Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D1145

Besluit nr. 1145/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de Commissie

PB L 170 van 29.6.2002, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006: This act has been changed. Current consolidated version: 30/04/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/1145/oj

32002D1145

Besluit nr. 1145/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de Commissie

Publicatieblad Nr. L 170 van 29/06/2002 blz. 0001 - 0006


Besluit nr. 1145/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 10 juni 2002

inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 129,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4), gezien de gemeenschappelijke ontwerp-tekst die door het bemiddelingscomité op 3 april 2002 is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 3 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap het bevorderen omvat van de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, teneinde het doeltreffender te maken door het ontwikkelen van een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie.

(2) De bijzondere Europese Raad over werkgelegenheid van 20 en 21 november 1997 in Luxemburg heeft de stoot gegeven tot een algemene strategie voor de werkgelegenheid, de Europese werkgelegenheidsstrategie, die de coördinatie omvat van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten op basis van gemeenschappelijke richtsnoeren (het proces van Luxemburg), de voortzetting en de ontwikkeling van een gecoördineerd macro-economisch beleid dat steunt op een goed werkende interne markt, waardoor de basis zal worden gelegd voor een duurzame groei, een nieuw dynamisme en een klimaat van vertrouwen waarmee de werkgelegenheid wordt gestimuleerd. Deze strategie behelst ook dat systematischer dan in het verleden het communautaire beleid op alle terreinen, of het nu om kader- of om steunbeleid gaat, mede ten dienste van de werkgelegenheid wordt gesteld.

(3) De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft een nieuw strategisch doel voor de Unie vastgesteld, namelijk een concurrerende en dynamische kenniseconomie te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, en aldus opnieuw de voorwaarden te creëren voor volledige werkgelegenheid. Hiertoe heeft hij een nieuwe reeks doelen en benchmarks vastgesteld, en wel in het kader van een nieuwe open coördinatiemethode op alle niveaus, gekoppeld aan een sterkere richtinggevende en coördinerende rol voor de Europese Raad, om te komen tot een coherentere strategische sturing en een doeltreffender monitoring van de vooruitgang. Bovendien heeft hij ertoe opgeroepen met de tussentijdse evaluatie van het proces van Luxemburg een nieuwe impuls te geven door de richtsnoeren voor de werkgelegenheid nader in te vullen met concretere doelstellingen, en daarbij nauwere banden met andere relevante beleidsterreinen tot stand te brengen.

(4) Een van de sterke punten van de Europese werkgelegenheidsstrategie is dat de lidstaten samenwerken op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid, maar het recht behouden beslissingen te nemen die op hun eigen situatie zijn toegesneden. Een ander sterk punt is dat zij lering trekken uit elkaars ervaringen, waaronder de wijze waarop de sociale partners en de plaatselijke en regionale overheden bij het beleid worden betrokken.

(5) De Europese Raad heeft meermaals bepaald dat er vergelijkbare en betrouwbare statistieken en indicatoren op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt moeten worden vastgesteld en verzameld.

(6) Bij Besluit 2000/98/EG van de Raad van 24 januari 2000(5) is het Comité voor de werkgelegenheid ingesteld teneinde de coördinatie van het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid van de lidstaten te bevorderen.

(7) Besluit 98/171/EG van de Raad van 23 februari 1998 betreffende communautaire activiteiten terzake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt(6), dat op het ogenblik in dergelijke activiteiten voorziet, komt op 31 december 2000 te vervallen.

(8) Het onderhavige besluit voorziet in de voortzetting en uitbreiding van de activiteiten waarmee uit hoofde van Besluit 98/171/EG een begin is gemaakt. Bij de uitvoering van de activiteiten uit hoofde van dit besluit, houdt de Commissie ten volle rekening met de resultaten van het uit hoofde van Besluit 98/171/EG uitgevoerde programma.

(9) De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).

(10) Bij dit besluit worden voor de totale duur van de activiteiten financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(8),

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van communautaire activiteiten

In de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 worden communautaire activiteiten terzake van analyse, onderzoek en samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt uitgevoerd.

Artikel 2

Beginselen

1. De activiteiten in de zin van dit besluit hangen rechtstreeks samen met de uitvoering van titel VIII van het Verdrag.

2. De activiteiten dragen bij tot het bereiken van het nieuwe strategische doel dat de Europese Raad van Lissabon gesteld heeft, namelijk de Gemeenschap in staat te stellen om opnieuw de voorwaarden voor volledige werkgelegenheid te scheppen.

Artikel 3

Doelstellingen

1. Deze activiteiten hebben het volgende tot doel:

a) een gecoördineerde aanpak van het werkgelegenheidsbeleid in de Europese Gemeenschap ondersteunen, en dit in het kader van het door de Europese Raad van Lissabon gestelde algemene doel om de arbeidsparticipaties te verhogen;

b) tot de ontwikkeling van de gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie bijdragen, dit door middel van analyse, monitoring en ondersteuning van in de lidstaten uitgevoerde acties, en naar behoren rekening houdend met de verantwoordelijkheid van de lidstaten op dit gebied;

c) de Europese werkgelegenheidsstrategie toekomstgericht verder ontwikkelen, volgen en evalueren;

d) samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van analyse, onderzoek en monitoring van het arbeidsmarktbeleid bevorderen;

e) goede praktijken onderkennen en de uitwisseling en overdracht van informatie en ervaringen bevorderen;

f) de aanpak en inhoud van de Europese werkgelegenheidsstrategie ontwikkelen, onder andere via vormen van samenwerking met de sociale partners en de bevoegde lokale en regionale instanties; en

g) een actief informatiebeleid voeren dat beantwoordt aan de behoefte van het publiek aan transparantie, en dat het belang erkent ervoor te zorgen dat de Europese burger volledig geïnformeerd kan worden over alle facetten van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Dat gebeurt in het bijzonder via specifieke voorlichtingsmaatregelen om het publiek beter bewust te maken van de Europese werkgelegenheidsstrategie en door het werkgelegenheidspakket, waaronder de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid en de evaluatie ervan, zoals gepresenteerd in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, beschikbaar te stellen voor een breed publiek, met name door gebruik te maken van de mogelijkheden die internet biedt.

2. De analyse in het kader van deze activiteiten dient zoveel mogelijk genderspecifiek te zijn.

Artikel 4

Communautaire maatregelen

1. Gelet op de beginselen van artikel 2 en met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3, hebben de communautaire maatregelen betrekking op de volgende activiteiten:

a) analyse en evaluatie van de werkgelegenheidstrends en het algemeen beleidskader; prospectieve analyses op beleidsterreinen die voor de Commissie en de lidstaten van belang zijn voor de evaluatie van beleidskeuzes en van het effect van het communautaire beleid; prognosen en onderzoek aangaande nieuwe beleidsvraagstukken die bij de ontwikkeling van de gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie ontstaan;

b) ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten voor een consistente en gecoördineerde evaluatie van hun nationale actieplannen inzake werkgelegenheid, onder andere van de wijze waarop de sociale partners en de bevoegde regionale en lokale instanties bij de uitvoering ervan betrokken zijn en hierbij kunnen worden ingeschakeld; wanneer de eerste periode van toepassing van de jaarlijkse richtsnoeren voor de werkgelegenheid zoals overeengekomen in het kader van het proces van Luxemburg, afloopt, zal een speciale evaluatie worden gemaakt;

c) een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de effecten van de Europese werkgelegenheidsstrategie in het algemeen, met inbegrip van een beoordeling van de effectiviteit van de toegepaste methodologie, en een analyse van de samenhang van de Europese werkgelegenheidsstrategie met zowel het algemene economische beleid als met andere beleidsterreinen;

d) bundeling en uitwisseling van ervaring in de lidstaten, met inbegrip van wederzijdse beoordeling, zowel wat de pijlers als wat de afzonderlijke richtsnoeren betreft, zoals omschreven in de jaarlijkse richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Intensivering van deze samenwerking zal de lidstaten helpen om hun werkgelegenheidsbeleid in het licht van de opgedane ervaring te ontwikkelen;

e) monitoring van de Europese werkgelegenheidsstrategie in de lidstaten, met name via de Europese Waarnemingspost voor de werkgelegenheid;

f) technische en wetenschappelijke werkzaamheden die nodig zijn ter ondersteuning van de ontwikkeling van gemeenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren, de verbetering en aanvulling van de statistieken, de benchmarking van prestaties en de uitwisseling van informatie over optimale praktijken;

g) ondersteuning van de inspanningen van de voorzitterschappen van de Raad van de Europese Unie om speciale aandacht te besteden aan prioritaire onderdelen van de Europese strategie voor de werkgelegenheid, alsmede aan speciale evenementen van groot internationaal belang of van algemeen belang voor de Gemeenschap en de lidstaten.

2. In het kader van de in lid 1 genoemde activiteiten zal speciale aandacht worden geschonken aan personen die geconfronteerd worden met meervoudige obstakels die hun vooruitzichten op actieve deelname aan de arbeidsmarkt beperken. Voorts zal worden gestreefd naar integratie van het beginsel van gendergelijkheid, met name ten aanzien van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het arbeidsproces en op de arbeidsmarkt en van het combineren van werk en gezin.

3. Bij de toepassing van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt de Commissie rekening met statistische gegevens, studies en projectverslagen van internationale organisaties zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

4. Aan de in lid 1 bedoelde activiteiten ligt de doelstelling ten grondslag te waarborgen dat men zich op alle geografische niveaus van de Europese Unie bewust is van het bestaan van de Europese werkgelegenheidsstrategie, zodat zowel de burgers in het algemeen als de belangengroepen, zoals de sociale partners, de plaatselijke en regionale autoriteiten alsmede andere relevante plaatselijke actoren, waaronder de sociale economie, zich bewust zijn van hun mogelijkheden om verbetering te brengen in de plaatselijke economische en sociale vooruitzichten en zij worden aangemoedigd en in de gelegenheid gesteld daaraan bij te dragen.

Daarbij gaat het om activiteiten met het oog op de bevordering van samenwerking, beste praktijken en innoverende benaderingswijzen, de verbetering van de kennis, de ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en de evaluatie van de ervaring bij de omzetting van de nationale actieplannen op alle niveaus, zoals:

a) onderzoek naar innoverende benaderingswijzen en maatregelen betreffende de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsstrategie, ook op plaatselijk en regionaal niveau;

b) de uitwisseling van ervaring ter bevordering van beste praktijken, ook op plaatselijk en regionaal niveau;

c) onderzoek naar stimuleringsmaatregelen om plaatselijke en regionale partners aan te moedigen bij de tenuitvoerlegging van de Europse werkgelegenheidsstrategie;

d) verspreiding van de resultaten van de bovengenoemde studies naar de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie, ook op plaatselijk en regionaal niveau.

Artikel 5

Resultaten

De resultaten van de in artikel 4 bedoelde activiteiten zullen worden gebruikt of gepubliceerd, naar gelang van het soort betrokken activiteit, in onder meer:

1. het verslag Werkgelegenheid in Europa en andere publicaties, werkdocumenten, aan de Raad, de Commissie en het Comité voor de werkgelegenheid, voor te leggen verslagen, met inbegrip van de in artikel 4, lid 1, onder b), bedoelde verslagen over de evaluatie van het proces van Luxemburg;

2. nationale seminars ter voorbereiding van de nationale actieplannen inzake werkgelegenheid, seminars over het werkgelegenheidsbeleid of de organisatie van belangrijke internationale evenementen over prioritaire onderwerpen of onderwerpen van algemeen belang;

3. gebruik van internetfaciliteiten voor de verspreiding van de resultaten (web-publishing, chats en seminars via internet) en als instrument ter bevordering van de samenwerking en de uitwisseling van informatie.

Artikel 6

Samenhang en complementariteit

De Commissie doet al het nodige om te waarborgen dat de maatregelen die ten uitvoer worden gebracht in het kader van dit besluit en de maatregelen die ten uitvoer worden gebracht onder andere, verwante en relevante communautaire programma's en initiatieven, onderling samenhangen en elkaar niet overlappen. Daarbij wordt een hoge prioriteit gegeven aan de evaluatie van zowel de positieve als de negatieve resultaten van alle maatregelen in het kader van die verwante programma's en initiatieven, zodat de op een deelgebied opgedane ervaringen geleidelijk ten goede komen aan activiteiten die op andere deelgebieden worden ondernomen. Hiertoe brengt de Commissie intern de contacten tot stand met de desbetreffende communautaire programma's en initiatieven alsmede met de gedecentraliseerde agentschappen.

Artikel 7

Deelname van derde landen

1. De activiteiten die kunnen openstaan voor deelname door de landen van de Europese Economische Ruimte, de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus, Malta en Turkije, en de mediterrane partnerlanden van de Europese Unie, worden bepaald in het kader van de betrekkingen van de Europese Unie met die landen.

2. De kosten van de in lid 1 bedoelde deelname komen ten laste hetzij van de betrokken landen zelf, hetzij van de communautaire begrotingslijnen betreffende de uitvoering op het betrokken gebied van de samenwerkings-, associatie- of partnerschapsovereenkomsten met deze landen.

Artikel 8

Uitvoeringsmaatregelen

1. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen met betrekking tot onderstaande onderwerpen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 9, lid 2:

a) de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van de activiteiten en het jaarlijks werkplan;

b) de uitsplitsing van de middelen over de maatregelen;

c) de voorstellen van de Commissie betreffende de selectiecriteria voor financiële steun;

d) criteria voor de evaluatie van de activiteiten waarvoor een dergelijke steun wordt verleend, alsmede de wijze van verspreiding en overdracht van de resultaten.

2. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen met betrekking tot enig ander onderwerp worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure van artikel 9, lid 3.

Artikel 9

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van genoemd besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn wordt op twee maanden vastgesteld.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van genoemd besluit.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 10

Samenwerking met andere comités

Om de in artikel 6 bedoelde samenhang en complementariteit van deze activiteiten met andere maatregelen te waarborgen, houdt de Commissie het comité van artikel 9 regelmatig op de hoogte van andere relevante communautaire acties. Waar nodig zal de Commissie zorg dragen voor regelmatige en gestructureerde samenwerking tussen dit comité en de comités voor andere relevante beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

Artikel 11

In te stellen contacten

Onverminderd de artikelen 8, 9 en 10 draagt de Commissie zorg voor de nodige contacten met het Comité voor de werkgelegenheid, zodat dit Comité regelmatig passende informatie ontvangt over de uitvoering van de in dit besluit bedoelde activiteiten.

In het kader van de in dit besluit bedoelde activiteiten draagt de Commissie zorg voor de nodige contacten met het Europees Parlement en de sociale partners en wisselt zij op gezette tijden met hen van gedachten. Daartoe brengt de Commissie relevante informatie ter kennis van het Europees Parlement en de sociale partners. De Commissie brengt de standpunten van het Europees Parlement en de sociale partners ter kennis van het Comité voor de werkgelegenheid en van het in artikel 9 bedoelde comité.

Artikel 12

Financiering

1. De financiële middelen voor de uitvoering van de in dit besluit bedoelde communautaire activiteiten voor het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 worden vastgesteld op 55 miljoen EUR.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

3. De Commissie kan een beroep doen op technische en/of administratieve bijstand, in het wederzijds belang van de Commissie en de begunstigden, en op ondersteuningsuitgaven.

Artikel 13

Evaluatie en verslaglegging

1. De Commissie stelt prestatie-indicatoren voor de acties vast, volgt de behaalde resultaten op en laat onafhankelijke evaluaties verrichten in het derde jaar (tussentijdse evaluatie) en bij het begin van het laatste jaar (evaluatie achteraf) van de activiteiten. De evaluaties gaan in het bijzonder na welke effecten zijn bereikt en in hoeverre de middelen doelmatig zijn ingezet, en verschaffen besluitgerichte aanbevelingen voor aanpassingen en de eventuele uitbreiding van de activiteiten.

2. De Commissie maakt de resultaten van de ondernomen acties en de evaluatieverslagen openbaar.

3. In het licht van de evaluaties kan de Commissie een uitbreiding van de activiteiten voorstellen.

4. De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2004 een tussentijds verslag over de resultaten van deze activiteiten in bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, alsmede, uiterlijk op 31 december 2007, een eindverslag. In deze verslagen neemt zij informatie op over de communautaire financiering in het kader van de activiteiten en over de samenhang en complementariteit met andere relevante programma's, acties en initiatieven, alsmede de relevante resultaten van de evaluaties.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Luxemburg, 10 juni 2002.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

J. Piqué I Camps

(1) PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 242.

(2) PB C 139 van 11.5.2001, blz. 30.

(3) PB C 144 van 16.5.2001, blz. 30.

(4) Advies van het Europees Parlement van 14 februari 2001 (PB C 276 van 1.10.2001, blz. 53), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 25 juni 2001 (PB C 301 van 26.10.2001, blz. 14) en besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 25 april 2002 en besluit van de Raad van 7 mei 2002.

(5) PB L 29 van 4.2.2000, blz. 21.

(6) PB L 63 van 4.3.1998, blz. 26.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

Verklaring van de Commissie

De Commissie herinnert aan het belang van het Europees Sociaal Fonds voor de ondersteuning van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Zij onderstreept met name het belang van de innoverende maatregelen die uit hoofde van artikel 6 van de Verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds(1) worden gesteund om de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie op lokaal niveau te versterken. Zij herinnert in dit verband ook aan haar verbintenis te zorgen voor de passende verspreiding van de resultaten van de activiteiten van het Fonds, inclusief de activiteiten uit hoofde van artikel 6, met het oog op een passende inbreng in de Europese werkgelegenheidsstrategie.

Daarom zal de Commissie bij de uitvoering van het besluit betreffende stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid zorgen voor de nodige synergieën met de informatieverspreidingsactiviteiten van het Europees Sociaal Fonds.

De Commissie zal het Europees Parlement volledig in kennis stellen van de in het kader van artikel 6 van het Europees Sociaal Fonds gekozen prioriteiten en, met name, van de plaatselijke initiatieven.

(1) Verordening (EG) nr. 1784/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 213 van 13.8.1999, blz. 5).

Top