Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0435

    Verordening (EG) nr. 435/2004 van de Raad van 8 maart 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië

    PB L 72 van 11.3.2004, p. 1–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/03/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/435/oj

    32004R0435

    Verordening (EG) nr. 435/2004 van de Raad van 8 maart 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië

    Publicatieblad Nr. L 072 van 11/03/2004 blz. 0001 - 0014


    Verordening (EG) nr. 435/2004 van de Raad

    van 8 maart 2004

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) ("de basisverordening"), en met name op artikel 9,

    Gelet op het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    (1) Op 18 september 2003 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1627/2003, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie(2) (de "voorlopige verordening") een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië.

    (2) Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002 ("onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de voor de beoordeling van schade relevante trends had betrekking op de periode van 1 januari 1999 tot het eind van het onderzoektijdvak ("beoordelingsperiode").

    B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE

    (3) Na de instelling van een voorlopig antidumpingrecht op natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië hebben enkele belanghebbenden schriftelijk opmerkingen gemaakt. Belanghebbenden die daarom verzochten, werden bovendien in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

    (4) Zoals vermeld in overweging 5 van de voorlopige verordening werden de controles ter plaatse in de Volksrepubliek China en Indonesië, die gewoonlijk plaatsvinden voordat de voorlopige bevindingen worden vastgesteld, geannuleerd door reisbeperkingen vanwege SARS. In het Publicatieblad van de Europese Unie(3) werd een bericht gepubliceerd over de gevolgen van SARS voor de antidumping- en anti-subsidieonderzoeken.

    (5) De Commissie heeft verder alle informatie verzameld en geverifieerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Nadat de reisbeperkingen in verband met SARS werden opgeheven, zijn controles ter plaatse uitgevoerd bij de volgende ondernemingen:

    a) Producenten/exporteurs en hun gelieerde ondernemingen in de Volksrepubliek China en Hongkong

    - Zhong Hua Fang Da (H.K.) Limited, Hongkong

    - Fang Da Food Additive (Shen Zhen) Limited, Shenzhen, Volksrepubliek China

    - Shanghai Shumi Co. Ltd., Shanghai, Volksrepubliek China

    - Rainbow Rich Industrial Ltd., Hongkong

    - Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd., Shenzhen, Volksrepubliek China

    b) Producent/exporteur in Indonesië

    - PT. Golden Sari (Chemical Industry), Bandar Lampung, Indonesië

    (6) Na het verstrijken van de uiterste datum voor opmerkingen over de voorlopige bevindingen en ruim na de controles ter plaatse, heeft zich nog een Indonesische onderneming aangemeld die om de vragenlijst voor producenten/exporteurs verzocht om deze te beantwoorden. De onderneming werd medegedeeld dat zij zich aan het begin van het onderzoek bekend had moeten maken en de vragenlijst had moeten aanvragen. Verder kreeg zij te horen dat in dit vergevorderde stadium van het onderzoek geen nieuwe informatie in aanmerking kon worden genomen en dat de bevindingen zouden worden gebaseerd op de beschikbare gegevens. Desondanks kreeg de onderneming de kans om opmerkingen te maken en deze opmerkingen zijn in acht genomen, maar zij hebben de bovengenoemde conclusie niet gewijzigd.

    (7) De Commissie heeft alle partijen in kennis gesteld van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht in te stellen en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld definitief te innen. De Commissie heeft tevens laten weten binnen welke termijn hiertegen bezwaar aangetekend kon worden. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden zijn in overweging genomen en daarmee werd, waar van toepassing, rekening gehouden bij het vaststellen van de definitieve bevindingen.

    C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    (8) Aangezien er geen opmerkingen over het betrokken product en het soortgelijke product zijn ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 7 tot 13 van de voorlopige verordening bevestigd.

    D. DUMPING

    1. ALGEMENE METHODE

    (9) In dit deel wordt uitleg gegeven over de algemene methode die is gebruikt om te bepalen of de invoer van het betrokken product in de Gemeenschap met dumping heeft plaatsgevonden. Specifieke kwesties die bij het onderzoek voor elk betrokken land aan het licht zijn gekomen, worden in de overwegingen 23 tot en met 49 behandeld.

    1.1. Normale waarde

    Voor medewerkende producenten/exporteurs in Indonesië en producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die de status van marktgericht bedrijf hebben gekregen

    1.1.1. Algemene representativiteit van de binnenlandse verkoop

    (10) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst onderzocht of elke producent/exporteur op de binnenlandse markt representatieve hoeveelheden van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers had verkocht, dat wil zeggen of de totale binnenlandse verkoop ten minste 5 % bedroeg van de totale uitvoer naar de Gemeenschap.

    1.1.2. Representativiteit van de diverse productsoorten

    (11) Vervolgens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van de geëxporteerde productsoort als representatief kon worden beschouwd. Daartoe dienden eerst de vergelijkbare soorten te worden geïdentificeerd die op de binnenlandse markt werden verkocht. Soorten natriumcyclamaat die op de binnenlandse markt werden verkocht werden als identiek of rechtstreeks vergelijkbaar beschouwd met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten als zij dezelfde vorm hadden als gedefinieerd in overweging 8 van de voorlopige verordening.

    (12) De binnenlandse verkoop van een bepaalde soort werd voldoende representatief geacht wanneer de totale in het binnenland aan onafhankelijke afnemers verkochte hoeveelheid van die soort in het onderzoektijdvak 5 % of meer bedroeg van de totale naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid.

    1.1.3. Normale handelstransactie

    (13) De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van elk bedrijf beschouwd kon worden te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (14) Hiertoe ging zij voor iedere uitgevoerde productsoort de verhouding na van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak:

    a) Voor iedere productsoort waarvan meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden was verkocht tegen prijzen die niet onder de kostprijs per eenheid lagen en waarvan de gewogen gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger dan de gewogen gemiddelde productiekosten, werd de normale waarde berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de prijzen op de binnenlandse markt die onafhankelijke afnemers hadden betaald of moesten betalen, ongeacht het feit of deze verkoop winstgevend was of niet.

    b) Voor iedere productsoort waarvan minstens 10 % maar niet meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden was verkocht tegen prijzen die niet onder de kostprijs per eenheid lagen, werd de normale waarde per productsoort berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de prijzen op de binnenlandse markt die gelijk waren aan of hoger dan de kostprijs per eenheid van die soort.

    1.1.4. Normale waarde op basis van de werkelijke prijs op de binnenlandse markt

    (15) Wanneer aan de voorwaarden was voldaan die zijn uiteengezet in de overwegingen 10 tot 14 (b), werd overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening de normale waarde voor een bepaalde productsoort gebaseerd op de prijzen die onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak op de binnenlandse markt van het exportland hadden betaald of moesten betalen.

    Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd

    (16) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening dient de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf worden beschouwd te worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de geconstrueerde waarde van het betrokken product in een derde land met een markteconomie (referentieland).

    1.2. Exportprijs

    (17) Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening is de exportprijs de betaalde of te betalen prijs van het betrokken product bij uitvoer naar de Gemeenschap.

    1.3. Vergelijking

    (18) Ten behoeve van een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de exportprijs werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op basis hiervan werden, voor zover nodig en gerechtvaardigd, correcties toegepast voor verschillen in kosten van vervoer, zeevracht, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, handelsstadium, verpakking, kredietverlening en commissies, kortingen en bankkosten.

    (19) De normale waarde werd met de exportprijs vergeleken in het stadium af-fabriek en in hetzelfde handelsstadium.

    1.4. Dumpingmarge

    Dumpingmarge voor medewerkende producenten/exporteurs in Indonesië en producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China met de status van marktgericht bedrijf

    (20) De gewogen gemiddelde normale waarde voor elke productsoort als bedoeld in de overwegingen 10 tot 15 werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs als bedoeld in overweging 17.

    Dumpingmarge voor niet-medewerkende ondernemingen

    (21) De dumpingmarge voor de producenten/exporteurs die de vragenlijst van de Commissie niet hadden beantwoord, noch zich anderszins kenbaar hadden gemaakt, werd overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Deze methode was ook toegepast voor niet-medewerkende producenten/exporteurs, om te voorkomen dat deze zouden profiteren van het feit dat zij geen medewerking verleenden.

    (22) Aangezien zeer weinig ondernemingen medewerking verleenden, werd het passend geacht voor het gehele land een hogere dumpingmarge voor niet-medewerkende ondernemingen vast te stellen dan de hoogste dumpingmarge voor een medewerkende onderneming. Er zijn namelijk geen redenen om aan te nemen dat niet-medewerkende producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China in ernstiger mate hebben gedumpt dan enige medewerkende producent/exporteur in dat land.

    2. SPECIFIEKE KWESTIES IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DUMPINGMARGE

    2.1. Indonesië

    (23) Eén producent/exporteur verleende medewerking aan het onderzoek.

    2.1.1. Normale waarde

    (24) Eerst werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van natriumcyclamaat van de enige medewerkende producent/exporteur in het onderzoektijdvak representatief was (zie overweging 10 hierboven). Verder werd vastgesteld dat de enige soort natriumcyclamaat die de medewerkende producent/exporteur op de binnenlandse markt verkocht identiek was met de enige soort natriumcyclamaat die hij naar de Gemeenschap uitvoerde.

    (25) Omdat meer dan 80 % van het product op de binnenlandse markt zonder verlies was verkocht - de gewogen gemiddelde verkoopprijs was gelijk aan of hoger dan de gewogen gemiddelde productiekosten - werd de normale waarde berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van alle prijzen bij verkoop op de binnenlandse markt die door onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak waren betaald of moesten worden betaald, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

    2.1.2. Exportprijs

    (26) Voor de hoeveelheden die aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werden verkocht, werd de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen exportprijzen in het onderzoektijdvak.

    2.1.3. Vergelijking

    (27) Om een eerlijke vergelijking mogelijk te maken werden, voor zover nodig en gerechtvaardigd, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, zeevracht, verzekering, laden, lossen, op- en overslag, en aanverwante kosten, verpakking, kredietverlening en commissies.

    (28) De producent/exporteur verzocht om een correctie op de normale waarde voor invoerheffingen, indirecte belastingen en inkomstenbelastingen die van het betrokken product en de fysiek daarin verwerkte materialen worden geheven wanneer dat bestemd is voor verbruik in Indonesië, en die bij uitvoer naar de Gemeenschap worden kwijtgescholden of terugbetaald. De betrokken onderneming kon echter noch aantonen dat deze belastingen bij uitvoer naar de Gemeenschap daadwerkelijk waren kwijtgescholden of terugbetaald, noch dat deze belastingen in de binnenlandse prijzen waren inbegrepen. Het verzoek werd daarom afgewezen.

    (29) Na bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de instelling van een definitief antidumpingrecht aanbevolen zou worden, verzocht de betrokken producent/exporteur om een correctie voor bepaalde reclamekosten en de kosten van kantoren die betrokken zouden zijn bij een deel van de binnenlandse verkoop. Deze kosten bleken echter al verrekend bij de aanpassing van het handelsstadium. Bovendien omvatte de aanpassing aan het handelsstadium alle prijsverschillen bij verkoop via verschillende kanalen vanwege verschillende functies, waaronder de kosten voor reclame en verkoopkantoren. Derhalve en om dubbele correcties te vermijden, zoals bepaald in artikel 2, lid 10 van de basisverordening, werd verder correctie voor dergelijke kosten niet passend geacht. Het verzoek werd daarom afgewezen.

    2.1.4. Dumpingmarge

    (30) De definitieve dumpingmarge voor PT. Golden Sari (Chemical Industry) is 16,3 % van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring.

    (31) De definitieve residuele dumpingmarge voor Indonesië werd vastgesteld op een hoger niveau dan de dumpingmarge voor de medewerkende onderneming omdat het algemene niveau van medewerking in Indonesië laag was. Om het algemene niveau van niet-medewerking vast te stellen, werd het volume van de uitvoer naar de Gemeenschap, zoals gemeld door de medewerkende producent/exporteur, vergeleken met de overeenkomstige invoerstatistieken van Eurostat. Hieruit bleek dat het niveau van niet-medewerking circa 40 % van de totale invoer bedroeg.

    (32) Om de definitieve residuele dumpingmarge te berekenen en omdat de medewerkende onderneming slechts één productsoort uitvoerde, werd de gemiddelde prijs bij invoer in de Gemeenschap voor Indonesië, zoals die naar voren kwam uit de statistieken van Eurostat en aangepast voor oceaanvracht en verzekeringskosten, vergeleken met de normale waarde zoals vastgesteld voor de medewerkende producent/exporteur, aangepast voor vracht- en verpakkingskosten. De residuele definitieve dumpingmarge werd aldus vastgesteld op 18,1 %.

    2.2. Volksrepubliek China

    (33) Drie producenten/exporteurs verleenden medewerking aan het onderzoek.

    2.2.1. Producenten/exporteurs met de status van marktgericht bedrijf

    (34) Zoals vermeld in de overwegingen 21 tot en met 25 van de voorlopige verordening werd aan alle producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die dit hadden gevraagd de status van marktgericht bedrijf toegekend.

    2.2.2. Normale waarde

    (35) Tijdens de controle ter plaatse bij Rainbow Rich Industrial Ltd., het moederbedrijf van Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd., werd ontdekt dat de productie en verkoop van natriumcyclamaat gedurende het onderzoektijdvak door een andere gelieerde producent in de Volksrepubliek China, San Lian Industrial, gevestigd in Nanjing(4), noch vermeld waren in de antwoorden op de vragenlijst, noch in de loop van het onderzoek. Tevens was voor dit gelieerde bedrijf de status van marktgericht bedrijf niet aangevraagd. Daarom kon de informatie over de verkoop en de productiekosten van deze onderneming niet worden gecontroleerd tijdens de controle ter plaatse. De niet-vermelde verkoop bleek aanzienlijk te zijn, namelijk circa 45 % van de totale binnenlandse verkoop van de desbetreffende gelieerde ondernemingen.

    (36) Overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening kunnen voorlopige of definitieve conclusies gebaseerd worden op de beschikbare gegevens indien een belanghebbende toegang tot de nodige gegevens weigert of op andere wijze niet de nodige gegevens verstrekt binnen de in de basisverordening gestelde termijn. Opgemerkt wordt dat de productiekosten en de gegevens over de binnenlandse productie van San Lian Industrial noodzakelijke gegevens zijn om de normale waarde vast te stellen die dient te worden vergeleken met de exportprijs van Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd. Aangezien noch de status van marktgerichte onderneming was toegekend aan San Lian Industrial, noch tijdens het onderzoek gegevens waren verstrekt of gecontroleerd over de binnenlandse verkoop en de productiekosten van deze onderneming, werd de normale waarde voor Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd. vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. De betrokkene werd in kennis gesteld van de gevolgen van deze gedeeltelijke niet-medewerking en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De opmerkingen bevestigden dat San Lian Industrial in het onderzoektijdvak namens het moederbedrijf Rainbow Rich Industrial Ltd. natriumcyclamaat had geproduceerd en op de binnenlandse markt had verkocht en dat deze gegevens nooit zijn vermeld. Daarom wordt de beslissing bevestigd de normale waarde vast te stellen aan de hand van de beschikbare gegevens.

    (37) Aangezien de normale waarde voor Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd. normalerwijze de gehele binnenlandse verkoop van de gelieerde ondernemingen zou omvatten en één gelieerde onderneming, die niet de status van marktgericht bedrijf had en als niet-medewerkend werd beschouwd, werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de beste beschikbare gegevens, in dit geval de prijzen in een referentieland. Daarbij wordt opgemerkt dat na het instellen van de voorlopige maatregelen geen opmerkingen zijn ontvangen over de keuze van Indonesië als referentieland, zoals vermeld in overweging 28 van de voorlopige verordening. Daarom werden de prijzen in Indonesië beschouwd die in de Volksrepubliek China redelijk weer te geven. De gemiddelde binnenlandse prijzen van de medewerkende Indonesische producent/exporteur, die ter plaatse werden gecontroleerd, zijn daarom gebruikt om de normale waarde voor de Chinese producent/exporteur Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd. vast te stellen.

    (38) Na de bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de instelling van een definitief antidumpingrecht aanbevolen zou worden, beweerden de medewerkende Indonesische producent/exporteur en de Indonesische overheid dat de normale waarde voor Golden time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd. en andere niet-medewerkende Chinese producenten/exporteurs (zie overweging 49) niet gebaseerd zou moeten worden op de gegevens van de enige medewerkende Indonesische producent/exporteur, maar op de gegevens in de klacht. Verder beweerden zij dat het gebruik van gegevens van de medewerkende Indonesische producent/exporteur om de normale waarde voor niet-medewerkende Chinese producenten/exporteurs te berekenen discriminatoir zou zijn, omdat de dumpingmarge voor één Chinese producent/exporteur die gedeeltelijk medewerking verleende lager was dan die voor de medewerkende Indonesische producent/exporteur. Allereerst wordt opgemerkt dat de dumpingmarge wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de normale prijs met een exportprijs. De hoogte van de dumpingmarge is daarom afhankelijk van twee parameters (normale waarde en exportprijs) en op basis van een vergelijking van slechts één van deze parameters, de normale waarde, kunnen dus geen conclusies worden getrokken, zoals de hierboven genoemde discriminatie. Overeenkomstig artikel 18, lid 5, van de basisverordening, worden alle gegevens, inclusief de gegevens in de klacht, gecontroleerd aan de hand van officiële invoerstatistieken of informatie die bij het onderzoek van andere belanghebbenden wordt verkregen, indien de bevindingen - zoals de vaststelling van de normale waarde - op de beschikbare gegevens worden gebaseerd. Daar er gecontroleerde informatie beschikbaar was over de normale waarde die was verkregen van de enige medewerkende Indonesische producent/exporteur, werd het niet juist geacht om deze niet in aanmerking te nemen en in plaats daarvan de informatie in de klacht te gebruiken.

    (39) De producent/exporteur Fang Da Food Additive is zowel in Shenzhen als in Yang Quan gevestigd. Bij het onderzoek of de binnenlandse verkoop van deze onderneming in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden, zoals bedoeld in artikel 2, lid 4 van de basisverordening, werden de kosten voor verkoop, algemene en administratieve kosten bij de binnenlandse verkoop, zoals opgegeven door Fang Da Food Additive en zijn gelieerde ondernemingen, gecorrigeerd om rekening te houden met de kosten die voorkwamen in de boekhouding van de gelieerde onderneming Zhong Hua Fang Da Ltd. in Hongkong. Bij de controle bleek ook dat deze kosten verband hielden met de activiteiten op de binnenlandse markt en niet met de export, zoals de onderneming aanvankelijk beweerd had.

    (40) Hof de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden werd vervolgens onderzocht door na te gaan welk percentage van de twee soorten die in het binnenland in representatieve hoeveelheden waren verkocht in het onderzoektijdvak zonder verlies aan onafhankelijke afnemers was verkocht.

    (41) Voor iedere productsoort waarvan meer dan 80 % op de binnenlandse markt zonder verlies was verkocht en waarvan de gewogen gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger dan de gewogen gemiddelde productiekosten, werd de normale waarde berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van alle prijzen op de binnenlandse markt die onafhankelijke afnemers hadden betaald of moesten betalen.

    (42) Voor iedere productsoort waarvan minstens 10 % maar niet meer dan 80 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen prijzen die niet onder de kostprijs per eenheid lagen, werd de normale waarde per productsoort berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de prijzen op de binnenlandse markt die gelijk waren aan of hoger dan de kostprijs per eenheid van die productsoort.

    2.2.3. Exportprijzen

    (43) Alle medewerkende producten/exporteurs in het Volksrepubliek China bleken het betrokken product via gelieerde ondernemingen in Hongkong uit te voeren naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De voor de uitvoer noodzakelijke werkzaamheden van de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China werden in alle gevallen verricht door gelieerde ondernemingen in Hongkong. Daarom werd de exportprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 8 van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen aan de gelieerde ondernemingen in Hongkong.

    2.2.4. Vergelijking

    (44) Teneinde een eerlijke vergelijking mogelijk te maken, werden, voor zover nodig en gerechtvaardigd, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, kredietverlening, verpakking, kortingen en bankkosten.

    (45) Daar alle producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China via gelieerde ondernemingen in Hongkong naar de Gemeenschap uitvoerden, werden de exportprijzen gecorrigeerd, zoals vermeld in overweging 44, om deze op het niveau af-fabriek in de Volksrepubliek China te brengen.

    (46) De medewerkende producenten/exporteurs en hun gelieerde binnenlandse verkoopondernemingen verzochten om een correctie van de binnenlandse verkoopprijzen (normale waarde) voor kredietkosten. Dit verzoek werd afgewezen omdat de ondernemingen geen schriftelijk bewijsmateriaal kon voorleggen van de overeengekomen betalingsvoorwaarden op de verkoopdatum, bijv. binnenlandse handelsfacturen of andere correspondentie.

    2.2.5. Dumpingmarge

    (47) Bij vergelijking van de normale waarde met de exportprijs, zoals aangegeven in overweging 19, bleek dat het betrokken product van de twee ondernemingen van Fang Da Food Additive, gevestigd in Shenzhen en Yang Quan. niet met dumping in de Gemeenschap werd ingevoerd. Het onderzoek naar deze ondernemingen dient daarom zonder maatregelen te worden afgesloten.

    (48) Zoals vermeld in overweging 37 werd de normale waarde voor Golden Time Enterprise (Shenzhen) Co. Ltd. vastgesteld aan de hand van prijzen in het referentieland Indonesië. Bij vergelijking van de normale waarde met de exportprijs, zoals aangegeven in overweging 19, bleek de dumpingmarge 6,9 % te bedragen.

    2.2.6. Dumpingmarge voor producenten/exporteurs zonder de status van marktgericht bedrijf

    (49) Zoals vermeld in overweging 34 van de voorlopige verordening was het niveau van niet-medewerking in de Volksrepubliek China aanzienlijk (circa 47 % van de totale invoer volgens Eurostat). Na het instellen van de voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen over deze constatering ontvangen. Aangezien de Volksrepubliek China een overgangseconomie heeft, werden de prijzen in een referentieland gebruikt om een normale waarde vast te stellen voor de berekening van de dumpingmarge voor het gehele land. Om de in overweging 37 vermelde redenen werd Indonesië als referentieland gebruikt.

    (50) De definitieve dumpingmarge voor het gehele land die van toepassing is op alle ondernemingen zonder status van marktgerichte onderneming, werd vastgesteld op 17,6 %, overeenkomstig het verschil tussen enerzijds de op grond van de beschikbare gegevens berekende exportprijs, dus de gemiddelde invoerprijs in de Gemeenschap zoals vermeld in de statistieken van Eurostat, gecorrigeerd voor oceaanvracht en verzekeringskosten, en anderzijds de normale waarde zoals vastgesteld voor Indonesië in overweging 32.

    (51) De definitieve dumpingmarges voor de Volksrepubliek China, in procenten van de CIF-prijs grens Gemeenschap vóór inklaring, zijn als volgt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    E. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (52) Na de instelling van voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen over de samenstelling van de bedrijfstak van de Gemeenschap ontvangen. De conclusies in overweging 37 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

    F. SCHADE

    (53) Na de instelling van voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen over de analyse van het verbruik in de Gemeenschap ontvangen en derhalve worden de conclusies zoals uiteengezet in de overwegingen 38 en 39 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (54) Na de instelling van de voorlopige maatregelen werden ook geen opmerkingen ontvangen over de cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de desbetreffende invoer. Bovendien zijn de wijzigingen van de definitieve dumpingmarges niet van invloed op de conclusies zoals uiteengezet in de overwegingen 40 tot 44 van de voorlopige verordening. Na de bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de instelling van een definitief antidumpingrecht aanbevolen zou worden, beweerde de Indonesische overheid echter dat het niet terecht was de invoer uit Indonesië en de Volksrepubliek China bij elkaar op te tellen, daar de invoer uit Indonesië in het onderzoektijdvak aanzienlijk is afgenomen, terwijl de invoer uit de Volksrepubliek China aanzienlijk is toegenomen. Bij het onderzoek is evenwel gebleken dat, alhoewel de invoer met dumping uit Indonesië in het onderzoektijdvak iets is afgenomen, deze invoer over de gehele beoordelingsperiode is toegenomen. Het feit dat de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China in de beoordelingsperiode sneller is toegenomen dan invoer met dumping uit Indonesië, is geen rechtvaardiging voor een niet-cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer met dumping uit de twee onderzochte landen overeenkomstig artikel 3, lid 4 van de basisverordening. Aangezien er geen andere opmerkingen ontvangen werden over de conclusies zoals uiteengezet in de overwegingen 40 tot 44 van de basisverordening, wordt het verzoek afgewezen en worden de conclusies bevestigd.

    (55) Daar twee gelieerde Chinese producenten/exporteurs zich niet schuldig hebben gemaakt aan dumping (zie overweging 47), zijn omvang en marktaandeel van de invoer met dumping opnieuw beoordeeld. De invoer zonder dumping is afgetrokken van de invoer zoals vastgesteld in de overwegingen 56 en 46 van de voorlopige verordening. De evolutie van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China en Indonesië en hun marktaandeel in de beoordelingsperiode is daarom als volgt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (56) In de beoordelingsperiode steeg de invoer met dumping met 215 %. Na het jaar 2000 werd een sterkere stijging opgemerkt. In het onderzoektijdvak nam de invoer met dumping toe met 114 %.

    (57) Het marktaandeel van het met dumping ingevoerde product nam in de beoordelingsperiode met 110 % toe. Na het jaar 2000 werd weer een sterkere stijging opgemerkt. In het onderzoektijdvak was er een toename van 68 %. Opgemerkt dient te worden dat het marktaandeel van de invoer met dumping in het onderzoektijdvak zeer aanzienlijk was. De exacte cijfers kunnen om redenen van vertrouwelijkheid echter niet worden vermeld.

    (58) Daar de exportprijzen die de medewerkende producenten/exporteurs opgaven over het algemeen overeenkwamen met de invoerprijzen volgens Eurostat en er geen opmerkingen werden ontvangen na de instelling van de voorlopige maatregelen, worden de conclusies in overweging 47 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (59) Voor de vaststelling van de prijsonderbieding in het onderzoektijdvak werd de methode gebruikt die is uiteengezet in overweging 48 van de voorlopige verordening. Bij de berekening is nu echter gebruikgemaakt van de gemiddelde invoerprijzen van de medewerkende Indonesische producent/exporteur. Voor de niet-medewerkende producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China en Indonesië werd de prijsonderbieding berekend aan de hand van de invoerprijzen voor deze landen volgens Eurostat. Deze prijzen waren op cif-niveau en zij werden gecorrigeerd voor de douanerechten die doorgaans bij invoer moeten worden betaald.

    (60) Aldus werd vastgesteld dat de prijzen van het betrokken product uit de Volksrepubliek China en Indonesië de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderboden. De prijsonderbieding bedroeg 11 à 15 % van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de Volksrepubliek China en circa 20 % voor Indonesië.

    (61) Na de instelling van voorlopige maatregelen werden geen schriftelijke opmerkingen ontvangen over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de conclusie inzake schade. Eén Chinese producent/exporteur beweerde toen hij gehoord werd echter dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade heeft geleden omdat in de beoordelingsperiode de productie en de prijzen relatief stabiel zijn gebleven en de verkoop in de Gemeenschap en de werkgelegenheid toenamen.

    (62) Deze producent/exporteur heeft geen bewijsmateriaal voorgelegd dat de desbetreffende conclusies zoals uiteengezet in de voorlopige verordening niet juist waren. Volgens deze geverifieerde bevindingen zijn productie en prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode afgenomen met 10 % respectievelijk 3 %. Dit dient te worden gezien in de context van de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap die in die periode met 50 % steeg, terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg met slechts 1 % toenam. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon duidelijk niet profiteren van de groeiende markt, maar verloor zelfs marktaandeel. De werkgelegenheid steeg met 7 % van 1999 op 2000, maar bleef in het onderzoektijdvak stabiel. Er was geen sprake van een toename van het aantal werknemers, wat van invloed had kunnen zijn op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak. Bovendien zijn de loonkosten per werknemer over het algemeen gestegen, overeenkomstig de inflatie tijdens de beoordelingsperiode. Daarom wordt geconcludeerd dat deze argumenten niet uitwijzen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

    (63) Dienovereenkomstig worden de conclusies, zoals uiteengezet in de overwegingen 50 tot 69 van de voorlopige verordening, dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden, bevestigd.

    G. OORZAAK VAN DE SCHADE

    (64) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening is onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap zodanige schade heeft geleden door de invoer met dumping van natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap eveneens schade zouden kunnen hebben geleden, werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat schade die eventueel door deze factoren was veroorzaakt aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

    (65) Er werden geen schriftelijke opmerkingen over de oorzaak van de schade ontvangen na het instellen van voorlopige maatregelen. Eén Chinese producent/exporteur beweerde toen hij gehoord werd echter dat de invoer uit de Volksrepubliek China geen oorzaak van schade was, omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap bijna een monopoliepositie genoot voordat natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China en Indonesië werd ingevoerd. Bovendien waren de prijzen van dit product uit de Volksrepubliek China in de beoordelingsperiode gestegen, was de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap in die periode niet gedaald en had de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn dominante positie op de markt behouden.

    (66) Deze argumenten zijn niet gebaseerd op feiten. Uit het onderzoek is gebleken dat aan het begin van de beoordelingsperiode, dus in 1999, de invoer in de Gemeenschap een marktaandeel van 35 % had. Dat wil zeggen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen quasi-monopolie had. Bovendien, zoals vermeld in overweging 47 van de voorlopige verordening, waren de prijzen van de gedumpte producten in de beoordelingsperiode met 8 % gedaald. Wat betreft de evolutie van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap, is in overweging 63 vermeld dat deze slechts 1 % toenam in een periode waarin het verbruik 50 % toenam. Zoals vermeld in de overwegingen 55 en 56, was de invoer met dumping in die periode met 215 % gestegen. Tenslotte bleek het marktaandeel van de gedumpte producten in het onderzoektijdvak groter te zijn dan het marktaandeel van de producten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarom kunnen de argumenten niet worden aanvaard en worden de conclusies in de overwegingen 71 en 72 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (67) Dezelfde producent/exporteur beweerde verder dat eventuele schade was ontstaan door andere factoren, namelijk doordat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet voldoende voorbereid was op concurrentie op de binnen- en buitenlandse markt, doordat de winstgevendheid negatief was beïnvloed door zijn eigen zakelijke beslissingen over investeringen in de nieuwste faciliteiten en om te voldoen aan strenge milieueisen, doordat de bedrijfstak van de Gemeenschap alleen aanwezig is in het topsegment van de markt dat alleen indirect concurreert met lagere segmenten waar het product uit de Volksrepubliek China aanwezig is en doordat bepaalde Chinese producenten comparatieve voordelen hebben waardoor zij beter kunnen concurreren dan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (68) Er is geen bewijsmateriaal voorgelegd ter ondersteuning van het argument dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet voorbereid was op concurrentie op de binnen- en buitenlandse markt. Uit het onderzoek bleek hiervoor zelfs geen enkele reden te zijn. In overweging 73 van de voorlopige verordening is vermeld waarom de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet significant konden hebben bijgedragen aan de geleden schade. Uit de aanzienlijke prijsonderbieding door de gedumpte producten (zie overweging 60) blijkt daarentegen duidelijk dat de onderzochte invoer de belangrijkste reden was van de schade die de de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Dit argument kan dus niet worden aanvaard.

    (69) Wat betreft de investeringen wordt opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap investeerde op een moment waarop deze winstgevend was. Toen de bedrijfstak in het onderzoektijdvak verlies leed, daalden de investeringen tot ééndertiende vergeleken met het voorgaande winstgevende jaar (zie overweging 57 van de voorlopige verordening). Daarom zijn er geen aanwijzingen dat investering, waaronder die voor milieudoeleinden, hebben bijgedragen tot de schade in het onderzoektijdvak en het argument wordt dan ook afgewezen.

    (70) Wat betreft het gebrek aan rechtstreekse concurrentie tussen de producten van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de producten uit de Volksrepubliek China bleek bij het onderzoek dat de beide soorten natriumcyclamaat uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap werden uitgevoerd en dat beide soorten in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap werden geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarom was er sprake van rechtstreekse concurrentie. Daar beide soorten tot op zeker hoogte verwisselbaar zijn, was er bovendien sprake van onrechtstreekse concurrentie. Daarom kan ook dit argument niet worden aanvaard.

    (71) Wat de bewering betreft dat bepaalde Chinese producenten comparatieve voordelen hadden waardoor zij beter konden concurreren dan de bedrijfstak van de Gemeenschap, wordt opgemerkt dat er geen gegevens over deze voordelen werden verstrekt. De desbetreffende producent/exporteur kan de eventuele comparatieve voordelen waarvan hij geniet benutten zolang hij het product niet met dumping invoert in de zin van de basisverordening.

    (72) Verder is bij het onderzoek gebleken dat het betrokken product in het onderzoektijdvak ook zonder dumping en prijsonderbieding uit de Volksrepubliek China werd ingevoerd. Deze invoer kan dus niet hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade.

    (73) Dientengevolge wordt de conclusie dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden voornamelijk werd veroorzaakt door invoer met dumping, zoals vermeld in de overwegingen 73 tot 77 van de voorlopige verordening, bevestigd.

    H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1. ALGEMENE OPMERKINGEN

    (74) Na de instelling van voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen over de bevindingen inzake het belang van de Gemeenschap ontvangen. Kort voor de instelling van deze voorlopige maatregelen hebben een leverancier van grondstoffen en twee importeurs echter schriftelijk laten weten dat het niet in het belang van de Gemeenschap was om maatregelen te treffen tegen de medewerkende Indonesische producent/exporteur. De Commissie heeft nogmaals onderzocht of er, niettegenstaande de definitieve conclusie inzake schadelijke dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat maatregelen in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap zouden zijn. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd op basis van al het overgelegde bewijsmateriaal dan ook onderzocht welke gevolgen het al dan niet instellen van maatregelen zou hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen.

    2. BELANGEN VAN LEVERANCIERS UIT DE GEMEENSCHAP

    (75) De leverancier die zich aanmeldde kort voordat de voorlopige maatregelen werden ingesteld, dat wil zeggen een andere leverancier dan die welke werd genoemd in de overwegingen 83 en 84 van de voorlopige verordening, beweerde dat hij voornamelijk cyclohexylamine (de belangrijkste grondstof voor de productie van natriumcyclamaat) aan het Verre Oosten verkocht en in het bijzonder aan Indonesië. Daar de enige medewerkende Indonesische producent/exporteur zijn belangrijkste klant is, zou het risico bestaan dat hij een groot deel van zijn verkoop misloopt indien een antidumpingrecht wordt ingesteld. Dit zou ook negatieve gevolgen kunnen hebben op andere toeleveranciers.

    (76) Naast een korte brief die ruim na de in het bericht van inleiding gestelde termijn voor opmerkingen ontvangen werd, heeft de betrokken leverancier geen bewijsmateriaal voorgelegd om zijn beweringen te staven, overeenkomstig artikel 21, lid 7 van de basisverordening. Na de instelling van de voorlopige maatregelen en bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de instelling van een definitief antidumpingrecht zou worden aanbevolen, werden geen verdere opmerkingen ontvangen. Bovendien bleek dat deze leverancier ook cyclohexylamine leverde aan de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarom wordt geconcludeerd dat de instelling van definitieve maatregelen geen aanzienlijk negatief effect op zijn bedrijf kan hebben.

    (77) Aangezien er geen andere opmerkingen over het belang van leveranciers ontvangen zijn, worden de conclusies in de overwegingen 83 en 84 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3. BELANGEN VAN IMPORTEURS

    (78) De twee importeurs die zich kort na het instellen van de voorlopige maatregelen hebben aangemeld beweerden dat de instelling van een antidumpingrecht voor Indonesië niet terecht zou zijn omdat hun leverancier, de enige medewerkende Indonesische producent/exporteur, zich er duidelijk voor heeft ingezet om de prijzen op een economisch verantwoord niveau te houden. Bovendien beweerden zij dat de prijzen van de Indonesische producent altijd hoger waren dan die van de Chinese producenten, wat tot redelijke marktprijzen voor eindverbruikers heeft geleid.

    (79) Deze importeurs hebben zich echter niet bekend gemaakt en geen informatie verstrekt binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijn. Hun beweringen werden niet met bewijsmateriaal gestaafd. Bovendien was er in het dossier geen relevante informatie aanwezig die dergelijke beweringen kon onderbouwen. Integendeel, uit het onderzoek bleek dat de prijzen van de desbetreffende Indonesische producent/exporteur lager waren dan de Chinese prijzen (zie overweging 60 hierboven). Aangezien de opmerkingen niet gestaafd werden met feitelijk bewijsmateriaal, worden zij overeenkomstig artikel 21, lid 7 van de basisverordening niet in aanmerking genomen.

    (80) Aangezien er geen verdere opmerkingen over de belangen van importeurs zijn ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 85 tot 87 van de voorlopige verordening bevestigd.

    4. BELANG VAN DE GEBRUIKERS

    (81) Aangezien er na de instelling van voorlopige maatregelen geen opmerkingen over het belang van de gebruikers ontvangen zijn, worden de conclusies in de overwegingen 88 tot 92 van de voorlopige verordening bevestigd.

    5. BELANG VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (82) Aangezien er na de instelling van voorlopige maatregelen geen opmerkingen over het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap ontvangen zijn, worden de conclusies in de overwegingen 93, 94 en 95 van de voorlopige verordening bevestigd.

    6. CONCURRENTIE EN HANDELSVERSTORENDE GEVOLGEN

    (83) Er werden geen schriftelijke opmerkingen over de concurrentie en handelsverstorende gevolgen ontvangen na het instellen van de voorlopige maatregelen. Alhoewel, overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening producenten/exporteurs in het kader van de analyse van het belang van de Gemeenschap niet als belanghebbenden worden beschouwd, beweerde één Chinese producent/exporteur toen hij gehoord werd dat het niet in het belang van de Gemeenschap was maatregelen te nemen omdat het instellen van voorlopige maatregelen het aantal spelers/exporteurs op de EG-markt heeft beperkt zonder de aanvoer uit de betrokken landen te beperken. De bedrijfstak van de Gemeenschap kan volgens deze producent/exporteur niet aan de vraag voldoen en definitieve antidumpingmaatregelen zouden de dominante positie van de bedrijfstak van de Gemeenschap versterken.

    (84) Opgemerkt wordt dat de antidumpingmaatregelen niet ten doel hebben buitenlandse producenten van de EG-markt te weren, maar het herstel van eerlijke handelsvoorwaarden. Het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap momenteel niet aan de vraag in de Gemeenschap kan voldoen is geen reden om oneerlijke handelspraktijken te laten voortduren. Verder wordt opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen dominante positie heeft, daar zijn marktaandeel in het onderzoektijdvak minder dan 50 % was. Het is waar dat buiten de Gemeenschap alleen Indonesië en de Volksrepubliek China natriumcyclamaat produceren, maar er zijn belangrijke producenten in de Volksrepubliek China die zich volgens het onderzoek niet schuldig maken aan dumping en die daardoor net als voorheen naar de Gemeenschap kunnen blijven uitvoeren. Daarom kunnen de argumenten niet worden aanvaard en worden de conclusies in de overwegingen 96 tot en met 99 van de voorlopige verordening bevestigd.

    7. CONCLUSIE

    (85) Gezien het bovenstaande is de conclusie dat het instellen van definitieve antidumpingmaatregelen niet tegen het belang van de Gemeenschap is.

    I. DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    1. SCHADEMARGE

    (86) Overeenkomstig de in overwegingen 101 tot en met 104 van de voorlopige verordening uiteengezette methode werd de schademarge berekend om het niveau van de definitieve antidumpingmaatregelen vast te stellen. Aangezien er geen opmerkingen zijn binnengekomen over de methode die voor de berekening van de schademarge werd toegepast, wordt deze methode bevestigd. De gemiddelde invoerprijzen zijn echter herzien zoals bij de definitieve berekening van de prijsonderbieding in overweging 59.

    2. DEFINITIEVE MAATREGELEN

    (87) Daar de schademarges voor alle betrokkenen hoger zijn dat de dumpingmarges, dienen de definitieve maatregelen overeen te stemmen met de dumpingmarges.

    (88) Uit de informatie in het dossier blijkt dat een van de medewerkende producenten/exporteurs overweegt zijn prijzen te verlagen om zo de rechten te absorberen. De aandacht wordt gevestigd op artikel 12 van de basisverordening waarin staat dat het onderzoek heropend kan worden en dat de dumpingmarges opnieuw berekend kunnen worden indien er voldoende bewijs is dat de maatregelen niet tot een voldoende verandering van de prijzen in de Gemeenschap hebben geleid. De onderzoeksautoriteit is voornemens snel een nieuw onderzoek in te stellen indien zij voldoende informatie ontvangt over de absorptie van rechten. Om de doeltreffendheid van de maatregelen te verzekeren en om prijsmanipulatie te ontmoedigen, dient het recht de vorm te hebben van een specifiek bedrag per kilo.

    (89) Verder wordt opgemerkt dat het betrokken product volgens de invoerstatistieken van Eurostat wordt ingevoerd uit landen (bijv. Hongkong) waar geen natriumcyclamaat wordt geproduceerd. Volgens informatie in het dossier wordt alleen in Spanje, Indonesië en de Volksrepubliek China natriumcyclamaat geproduceerd. Mocht er voldoende informatie worden verstrekt over de ontduiking van de maatregelen, dan is de onderzoeksautoriteit bereid snel een onderzoek in te stellen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening.

    (90) Op basis van het bovenstaande is het recht een vast bedrag per kilo natriumcyclamaat zoals weergegeven in de tabel hieronder.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (91) Zij geven derhalve de situatie weer die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen") zijn derhalve uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor dit recht in aanmerking. Op deze ondernemingen is het voor "alle andere ondernemingen" geldende recht van toepassing.

    (92) Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten (bijvoorbeeld naar aanleiding van de naamswijziging van een onderneming of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen ten spoedigste aan de Commissie(5) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name alle wijzigingen in de activiteiten van de onderneming met betrekking tot de productie, de verkoop in binnen- en buitenland in verband met, bijvoorbeeld, deze naamsverandering of deze wijziging van de productie- en verkoopmaatschappijen. Indien nodig wordt de verordening dienovereenkomstig gewijzigd, door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor individuele rechten gelden.

    3. INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

    (93) Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1627/2003 ingestelde voorlopige antidumpingrecht als zekerheid gestelde bedragen definitief te innen tot het bedrag van het definitieve recht dat is ingesteld bij de huidige verordening indien deze bedragen gelijk zijn aan of lager dan het voorlopige recht. Zo niet, dan wordt alleen het bedrag van het voorlopige recht definitief geïnd. Bedragen die als zekerheid werden gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op natriumcyclamaat, ingedeeld onder GN-code ex 2929 90 00 (TARIC-code 2929 90 00 10 ) uit de Volksrepubliek China en Indonesië.

    2. Het recht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, is als volgt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    3. Indien de ingevoerde goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht, en bij het bepalen van de douanewaarde rekening wordt gehouden met de werkelijk betaalde of te betalen prijs, overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(6), wordt het specifieke recht verminderd met het percentage dat overeenstemt met de aanpassing aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

    4. De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders vermeld.

    Artikel 2

    De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/2003 van de Commissie uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld bij de invoer van natriumcyclamaat, ingedeeld onder GN-code ex 2929 90 00 (TARIC-code 2929 90 00 10 ), uit de Volksrepubliek China en Indonesië worden definitief geïnd overeenkomstig onderstaande regels.

    De bedragen die als zekerheid werden gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve antidumpingrecht hoger is dan het voorlopige recht, wordt de definitieve inning beperkt tot het bedrag van het voorlopige recht.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 8 maart 2004.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    D. Ahern

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002 (PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1).

    (2) PB L 232 van 18.9.2003, blz. 12.

    (3) PB C 191 van 13.8.2003, blz. 2.

    (4) Vanaf oktober 2002 heet deze onderneming Jintian Enterprises Nanjing Co. Ltd.

    (5) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat B, J-79 5/17, Wetstraat 200, B-1049 Brussel, België.

    (6) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1335/2003 van de Commissie (PB L 187 van 26.07.2003, blz. 16).

    Top