Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0605

    Verordening (EG) nr. 605/2005 van de Commissie van 19 april 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 296/96 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven

    PB L 100 van 20.4.2005, p. 11–14 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/10/2006; stilzwijgende opheffing door 32006R0883

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/605/oj

    20.4.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 100/11


    VERORDENING (EG) Nr. 605/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 19 april 2005

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 296/96 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 5, lid 3, en artikel 7, lid 5,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie (2) wordt de Commissie voortdurend periodiek geïnformeerd over de door de lidstaten betaalde uitgaven. Ter voorkoming van overbodige mededelingen dient te worden bepaald dat de betrokken gegevens nog slechts maandelijks hoeven te worden verstrekt, waarbij de lidstaten evenwel, om een passend toezicht op de ontwikkeling van de uitgaven mogelijk te maken, op weekbasis opgestelde gegevens ter beschikking van de Commissie moeten houden.

    (2)

    Bepaalde door de lidstaten te verstrekken gegevens moeten langs elektronische weg in digitale vorm worden toegezonden om het de Commissie mogelijk te maken die gegevens rechtstreeks voor het beheer van de rekeningen te gebruiken. In gerechtvaardigde gevallen moet toezending met andere middelen echter mogelijk blijven.

    (3)

    Eenvoudigheidshalve en ter verlichting van de administratieve procedures dient gelijktijdige toezending op papier alleen nog voor de maandelijkse verzamelstaten te worden verlangd.

    (4)

    In de praktijk is het voor de maandelijkse voorschotten niet erg nuttig dat de lidstaten in hun gedetailleerde declaratie bepaalde hoeveelheden of oppervlakten vermelden. Die gegevens hoeven derhalve niet langer te worden gevraagd.

    (5)

    Alle betalingen door de Commissie uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) luiden in euro. De lidstaten die niet aan de euro deelnemen, kunnen voor de betalingen aan de begunstigden blijven kiezen tussen de euro en hun nationale valuta. In die lidstaten moeten de betaalorganen die zowel betalingen in de nationale valuta als betalingen in euro verrichten, echter een afzonderlijke boekhouding voeren per munteenheid waarin wordt betaald. Ter voorkoming van een dubbele omrekening van betalingen dient het niet langer mogelijk te zijn om in euro betaalde bedragen te declareren in de nationale valuta.

    (6)

    Wanneer blijkens de van de lidstaten ontvangen uitgavendeclaraties het totaalbedrag van de vervroegde vastleggingen die overeenkomstig artikel 150, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) zouden kunnen worden toegestaan, groter is dan de helft van het totaal van de overeenkomstige kredieten van het lopende begrotingsjaar, moet de Commissie de betrokken bedragen verlagen. Met het oog op een goed beheer moet die verlaging over alle lidstaten worden verdeeld naar evenredigheid van de van hen ontvangen uitgavendeclaraties.

    (7)

    In artikel 13, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 is bepaald dat, indien de Gemeenschapsbegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, betalingen maandelijks per hoofdstuk kunnen worden verricht tot maximaal eentwaalfde van de kredieten die voor het vorige begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk waren toegestaan. In dat geval dienen, om de beschikbare kredieten billijk over de lidstaten te verdelen, de voorschotten te worden toegekend ten belope van een per hoofdstuk vastgesteld percentage van de door elk van de lidstaten gedeclareerde uitgaven en dient het saldo dat voor de betrokken maand nog niet is vergoed, te worden toegekend bij de beschikkingen van de Commissie over de latere maandelijkse betalingen.

    (8)

    In het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de instelling van de bedrijfstoeslagregeling is het voor een goede toepassing van de regels inzake financiële discipline van het grootste belang dat de lidstaten de betalingstermijnen naleven. Daarom moeten specifieke regels worden vastgesteld die het mogelijk maken het gevaar voor overschrijding van de jaarkredieten die in de Gemeenschapsbegroting beschikbaar zijn, zoveel mogelijk af te wenden.

    (9)

    Voor een goed administratief beheer moet de Commissie, als een lidstaat bepaalde gegevens over zijn betalingen in het kader van Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (4) te laat verstrekt, de betalingen die zij in het kader van die verordening aan die lidstaat doet voor de maand september, een maand kunnen uitstellen.

    (10)

    De betaalorganen rekenen de uitgaven voor opslagverrichtingen die in september plaatsvinden, voor 50 % toe aan de maand oktober en voor de resterende 50 % aan de maand november. Ter vereenvoudiging van het beheer van hun rekeningen dient te worden bepaald dat de uitgaven voor die verrichtingen voor 100 % aan de maand oktober moeten worden toegerekend.

    (11)

    De gedeeltelijk uit de Gemeenschapsbegroting en gedeeltelijk uit de nationale begrotingen gefinancierde uitgaven voor plattelandsontwikkeling worden bij de declaratie toegerekend uiterlijk aan de tweede maand na de betaling ervan aan de begunstigden. Met het oog op harmonisatie van de boekhoudregels die op het gebied van het EOGFL, afdeling Garantie, gelden, dient te worden bepaald dat die uitgaven moeten worden toegerekend aan de maand waarin zij aan de begunstigden zijn betaald.

    (12)

    Verordening (EG) nr. 296/96 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (13)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het Fonds,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 296/96 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    De leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

    „1.   De lidstaten verzamelen de gegevens over het totaalbedrag van de uitgaven die elke week zijn betaald, en houden deze gegevens ter beschikking van de Commissie.

    Zij zorgen ervoor dat uiterlijk op de derde werkdag van elke week de gegevens beschikbaar zijn over het totaalbedrag van de uitgaven die zijn betaald vanaf het begin van de maand tot het einde van de voorgaande week.

    In het geval van een week die over twee maanden is verdeeld, zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk op de derde werkdag van de nieuwe maand de gegevens beschikbaar zijn over het totaalbedrag van de in de voorgaande maand betaalde uitgaven.

    2.   Voor een bepaalde maand delen de lidstaten uiterlijk op de derde werkdag van de volgende maand langs elektronische weg de gegevens over het totaalbedrag van de betaalde uitgaven mee en tevens alle gegevens die aanzienlijke verschillen tussen de ter uitvoering van lid 5 opgestelde ramingen en de gedane uitgaven kunnen verklaren.

    3.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op de tiende van elke maand langs elektronische weg het totaalbedrag van de in de voorgaande maand betaalde uitgaven mee.

    De mededeling over de tussen 1 en 15 oktober betaalde uitgaven wordt evenwel uiterlijk op de vijfentwintigste van dezelfde maand ingediend.

    3 bis.   In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie ermee instemmen dat de in de leden 2 en 3 bedoelde mededelingen met een ander middel worden gedaan.”.

    b)

    Lid 5 wordt vervangen door:

    „5.   De lidstaten dienen uiterlijk op de twintigste van elke maand langs elektronische weg bij de Commissie een dossier in voor de boeking op de Gemeenschapsbegroting van de uitgaven die in de voorgaande maand zijn betaald. Het dossier voor de boeking van de uitgaven die zijn betaald van 1 tot en met 15 oktober, wordt echter uiterlijk op 10 november ingediend.

    De in lid 6, onder b), bedoelde verzamelstaat van de gegevens wordt ook op papier aan de Commissie meegedeeld.”.

    c)

    Lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in letter a) wordt het derde streepje geschrapt;

    ii)

    letter b) wordt vervangen door:

    „b)

    een verzamelstaat van de onder a) bedoelde gegevens;”.

    d)

    Lid 9 wordt vervangen door:

    „9.   De betaalorganen van de lidstaten die niet aan de euro deelnemen, moeten een gescheiden boekhouding voeren per munteenheid waarin de uitgaven aan de begunstigden zijn betaald. Deze scheiding moet worden gehandhaafd in de declaraties die worden ingediend in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen.”.

    2)

    Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   Op basis van de overeenkomstig artikel 3 verstrekte gegevens bepaalt en betaalt de Commissie de maandelijkse voorschotten op de boeking van de uitgaven, onverminderd het bepaalde in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad (5).

    Indien de overeenkomstig artikel 150, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (6) vervroegde vastleggingen meer bedragen dan de helft van het totaal van de overeenkomstige kredieten van het lopende begrotingsjaar, worden de voorschotten toegekend ten belope van een percentage van de van de lidstaten ontvangen uitgavendeclaraties. De Commissie houdt met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo rekening in de beschikkingen over de latere vergoedingen.

    Indien de Gemeenschapsbegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, worden de voorschotten toegekend ten belope van een per uitgavenhoofdstuk vastgesteld percentage van de van de lidstaten ontvangen uitgavendeclaraties en met inachtneming van het maximum zoals bedoeld in artikel 13 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002. De Commissie houdt met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo rekening in de beschikkingen over de latere vergoedingen.

    b)

    Lid 2 wordt vervangen door:

    „2.   Voor elke uitgave die na het verstrijken van de in de regelgeving bepaalde termijn wordt betaald, wordt een verminderde boeking in het kader van de voorschotten toegepast volgens de onderstaande regels:

    a)

    Tot 4 % van de uitgaven die binnen de gestelde termijnen zijn betaald, wordt geen vermindering toegepast.

    b)

    Is deze marge van 4 % opgebruikt, dan wordt elke verdere uitgave die wordt gedaan met een vertraging van:

    één maand, verminderd met 10 %,

    twee maanden, verminderd met 25 %,

    drie maanden, verminderd met 45 %,

    vier maanden, verminderd met 70 %,

    vijf maanden of meer, verminderd met 100 %.

    c)

    Voor de onder artikel 12 en titel III of, in voorkomend geval, titel IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (7) vallende rechtstreekse betalingen voor jaar N die worden betaald na het verstrijken van de in de regelgeving bepaalde termijn, waarbij die betaling plaatsvindt na 15 oktober van jaar N+1, gelden evenwel de volgende voorwaarden:

    indien de onder a) bedoelde marge van 4 % niet is opgebruikt voor uiterlijk op 15 oktober van jaar N+1 verrichte betalingen en er nog meer dan 2 % van resteert, wordt die marge verlaagd tot 2 %;

    in ieder geval komen voor de betrokken lidstaat de betalingen in begrotingsjaar N+2 en de volgende begrotingsjaren slechts voor vergoeding in aanmerking binnen de grenzen van zijn in bijlage VIII of VIII bis bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale maximum of zijn overeenkomstig artikel 143 ter, lid 3, van die verordening vastgestelde jaarlijkse totaalbedrag voor het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar waarin de betaling wordt verricht, welke grenzen naar gelang van het geval worden verhoogd met de in de artikelen 95 en 96 van die verordening bedoelde melkpremie en extra betalingen en met het in artikel 12 van die verordening bedoelde extra steunbedrag, worden verlaagd met het bij artikel 10 van die verordening vastgestelde percentage en worden gecorrigeerd met de in artikel 11 van die verordening bedoelde aanpassing, een en ander met inachtneming van artikel 12 bis van die verordening en van de bij artikel 4 van Verordening (EG) nr. 188/2005 van de Commissie (8) vastgestelde bedragen;

    zijn de bovenbedoelde marges opgebruikt, dan worden de uitgaven waarop dit punt betrekking heeft, verminderd met 100 %.

    d)

    De Commissie past andere termijnoverschrijdingen en/of lagere of geen verminderingspercentages toe indien voor bepaalde maatregelen sprake is van bijzondere omstandigheden bij het beheer of indien de lidstaten gegronde redenen voor een dergelijk besluit aanvoeren.

    Voor de onder c) bedoelde betalingen geldt de voorgaande zin evenwel binnen de grenzen van de maxima zoals bepaald in het tweede streepje van die letter c).

    e)

    De in dit artikel genoemde verminderingen worden uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000.

    c)

    Lid 6 wordt vervangen door:

    „6.   Indien de in artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie (9) bedoelde gegevens op 30 september van een jaar nog niet door de Commissie zijn ontvangen, kan de Commissie, nadat zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis heeft gesteld, de betaling van het voorschot op de overeenkomstig die verordening verrichte uitgaven die zijn toegerekend aan de maand september, opschorten tot de betaling van het voorschot op de uitgaven van de maand oktober.

    3)

    In artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   De bedragen van de in lid 1 bedoelde uitgaven worden door de betaalorganen als betaald in hun rekeningen opgenomen uiterlijk in de maand na die waarin de verrichtingen hebben plaatsgevonden. De verrichtingen die in aanmerking moeten worden genomen in de rekeningen zoals opgemaakt voor de verrichtingen tot het einde van een maand, zijn de verrichtingen vanaf het begin van het begrotingsjaar tot het einde van die maand.

    Voor de verrichtingen in september nemen de betaalorganen de uitgaven echter uiterlijk op 15 oktober als betaald in hun rekeningen op.”.

    4)

    In artikel 7, lid 1, wordt letter b) geschrapt.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 16 oktober 2005 behalve artikel 1, punt 1, onder d), en punt 4, welke bepalingen van toepassing zijn met ingang van 16 oktober 2006.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 19 april 2005.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

    (2)  PB L 39 van 17.2.1996, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1655/2004 (PB L 298 van 23.9.2004, blz. 3).

    (3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (4)  PB L 153 van 30.4.2004, blz. 4.

    (5)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.

    (6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.”.

    (7)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

    (8)  PB L 31 van 4.2.2005, blz. 6.”.

    (9)  PB L 153 van 30.4.2004, blz. 4.”.


    Top