This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007R0260
Council Regulation (EC) No 260/2007 of 9 March 2007 imposing a definitive anti-dumping duty and collecting definitively the provisional duty imposed on imports of certain tungsten electrodes originating in the People’s Republic of China
Verordening (EG) nr. 260/2007 van de Raad van 9 maart 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China
Verordening (EG) nr. 260/2007 van de Raad van 9 maart 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China
PB L 72 van 13.3.2007, p. 1–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
PB L 4M van 8.1.2008, p. 206–214
(MT)
No longer in force, Date of end of validity: 13/03/2012
13.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 72/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 260/2007 VAN DE RAAD
van 9 maart 2007
tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,
Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VOORLOPIGE MAATREGELEN
(1) |
De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1350/2006 (2) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China, die momenteel zijn ingedeeld onder GN-codes ex81019910 en ex85159000 (GN-codes sinds 1 januari 2007). |
(2) |
Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 (het „onderzoektijdvak”). Voor de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade, heeft de Commissie gegevens onderzocht die betrekking hadden op de periode van 1 januari 2001 tot het einde van het onderzoektijdvak (de „beoordelingsperiode”). |
B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE
(3) |
Na de instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van wolfraamelektroden uit China hebben enkele belanghebbenden schriftelijk opmerkingen gemaakt. Belanghebbenden die hierom verzochten, werden bovendien in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. |
(4) |
De Commissie heeft verder alle informatie verzameld en geverifieerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht en waar nodig werden de voorlopige bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd. De Commissie heeft daartoe bij de volgende ondernemingen verdere controlebezoeken ter plaatse afgelegd:
|
(5) |
Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht in te stellen op wolfraamelektroden uit China en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld definitief te innen. De Commissie heeft tevens laten weten binnen welke termijn hiertegen bezwaar aangetekend kon worden. |
(6) |
De ingediende mondelinge en schriftelijke opmerkingen werden in overweging genomen en in voorkomend geval werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd. |
C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
(7) |
De betrokken producten zijn laselektroden van wolfraam („wolfraamelektroden”), met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden (met tenminste 94 gewichtspercenten wolfraam), andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden. Het product valt momenteel onder de GN-codes ex81019910 en ex85159000 (GN-codes sinds 1 januari 2007). Het betrokken product wordt gebruikt bij het lassen en bij soortgelijke processen, onder meer bij het booglassen in edelgas met wolfraamelektrode, het lassen en snijden met plasmastraal en het thermisch opspuiten. |
(8) |
Eén importeur verzette zich tegen de conclusie in overweging 13 van de voorlopige verordening dat alle wolfraamelektroden voor de doeleinden van deze procedure als één enkel product beschouwd worden. Deze importeur benadrukte de uiteenlopende eigenschappen van verschillende typen wolfraamelektroden, met name van een gepatenteerd type dat door deze importeur zelf ontwikkeld is. |
(9) |
De Commissie was zich echter vanaf het begin van het onderzoek bewust van het bestaan van verschillende typen wolfraamelektroden. Wolfraamelektroden worden verkocht in verschillende lengtes en diktes, en kunnen vervaardigd worden uit hetzij puur wolfraam, hetzij legeringen met een gering percentage van een ander metaal zoals bijvoorbeeld thorium, lanthaan, cerium of zirconium, of een combinatie daarvan. Deze legering is van invloed op de eigenschappen van de elektroden, met name wat betreft de ontbrandbaarheid, de stabiliteit en de duurzaamheid, waardoor zij beter aan specifieke toepassingen kunnen worden aangepast. Ondanks de verschillende technische kenmerken van de verschillende typen wolfraamelektroden is de Commissie van mening dat de gemeenschappelijke fysieke basiskenmerken en de mate van onderlinge vervangbaarheid voldoende reden zijn om ze als één product te beschouwen voor de doeleinden van deze procedure, overwegende dat zij dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken vertonen. |
(10) |
Opgemerkt zij echter dat bij de berekening van de dumping- en schademarges wel rekening is gehouden met het bestaan van verschillende typen wolfraamelektroden, zoals hierboven vermeld. |
(11) |
De in overweging 8 bedoelde importeur wees daarnaast op de verschillende productieprocessen van de Europese en de Chinese producenten, en beweerde dat de Chinese processen wolfraamelektroden van hogere kwaliteit opleveren. Eén producent/exporteur beweerde dat zijn elektroden van betere kwaliteit zijn dan die van de concurrenten, en in ieder geval beter geschikt voor het voornaamste product van de groep, de TIG-lastoorts. Wat deze laatste bewering betreft, moet worden opgemerkt dat volgens de beschikbare informatie eventuele kwaliteitsverschillen niet zodanig zijn dat elektroden van andere producenten onbruikbaar zouden zijn voor deze specifieke toepassing, zelfs al zouden ze niet optimaal op de lastoorts passen. Wat de algemene kwaliteitsverschillen betreft die volgens de genoemde importeur zouden bestaan tussen de wolfraamelektroden die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht en de wolfraamelektroden die uit China in de Gemeenschap worden ingevoerd, zijn er geen objectieve gegevens die deze bewering ondersteunen of het mogelijk zouden maken een dergelijk algemeen kwaliteitsverschil te kwantificeren. De wolfraamelektroden die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht en de wolfraamelektroden die uit China in de Gemeenschap worden ingevoerd, worden dan ook als soortgelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening beschouwd, en de schadeberekeningen zijn niet aangepast in dit opzicht. |
(12) |
Aangezien er geen andere opmerkingen inzake het betrokken en het soortgelijke product werden ontvangen, worden de overwegingen 12 tot en met 15 van de voorlopige verordening bevestigd. |
D. DUMPING
1. Behandeling als marktgericht bedrijf
(13) |
De producent/exporteur aan wie behandeling als marktgericht bedrijf was geweigerd, aangezien hij niet voldeed aan het tweede criterium daarvoor in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, voerde aan dat de in zijn boekhouding aangetroffen discrepanties slechts enkele gevallen betroffen en dat de boekhouding intussen aan de internationale normen was aangepast. De onderneming heeft hiervoor echter geen onderbouwing of bewijsmateriaal gegeven. Uit de bij het controlebezoek ter plaatse verzamelde bewijsmateriaal blijkt bovendien dat de geconstateerde praktijken, ook al kunnen zij na het onderzoektijdvak mogelijk gecorrigeerd zijn, duidelijk in strijd waren met internationale boekhoudnormen (IAS) en met de Chinese voorschriften. |
(14) |
Aangezien er geen andere argumenten waren met betrekking tot de behandeling als marktgericht bedrijf worden de bevindingen zoals aangegeven in de overwegingen 16 tot en met 21 van de voorlopige verordening bevestigd. |
2. Individuele behandeling
(15) |
Na de mededeling van de voorlopige bevindingen betwistte de bedrijfstak van de Gemeenschap de toekenning van individuele behandeling aan de in overweging 13 genoemde producent/exporteur, aangezien in de boekhouding van die onderneming ook onregelmatigheden waren aangetroffen met betrekking tot de vastlegging van exporttransacties. Er zij in dit verband op gewezen dat de onderneming voldeed aan alle criteria in artikel 9, lid 5, van de basisverordening, en dat er dus geen reden was om de aanvraag om individuele behandeling af te wijzen. Bovendien kon alle bewijsmateriaal in verband met het zeer geringe aantal transacties betreffende uitvoer naar de Gemeenschap in het onderzoektijdvak verzameld worden bij de verificatie ter plaatse van de antwoorden op de antidumpingvragenlijst, en kon één noodzakelijke correctie van de exportgegevens onmiddellijk aangebracht worden. Het bezwaar van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd dan ook verworpen. |
(16) |
Aangezien er geen andere opmerkingen over dit punt zijn ontvangen, worden de voorlopige bevindingen met betrekking tot individuele behandeling, zoals aangegeven in de overwegingen 22 tot en met 25 van de voorlopige verordening, bevestigd. |
3. Normale waarde
a) Vaststelling van de normale waarde voor de Chinese producent/exporteur die als marktgerichte onderneming wordt behandeld
(17) |
Na de mededeling van de voorlopige bevindingen stelde de betrokken producent/exporteur een maandelijkse normale waarde voor, gebaseerd op koppeling van de geverifieerde gemiddelde normale waarde in het onderzoektijdvak aan de prijsontwikkeling van de voornaamste grondstof, ammoniumparawolframaat (APT), die bij vergelijking met de maandelijkse uitvoerprijzen zou moeten aantonen dat er tegen het einde van het onderzoektijdvak geen sprake meer was van dumping. Deze maandelijkse normale waarde zou er bovendien op wijzen dat de voorlopige constatering van dumping hoofdzakelijk het gevolg was van de dramatische stijging van de prijs van APT, waarop de onderneming niet onmiddellijk maar pas tegen het einde van het onderzoektijdvak gereageerd had door de uitvoerprijzen te verhogen. De onderneming verzocht de Commissie om rekening te houden met deze ontwikkeling en de dumpingmarge te berekenen op basis van alleen de laatste zes maanden of het laatste kwartaal van het onderzoektijdvak. Dit verzoek moest echter worden afgewezen, aangezien toepassing van een ander onderzoektijdvak discriminerend zou zijn ten opzichte van alle andere onderzochte ondernemingen, die ook met die algemene prijsstijging van APT geconfronteerd werden. Het inwilligen van dit verzoek zou daarnaast in strijd zijn met het concept onderzoektijdvak. Het zou in feite neerkomen op het selecteren van gegevens betreffende bepaalde gedeelten van het onderzoektijdvak, waardoor de representativiteit van de bevindingen zou worden aangetast. |
(18) |
In die context, en in verband met de voorlopige melding van de bevindingen, stelde de bedrijfstak van de Gemeenschap dat bij de berekening van de normale waarde voor de onderneming waaraan behandeling als marktgericht bedrijf was toegekend de kosten van grondstoffen aangepast zouden moeten worden. Volgens de bedrijfstak van de Gemeenschap zou een dergelijke aanpassing gerechtvaardigd zijn uit hoofde van artikel 2, leden 3 en 5, van de basisverordening, aangezien de Chinese wolfraammarkt onderhevig is aan overheidsingrijpen op macro-economisch niveau, en de binnenlandse prijzen van de voornaamste grondstof, APT, daardoor consistent onder de uitvoerprijzen van APT zijn gebleven. |
(19) |
Deze bewering werd onderzocht door de effecten van het macro-economisch beleid van de Chinese regering te analyseren, om vast te stellen of dit beleid inderdaad tot verschillende prijsniveaus van APT op de binnenlandse en exportmarkten leidt. Uit het onderzoek bleek dat het Chinese beleid inzake de BTW-restitutie bij export de uitvoer van wolfraam en aanverwante producten zoals APT tot op zekere hoogte ontmoedigt, aangezien exporteurs slechts een deel van de BTW op grondstoffen uit eigen land terugkrijgen. Dit betekent ook dat producenten van wolfraamelektroden extra kosten oplopen bij uitvoer. Derhalve werd de normale waarde aangepast uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening, om de totale kosten mede als gevolg van bovengenoemde BTW-regeling te weerspiegelen. Verdere aanpassingen worden niet noodzakelijk geacht. |
(20) |
Afgezien van de bovenvermelde aanpassing van de normale waarde wordt de methode zoals uiteengezet in de overwegingen 26 tot en met 33 van de voorlopige verordening bij dezen bevestigd. |
b) Vaststelling van de normale waarde voor de Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming worden behandeld
i) Referentieland
(21) |
Aangezien er geen andere relevante opmerkingen zijn ontvangen betreffende het gebruik van de Verenigde Staten als referentieland worden de overwegingen 34 tot en met 38 van de voorlopige verordening bevestigd. |
ii) Normale waarde
(22) |
Aangezien er geen andere opmerkingen zijn ontvangen met betrekking tot de vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs waaraan geen behandeling als marktgericht bedrijf is toegekend, worden de overwegingen 39 tot en met 46 van de voorlopige verordening definitief bevestigd. |
4. Uitvoerprijs
(23) |
De uitvoerprijzen van een onderneming waaraan individuele behandeling was toegekend alsmede van de meewerkende onderneming waaraan geen behandeling als marktgericht bedrijf of individuele behandeling was toegekend, en waarvan de dumpingmarge als basis diende voor de dumpingmarge voor het gehele land, zoals uitgelegd in de overwegingen 54 tot en met 56 van de voorlopige verordening, werden herzien door twee buiten het onderzoektijdvak vallende transacties buiten beschouwing te laten. |
(24) |
Naar aanleiding van de melding van de voorlopige bevindingen beweerde de producent/exporteur waaraan behandeling als marktgericht bedrijf was toegekend, en die naar de Gemeenschap exporteerde via een verbonden importeur, die weer doorverkocht aan verbonden en niet-verbonden ondernemingen in de Gemeenschap, dat de VAA-kosten van de verbonden ondernemingen, op basis waarvan de uitvoerprijs was berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, te hoog waren geschat en de kosten die ontstonden bij de verkoop van wolfraamelektroden niet correct weergaven. De producent/exporteur verzocht de Commissie gebruik te maken van de VAA-kosten als aangegeven in de antwoorden op de vragenlijst van de verbonden handelaars, die aanvankelijk niet konden worden geaccepteerd omdat de methode van kostenallocatie niet met bewijsmateriaal was onderbouwd. De onderneming heeft ondersteunend bewijsmateriaal voorgelegd betreffende de oorspronkelijk gebruikte allocatiemethode, die gebaseerd was op een interne norm die de betrokken ondernemingen ook in het verleden hebben gehanteerd. Dit bewijsmateriaal werd vervolgens ter plaatse geverifieerd en het bleek dat de oorspronkelijke allocatiemethode overeenkwam met de feitelijke kosten in verband met de verkoop van wolfraamelektroden. Het verzoek werd derhalve aanvaard en de VAA-kosten van de verbonden handelaars werden dienovereenkomstig aangepast. |
(25) |
Wat de winstmarges van de twee niet-verbonden importeurs betreft, waarvan er een gebruikt was voor de voorlopige berekening van de uitvoerprijs van bovengenoemde producent/exporteur, bleek dat deze winstmarges niet toepasselijk zijn omdat de activiteiten van deze importeurs niet voldoende vergelijkbaar zijn met die van de betrokken verbonden importeur. Het bleek dat de meeste door deze verbonden importeur ingevoerde wolfraamelektroden verwerkt worden in het voornaamste product van de groep, de lastoorts. Er zij verder op gewezen dat de wolfraamelektroden slechts een gering deel van de prijs van het eindproduct vertegenwoordigen. Derhalve werd geconcludeerd dat de winstmarge van de verbonden importeur zelf een betere basis zou vormen voor de berekening van de uitvoerprijs. |
(26) |
Er zijn verder geen opmerkingen met betrekking tot de uitvoerprijzen ontvangen en derhalve wordt de algemene methode zoals uiteengezet in overwegingen 47 en 48 van de voorlopige verordening bevestigd, met uitzondering van het gebruik van de eigen winstmarge van de verbonden importeur voor de berekende uitvoerprijs van de producent waaraan behandeling als marktgericht bedrijf is toegekend, zoals hierboven beschreven. |
5. Vergelijking
(27) |
De normale waarden, zoals beschreven in overwegingen 17 t/m 20 en 22, en de uitvoerprijzen, herzien zoals uiteengezet in overwegingen 23 t/m 26, werden af fabriek vergeleken. Ten behoeve van een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De factoren waarvoor aanpassingen werden geaccepteerd, waren indirecte belastingen als beschreven in overweging 19, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking en krediet- en bankkosten. |
6. Dumpingmarge
a) Voor de meewerkende producent/exporteur die als marktgerichte onderneming wordt behandeld
(28) |
Gezien het voorgaande wordt de definitieve dumpingmarge, in procenten van de CIF-prijs grens Gemeenschap, voor inklaring, vastgesteld als volgt:
|
b) Voor de meewerkende producenten/exporteurs aan wie individuele behandeling is toegekend
(29) |
Na de aanpassing van de uitvoerprijs van de andere onderneming waaraan individuele behandeling was toegekend, worden de definitieve dumpingmarges, in procenten van de CIF-prijs grens Gemeenschap, voor inklaring, vastgesteld als volgt:
|
c) Voor alle andere producenten/exporteurs
(30) |
Na de aanpassing van de uitvoerprijs van de meewerkende producent/exporteur waaraan geen behandeling als marktgericht bedrijf/individuele behandeling was toegekend, wordt het definitieve dumpingniveau voor het gehele land vastgesteld op 160,2 % van de van de CIF-prijs grens Gemeenschap, voor inklaring. |
E. SCHADE
1. Productie in de Gemeenschap
(31) |
Aangezien er geen opmerkingen over de productie in de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 57 en 58 van de voorlopige verordening bevestigd. |
2. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(32) |
Aangezien er geen opmerkingen over de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, wordt overweging 59 van de voorlopige verordening bevestigd. |
3. Verbruik in de Gemeenschap
(33) |
Aangezien er geen opmerkingen over het verbruik in de Gemeenschap werden ontvangen, wordt overweging 60 van de voorlopige verordening bevestigd. |
4. Invoer in de Gemeenschap uit de Volksrepubliek China
(34) |
Aangezien er geen opmerkingen over de invoer uit de Volksrepubliek China werden ontvangen, worden de overwegingen 61 tot en met 66 van de voorlopige verordening bevestigd. |
5. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(35) |
Aangezien er geen opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 67 tot en met 93 van de voorlopige verordening bevestigd. |
F. OORZAKELIJK VERBAND
(36) |
Aangezien er geen onderbouwde nieuwe gegevens of argumenten over dit aspect zijn, worden de overwegingen 94 tot en met 114 van de voorlopige verordening bevestigd. |
G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
(37) |
Drie exporteurs, een vereniging van exporteurs en een importeur lieten nogmaals weten dat zij bezorgd waren dat de voorlopige rechten de Chinese exporteurs van de markt van de Gemeenschap zouden uitsluiten. Aangezien er slechts twee producenten in de Gemeenschap zijn en er vrijwel geen invoer uit andere landen is, zou dit het einde betekenen van de concurrentie op de markt van de Gemeenschap, ten nadele van de gebruikers. Verder werd beweerd dat de twee producenten van de Gemeenschap in het verleden de prijzen op de markt van de Gemeenschap hebben gemanipuleerd door concurrentievervalsende praktijken. De betrokken partijen konden echter geen bewijzen voor deze beweringen overleggen, en in de loop van het onderzoek zijn ook geen aanwijzingen van het bestaan van dergelijke praktijken gevonden. |
(38) |
Zoals aangegeven in de voorlopige verordening hebben antidumpingmaatregelen niet tot doel exporteurs uit derde landen van de EG-markt te weren, maar om weer tot een billijke concurrentie op deze markt te komen wanneer die door oneerlijke handelspraktijken is verstoord. |
(39) |
Tijdens het onderzoek werden geen bewijzen voor de beweerde concurrentievervalsende praktijken gevonden, en de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft ook geen abnormaal hoge winsten geboekt, zelfs niet voordat de invoer uit China een aanzienlijk deel van de markt van de Gemeenschap veroverde. Het niveau van de opgelegde maatregelen is zodanig dat ten minste enkele Chinese producenten/exporteurs nog in staat zouden moeten blijven om naast de twee bestaande producenten van de Gemeenschap het betrokken product te blijven verkopen op de markt van de Gemeenschap. Het doel van de op schade gebaseerde rechten is alleen de invoerprijzen op een niveau te brengen waarop de bedrijfstak van de Gemeenschap een normale winst kan behalen. |
(40) |
Eén importeur beweerde dat de rechten het voortbestaan van zijn onderneming zouden bedreigen. Deze importeur verhandelt een uniek type elektrode van hoge kwaliteit, en als hij zijn bedrijf zou moeten sluiten, zouden — volgens zijn voorstelling van zaken — de eindgebruikers van wolfraamelektroden daarvan nadelen ondervinden in termen van innovatie en service. |
(41) |
Zoals uiteengezet in de voorlopige verordening zal een stijging van de invoerprijzen van het betrokken product de eerlijke concurrentie met de producenten van de Gemeenschap echter alleen maar herstellen en de importeurs niet verhinderen het betrokken product te verkopen. Bovendien maken de geconstateerde hoge winstmarges van de meewerkende importeurs het onwaarschijnlijk dat zij hun activiteiten zullen moeten staken, ook al kan het volume van de invoer afnemen door de oplegging van de maatregelen. De distributeurs/handelaars vervullen een essentiële rol op de markt van laselektroden, aangezien zij de eindgebruiker één adres voor al zijn lasbenodigdheden bieden. Het is daarom meer dan waarschijnlijk dat deze ondernemers ook na de oplegging van maatregelen aanwezig zullen blijven op deze markt. |
(42) |
Een van de betrokken partijen voerde aan dat de door de betrokken groep ingevoerde wolfraamelektroden een essentiële aanvulling vormen op de door dezelfde onderneming geproduceerde lastoortsen. Indien de gebruikers, als gevolg van de antidumpingmaatregelen, zouden overschakelen op goedkopere elektroden van andere leveranciers, zouden de prestaties en de levensduur van die lastoortsen daaronder lijden, met negatieve gevolgen voor alle commerciële activiteiten van de onderneming. De Commissie is echter van mening dat zelfs als de eindgebruikers in kwestie zich niet bewust zouden zijn van de technische nadelen van goedkopere elektroden, het relatief lage niveau van de voor deze exporteur voorgestelde rechten nauwelijks een reden zal zijn om op andere leveranciers over te stappen. Bovendien werden geen bewijzen voor de beweerde negatieve gevolgen overgelegd. |
(43) |
Aangezien er geen inhoudelijk nieuwe gegevens of argumenten over dit onderwerp zijn, worden de overwegingen 115 tot en met 132 van de voorlopige verordening bevestigd. |
H. DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
1. Niveau waarop de schade wordt tenietgedaan
(44) |
Naar aanleiding van de melding van de voorlopige bevindingen stelde de bedrijfstak van de Gemeenschap voorts dat de in overweging 136 van de voorlopige verordening vermelde aanpassing voor de verrichtingen van importeurs excessief was, en wel om twee redenen:
|
(45) |
De Commissie heeft deze kwestie verder onderzocht, onder andere door gedetailleerde informatie in te winnen bij een andere niet-verbonden importeur. Uit het onderzoek bleek dat zowel in de Gemeenschap geproduceerde als geïmporteerde elektroden verkocht worden via een grote verscheidenheid van kanalen, en dat zij vaak meerdere malen worden doorverkocht tussen producent en eindgebruiker. De partijen op deze markt vervullen, in uiteenlopende mate, verschillende taken zoals kwaliteitscontrole, opslag en logistiek, herverpakking, marketing en klantenservice. Op basis van alle beschikbare informatie is de Commissie tot de slotsom gekomen dat op meer systematische en uniforme wijze rekening kan worden gehouden met de verrichtingen van importeurs door de invoerprijzen te vergelijken met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, op eenzelfde handelsniveau. |
(46) |
Daartoe werd de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap als basis gebruikt voor een schatting van de prijsverschillen tussen verschillende handelsniveaus, d.w.z. handelaars, detailhandelaars, eindgebruikers en fabrikanten van uitrusting. Deze aanpassing per handelsniveau werd derhalve toegepast in plaats van de in overweging 136 van de voorlopige verordening genoemde aanpassing. |
(47) |
Eén exporteur wees op een fout in de voor de berekening van zijn schademarge gebruikte verkoopgegevens. Enkele andere voor de schademarges gebruikte gegevens zijn eveneens gecorrigeerd. Als gevolg van deze correcties zijn de schademarge van één exporteur en de schademarge voor het gehele land verlaagd. |
(48) |
Verder bleek dat, gezien de lage frequentie van de uitvoertransacties van sommige Chinese exporteurs en de ontwikkeling van de USD/EUR-wisselkoers in de loop van het onderzoektijdvak, het gebruik van maandelijkse wisselkoersen een duidelijk accurater beeld opleverde dan een jaarlijkse wisselkoers. De berekeningen werden voor alle exporteurs dienovereenkomstig aangepast. |
(49) |
Eén exporteur en een vereniging van exporteurs voerden aan dat het interval (lead time) tussen de aankoop van grondstoffen en de verkoop van een wolfraamelektrode aan een handelaar voor Chinese exporteurs aanzienlijk langer is dan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, vanwege de langere duur van het vervoer en de douaneprocedures. Dit zou betekenen dat de prijzen van Chinese exporteurs later reageren op de prijsstijgingen van de grondstoffen dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, en de importeur stelde dat daarmee rekening zou moeten worden gehouden bij de berekening van de schade. |
(50) |
De Commissie erkent dat het interval tussen de fabricage van het product en de levering aan de klant langer is voor Chinese exporteurs, maar meent niet dat dit een relevante factor is voor het bepalen van de schade. De in het onderzoek gebruikte gegevens zijn gebaseerd op de datum van de factuur, wat gewoonlijk de datum is waarop de goederen de fabriek verlaten. Er is ook een interval tussen het tijdstip waarop de prijs wordt overeengekomen, op basis van het prijsniveau van de grondstoffen op dat moment, en de datum van verzending, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit interval langer zou zijn voor Chinese producenten dan voor producenten in de Gemeenschap. Dit argument wordt derhalve afgewezen. |
(51) |
De definitieve gewogen gemiddelde schademarges voor ondernemingen waaraan hetzij een individuele behandeling hetzij een behandeling als marktgerichte onderneming is toegekend, worden derhalve als volgt vastgesteld:
|
2. Vorm en hoogte van de rechten
(52) |
In het licht van het voorafgaande, en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, dient een definitief antidumpingrecht te worden opgelegd van een niveau dat hoog genoeg is om de schade door invoer met dumping weg te nemen, maar niet hoger dan de vastgestelde dumpingmarge. |
(53) |
De aldus vastgestelde definitieve rechten zijn als volgt:
|
(54) |
De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij weerspiegelen de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn dus (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle overige ondernemingen” in het land geldt) uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze producten is het voor „alle overige ondernemingen” geldende recht van toepassing. |
(55) |
Verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor ondernemingen — bijvoorbeeld na een naamswijziging van de entiteit of de opzet van nieuwe productie-installaties of handelsmaatschappijen — dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht en vergezeld te gaan van alle relevante gegevens, met name wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het vlak van productie, binnenlandse verkoop en uitvoer die verband houden met die naamswijziging dan wel opzet van productie-installaties of handelsmaatschappijen. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van bedrijven die voor een individueel recht in aanmerking komen. |
(56) |
Om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor de niet-meewerkende exporteurs, maar ook voor bedrijven die het betrokken product in het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd. Deze bedrijven kunnen evenwel, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 11, lid 4, tweede alinea, van de basisverordening, verzoeken dat hun situatie individueel wordt onderzocht. |
3. Verbintenissen
(57) |
Na de bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was definitieve antidumpingrechten aan te bevelen, hebben twee producenten/exporteurs in China overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening prijsverbintenissen aangeboden. |
(58) |
Van het betrokken product wordt een groot aantal verschillende typen geproduceerd, met aanzienlijke onderlinge prijsverschillen. De twee genoemde producenten/exporteurs boden slechts één enkele minimuminvoerprijs (MIP) aan voor alle producttypen, op een niveau dat niet voor alle typen het elimineren van schadelijke dumping zou garanderen. Er zij verder op gewezen dat het grote aantal producttypen het vrijwel onmogelijk maakt om voor elk type een effectieve MIP vast te stellen die ook door de Commissie gecontroleerd zou kunnen worden, zelfs al hadden de producenten/exporteurs voor elke type een verschillende MIP voorgesteld. |
(59) |
Bovendien vertoonde het betrokken product in de loop van het onderzoektijdvak aanzienlijke prijsschommelingen, zodat een vaste prijsverbintenis geen passende oplossing zou zijn. Om dit probleem op te lossen, boden beide ondernemingen aan om de MIP te indexeren op basis van de ontwikkeling van de prijs van APT. Aangezien echter voor een van de producenten/exporteurs geen nauwe correlatie, in de loop van het onderzoektijdvak, kon worden vastgesteld tussen de schommelingen van de prijzen van APT en die van wolfraamelektroden, was de indexering van de MIP op basis van de prijzen van APT geen acceptabele oplossing voor deze producent/exporteur. |
(60) |
Bovendien heeft een van de producenten/exporteurs meerdere verbonden ondernemingen in de EG, en deze verbonden ondernemingen verkopen ook andere producten aan dezelfde klanten. Deze complexe verkoopstructuur vergroot het risico van ontwijking. |
(61) |
Op basis van deze overwegingen moesten de aangeboden verbintenissen afgewezen worden. |
4. Definitieve inning van de voorlopige rechten en speciale monitoring
(62) |
Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1350/2006 ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van het definitieve recht. Wanneer de definitieve rechten lager zijn dan de voorlopige rechten, moeten de voorlopige als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, wordt uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief geïnd. |
(63) |
Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar dat het recht wordt ontweken, zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen. Deze bijzondere maatregelen, die alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvoor een individueel recht is vastgesteld, omvatten: de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Goederen die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaan, zullen worden onderworpen aan het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle overige exporteurs. |
(64) |
Indien de uitvoer door de bedrijven die een lager individueel recht genieten na de instelling van de antidumpingmaatregelen aanzienlijk in volume toeneemt, kan dit bovendien op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de oplegging van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden, en mits aan de voorwaarden is voldaan, kan een onderzoek naar ontduiking van de maatregelen worden ingeleid. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wolfraamelektroden (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex81019910 en 8515 90 00 (Taric-codes 8101991010 en 8515900010), en afkomstig uit de Volksrepubliek China.
2. Het definitieve antidumpingrecht van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:
Onderneming |
Antidumpingrecht |
AanvullendeTaric-code |
Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd |
17,0 % |
A754 |
Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd |
41,0 % |
A755 |
Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd |
38,8 % |
A756 |
Alle overige ondernemingen |
63,5 % |
A999 |
3. De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor alle overige ondernemingen geldt toegepast.
4. Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1350/2006 ingestelde voorlopige antidumpingrecht op de invoer van wolfraamelektroden (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex81019910 en 8515 90 00 (Taric-codes 8101991010 en 8515900010), en afkomstig uit de Volksrepubliek China, worden definitief geïnd. De als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, wordt uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief geïnd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 maart 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
F.-W. STEINMEIER
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 250 van 14.9.2006, blz. 10.
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H, kamer J-79 5/16 |
B-1049 Brussel. |
BIJLAGE
De in artikel 1, lid 3, van deze verordening bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een werknemer van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:
1) |
de naam en functie van de gemachtigde van de onderneming, die de handelsfactuur heeft opgesteld; |
2) |
de navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) wolfraamelektroden die naar de Europese Gemeenschap wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, vervaardigd werd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. |