waarde te geven.

De maximale interferentiestroom voor een spoorvoertuig mag niet meer bedragen dan 25,0 A in het frequentiebereik 0,0 — 2,0 Hz. De inkomende stroom mag 45,0 A gedurende minder dan 1,5 seconden en 25 A gedurende minder dan 2,5 seconden overschrijden.

P"

 

(51)

In punt 7.6.2.7 wordt de tekst "Indexnummer 77, punt 3.1.2.4" vervangen door "Index 77, punt 3.1.4.1";

(52)

In punt 7.6.2.8 wordt aan het eind van de tabel de volgende nieuwe rij ingevoegd:

"4.2.10   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.2.2.5:

 

Frequentiebereik: 93 — 110 Hz

 

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]:

 

2,8 A (voor beïnvloedingseenheid)

 

2 A (voor één tractie-eenheid)

 

Evaluatiemethode: banddoorlaatfilters

 

Evaluatieparameters:

eigenschappen banddoorlaatfilter:

Centrale frequenties: 95, 96, 98, 100, 104, 106 en 108 Hz

3 dB-bandbreedte: 4 Hz

Butterworth, 6e orde

RMS-berekening:

Integratietijd: 0,5 s

Tijdsoverlapping: 50 %

T3

Dit specifieke geval is nodig, omdat deze spoorstroomkringen kunnen worden gewijzigd door de centrale frequentie te verschuiven van 100 Hz naar 106,7 Hz. Dit zou een nationaal technisch voorschrift inzake voertuigen dat een 100 Hz-bewakingssysteem vereist, overbodig maken."

(53)

Na punt 7.6.2.8 wordt het volgende nieuwe punt 7.6.2.9 ingevoegd:

"7.6.2.9.   Italië

Specifiek geval

Categorie

Aantekeningen

4.2.10 —   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.2.2.4 en punt 3.2.2.6:

 

Frequentiebereik: 82 — 86 Hz

 

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]: 1 125 A

 

Evaluatiemethode: FFT (Fast Fourier Transformatie)

 

Evaluatieparameters: Tijdvenster 1 s, Hanning-venster, 50 % overlapping, gemiddelde op 6 opeenvolgende vensters

P"

 

(54)

Na punt 7.6.2.9 wordt het volgende nieuwe punt 7.6.2.10 ingevoegd:

"7.6.2.10   Tsjechië

Specifiek geval

Categorie

Aantekeningen

4.2.10 —   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.2.2.4 en punt 3.2.2.6:

 

Frequentiebereik: 70,5-79,5 Hz

 

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]: 1 A

 

Evaluatiemethode: banddoorlaatfilters

 

Evaluatieparameters:

eigenschappen banddoorlaatfilter:

Centrale frequenties: 73, 75, 77 Hz (doorlopende band)

3 dB-bandbreedte: 5 Hz

Butterworth, orde 2*4

RMS-berekening:

Integratietijd: 0,5 s

Tijdsoverlapping: min. 75 %

Frequentiebereik: 271,5-278,5 Hz

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]: 0,5 A

 

Evaluatiemethode: Banddoorlaatfilters

 

Evaluatieparameters:

eigenschappen banddoorlaatfilter:

Centrale frequenties: 274, 276 Hz (doorlopende band)

3 dB-bandbreedte: 5 Hz

Butterworth, orde 2*4

RMS-berekening:

Integratietijd: 0,5 s

Tijdsoverlapping: min. 75 %

T3

Dit specifieke geval is nodig zolang er spoorstroomkringen van het type EFCP worden gebruikt."

(55)

Na punt 7.6.2.10 wordt het volgende nieuwe punt 7.6.2.11 ingevoegd:

"7.6.2.11.   Nederland

Specifiek geval

Categorie

Aantekeningen

4.2.10 —   Baansystemen voor treindetectie

Index 77, punt 3.2.2.6:

 

Frequentiebereik: 65-85 Hz

(ATBEG-grens)

 

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]: 0,5 A

 

Evaluatiemethode: banddoorlaatfilters

 

Evaluatieparameters:

eigenschappen banddoorlaatfilter:

Centrale frequentie: 75 Hz

3 dB-bandbreedte: 20 Hz

20 dB-bandbreedte: 40 Hz

RMS-berekening:

Integratietijd: 5 s

Tijdsoverlapping: 80 %

Transiënt korter dan 1 s die alleen de ATBEG-grens en niet de GRS-grenswaarde overschrijdt, mag worden genegeerd.

Frequentiebereik: 65-85 Hz

(GRS TC-grenswaarde)

Interferentiestroomlimiet [RMS-waarde]: 1,7 A

 

Evaluatiemethode: banddoorlaatfilters

 

Evaluatieparameters:

eigenschappen banddoorlaatfilter:

Centrale frequentie: 75 Hz

3 dB-bandbreedte: 20 Hz

20 dB-bandbreedte: 40 Hz

RMS-berekening:

Integratietijd: 1,8 s

Tijdsoverlapping: 80 %

T3

Deze specifieke gevallen zijn nodig in het kader van het ATBEG-systeem van klasse B."

(56)

Bijlage A wordt vervangen door:

"Bijlage A

Referenties

Onderstaande tabel vermeldt voor elke referentie in de fundamentele parameters (hoofdstuk 4 van deze TSI) de overeenkomstige bindende specificaties aan de hand van de indexnummers in tabel A 2 (tabel A 2.1, tabel A 2.2 en tabel A 2.3).

Tabel A 1

Referentie in hoofdstuk 4

Indexnummer (zie tabel A 2)

4.1

 

4.1 a

Geschrapt

4.1 b

Geschrapt

4.1 c

3

 

 

4.2.1

 

4.2.1 a

27, 78

 

 

 

 

4.2.2

 

4.2.2 a

14

4.2.2 b

1, 4, 13, 15, 60

4.2.2 c

31, 37 b, c, d

4.2.2 d

18, 20

4.2.2 e

6

4.2.2 f

7, 81, 82

 

 

4.2.3

 

4.2.3 a

14

4.2.3 b

1, 4, 13, 15, 60

4.2.3 c

Geschrapt

4.2.3 d

18, 21

 

 

4.2.4

 

4.2.4 a

64, 65

4.2.4 b

66

4.2.4 c

67

4.2.4 d

68

4.2.4 e

73, 74

4.2.4 f

32, 33

4.2.4 g

48

4.2.4 h

69, 70

4.2.4 j

71, 72

4.2.4 k

75, 76

 

 

4.2.5

 

4.2.5 a

64, 65

4.2.5 b

10, 39, 40

4.2.5 c

19, 20

4.2.5 d

9, 43

4.2.5 e

16, 50

 

 

4.2.6

 

4.2.6 a

8, 25, 26, 36 c, 49, 52

4.2.6 b

29, 45

4.2.6 c

46

4.2.6 d

34

4.2.6 e

20

4.2.6 f

Geschrapt

 

 

4.2.7

 

4.2.7 a

12

4.2.7 b

62, 63

4.2.7 c

34

4.2.7 d

9

4.2.7 e

16

 

 

4.2.8

 

4.2.8 a

11, 79, 83

 

 

4.2.9

 

4.2.9 a

23

 

 

4.2.10

 

4.2.10 a

77 (punt 3.1)

 

 

4.2.11

 

4.2.11 a

77 (punt 3.2)

 

 

4.2.12

 

4.2.12 a

6, 51

 

 

4.2.13

 

4.2.13 a

32, 33, 51, 80

 

 

4.2.14

 

4.2.14 a

5

 

 

4.2.15

 

4.2.15 a

38

Specificaties

Voor het baansubsysteem wordt één van de drie tabellen in tabel A 2 (tabel A 2.1, tabel A 2.2, tabel A 2.3) in deze bijlage toegepast. Na de overgangsperiode als gedefinieerd in punt 7.4.2.3 wordt voor het boordsubsysteem tabel A 2.2 of tabel A 2.3 toegepast.

Wanneer in een document dat in tabel A 2 wordt genoemd een afschrift of referentie is opgenomen naar een welomschreven punt van een ander document, geldt dat punt als een onderdeel van het in tabel A 2 genoemde document.

Wanneer in het kader van deze TSI in een van de in tabel A 2 genoemde documenten een "bindende" of "normatieve" verwijzing is opgenomen naar een document dat niet in tabel A 2 wordt genoemd, wordt dat document steeds beschouwd als een aanvaardbare wijze van naleving van de fundamentele parameters (die kunnen worden gebruikt voor de certificering van interoperabiliteitsonderdelen en subsystemen en die geen toekomstige herziening van de TSI vergen) en niet als een bindende specificatie.

Noot: Specificaties die in tabel A 2 als "gereserveerd" zijn aangemerkt, zijn eveneens vermeld als open punten in bijlage G, wanneer nationale voorschriften moeten worden aangemeld om de overeenkomstige open punten te sluiten. Gereserveerde documenten die niet als open punten zijn genoemd, zijn bedoeld om het systeem te verbeteren.

Tabel A 2.1

Lijst van verplichte specificaties

Index

Reeks specificaties # 1 (alleen voor baansubsystemen; niet toe te passen voor boordsubsystemen na de overgangsperiode als gedefinieerd in punt 7.4.2.3)

(ETCS Baseline 2 en GSM-R Baseline 1)

Referentie

Titel specificatie

Versie

Aantekeningen

1

ERA/ERTMS/003204

ERTMS/ETCS Functional requirement specification

5.0

 

2

Geschrapt

 

 

 

3

SUGESCHRAPTBSET-023

Glossary of Terms and Abbreviations

2.0.0

 

4

SUBSET-026

System Requirements Specification

2.3.0

 

5

SUBSET-027

FFFIS Juridical recorder-downloading tool

2.3.0

Aantekening 1

6

SUBSET-033

FIS for man-machine interface

2.0.0

 

7

SUBSET-034

FIS for the train interface

2.0.0

 

8

SUBSET-035

Specific Transmission Module FFFIS

2.1.1

 

9

SUBSET-036

FFFIS for Eurobalise

2.4.1

 

10

SUBSET-037

EuroRadio FIS

2.3.0

 

11

SUBSET-038

Offline key management FIS

2.3.0

 

12

SUBSET-039

FIS for the RBC/RBC handover

2.3.0

 

13

SUBSET-040

Dimensioning and Engineering rules

2.3.0

 

14

SUBSET-041

Performance Requirements for Interoperability

2.1.0

 

15

SUBSET-108

Interoperability related consolidation on TSI Annex A documents

1.2.0

 

16

SUBSET-044

FFFIS for Euroloop

2.3.0

 

17

Geschrapt

 

 

 

18

SUBSET-046

Radio infill FFFS

2.0.0

 

19

SUBSET-047

Trackside-Trainborne FIS for Radio infill

2.0.0

 

20

SUBSET-048

Trainborne FFFIS for Radio infill

2.0.0

 

21

SUBSET-049

Radio infill FIS with LEU/interlocking

2.0.0

 

22

Geschrapt

 

 

 

23

SUBSET-054

Responsibilities and rules for the assignment of values to ETCS variables

2.1.0

 

24

Geschrapt

 

 

 

25

SUBSET-056

STM FFFIS Safe time layer

2.2.0

 

26

SUBSET-057

STM FFFIS Safe link layer

2.2.0

 

27

SUBSET-091

Safety Requirements for the Technical Interoperability of ETCS in Levels 1 and 2

2.5.0

 

28

Geschrapt

 

 

 

29

SUBSET-102

Test specification for interface "K"

1.0.0

 

30

Geschrapt

 

 

 

31

SUBSET-094

Functional requirements for an onboard reference test facility

2.0.2

 

32

EIRENE FRS

GSM-R Functional requirements specification

8.0.0

Aantekening 10

33

EIRENE SRS

GSM-R Functional requirements specification

16.0.0

Aantekening 10

34

A11T6001

(MORANE) Radio Transmission FFFIS for EuroRadio

13.0.0

 

35

Geschrapt

 

 

 

36 a

Geschrapt

 

 

 

36 b

Geschrapt

 

 

 

36 c

SUBSET-074-2

FFFIS STM Test cases document

1.0.0

 

37 a

Geschrapt

 

 

 

37 b

SUBSET-076-5-2

Test cases related to features

2.3.3

 

37 c

SUBSET-076-6-3

Test sequences

2.3.3

 

37 d

SUBSET-076-7

Scope of the test specifications

1.0.2

 

37 e

Geschrapt

 

 

 

38

06E068

ETCS Marker-board definition

2.0

 

39

SUBSET-092-1

ERTMS EuroRadio Conformance Requirements

2.3.0

 

40

SUBSET-092-2

ERTMS EuroRadio test cases safety layer

2.3.0

 

41

Geschrapt

 

 

 

42

Geschrapt

 

 

 

43

SUBSET 085

Test specification for Eurobalise FFFIS

2.2.2

 

44

Geschrapt

 

 

 

45

SUBSET-101

Interface "K" Specification

1.0.0

 

46

SUBSET-100

Interface "G" Specification

1.0.1

 

47

Geschrapt

 

 

 

48

Gereserveerd

Test specification for mobile equipment GSM-R

 

Aantekening 4

49

SUBSET-059

Performance requirements for STM

2.1.1

 

50

SUBSET-103

Test specification for Euroloop

1.0.0

 

51

Gereserveerd

Ergonomic aspects of the DMI

 

 

52

SUBSET-058

FFFIS STM Application layer

2.1.1

 

53

Geschrapt

 

 

 

54

Geschrapt

 

 

 

55

Geschrapt

 

 

 

56

Geschrapt

 

 

 

57

Geschrapt

 

 

 

58

Geschrapt

 

 

 

59

Geschrapt

 

 

 

60

Geschrapt

 

 

 

61

Geschrapt

 

 

 

62

Gereserveerd

RBC-RBC Test specification for safe communication interface

 

 

63

SUBSET-098

RBC-RBC Safe Communication Interface

1.0.0

 

64

EN301 515

Global System for Mobile Communication (GSM); Requirements for GSM operation on railways

2.3.0

Aantekening 2

65

TS 102 281

Detailed requirements for GSM operation on railways

3.0.0

Aantekening 3

66

TS 103 169

ASCI Options for Interoperability

1.1.1

 

67

(MORANE) P 38 T 9001

FFFIS for GSM-R SIM Cards

5.0

Aantekening 10

68

ETSI TS 102 610

Railway Telecommunication; GSM; Usage of the UUIE for GSM operation on railways

1.3.0

 

69

(MORANE) F 10 T 6002

FFFS for Confirmation of High Priority Calls

5.0

 

70

(MORANE) F 12 T 6002

FIS for Confirmation of High Priority Calls

5.0

 

71

(MORANE) E 10 T 6001

FFFS for Functional Addressing

4.1

 

72

(MORANE) E 12 T 6001

FIS for Functional Addressing

5.1

 

73

(MORANE) F 10 T 6001

FFFS for Location Dependent Addressing

4

 

74

(MORANE) F 12 T 6001

FIS for Location Dependent Addressing

3

 

75

(MORANE) F 10 T 6003

FFFS for Presentation of Functional Numbers to Called and Calling Parties

4

 

76

(MORANE) F 12 T 6003

FIS for Presentation of Functional Numbers to Called and Calling Parties

4

 

77

ERA/ERTMS/033281

Interfaces between CCS trackside and other subsystems

4.0

Aantekening 7

78

Gereserveerd

Safety requirements for ETCS DMI functions

 

 

79

Niet van toepassing

Niet van toepassing

 

 

80

Niet van toepassing

Niet van toepassing

 

 

81

Niet van toepassing

Niet van toepassing

 

 

82

Niet van toepassing

Niet van toepassing

 

 


Tabel A 2.2

Lijst van verplichte specificaties

Indexnr.

Reeks specificaties # 2

(ETCS Baseline 3 onderhoudsrelease 1 en GSM-R Baseline 1)

Referentie

Titel specificatie

Versie

Aantekeningen

1

Geschrapt

 

 

 

2

Geschrapt

 

 

 

3

SUBSET-023

Glossary of Terms and Abbreviations

3.1.0

 

4

SUBSET-026

System Requirements Specification

3.4.0

 

5

SUBSET-027

FIS Juridical Recording

3.1.0

 

6

ERA_ERTMS_015560

ETCS Driver Machine interface

3.4.0

 

7

SUBSET-034

Train Interface FIS

3.1.0

 

8

SUBSET-035

Specific Transmission Module FFFIS

3.1.0

 

9

SUBSET-036

FFFIS for Eurobalise

3.0.0

 

10

SUBSET-037

EuroRadio FIS

3.1.0

 

11

SUBSET-038

Offline key management FIS

3.0.0

 

12

SUBSET-039

FIS for the RBC/RBC handover

3.1.0

 

13

SUBSET-040

Dimensioning and Engineering rules

3.3.0

 

14

SUBSET-041

Performance Requirements for Interoperability

3.1.0

 

15

Geschrapt

 

 

 

16

SUBSET-044

FFFIS for Euroloop

2.4.0

 

17

Geschrapt

 

 

 

18

Geschrapt

 

 

 

19

SUBSET-047

Trackside-Trainborne FIS for Radio infill

3.0.0

 

20

SUBSET-048

Trainborne FFFIS for Radio infill

3.0.0

 

21

Geschrapt

 

 

 

22

Geschrapt

 

 

 

23

SUBSET-054

Responsibilities and rules for the assignment of values to ETCS variables

3.0.0

 

24

Geschrapt

 

 

 

25

SUBSET-056

STM FFFIS Safe time layer

3.0.0

 

26

SUBSET-057

STM FFFIS Safe link layer

3.0.0

 

27

SUBSET-091

Safety Requirements for the Technical Interoperability of ETCS in Levels 1 and 2

3.4.0

 

28

Geschrapt

 

 

 

29

SUBSET-102

Test specification for interface "K"

2.0.0

 

30

Geschrapt

 

 

 

31

SUBSET-094

Functional requirements for an onboard reference test facility

3.0.0

 

32

EIRENE FRS

GSM-R Functional requirements specification

8.0.0

Aantekening 10

33

EIRENE SRS

GSM-R Functional requirements specification

16.0.0

Aantekening 10

34

A11T6001

(MORANE) Radio Transmission FFFIS for EuroRadio

13.0.0

 

35

Geschrapt

 

 

 

36 a

Geschrapt

 

 

 

36 b

Geschrapt

 

 

 

36 c

SUBSET-074-2

FFFIS STM Test cases document

3.0.0

 

37 a

Geschrapt

 

 

 

37 b

SUBSET-076-5-2

Test cases related to features

3.2.0

 

37 c

SUBSET-076-6-3

Test sequences

3.1.0

 

37 d

SUBSET-076-7

Scope of the test specifications

3.2.0

 

37 e

Geschrapt

 

 

 

38

06E068

ETCS Marker-board definition

2.0

 

39

SUBSET-092-1

ERTMS EuroRadio Conformance Requirements

3.0.0

 

40

SUBSET-092-2

ERTMS EuroRadio test cases safety layer

3.0.0

 

41

Geschrapt

 

 

 

42

Geschrapt

 

 

 

43

SUBSET 085

Test specification for Eurobalise FFFIS

3.0.0

 

44

Geschrapt

 

 

 

45

SUBSET-101

Interface "K" Specification

2.0.0

 

46

SUBSET-100

Interface "G" Specification

2.0.0

 

47

Geschrapt

 

 

 

48

Gereserveerd

Test specification for mobile equipment GSM-R

 

Aantekening 4

49

SUBSET-059

Performance requirements for STM

3.0.0

 

50

SUBSET-103

Test specification for Euroloop

1.1.0

 

51

Geschrapt

 

 

 

52

SUBSET-058

FFFIS STM Application layer

3.1.0

 

53

Geschrapt

 

 

 

54

Geschrapt

 

 

 

55

Geschrapt

 

 

 

56

Geschrapt

 

 

 

57

Geschrapt

 

 

 

58

Geschrapt

 

 

 

59

Geschrapt

 

 

 

60

SUBSET-104

ETCS System Version Management

3.2.0

 

61

Geschrapt

 

 

 

62

Geschrapt

 

 

 

63

SUBSET-098

RBC-RBC Safe Communication Interface

3.0.0

 

64

EN301 515

Global System for Mobile Communication (GSM); Requirements for GSM operation on railways

2.3.0

Aantekening 2

65

TS 102 281

Detailed requirements for GSM operation on railways

3.0.0

Aantekening 3

66

TS 103 169

ASCI Options for Interoperability

1.1.1

 

67

(MORANE) P 38 T 9001

FFFIS for GSM-R SIM Cards

5.0

Aantekening 10

68

ETSI TS 102 610

Railway Telecommunication; GSM; Usage of the UUIE for GSM operation on railways

1.3.0

 

69

(MORANE) F 10 T 6002

FFFS for Confirmation of High Priority Calls

5.0

 

70

(MORANE) F 12 T 6002

FIS for Confirmation of High Priority Calls

5.0

 

71

(MORANE) E 10 T 6001

FFFS for Functional Addressing

4.1

 

72

(MORANE) E 12 T 6001

FIS for Functional Addressing

5.1

 

73

(MORANE) F 10 T 6001

FFFS for Location Dependent Addressing

4

 

74

(MORANE) F 12 T 6001

FIS for Location Dependent Addressing

3

 

75

(MORANE) F 10 T 6003

FFFS for Presentation of Functional Numbers to Called and Calling Parties

4

 

76

(MORANE) F 12 T 6003

FIS for Presentation of Functional Numbers to Called and Calling Parties

4

 

77

ERA/ERTMS/033281

Interfaces between CCS trackside and other subsystems

4.0

Aantekening 7

78

Geschrapt

 

 

Aantekening 6

79

SUBSET-114

KMC-ETCS Entity Off-line KM FIS

1.0.0

 

80

Geschrapt

 

 

Aantekening 5

81

Gereserveerd

Train Interface FIS

 

 

82

Gereserveerd

FFFIS TI — Safety Analysis

 

 


Tabel A 2.3

Lijst van verplichte specificaties

Indexnr.

Reeks specificaties # 3

(ETCS Baseline 3 Release 2 en GSM-R Baseline 1)

Referentie

Titel specificatie

Versie

Aantekeningen

1

Geschrapt

 

 

 

2

Geschrapt

 

 

 

3

SUBSET-023

Glossary of Terms and Abbreviations

3.3.0

 

4

SUBSET-026

System Requirements Specification

3.6.0

 

5

SUBSET-027

FIS Juridical Recording

3.3.0

 

6

ERA_ERTMS_015560

ETCS Driver Machine interface

3.6.0

 

7

SUBSET-034

Train Interface FIS

3.2.0

 

8

SUBSET-035

Specific Transmission Module FFFIS

3.2.0

 

9

SUBSET-036

FFFIS for Eurobalise

3.1.0

 

10

SUBSET-037

EuroRadio FIS

3.2.0

 

11

SUBSET-038

Offline key management FIS

3.1.0

 

12

SUBSET-039

FIS for the RBC/RBC handover

3.2.0

 

13

SUBSET-040

Dimensioning and Engineering rules

3.4.0

 

14

SUBSET-041

Performance Requirements for Interoperability

3.2.0

 

15

Geschrapt

 

 

 

16

SUBSET-044

FFFIS for Euroloop

2.4.0

 

17

Geschrapt

 

 

 

18

Geschrapt

 

 

 

19

SUBSET-047

Trackside-Trainborne FIS for Radio infill

3.0.0

 

20

SUBSET-048

Trainborne FFFIS for Radio infill

3.0.0

 

21

Geschrapt

 

 

 

22

Geschrapt

 

 

 

23

SUBSET-054

Responsibilities and rules for the assignment of values to ETCS variables

3.0.0

 

24

Geschrapt

 

 

 

25

SUBSET-056

STM FFFIS Safe time layer

3.0.0

 

26

SUBSET-057

STM FFFIS Safe link layer

3.1.0

 

27

SUBSET-091

Safety Requirements for the Technical Interoperability of ETCS in Levels 1 and 2

3.6.0

 

28

Geschrapt

 

 

 

29

SUBSET-102

Test specification for interface "K"

2.0.0

 

30

Geschrapt

 

 

 

31

SUBSET-094

Functional requirements for an onboard reference test facility

3.1.0

 

32

EIRENE FRS

GSM-R Functional requirements specification

8.0.0

Aantekening 10

33

EIRENE SRS

GSM-R Functional requirements specification

16.0.0

Aantekening 10

34

A11T6001

(MORANE) Radio Transmission FFFIS for EuroRadio

13.0.0

 

35

Geschrapt

 

 

 

36 a

Geschrapt

 

 

 

36 b

Geschrapt

 

 

 

36 c

SUBSET-074-2

FFFIS STM Test cases document

3.1.0

 

37 a

Geschrapt

 

 

 

37 b

SUBSET-076-5-2

Test cases related to features

3.3.0

 

37 c

SUBSET-076-6-3

Test sequences

3.2.0

 

37 d

SUBSET-076-7

Scope of the test specifications

3.3.0

 

37 e

Geschrapt

 

 

 

38

06E068

ETCS Marker-board definition

2.0

 

39

SUBSET-092-1

ERTMS EuroRadio Conformance Requirements

3.1.0

 

40

SUBSET-092-2

ERTMS EuroRadio test cases safety layer

3.1.0

 

41

Geschrapt

 

 

 

42

Geschrapt

 

 

 

43

SUBSET 085

Test specification for Eurobalise FFFIS

3.0.0

 

44

Geschrapt

 

 

 

45

SUBSET-101

Interface "K" Specification

2.0.0

 

46

SUBSET-100

Interface "G" Specification

2.0.0

 

47

Geschrapt

 

 

 

48

Gereserveerd

Test specification for mobile equipment GSM-R

 

Aantekening 4

49

SUBSET-059

Performance requirements for STM

3.1.0

 

50

SUBSET-103

Test specification for Euroloop

1.1.0

 

51

Geschrapt

 

 

 

52

SUBSET-058

FFFIS STM Application layer

3.2.0

 

53

Geschrapt

 

 

 

54

Geschrapt

 

 

 

55

Geschrapt

 

 

 

56

Geschrapt

 

 

 

57

Geschrapt

 

 

 

58

Geschrapt

 

 

 

59

Geschrapt

 

 

 

60

SUBSET-104

ETCS System Version Management

3.3.0

 

61

Geschrapt

 

 

 

62

Geschrapt

 

 

 

63

SUBSET-098

RBC-RBC Safe Communication Interface

3.0.0

 

64

EN301 515

Global System for Mobile Communication (GSM); Requirements for GSM operation on railways

2.3.0

Aantekening 2

65

TS 102 281

Detailed requirements for GSM operation on railways

3.0.0

Aantekening 3

66

TS 103 169

ASCI Options for Interoperability

1.1.1

 

67

(MORANE) P 38 T 9001

FFFIS for GSM-R SIM Cards

5.0

Aantekening 10

68

ETSI TS 102 610

Railway Telecommunication; GSM; Usage of the UUIE for GSM operation on railways

1.3.0

 

69

(MORANE) F 10 T 6002

FFFS for Confirmation of High Priority Calls

5.0

 

70

(MORANE) F 12 T 6002

FIS for Confirmation of High Priority Calls

5.0

 

71

(MORANE) E 10 T 6001

FFFS for Functional Addressing

4.1

 

72

(MORANE) E 12 T 6001

FIS for Functional Addressing

5.1

 

73

(MORANE) F 10 T 6001

FFFS for Location Dependent Addressing

4

 

74

(MORANE) F 12 T 6001

FIS for Location Dependent Addressing

3

 

75

(MORANE) F 10 T 6003

FFFS for Presentation of Functional Numbers to Called and Calling Parties

4

 

76

(MORANE) F 12 T 6003

FIS for Presentation of Functional Numbers to Called and Calling Parties

4

 

77

ERA/ERTMS/033281

Interfaces between CCS trackside and other subsystems

4.0

Aantekening 7

78

Geschrapt

 

 

Aantekening 6

79

SUBSET-114

KMC-ETCS Entity Off-line KM FIS

1.1.0

 

80

Geschrapt

 

 

Aantekening 5

81

Gereserveerd

Train Interface FIS

 

 

82

Gereserveerd

FFFIS TI — Safety Analysis

 

 

83

SUBSET-137

On-line Key Management FFFIS

1.0.0

 

Aantekening 1: Enkel de functionele omschrijving van de te noteren informatie is verplicht, niet de technische eigenschappen van de interface.

Aantekening 2: De punten die zijn genoemd in punt 2.1 van EN:301 515 en die onder index 32 en index 33 als "M1" zijn gelabeld, zijn bindend.

Aantekening 3: De in de tabellen 1 en 2 van TS 102 281 genoemde wijzigingsverzoeken (CR's) die van invloed zijn op de punten die onder index 32 en index 33 als "MI" zijn gelabeld, zijn bindend.

Aantekening 4: Index 48 verwijst enkel naar testgevallen voor mobiele GSM-R-apparatuur. Deze wordt voorlopig "gereserveerd". Indien dit wordt overeengekomen in een toekomstige herziening van de TSI, zal de catalogus van beschikbare geharmoniseerde testgevallen voor de beoordeling van mobiele apparatuur en netwerken, overeenkomstig de in punt 6.1.2 van deze TSI beschreven stappen, in deze tabellen worden opgenomen.

Aantekening 5: De producten die op markt worden aangeboden, zijn reeds afgestemd op de behoeften van de SO inzake de GSM-R-bestuurdersinterface en zijn volledig interoperabel. Derhalve is er geen behoefte aan een norm in de TSI CCS.

Aantekening 6: De informatie die bestemd was voor index 78 is nu opgenomen onder index 27 (SUBSET-091).

Aantekening 7: Dit document staat los van de ETCS- en GSM-R-baseline.

Aantekening 8: Geschrapt.

Aantekening 9: Geschrapt.

Aantekening 10: Enkel de (MI)-eisen zijn bindend voor de TSI CCS.

Aantekening 11: Geschrapt.

Aantekening 12: Geschrapt.

Aantekening 13: Geschrapt.

Aantekening 14: Geschrapt.

Tabel A 3

Lijst van bindende normen

Onverminderd de bepalingen in de hoofdstukken 4 en 6 van deze TSI, is de toepassing van de versie van de normen in de onderstaande tabel en de latere wijzigingen daarvan, voor zover zij als geharmoniseerde norm in het certificeringsproces worden gepubliceerd, een geschikt middel om volledig te voldoen aan het risicobeheerproces zoals uiteengezet in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie.


Nr.

Referentie

Documentnaam en opmerkingen

Versie

Aantekening

A1

EN 50126-1

Spoorwegen en soortgelijke geleid vervoer — De specificatie en het bewijs van de betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid (RAMS) — Deel 1: Algemene activiteiten en procedures in het kader van RAMS

2017

 

1999

1,2

A2

EN 50128

Spoorwegen en soortgelijk geleid vervoer — Telecommunicatie, seinwezen en verkeersleiding — Programmatuur voor besturings- en beveiligingssystemen

2011

 

A3

EN 50129

Railtoepassingen — Communicatie, signalering en processystemen — Elektronische signaleringssystemen met betrekking tot veiligheid

2003

1

A4

EN 50159

Spoorwegen en soortgelijk geleid vervoer — Communicatie-, sein- en verkeersleidingsystemen

2010

1

A5

EN 50126-2

Spoorwegen en soortgelijke geleid vervoer — De specificatie en het bewijs van betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid (RAMS) — Deel 2: systeembenadering van veiligheidsgerelateerde aspecten

2017

3

Aantekening 1: Deze norm is geharmoniseerd, zie de "mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking)" (PB C 435 van 15.12.2017), waarin ook de eventuele wijzigingsbladen worden vermeld.

Aantekening 2: Deze versie van de norm mag worden gebruikt gedurende de overgangsperiode die in de bijgewerkte versie van de norm is vastgesteld.

Aantekening 3: Te gebruiken in combinatie met EN 50126-1 (2017).

Tabel A 4

Lijst van bindende normen voor erkende laboratoria

Nr.

Referentie

Documentnaam en opmerkingen

Versie

Aantekening

A6

ISO/IEC 17025

Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria

2017

 

.

(57)

Bijlage G wordt vervangen door:

"Bijlage G

Open punten

Open punt

Aantekeningen

Remaspecten

Slechts van toepassing op ETCS Baseline 2 (zie bijlage A, tabel A 2, index 15).

Opgelost voor ETCS Baseline 3 (zie bijlage A, tabel A 2, index 4 en 13).

Eisen inzake betrouwbaarheid/beschikbaarheid

Vaak voorkomende situaties van gestoord bedrijf door defecten van de besturings- en seingevingsapparatuur verminderen de veiligheid van het systeem.

Eigenschappen van strooizand voor sporen

Zie bijlage A, tabel A 2, index 77

Dit is geen open punt voor 1 520 mm

Kenmerken van inrichtingen voor flenssmering

Zie bijlage A, tabel A 2, index 77

Combinatie van kenmerken van het rollend materieel die de impedantie van het rangeren beïnvloeden

Zie bijlage A, tabel A 2, index 77

Geleide interferentie:

Voertuigimpedantie

Impedantie van het substation (alleen voor gelijkstroomnetwerken)

Grenswaarden buiten de band

Interferentiestroomlimieten die aan de substations en het rollend materieel worden toegeschreven

Specificatie van metingen, tests en evaluaties

Zie bijlage A, tabel A 2, index 77


(*1)  De TSI Besturing en seingeving specificeert momenteel geen interoperabiliteitseisen voor vergrendelingen, gelijkvloerse spoorwegovergangen en bepaalde andere elementen van de besturing en seingeving.";

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8).

(*3)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102)."

(*4)  Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32).

(*5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties voor het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312)";

(*6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).";

(*7)  Het model dat moet worden gebruikt om deze informatie te verstrekken, wordt vastgesteld in de handleiding."

(*8)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).";

(1*)  

1*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).

(2*)  

2*

Besluit van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).

(3*)  

3*

Volgens advies 2017/3 van het Bureau komt, indien er geen nieuwe vergunning nodig is, de toepasselijke TSI overeen met de TSI die voor de oorspronkelijke certificering is gebruikt. Indien een nieuwe vergunning nodig is, is de toepasselijke TSI de meest recente TSI.

(4*)  

4*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

(5*)  

5*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

(6*)  

6*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

(7*)  

7*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

(8*)  

8*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

(9*)  

9*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

(10*)  

10*

Doelfunctionaliteit verwijst naar de ETCS-functionaliteit die is geëvalueerd in de EG-verklaring van het subsysteem. De door het Bureau gepubliceerde technische adviezen waarin fouten in de TSI worden gecorrigeerd, worden beschouwd als een omschrijving van de functionaliteitstoestand die reeds tijdens de oorspronkelijke certificering of vergunningverlening werd verwacht.

(11*)  

11*

Voor activiteiten die nodig zijn voor een wijziging en die niet volgens een door een aangemelde instantie goedgekeurd kwaliteitsbeheersysteem worden uitgevoerd, zijn mogelijk aanvullende onderzoeken of tests door de aangemelde instantie nodig.

(12*)  

12*

Boordsubsystemen met gebruiksvoorwaarden en -beperkingen of niet-ontdekte gebreken worden geacht niet te voldoen aan punt.

(13*)  

13*

De verbetering van sporen voor gemengd verkeer naar ETCS-niveau 3 mag alleen worden uitgevoerd als deze sporen toegankelijk blijven voor passagiers- en goederentreinen.".

(*9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 van de Commissie van 5 januari 2017 betreffende het Europees implementatieplan voor ERTMS (PB L 3 van 6.1.2017, blz. 6).

(*10)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1)."

(*11)  Afwijkend daarvan mogen zij in dienst worden gesteld overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG, indien Richtlijn (EU) 2016/797 nog niet van toepassing is.";

(*12)  Afwijkend daarvan mogen zij in dienst worden gesteld overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG, indien Richtlijn (EU) 2016/797 nog niet van toepassing is.

(*13)  Varianten of versies van een voertuigtype worden geacht te zijn goedgekeurd op basis van de conformiteit met een bestaand goedgekeurd type. Wanneer de regeling van Richtlijn 2008/57/EG van toepassing is, worden wijzigingen die zouden leiden tot varianten of versies van een voertuigtype overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545, eveneens beschouwd als zijnde gebaseerd op een bestaand goedgekeurd type.";"


(1)  Verordening (EU) 2015/995 van de Commissie van 8 juni 2015 tot wijziging van Besluit 2012/757/EU betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 165 van 30.6.2015, blz. 1)."

(2)  TSI RS HS: Beschikking 2008/232/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel" van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem.

(3)  TSI RS CR: Besluit 2011/291/EU van de Commissie van 26 april 2011 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel — "Locomotieven en reizigerstreinen" van het conventionele trans-Europees spoorwegsysteem.

(4)  TSI LOC&PAS: Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie.

(5)  TSI WAG: Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "rollend materieel — goederenwagens" van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG."

(6)  In dit geval moet het beheer van de overgangen worden beoordeeld aan de hand van nationale specificaties.".


BIJLAGE VII

Bijlage I bij Besluit 2011/665/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 2.3 wordt vervangen door:

"2.3.   Gebruikers en toegangsrechten van gebruikers

Het ERATV heeft de volgende gebruikers:

Tabel 1

Toegangsrechten tot het ERATV

Gebruiker

Toegangsrechten

Aanmelding, gebruikersaccounts

Nationale veiligheidsinstantie van een lidstaat

Indienen van gegevens met betrekking tot deze lidstaat die door het Bureau moeten worden gevalideerd.

Onbeperkte raadpleging van gegevens, met inbegrip van de gegevens die nog niet zijn gevalideerd.

Aanmelden met gebruikersnaam en wachtwoord.

Er zijn geen functionele, noch anonieme accounts beschikbaar. Op verzoek van de nationale veiligheidsinstantie kunnen meerdere accounts worden aangemaakt.

Bureau

Registratie van gegevens over vergunningen voor voertuigtypen die het als vergunningverlenende instantie heeft afgegeven.

Validering van de conformiteit met deze specificatie en publicatie van de gegevens die een nationale veiligheidsinstantie heeft ingediend.

Onbeperkte raadpleging van gegevens, met inbegrip van de gegevens die nog niet zijn gevalideerd.

Aanmelden met gebruikersnaam en wachtwoord.

Het publiek

Raadpleging van gevalideerde gegevens.

Niet van toepassing."

(2)

Aan punt 2.4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Het ERATV laat, indien nodig, de uitwisseling van informatie toe met andere informatiesystemen van het Bureau, zoals het Europees Voertuigregister (hierna "EVR" genoemd), als bedoeld in Besluit (EU) 2018/1614, de gemeenschappelijke gebruikersinterface voor het register van de spoorweginfrastructuur als bedoeld in Besluit 2014/880/EU van de Commissie (*1) en het éénloketsysteem als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

(*1)  Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU van de Commissie van 26 november 2014 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2011/633/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 489)."

(*2)  Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).""

(3)

Aan punt 2.5 worden de volgende streepjes toegevoegd:

"EVR: het dataformaat van voertuigtypen in het EVR stemt volledig overeen met de aanduiding van de typen en, indien van toepassing, met de varianten of versies van de typen in het ERATV.

Het één loket (*3): het één loket maakt gebruik van het ERATV om alle informatie met betrekking tot de typen/varianten/versies te beheren. De uitwisseling van informatie tussen de systemen gebeurt op basis van de type-identificatie. Het één loket biedt de mogelijkheid informatie betreffende typen/varianten/versies op te zoeken in het ERATV en zorgt ervoor dat de informatie betreffende het type/de variant/de versie in het ERATV wordt gepubliceerd nadat de vergunning voor het voertuigtype is verleend.

Databank met unieke voorschriften (*4), waarin de nationale voorschriften zijn opgenomen: voor de nationale voorschriften betreffende vergunningen voor voertuigen: de lijst van parameters waarvoor de conformiteitsbeoordeling wordt uitgevoerd op basis van de nationale voorschriften die in het ERATV zijn opgenomen, is dezelfde als in de gegevensbank met unieke voorschriften. In het ERATV mag niet worden verwezen naar parameters die niet in de gegevensbank met unieke voorschriften staan.

Totdat de gegevensbank met unieke voorschriften operationeel is en de gegevens uit de gegevensbank met referentiedocumenten en Notif-IT zijn gemigreerd, is de lijst van parameters waarvoor de conformiteitsbeoordeling wordt uitgevoerd op basis van de nationale voorschriften die in het ERATV zijn opgenomen, dezelfde als in de gegevensbank met referentiedocumenten. In het ERATV mag niet worden verwezen naar parameters die niet in de gegevensbank met referentiedocumenten staan.

(*3)  Als vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad."

(*4)  Als vastgesteld in artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad.""

(4)

Punt 5.1 wordt vervangen door:

"5.1.   Algemeen beginsel

Elke nationale veiligheidsinstantie deelt informatie mee over de vergunningen voor voertuigtype of voertuigtypevariante die ze heeft verleend.

Elke nationale veiligheidsinstantie deelt informatie mee over de versies van een voertuigtype of versies van een voertuigtypevariant die zij heeft ontvangen in overeenstemming met artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2018/545.

Het Bureau registreert rechtstreeks informatie over de vergunningen voor een voertuigtype of voertuigtypevariant die het heeft verleend en informatie over de versies van een voertuigtype of versies van een variant van een voertuigtype die het heeft ontvangen.

Het ERATV bevat een onlinetool voor de uitwisseling van informatie tussen de nationale veiligheidsinstanties en het Bureau. Met die tool kunnen de volgende informatieverrichtingen worden uitgevoerd:

(1)

Reserveren van een type-ID

(2)

Indienen van gegevens voor het register door een nationale veiligheidsinstantie bij het Bureau, zoals:

a)

gegevens over het verlenen van een vergunning voor een nieuw voertuigtype of nieuwe voertuigtypevariant (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie alle in bijlage II bepaalde gegevens);

b)

gegevens over het verlenen van een vergunning voor een voertuigtype dat eerder in het ERATV is geregistreerd (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend de gegevens over de vergunning zelf, d.w.z. de velden in deel 3 van de lijst in bijlage II);

c)

gegevens over het registreren van een versie van een voertuigtype of voertuigtypevariant (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie alle in bijlage II bepaalde gegevens);

d)

gegevens over de wijziging van een bestaande vergunning (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend gegevens voor de velden die moeten worden gewijzigd; gegevens over de eigenschappen van het voertuig mogen niet worden gewijzigd);

e)

gegevens over de schorsing van een bestaande vergunning (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend de schorsingsdatum);

f)

gegevens over de reactivering van een bestaande vergunning (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend gegevens voor de velden die moeten worden gewijzigd), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen

reactivering zonder wijziging van gegevens,

reactivering met wijziging van gegevens (gegevens over de eigenschappen van het voertuig mogen niet worden gewijzigd);

g)

gegevens over de intrekking van een vergunning;

h)

gegevens met betrekking tot de verbetering van een fout;

(3)

verzenden door het Bureau van verzoeken aan een nationale veiligheidsinstantie om verduidelijking en/of verbetering van gegevens;

(4)

verzenden door een nationale veiligheidsinstantie van antwoorden op de verzoeken van het Bureau om verduidelijking en/of verbetering.

De nationale veiligheidsinstantie dient de gegevens voor het elektronisch bijwerken van het register in via een onlinetoepassing en aan de hand van een standaard webformulier waarvan ze de relevante velden overeenkomstig bijlage II invult.

Het Bureau controleert of de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende gegevens in overeenstemming zijn met deze specificatie en valideert ze of verzoekt om verduidelijking.

Indien het Bureau van mening is dat de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende gegevens niet in overeenstemming zijn met deze specificatie, stuurt het Bureau de nationale veiligheidsinstantie een verzoek om de ingediende gegevens te verbeteren of te verduidelijken.

Na elke bijwerking van gegevens over een voertuigtype, genereert het systeem een bevestiging. Deze bevestiging wordt per e-mail verstuurd naar de gebruikers van de nationale veiligheidsinstantie die de gegevens hebben ingediend, naar de nationale veiligheidsinstantie van alle andere lidstaten waar voor het betrokken type een vergunning is verleend, naar de houder van de voertuigtypevergunning en naar het Bureau.";

(5)

punt 5.2.1 wordt vervangen door:

"5.2.1   Een vergunning voor een nieuw voertuigtype, een nieuwe voertuigtypevariant of een nieuwe versie van een voertuigtype registreren

(1)

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen 20 werkdagen na het verlenen van de vergunning op de hoogte van vergunningen voor een voertuigtype.

(2)

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen 20 werkdagen na het verlenen van de vergunning op de hoogte van vergunningen voor een voertuigtypevariant.

(3)

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen 20 werkdagen na ontvangst van de volledige informatie op de hoogte van een versie van een voertuigtype of versie van een voertuigtypevariant die ze heeft ontvangen in overeenstemming met artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2018/545.

(4)

Binnen 20 werkdagen na ontvangst van deze informatie valideert het Bureau de informatie en kent het aan het voertuigtype een nummer toe overeenkomstig bijlage III, of verzoekt het die informatie te verbeteren of verduidelijken. Om te vermijden dat typen per ongeluk tweemaal in het ERATV worden opgenomen, controleert het Bureau met name, indien dit op basis van de in het ERATV beschikbare gegevens mogelijk is, of het type nog niet eerder door een andere lidstaat werd geregistreerd.

(5)

Na validering van de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie kent het Bureau aan het nieuwe voertuigtype een nummer toe. De regels voor het toekennen van het voertuigtypenummer zijn opgenomen in bijlage III.";

(6)

punt 5.3 wordt vervangen door:

"5.3.   Invoeren of wijzigen van gegevens door het Bureau

5.3.1.   De vergunningverlenende instantie is een nationale veiligheidsinstantie

Wanneer een nationale veiligheidsinstantie optreedt als vergunningverlenende instantie, wijzigt het Bureau de gegevens die een nationale veiligheidsinstantie heeft verstrekt, niet. De rol van het Bureau beperkt zich tot het valideren en publiceren van de gegevens.

In uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer het technisch onmogelijk is om de gewone procedure te volgen, kan het Bureau op verzoek van een nationale veiligheidsinstantie gegevens die een nationale veiligheidsinstantie heeft verstrekt, invoeren of wijzigen. In dit geval bevestigt de nationale veiligheidsinstantie die om het invoeren of wijzigen van gegevens heeft verzocht, de gegevens die het Bureau heeft ingevoerd of gewijzigd. Het Bureau documenteert de procedure naar behoren. De in punt 5.2 vastgestelde termijnen voor het invoeren van gegevens in het ERATV zijn van toepassing.

5.3.2.   De vergunningverlenende instantie is het Bureau

Wanneer het Bureau optreedt als vergunningverlenende instantie:

a)

registreert het vergunningen voor een voertuigtype of voertuigtypevariant binnen twintig (20) werkdagen na het verlenen van de vergunning;

b)

registreert het versies van een voertuigtype of versies van een voertuigtypevariant binnen twintig (20) werkdagen na ontvangst van de volledige informatie;

c)

wijzigt het bestaande vergunningen voor een voertuigtype binnen twintig (20) werkdagen na de wijziging van de vergunning;

d)

schorst het bestaande vergunningen voor een voertuigtype binnen vijf (5) werkdagen na de schorsing van de vergunning;

e)

reactiveert het geschorste vergunningen voor een voertuigtype binnen twintig (20) werkdagen na de reactivatie van de vergunning;

f)

trekt het bestaande vergunningen voor een voertuigtype in binnen vijf (5) werkdagen na de intrekking van de vergunning.";

(7)

punt 6 wordt vervangen door:

"6.   VERKLARENDE WOORDENLIJST

Term of afkorting

Definitie

Identificatiegegevens type

Een identificatie van het type die bestaat uit het typenummer (parameter 0.1, nummer bestaande uit tien cijfers), de variant (parameter 0.2, alfanumeriek code bestaande uit drie tekens) en de versie (parameter 0.4, alfanumeriek code bestaande uit drie tekens):

TypeID = typenummer+variant+versie = XX-XXX-XXXX-X-ZZZ-VVV

Beperking

Voorwaarden of beperking in de vergunning voor een voertuigtype die van toepassing zijn op het in de handel brengen of het gebruik van een voertuig dat overeenstemt met dit type. Beperkingen omvatten geen technische eigenschappen die zijn opgenomen in deel 4 van bijlage II (Lijst en formaat van parameters).

Wijziging aan een vergunning

Wijziging, op verzoek van de vergunningverlenende instantie, van informatie over de gepubliceerde geregistreerde vergunning voor het voertuigtype die moet worden gewijzigd.

Schorsing van een vergunning

Besluit van een vergunningverlenende instantie volgens hetwelk een vergunning voor een voertuigtype tijdelijk is geschorst en voor geen enkel voertuig een vergunning tot in de handel brengen mag worden afgegeven op basis van zijn conformiteit met het betreffende type, totdat de redenen van de schorsing zijn geanalyseerd. Een vergunning voor een voertuigtype dat reeds in gebruik is, kan niet worden geschorst.

Reactivering van een vergunning

Besluit van een vergunningverlenende instantie volgens hetwelk een schorsing van een vergunning die ze eerder heeft uitgesproken, niet meer van toepassing is.

Te vernieuwen vergunning

Besluit van een vergunningverlenende instantie volgens hetwelk een vergunning voor een voertuigtype moet worden vernieuwd overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/797 en voor geen enkel voertuig een vergunning tot in de handel brengen mag worden afgegeven op basis van zijn conformiteit met het betreffende type. Een vergunning voor een voertuigtype die moet worden vernieuwd heeft geen invloed op de voertuigen die reeds in gebruik zijn.

Intrekking van vergunning

Besluit van een vergunningverlenende instantie overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn (EU) 2016/797 volgens hetwelk een vergunning voor een voertuigtype niet langer geldig is. Vergunningen voor voertuigen waarvoor een vergunning tot in de handel brengen is verleend op basis van zijn conformiteit met het betreffende type, worden ingetrokken.

Fout

Doorgegeven of gepubliceerde gegevens die niet overeenstemmen met de betreffende vergunning voor het voertuigtype. Deze definitie is niet van toepassing op een wijziging aan een vergunning."


(*1)  Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU van de Commissie van 26 november 2014 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2011/633/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 489).

(*2)  Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1)."

(*3)  Als vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad.

(*4)  Als vastgesteld in artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad.""


BIJLAGE VIII

Bijlage II bij Besluit 2011/665/EU wordt vervangen door:

"BIJLAGE II

TE REGISTREREN GEGEVENS EN FORMAAT

(1)

Voor elk goedgekeurd voertuigtype worden de volgende gegevens in het ERATV opgenomen:

a)

identificatie van het type;

b)

fabrikant;

c)

overeenstemming met de TSI's;

d)

vergunningen, met inbegrip van algemene informatie over deze vergunningen, hun status, lijst van parameters waarvoor de overeenkomst met nationale voorschriften is gecontroleerd;

e)

technische eigenschappen.

(2)

In tabel 2 is opgesomd welke gegevens voor elk voertuigtype in het ERATV moeten worden geregistreerd en in welk formaat dat moet gebeuren. De te registreren gegevens zijn afhankelijk van de categorie van het voertuig zoals in tabel 2 is aangegeven.

(3)

De waarden van de parameters inzake de technische eigenschappen komen overeen met de waarden in het dossier dat bij de aanvraag zit.

(4)

In de gevallen waarin de mogelijke waarden van een parameter beperkt zijn tot een vooraf bepaalde lijst, beheert het Bureau deze lijsten en werkt het die bij.

(5)

Voor de voertuigtypen die niet in overeenstemming zijn met alle toepasselijke geldende TSI's mag de nationale veiligheidsinstantie die de typevergunning heeft verleend de informatie over de technische eigenschappen in deel 4 hieronder beperken tot de parameters die overeenkomstig de toepasselijke voorschriften zijn gecontroleerd.

(6)

Indien een parameter in de toepasselijke TSI is bepaald, is de waarde voor de parameter de waarde die tijdens de controleprocedure werd beoordeeld.

(7)

Vooraf bepaalde lijsten worden door het Bureau bijgehouden en bijgewerkt in overeenstemming met de geldende TSI's, met inbegrip van de TSI's die tijdens een overgangsperiode van toepassing kunnen zijn.

(8)

Voor parameters die nog ter discussie staan, open punten, worden geen gegevens ingevoerd totdat het open punt in de relevante TSI is gesloten.

(9)

Voor parameters die facultatief zijn, beslist de aanvrager van de typevergunning of gegevens worden meegedeeld.

(10)

Velden 0.1-0.4 worden door het Bureau ingevuld.

Tabel 2

Parameters van het ERATV

Parameter

Gegevensformaat

Toepasselijkheid op voertuigcategorieën (Ja, Neen, Facultatief, Open Punt)

Parameters voor technische compatibiliteit van het voertuig met de netwerken in het exploitatiegebied

1.

Tractievoertuigen

2.

Getrokken reizigersvoertuigen

3.

Goederenwagens

4.

Bijzondere voertuigen

0

Identificatie van het type

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

0.1

Typenummer (overeenkomstig bijlage III)

[nummer] XX-XXX-XXXX-X

J

J

J

J

 

0.2

Varianten die tot dit type behoren

(overeenkomstig artikel 2, eerste alinea, punt 13, van Verordening (EU) 2018/545)

[alfanumerieke code] ZZZ

J

J

J

J

 

0.4

Versies die tot dit type behoren

(overeenkomstig artikel 2, eerste alinea, punt 14, van Verordening (EU) 2018/545)

[alfanumerieke code] VVV

J

J

J

J

 

0.3

Datum van registratie in het ERATV

JJJMMDD

J

J

J

J

 

1

Algemene informatie

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

1.1

Naam van het type

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

F

F

F

F

 

1.2

Alternatieve naam van het type

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

F

F

F

F

 

1.3

Naam van de fabrikant

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

1.3.1

Identificatiegegevens van de fabrikant

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

1.3.1.1

Naam van de organisatie

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, mogelijkheid om nieuwe organisaties toe te voegen

J

J

J

J

 

1.3.1.2

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

F

F

F

F

 

1.3.1.3

Code van de organisatie

Alfanumerieke code

F

F

F

F

 

1.3.2

Contactgegevens van de fabrikant

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

1.3.2.1

Adres van de organisatie, straat en nummer

Tekst

F

F

F

F

 

1.3.2.2

Plaats

Tekst

F

F

F

F

 

1.3.2.3

Landcode

Code zoals in de interinstitutionele schrijfwijzer van de EC

F

F

F

F

 

1.3.2.4

Postcode

Alfanumerieke code

F

F

F

F

 

1.3.2.5

E-mailadres

E-mail:

F

F

F

F

 

1.4

Categorie

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (overeenkomstig bijlage III)

J

J

J

J

 

1.5

Subcategorie

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (overeenkomstig bijlage III)

J

J

J

J

 

2

Huidige status

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

2.1

Overeenkomst met TSI

Voor elke TSI:

[tekenreeks] J/N/Gedeeltelijk/NVT Keuze uit een vooraf bepaalde lijst van TSI's die betrekking hebben op voertuigen (zowel TSI's die momenteel van kracht zijn als TSI's die vroeger van kracht waren) (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

J

J

 

2.2

EG-keuringsverklaring:

Referentie van de "EG-typekeuringsverklaring" (indien SB-module van toepassing) en/of "EG-ontwerpkeuringsverklaring" (indien SH1-module van toepassing)

tekenreeks] (mogelijkheid om meerdere certificaten aan te geven, bv. certificaten voor het subsysteem rollend materieel, certificaat voor besturing en seingeving enz.)

J

J

J

J

 

2.3

Toepasselijke bijzondere gevallen (bijzondere gevallen waarmee de overeenstemming werd beoordeeld)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van TSI's (voor elke TSI met een J of P)

J

J

J

J

 

2.4

Delen van TSI waaraan niet is voldaan

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van TSI's (voor elke TSI met een P)

J

J

J

J

 

3

Vergunningen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.0

Exploitatiegebied

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes): lidstaat — netwerk

J

J

J

J

 

3.1

Vergunning in

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.1

Lidstaat van vergunning

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes)

J

J

J

J

 

3.1.2

Huidige status

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.2.1

Status

[tekenreeks] + [datum] Mogelijke opties: actief, geschorst JJJJMMDD, ingetrokken JJJJMMDD, te vernieuwen JJJJMMDD

J

J

J

J

 

3.1.2.2

Geldigheid van de vergunning (indien bepaald)

[datum] DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

 

3.1.2.3

Gecodeerde gebruiksvoorwaarden en andere beperkingen

[tekenreeks] Code toegekend door het Bureau

J

J

J

J

 

3.1.2.4

Niet-gecodeerde gebruiksvoorwaarden en andere beperkingen

[tekenreeks]

J

J

J

J

 

3.1.3

Historiek

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.1

Oorspronkelijke vergunning

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.1.1

Datum van de oorspronkelijke vergunning

[datum] DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2

Houder van een vergunning

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.1.2.1

Identificatiegegevens van de houder van een vergunning

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.1.2.1.1

Naam van de organisatie

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, mogelijkheid om nieuwe organisaties toe te voegen

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2.1.2

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2.1.3

Code van de organisatie

Alfanumerieke code

F

F

F

F

 

3.1.3.1.2.2

Contactgegevens van de houder van een vergunning

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.1.2.2.1

Adres van de organisatie, straat en nummer

Tekst

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2.2.2

Plaats

Tekst

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2.2.3

Landcode

Code volgens de interinstitutionele schrijfwijzer van de EU

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2.2.4

Postcode

Alfanumerieke code

J

J

J

J

 

3.1.3.1.2.2.5

E-mailadres

E-mail:

J

J

J

J

 

3.1.3.1.3

Referentie vergunningsdocument

[tekenreeks] (EIN)

J

J

J

J

 

3.1.3.1.4

Keuringsverklaring:

Referentie van de typegoedkeuring of ontwerptypekeuring

[tekenreeks]

(mogelijkheid om meerdere certificaten aan te geven, bv. certificaten voor het subsysteem rollend materieel, certificaat voor subsysteem besturing en seingeving enz.)

J

J

J

J

 

3.1.3.1.5

Parameters waarvoor overeenkomst met toepasselijke nationale voorschriften werd beoordeeld

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van Uitvoering-besluit (EU) 2015/2299 van de Commissie

J

J

J

J

 

3.1.3.1.6

Opmerkingen

[tekenreeks] (max. 1 024 tekens)

F

F

F

F

 

3.1.3.1.7

Verwijzing naar de schriftelijke verklaring van de initiatiefnemer die is omschreven in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) nr. 402/2013

[tekenreeks]

J

J

J

J

 

3.1.3.X

Wijziging aan een vergunning

Titel (geen gegevens) (X is progressief vanaf 2, zo vaak als de vergunning voor het type werd gewijzigd)

J

J

J

J

 

3.1.3.X.1

Soort wijziging

[tekenreeks] Tekst uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

 

3.1.3.X.2

Datum

[datum] JJJJMMDD

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3

Houder van de vergunning (indien van toepassing)

[tekenreeks] (max. 256 tekens) Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, er kunnen nieuwe organisaties worden toegevoegd

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.1

Identificatiegegevens van de houder van een vergunning

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.X.3.1.1

Naam van de organisatie

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, er kunnen nieuwe organisaties worden toegevoegd

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.1.2

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.1.3

Code van de organisatie

Alfanumerieke code

F

F

F

F

 

3.1.3.X.3.2

Contactgegevens van de houder van een vergunning

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

3.1.3.X.3.2.1

Adres van de organisatie, straat en nummer

Tekst

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.2.2

Plaats

Tekst

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.2.3

Landcode

Code volgens de interinstitutionele schrijfwijzer van de EU

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.2.4

Postcode

Alfanumerieke code

J

J

J

J

 

3.1.3.X.3.2.5

E-mailadres

E-mail:

J

J

J

J

 

3.1.3.X.4

Referentie van document voor wijziging vergunning

[tekenreeks]

J

J

J

J

 

3.1.3.X.5

Keuringsverklaring:

Referentie van de typegoedkeuring of ontwerptypekeuring

[tekenreeks]

(Er kunnen meerdere certificaten worden aangegeven, bv. certificaten voor het subsysteem rollend materieel, certificaat voor besturing en seingeving enz.)

J

J

J

J

 

3.1.3.X.6

Toepasselijke nationale voorschriften (indien van toepassing)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2299 van de Commissie

J

J

J

J

 

3.1.3.X.7

Opmerkingen

[tekenreeks] (max. 1 024 tekens)

F

F

F

F

 

3.1.3.X.8

Verwijzing naar de schriftelijke verklaring van de initiatiefnemer die is omschreven in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) nr. 402/2013

[tekenreeks]

J

J

J

J

 

3.X

Vergunning in

Titel (geen gegevens) (X is progressief en wordt met één eenheid verhoogd vanaf 2, telkens als een vergunning voor dit type werd verleend). Dit deel bevat dezelfde velden als 3.1

J

J

J

J

 

4

Technische eigenschappen van het voertuig

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.1

Algemene technische eigenschappen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.1.1

Aantal stuurcabines

[getal] 0/1/2

J

J

J

J

N

4.1.2

Snelheid

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.1.2.1

Maximumontwerpsnelheid

[getal] km/h

J

J

J

J

N

4.1.3

Wielstelbreedte

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

J

4.1.5

Maximumaantal treinstellen of locomotieven die aan elkaar zijn gekoppeld in meervoudig bedrijf

[getal]

J

N

N

N

N

4.1.11

Wielomstellingsfaciliteit

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

J

4.1.12

Aantal voertuigen die deel uitmaken van een vaste samenstelling (alleen voor vaste samenstellingen)

[getal]

J

J

J

J

N

4.2

Omgrenzingsprofiel

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.2.1

Referentieprofiel

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meer dan een lijst mogelijk) (de lijst is verschillend voor de verschillende categorieën, afhankelijk van de toepasselijke TSI)

J

J

J

J

J

4.3

Omgevingsomstandigheden

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.3.1

Temperatuurbereik

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meer dan een lijst mogelijk)

J

J

J

J

N

4.3.3

Sneeuw-, ijs- en hagelomstandigheden

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

N

4.4

Brandveiligheid

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.4.1

Categorie brandveiligheid

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

N

J

J

4.5

Ontwerpgewicht en lasten

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.5.1

Toegelaten nuttige last voor verschillende lijncategorieën

[getal] t voor lijncategorie [tekenreeks]

OP

OP

J

OP

J

4.5.2

Ontwerpgewicht

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.5.2.1

Bedrijfsklaar ontwerpgewicht

[getal] kg

J

J

F

J

J

4.5.2.2

Ontwerpgewicht bij normale belasting

[getal] kg

J

J

F

J

J

4.5.2.3

Ontwerpgewicht bij uitzonderlijke belasting

[getal] kg

J

J

N

J

J

4.5.3

Statische aslast

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.5.3.1

Bedrijfsklare statische aslast

[getal] kg

J

J

F

J

J

4.5.3.2

Statische aslast bij normale belasting

[getal] kg

J

J

J

J

J

4.5.3.3

Statische aslast bij uitzonderlijke belasting

[getal] kg

J

J

N

J

J

4.5.3.4

Positie van de assen over de eenheid (asafstand):

 

a: afstand tussen assen

 

b: afstand van uiteinde van de as tot uiteinde van het dichtstbijzijnde koppelvlak

 

c: afstand tussen twee binnenassen

a [getal] m

b [getal] m

c [getal] m

J

J

J

J

J

4.5.5

Totale voertuigmassa (voor elk voertuig van de eenheid)

[getal] kg

J

J

J

J

J

4.5.6

Massa per wiel

[getal] kg

J

J

J

J

J

4.6

Dynamisch gedrag van het rollend materieel

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.6.4

Combinatie van maximumsnelheid en maximumverkantingstekort waarvoor het voertuig werd beoordeeld

[getal] km/h — [getal] mm

J

J

J

J

J

4.6.5

Spoorstaafneiging

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

J

4.7

Remkarakteristieken

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.1

Maximale gemiddelde vertraging

[getal] m/s2

J

N

N

J

N

4.7.2

Warmtecapaciteit

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.2.1

Remprestaties op steile hellingen bij normale belasting

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.2.1.1

Referentie van de TSI

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

N

4.7.2.1.2

Snelheid (indien geen referentie is vermeld)

[getal] km/h

J

J

J

J

N

4.7.2.1.3

Helling (indien geen referentie is vermeld)

[getal] ‰ (mm/m)

J

J

J

J

N

4.7.2.1.4

Afstand (indien geen referentie is vermeld)

[getal] km

J

J

J

J

N

4.7.2.1.5

Tijd (indien de afstand niet is vermeld) (Indien geen referentie is vermeld)

[getal] min

J

J

J

J

N

4.7.2.1.6

Maximale thermische energiecapaciteit van de remmen

[getal] kW

J

J

J

J

N

4.7.3

Parkeerrem

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.3.3

Maximale helling waarop de eenheid blijft stilstaan met enkel de parkeerrem aangetrokken (als het voertuig ermee is uitgerust)

[getal] ‰ (mm/m)

J

J

J

J

N

4.7.3.4

Parkeerrem

[Boole] J/N

N

N

J

N

N

4.7.4

Remsystemen op het voertuig

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.4.1

Wervelstroomrem

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.4.1.1

Wervelstroomrem geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

J

N

J

J

4.7.4.1.2

Mogelijkheid om het gebruik van de wervelstroomrem te vermijden (uitsluitend indien wervelstroomremmen zijn geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

J

N

J

J

4.7.4.2

Magneetrem

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.4.2.1

Magneetschoenrem geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

J

N

J

J

4.7.4.2.2

Mogelijkheid om het gebruik van de magneetrem te vermijden (uitsluitend indien magneetremmen zijn geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

J

N

J

J

4.7.4.3

Recuperatierem (uitsluitend voor voertuigen met elektrische tractie)

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.7.4.3.1

Recuperatierem geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

N

N

J

J

4.7.4.3.2

Mogelijkheid om het gebruik van de recuperatierem te vermijden (uitsluitend indien recuperatieremmen zijn geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

N

N

J

J

4.7.5

Noodrem Remweg en vertragingsprofiel voor elke belastingsomstandigheid per maximumontwerpsnelheid

[getal] m

[getal] m/s2

J

J

N

J

N

4.7.6

Voor algemene exploitatie:

Remgewichtpercentage (lambda) of remgewicht

Lambda (%)

[nummer] ton

J

J

J

J

N

4.7.7

Dienstrem:

Bij maximaal gebruik van de dienstrem: remwegen, maximumvertraging voor de belastingsomstandigheid "ontwerpgewicht bij normale belasting" op de maximumontwerpsnelheid

[getal] m

[getal] m/s2

J

J

J

J

N

4.7.8

Wielslipbeveiligingssysteem

[Boole] J/N

J

J

J

J

N

4.8

Geometrische eigenschappen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.8.1

Lengte van het voertuig

[getal] m

J

J

J

J

N

4.8.2

Minimumwieldiameter bij bedrijf

[getal] mm

J

J

J

J

J

4.8.4

Mogelijke horizontale minimumboogstraal

[getal] m

J

J

N

J

J

4.8.5

Mogelijke verticale bolle minimumboogstraal

[getal] m

J

J

J

J

N

4.8.6

Mogelijke verticale holle minimumboogstraal

[getal] m

J

J

J

J

N

4.9

Apparatuur

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.9.1

Type eindkoppeling

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

J

J

N

4.9.2

Aslagerbewaking (warmloperdetector)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

J

J

J

4.10

Energievoorziening

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.10.1

Energievoorzieningssysteem (spanning en frequentie)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

J

J

4.10.4

Maximale stroomafname per stroomafnemer bij stilstand (te vermelden voor elk gelijkstroomsysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal] A voor [spanning wordt automatisch vooraf ingevuld]

J

J

N

J

N

4.10.5

Hoogte van interactie van stroomafnemer met rijdraden (boven de spoorstaaf) (vermelden voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal] van [m] tot [m] (tot twee decimalen)

J

J

N

J

J

4.10.6

Geometrie stroomafnemerkop (te vermelden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[tekenreeks] Voor [energievoorzieningssysteem wordt automatisch vooraf ingevuld]

Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

J

J

4.10.7

Aantal stroomafnemers in contact met de bovenleiding (te vermelden voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal]

J

J

N

J

J

4.10.8

Kortste afstand tussen twee stroomafnemers in contact met de bovenleiding (te vermelden voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust; moet worden vermeld voor enkelvoudig en, indien van toepassing, meervoudig bedrijf) (uitsluitend indien het aantal opgezette stroomafnemers meer dan 1 bedraagt)

[getal] m

J

J

N

J

J

4.10.10

Materiaal van het sleepstuk van de stroomafnemer waarmee het voertuig uitgerust kan zijn (te vermelden voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[tekenreeks] Voor [energievoorzieningssysteem wordt automatisch vooraf ingevuld]

Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

J

J

4.10.11

Automatische strijkinrichting geïnstalleerd (te vermelden voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[Boole] J/N

J

J

N

J

J

4.10.14

Elektrische eenheden met een stroombegrenzingsfunctie

[Boole] J/N

J

N

N

J

J

4.10.15

Gemiddelde opdrukkracht

[getal] [N]

J

J

N

J

J

4.12

Eigenschappen met betrekking tot reizigers

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.12.3.1

Perronhoogten waarvoor het voertuig is ontworpen

[getal] uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

N

J

4.13

Besturings- en seingevingsapparatuur aan boord (voor voertuigen met uitsluitend een stuurcabine)

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.13.1

Seingeving

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.13.1.1

ETCS-apparatuur aan boord en de reeks specificaties van bijlage A bij TSI CCS

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

N

N

J

J

4.13.1.5

Klasse B- of andere geïnstalleerde treinbeveiligings-, besturings- en cabinesignaleringssystemen (systeem en, indien van toepassing, versie)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

N

N

J

J

4.13.1.7

Uitrusting van het rollend materieel met ETCS

[tekenreeks]

J

N

N

J

J

4.13.1.8

Compatibiliteit van het ETCS-systeem

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

N

N

J

N

4.13.1.9

Beheer van informatie over de volledigheid van de trein

[Boole] J/N

J

N

N

J

J

4.13.2

Radio

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.13.2.1

GSM-R-boordradio voor spraakcommunicatie en zijn baseline

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

N

N

J

J

4.13.2.3

Klasse B- of andere aanwezige radiosystemen (systeem en, indien van toepassing, versie)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

N

N

J

J

4.13.2.5

Compatibiliteit van het radiosysteem voor spraakcommunicatie

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

N

N

J

N

4.13.2.6

Uitvoering van spraak- en operationele communicatie

[tekenreeks]

J

N

N

J

J

4.13.2.7

GSM-R-boordradio voor datacommunicatie en zijn baseline

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

N

N

J

J

4.13.2.8

Compatibiliteit van het radiosysteem voor datacommunicatie

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

N

N

J

N

4.13.2.9

Datacommunicatietoepassingen voor ETCS-uitvoering

[tekenreeks]

J

N

N

J

J

4.13.2.10

Simkaart voor spraakcommunicatie en nationaal GSM-R-netwerk

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

N

N

J

N

4.13.2.11

Simkaart voor datacommunicatie en nationaal GSM-R-netwerk

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

N

N

J

N

4.13.2.12

Ondersteuning simkaart voor spraakcommunicatie van groeps-ID 555

[Boole] J/N

J

N

N

J

N

4.14

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

 

4.14.1

Type treindetectiesystemen waarvoor het voertuig is ontworpen en beoordeeld

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

J

"

Top