EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0842

2004/842/EG: Beschikking van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4493)Voor de EER relevante tekst

PB L 362 van 9.12.2004, p. 21–27 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 269M van 14.10.2005, p. 80–86 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 18/06/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/842/oj

9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2004

tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4493)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/842/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name op artikel 4 bis, lid 2,

Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (2), en met name op artikel 4 bis, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (3), en met name op artikel 6, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (4), en met name op artikel 23, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (5), en met name op artikel 6, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (6), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG kunnen de lidstaten producenten van zaai- of pootgoed van landbouwgewassen toestemming geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van een ras waarvoor de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (7), is aangevraagd.

(2)

Krachtens Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten kwekers van groentezaad of hun vertegenwoordigers toestemming geven voor het in de handel brengen van zaad van een ras waarvoor bij ten minste één lidstaat de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in die richtlijn is aangevraagd.

(3)

Om de lidstaten in staat te stellen deze toestemming te geven, moeten uitvoeringsregels voor die richtlijnen worden vastgesteld, met name wat betreft de doeleinden waarvoor en de voorwaarden waaronder deze toestemming mag worden gegeven, de etikettering van het verpakte zaai- of pootgoed en, voor landbouwgewassen, de hoeveelheid zaai- of pootgoed. Als het ras afkomstig is van een genetisch gemodificeerd organisme moet het in de handel brengen van dit organisme overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn toegestaan.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Onderwerp

Deze beschikking dient om vast te stellen volgens welke regels een lidstaat toestemming kan geven voor het in de handel brengen van:

a)

zaai- of pootgoed van rassen van landbouwgewassen waarvoor bij die lidstaat de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2002/53/EG is aangevraagd, behoudens hoofdstuk II van deze beschikking;

b)

zaad van groenterassen waarvoor bij ten minste één lidstaat de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2002/55/EG is aangevraagd en waarvoor specifieke technische gegevens zijn verstrekt, behoudens hoofdstuk III van deze beschikking.

HOOFDSTUK II

Landbouwgewassen

Artikel 2

Toestemming voor het in de handel brengen

1.   Voor landbouwgewassen die onder de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG vallen, kan elke lidstaat daar gevestigde producenten toestemming geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van een ras waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen (de „nationale rassenlijst”) bij die lidstaat is aangevraagd, behoudens de artikelen 3 tot en met 18 van deze beschikking.

2.   De lidstaten zien erop toe dat degenen aan wie overeenkomstig deze beschikking toestemming is gegeven, alle aan die toestemming verbonden voorwaarden en beperkingen naleven.

Artikel 3

Aanvragen

1.   Om de toestemming kan worden verzocht door degene die een geldige aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst van de lidstaat in kwestie heeft ingediend (hierna de „aanvrager” genoemd, waaronder ook de officieel gemachtigde vertegenwoordiger van die persoon wordt begrepen).

2.   De aanvrager verstrekt:

a)

informatie over de geplande proeven;

b)

de namen van de lidstaten waarin deze proeven moeten worden uitgevoerd;

c)

een beschrijving van het ras;

d)

informatie over de instandhouding van het ras.

Artikel 4

Doel

Er wordt alleen toestemming gegeven voor proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen.

Artikel 5

Technische voorwaarden

1.   Voor zaad van groenvoedergewassen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG voor:

a)

gecertificeerd zaad (alle rassen behalve Pisum sativum en Vicia faba);

b)

„gecertificeerd zaad, tweede generatie” (Pisum sativum, Vicia faba).

2.   Voor zaaigranen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG voor:

a)

gecertificeerd zaad (Phalaris canariensis, behalve hybriden, Secale cereale, Sorghum bicolor, Sorghum sudanense, Zea mays en hybriden van Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en x Triticosecale, behalve zelfbestuivende rassen);

b)

„gecertificeerd zaad, tweede generatie” (Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende rassen van x Triticosecale, telkens behalve hybriden).

3.   Voor bietenzaad gelden de voorwaarden in bijlage I bij Richtlijn 2002/54/EG voor gecertificeerd zaad.

4.   Voor pootaardappelen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/56/EG voor gecertificeerd pootgoed.

5.   Voor zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/57/EG voor:

a)

gecertificeerd zaad (alle soorten behalve Linum usitatissimum);

b)

„gecertificeerd zaad, tweede en derde generatie” (Linum usitatissimum).

Artikel 6

Onderzoek

1.   De naleving van de in artikel 5 bedoelde voorwaarden wordt gecontroleerd aan de hand van:

a)

een officieel onderzoek (voor pootaardappelen);

b)

een officieel of onder officieel toezicht staand onderzoek (in de andere gevallen).

2.   Voor de controle op de naleving van de voorwaarden wat de rasechtheid en raszuiverheid betreft, wordt uitgegaan van de door de aanvrager verstrekte rasbeschrijving of, waar van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van het officiële onderzoek naar de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van het ras zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG.

3.   Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens gangbare internationale methoden, voorzover die bestaan.

4.   Voor het onderzoek worden officieel, onder officieel toezicht of (voor pootaardappelen) officieel volgens daartoe geëigende methoden monsters genomen.

5.   Deze monsters worden genomen van homogene partijen.

6.   Het maximumgewicht per partij en het minimumgewicht per monster zijn bepaald in:

a)

bijlage III bij Richtlijn 66/401/EEG (voedergewassen);

b)

bijlage III bij Richtlijn 66/402/EEG (graangewassen);

c)

bijlage II bij Richtlijn 2002/54/EG (bieten);

d)

bijlage III bij Richtlijn 2002/57/EG (oliehoudende planten en vezelgewassen).

Artikel 7

Hoeveelheid

De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste het volgende percentage van het zaai- of pootgoed van dezelfde soort die jaarlijks wordt gebruikt in de lidstaten waarvoor het bestemd is:

a)

voor durumtarwe: 0,05 %;

b)

voor voedererwten, veldbonen, haver, gerst en tarwe: 0,3 %;

c)

voor alle andere gewassen: 0,1 %.

Als de hoeveelheid echter niet volstaat om 10 ha te bezaaien in elke lidstaat waarvoor het zaai- of pootgoed bestemd is, kan de voor 10 ha nodige hoeveelheid worden toegestaan.

Artikel 8

Verpakking en verzegeling

Zaai- of pootgoed wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen of containers. Deze verpakkingen of containers worden officieel of onder officieel toezicht zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het in artikel 9 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten. De verzegeling omvat ten minste ofwel het officiële etiket, ofwel een officieel zegel.

Pootaardappelen worden verpakt in een nieuwe verpakking of schone container.

Artikel 9

Etikettering

1.   Het verpakte zaai- of pootgoed draagt een officieel etiket in een officiële taal van de Gemeenschap.

2.   Het in lid 1 bedoelde etiket vermeldt:

a)

de instantie en de lidstaat die het certificaat hebben afgegeven (of de afgekorte namen daarvan);

b)

het partijnummer;

c)

de maand en het jaar van de verzegeling van de verpakking;

d)

de soort;

e)

de rasbenaming waaronder het zaai- of pootgoed in de handel wordt gebracht (referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming) en in voorkomend geval het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst;

f)

de tekst „nog niet in de officiële lijst opgenomen ras”;

g)

de vermelding „alleen voor proeven”;

h)

waar van toepassing de tekst „genetisch gemodificeerd ras”;

i)

de maat (alleen voor pootaardappelen);

j)

het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zuivere zaden of, waar van toepassing, kluwens;

k)

wanneer het gewicht vermeld is en pesticidenkorrels, omhullingen of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard daarvan en het gewichtsaandeel (bij benadering) van de zuivere zaden of kluwens.

3.   Het in lid 1 bedoelde etiket is oranje.

Artikel 10

Chemische behandeling

Elke chemische behandeling wordt vermeld op het officiële etiket zoals bedoeld in artikel 9, op een etiket van de leverancier en op de verpakking, of erin, of op de container.

Artikel 11

Duur

Onverminderd de artikelen 13 en 14 is een overeenkomstig deze beschikking gegeven toestemming ten hoogste één jaar geldig en kan ze overeenkomstig artikel 12 worden verlengd.

Artikel 12

Verlenging

1.   Onverminderd de artikelen 13 en 14 kan de in artikel 2 bedoelde toestemming telkens met maximaal één jaar worden verlengd.

2.   Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd:

a)

een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;

b)

alle beschikbare aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en/of de teelt of het gebruik van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;

c)

gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname van het ras in de rassenlijst nog loopt; voorzover de lidstaat nog geen toegang heeft tot deze gegevens.

Artikel 13

Einde van de geldigheid

De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd of het ras in de rassenlijst wordt opgenomen.

Artikel 14

Vrijwaring

Ook als overeenkomstig artikel 2 toestemming is verleend, kan een lidstaat het gebruik van het ras op zijn hele grondgebied of een deel daarvan verbieden of passende voorwaarden vaststellen voor de teelt van het ras en, in het onder c) beschreven geval, voor het gebruik van de producten uit die teelt:

a)

als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden, of

b)

als uit officiële veldproeven in deze lidstaat blijkt dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten, of als algemeen bekend is dat het ras wegens zijn aard of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is, of

c)

als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt.

Artikel 15

Verplichte rapportering

1.   De lidstaat die toestemming heeft gegeven, kan verlangen van degene die de toestemming heeft gekregen dat hij verslag uitbrengt over:

a)

de proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen;

b)

de hoeveelheid zaai- of pootgoed die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Artikel 16

Controle op de instandhouding

De lidstaat die toestemming geeft, kan de instandhouding van het ras controleren.

Als het ras in stand wordt gehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat die toestemming geeft, verlenen de lidstaten elkaar administratieve bijstand voor de controles.

Een lidstaat kan instandhouding in een derde land accepteren mits overeenkomstig artikel 22, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/53/EG is bepaald dat de daar verrichte controles op de instandhouding dezelfde waarborgen bieden als door de lidstaten verrichte controles.

Artikel 17

Kennisgeving

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van:

a)

elke toestemmingsaanvraag, zodra die wordt ontvangen, en elke weigering van een aanvraag, en

b)

de verlening, verlenging of intrekking van een toestemming.

Artikel 18

Uitwisseling van informatie

De lidstaten bevorderen via de bestaande elektronische systemen de uitwisseling van informatie over de aanvragen tot opname van een ras in de nationale rassenlijst en de toestemmingen voor zaai- of pootgoed van nog niet opgenomen rassen.

Artikel 19

Bekendmaking van een rassenlijst

De Commissie kan op basis van de informatie van de lidstaten een lijst bekendmaken van rassen waarvoor toestemming is gegeven.

HOOFDSTUK III

Groentegewassen

Artikel 20

Toestemming voor het in de handel brengen

1.   Voor groentegewassen die onder Richtlijn 2002/55/EG vallen, kan elke lidstaat daar gevestigde kwekers toestemming geven voor het in de handel brengen van zaad van een ras waarvoor in ten minste één lidstaat de opname in de nationale rassenlijst voor groentegewassen (de „nationale rassenlijst”) is aangevraagd en waarvoor aan deze lidstaten specifieke technische gegevens zijn verstrekt, behoudens de artikelen 21 tot en met 37 van deze beschikking.

2.   De lidstaten zien erop toe dat degenen aan wie overeenkomstig deze beschikking toestemming is gegeven, alle aan die toestemming verbonden voorwaarden en beperkingen naleven.

Artikel 21

Aanvragen

1.   Om de toestemming kan worden verzocht door degene die een geldige aanvraag tot opname van de rassen in kwestie in de rassenlijst van ten minste één lidstaat heeft ingediend (hierna de „aanvrager” genoemd, waaronder ook de officieel gemachtigde vertegenwoordiger van die persoon wordt begrepen).

2.   De aanvrager verstrekt:

a)

een beschrijving van het ras;

b)

informatie over de instandhouding van het ras.

Artikel 22

Doel

Er wordt alleen toestemming gegeven om via de teelt praktische kennis te verzamelen.

Artikel 23

Technische voorwaarden

Voor groentezaad gelden de voorwaarden in bijlage II bij Richtlijn 2002/55/EG.

Artikel 24

Onderzoek

1.   Groentezaad wordt onderworpen aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op rasechtheid en raszuiverheid op basis van de door de aanvrager verstrekte beschrijving van het ras of, indien beschikbaar, de voorlopige beschrijving op basis van de resultaten van het officiële onderzoek van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van het ras zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG.

2.   De monsters worden genomen van homogene partijen.

3.   Het maximumgewicht per partij en het minimumgewicht per monster zijn bepaald in bijlage III bij Richtlijn 2002/55/EG.

Artikel 25

Genetisch gemodificeerde rassen

Voor genetisch gemodificeerde rassen wordt alleen toestemming gegeven als alle passende maatregelen zijn genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen. Het genetisch gemodificeerde materiaal moet zijn toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Artikel 26

Leveranciers

Degene die het etiket of de gedrukte of gestempelde vermelding op de verpakking aanbrengt:

a)

stelt de lidstaat in kennis van de begin- en einddatum van zijn werkzaamheden;

b)

bewaart de gegevens over elke partij zaad en houdt deze ten minste drie jaar ter beschikking van de lidstaten;

c)

neemt monsters van elke voor de handel bestemde partij en houdt deze ten minste twee jaar ter beschikking van de lidstaten.

De activiteiten onder b) en c) kunnen steekproefsgewijs officieel worden gecontroleerd.

Artikel 27

Verpakking en verzegeling

Groentezaad wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen. Deze worden zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het in artikel 28 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten.

Artikel 28

Etikettering

1.   Het verpakte zaad draagt een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een officiële taal van de Gemeenschap.

2.   Het in lid 1 bedoelde etiket vermeldt:

a)

het partijnummer;

b)

de maand en het jaar van de verzegeling;

c)

de soort;

d)

de rasbenaming waaronder het zaad in de handel wordt gebracht (referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming) en in voorkomend geval het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst;

e)

de tekst „nog niet in de officiële lijst opgenomen ras”;

f)

waar van toepassing de tekst „genetisch gemodificeerd ras”;

g)

het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zuivere zaden of, waar van toepassing, kluwens;

h)

wanneer het gewicht vermeld is en pesticidenkorrels, omhullingen of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard daarvan en het gewichtsaandeel (bij benadering) van de zuivere zaden of kluwens.

3.   Het in lid 1 bedoelde etiket is oranje.

Artikel 29

Chemische behandeling

Elke chemische behandeling wordt vermeld op het etiket zoals bedoeld in artikel 28, en op of in de verpakking.

Artikel 30

Duur

Onverminderd de artikelen 32 en 33 is een overeenkomstig deze beschikking gegeven toestemming ten hoogste één jaar geldig en kan ze overeenkomstig artikel 31 worden verlengd.

Artikel 31

Verlenging

1.   Onverminderd de artikelen 32 en 33 kan de in artikel 20 bedoelde toestemming maximaal tweemaal met telkens ten hoogste één jaar worden verlengd.

2.   Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd:

a)

een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;

b)

alle aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en/of de kennis die is opgedaan bij de teelt van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;

c)

gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname in de rassenlijst nog loopt, voorzover de lidstaat nog geen toegang heeft tot deze gegevens.

Artikel 32

Einde van de geldigheid

De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd of het ras in de rassenlijst wordt opgenomen.

Artikel 33

Vrijwaring

Ook als overeenkomstig artikel 20 toestemming is gegeven, kan een lidstaat worden gemachtigd het gebruik van het ras op zijn hele grondgebied of een deel daarvan te verbieden of passende voorwaarden vast te stellen voor de teelt van het ras en, in het onder b) beschreven geval, voor het gebruik van de producten uit die teelt:

a)

als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden, of

b)

als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt.

Artikel 34

Verplichte rapportering

1.   De lidstaat die toestemming heeft gegeven, kan verlangen van degene die de toestemming heeft gekregen dat hij verslag uitbrengt over:

a)

de via de teelt verkregen praktische kennis;

b)

de hoeveelheid zaad die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Artikel 35

Controle op de instandhouding

De lidstaat die toestemming geeft, kan de instandhouding van het ras controleren.

Als het ras in stand wordt gehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat die toestemming geeft, verlenen de lidstaten elkaar administratieve bijstand voor de controles.

Een lidstaat kan instandhouding in een derde land accepteren mits overeenkomstig artikel 37, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/55/EG is bepaald dat de daar verrichte controles op de instandhouding dezelfde waarborgen bieden als door de lidstaten verrichte controles.

Artikel 36

Kennisgeving

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van:

a)

elke toestemmingsaanvraag, zodra die wordt ontvangen, en elke weigering van een aanvraag, en

b)

de verlening, verlenging of intrekking van een toestemming.

Artikel 37

Uitwisseling van informatie

De lidstaten bevorderen via de bestaande elektronische systemen de uitwisseling van informatie over de aanvragen tot opname van een ras in de nationale rassenlijst en de toestemmingen voor zaad van nog niet opgenomen rassen.

Artikel 38

Bekendmaking van een rassenlijst

De Commissie kan op basis van de informatie van de lidstaten een lijst bekendmaken van rassen waarvoor toestemming is gegeven.

HOOFDSTUK IV

Artikel 39

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 december 2004.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/55/EG van de Commissie (PB L 114 van 21.4.2004, blz. 18).

(2)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 23).

(3)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

(4)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

(5)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

(6)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

(7)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(8)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2003 (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).


Top