Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D0371

2002/371/EG: Beschikking van de Commissie van 15 mei 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten en tot wijziging van Beschikking 1999/178/EG (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1844)

PB L 133 van 18.5.2002, p. 29–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/05/2009: This act has been changed. Current consolidated version: 19/12/2008

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/371/oj

32002D0371

2002/371/EG: Beschikking van de Commissie van 15 mei 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten en tot wijziging van Beschikking 1999/178/EG (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1844)

Publicatieblad Nr. L 133 van 18/05/2002 blz. 0029 - 0041


Beschikking van de Commissie

van 15 mei 2002

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten en tot wijziging van Beschikking 1999/178/EG

(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1844)

(Voor de EER relevante tekst)

(2002/371/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren(1), en met name op artikel 4 en artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2) In Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur worden vastgesteld.

(3) Tevens wordt daar bepaald dat de herziening van de milieukeurcriteria en van de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving van de criteria tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de voor iedere productengroep gespecificeerde criteria moet plaatsvinden en moet uitmonden in een voorstel tot verlenging, intrekking of herziening.

(4) De milieucriteria die zijn vastgesteld bij Beschikking 1999/178/EG van de Commissie van 17 februari 1999 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten(2) dienen te worden herzien om rekening te houden met de ontwikkelingen op de markt. Tevens dient de geldigheidsduur van die beschikking, zoals verlengd bij Beschikking 2001/831/EG van de Commissie(3), te worden gewijzigd.

(5) Er dient een nieuwe beschikking van de Commissie te worden vastgesteld met de specifieke milieucriteria voor deze productengroep, die gedurende een periode van vijf jaar geldig zullen zijn.

(6) Gedurende een beperkte periode van niet meer dan twaalf maanden dienen zowel de nieuwe bij de onderhavige beschikking vastgestelde criteria als de bij Beschikking 1999/178/EG vastgestelde criteria tegelijkertijd geldig te zijn om bedrijven die vóór de datum van toepassing van de onderhavige beschikking de milieukeur voor hun producten hebben gekregen of aangevraagd, voldoende tijd te geven om deze producten zodanig aan te passen dat ze aan de nieuwe criteria voldoen.

(7) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn gebaseerd op de ontwerpcriteria die zijn ontwikkeld door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie dat is ingesteld krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1980/2000.

(8) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Om de communautaire milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 te kunnen verkrijgen moeten textielproducten vallen binnen de productengroep "textielproducten", zoals gedefinieerd in artikel 2, en voldoen aan de in de bijlage van deze beschikking vermelde milieucriteria.

Artikel 2

De productengroep "textielproducten" omvat:

uit textiel bestaande kleding en accessoires: kleding en accessoires (zoals zakdoeken, sjaals, tassen, boodschappentassen, rugzakken, riemen, enz.) die voor ten minste 90 gewichtspercenten uit textielvezel bestaan;

interieurtextiel: textielproducten die bestemd zijn voor binnenhuistoepassingen en die voor ten minste 90 gewichtspercenten uit textielvezel bestaan. Wand- en vloerbekleding zijn uitgesloten;

vezels, garens en weefsels die bestemd zijn om te worden gebruikt in uit textiel bestaande kleding en accessoires of interieurtextiel.

Voor "uit textiel bestaande kleding en accessoires" en "interieurtextiel" behoeft bij de berekening van het percentage textielvezel geen rekening te worden gehouden met dons, veren, membranen en coatings.

Artikel 3

Het voor administratieve doeleinden aan deze productengroep toegekende codenummer is "016".

Artikel 4

De tekst van artikel 3 van Beschikking 1999/178/EG wordt vervangen door: "De definitie van de productengroep en de specifieke milieucriteria voor de productengroep zijn geldig tot en met 31 mei 2003.".

Artikel 5

Deze beschikking is van toepassing van 1 juni 2002 tot en met 31 mei 2007.

Producenten van producten die in de productengroep "textielproducten" vallen en waaraan al vóór 1 juni 2002 de milieukeur is toegekend, mogen die milieukeur tot en met 31 mei 2003 blijven gebruiken.

Wanneer producenten van producten die in de productengroep "textielproducten" vallen, de toekenning van de milieukeur al vóór 1 juni 2002 hebben aangevraagd, kan de milieukeur tot en met 31 mei 2003 overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 1999/178/EG worden toegekend.

Met ingang van 1 juni 2002 moeten nieuwe aanvragen voor de toekenning van de milieukeur voor de productengroep "textielproducten" aan de in de onderhavige beschikking vastgestelde criteria voldoen.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2002.

Voor de Commissie

Margot Wallström

Lid van de Commissie

(1) PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2) PB L 57 van 5.3.1999, blz. 21.

(3) PB L 31 van 28.11.2001, blz. 29.

BIJLAGE

KADER

De doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn vooral gericht op de vermindering van de waterverontreiniging bij de sleutelprocessen in de diverse schakels van de textielproductieketen, met inbegrip van de productie van vezels, het spinnen, het weven, het breien, het bleken, het verven en het appreteren.

De criteria worden op een zodanig niveau vastgesteld dat wordt bevorderd dat textielproducten met een geringer milieu-impact de milieukeur krijgen.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, testverslagen van analyses of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze, zoals aangewezen, afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of zijn/hun leveranciers enz.

Eventueel mogen andere testmethoden worden gebruikt dan voor elk criterium worden vermeld, indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt als gelijkwaardig worden geaccepteerd.

De functionele eenheid waartoe de diverse in- en outputs moeten worden herleid, is 1 kg textielproduct in normale omstandigheden (65 % ± 2 % relatieve vochtigheid en 20 °C ± 2 °C; deze standaardomstandigheden worden gespecificeerd in ISO 139: Textiel - Standaardatmosferen voor het conditioneren en de beproeving).

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De bevoegde instanties wordt aangeraden bij de beoordeling van aanvragen en het toezicht op de naleving van de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieuzorgsystemen, zoals EMAS of ISO 14001 (NB: Toepassing van dergelijke milieuzorgsystemen is niet verplicht).

CRITERIA

De criteria zijn onderverdeeld in drie hoofdcategorieën: textielvezels, processen en chemische stoffen en gebruiksgeschiktheid.

CRITERIA VOOR TEXTIELVEZELS

In deze rubriek worden de vezelspecifieke criteria vermeld voor acryl, katoen en andere natuurlijke cellulose-zaadvezels, elastaan, vlas en andere bastvezels, zweetwol en andere keratinevezels, synthetische cellulosevezels, polyamide, polyester en polypropeen. Andere vezels waarvoor geen vezelspecifieke criteria zijn vastgesteld, zijn eveneens toegestaan, met uitzondering van minerale vezels, glasvezels, metaalvezels, koolstofvezels en andere anorganische vezels.

Aan de criteria die in deze rubriek voor een bepaald vezeltype worden vastgesteld, hoeft niet te worden voldaan indien dat vezeltype minder dan 5 % van het totaalgewicht van de textielvezels in het product vertegenwoordigt. Evenmin hoeft daaraan te worden voldaan indien het gaat om gerecycleerde vezels. In dit verband worden gerecycleerde vezels gedefinieerd als vezels die uitsluitend afkomstig zijn van snijdsels van textiel- en kledingfabrikanten of van de consument afkomstig afval (textiel- of ander afval). Hoe dan ook moeten ten minste 85 gewichtspercenten van alle vezels in het product voldoen aan de desbetreffende vezelspecifieke criteria, indien die er zijn, of gerecycleerd zijn.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde informatie over de samenstelling van het textielproduct indienen.

1. Acryl

a) Het restgehalte aan acrylonitril in de ruwe vezel af fabriek moet lager zijn dan 1,5 mg/kg.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een testverslag indienen waarbij de volgende testmethode wordt gebruikt: extractie met kokend water en kwantitatieve bepaling door capillaire gaschromatografie.

b) Het jaargemiddelde van de uitstoot van acrylonitril in de lucht (gedurende de polymerisatie en tot het stadium van de spinklare oplossing) moet lager zijn dan 1 g/kg geproduceerde vezel.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

2. Katoen en andere natuurlijke cellulose-zaadvezels (met inbegrip van kapok)

Katoen en andere natuurlijke cellulose-zaadvezels (hierna "katoen" genoemd) mogen (de gevoeligheid van de testmethode in acht genomen) niet meer dan 0,05 ppm bevatten van elk van de volgende stoffen: aldrin, captafol, chloordaan, DDT, dieldrin, endrin, heptachloor, hexachloorbenzeen, hexachloorcyclohexaan (alle isomeren samen), 2,4,5-T, chloordimeform, chloorbenzilaat, dinoseb en de zouten daarvan, monocrotofos, pentachloorfenol, toxafeen, methamidofos, methylparathion, parathion en fosfamidon.

Deze eis is niet van toepassing indien meer dan 50 % van het katoengehalte bestaat uit biologisch geteelde of overgangskatoen, d.w.z. gecertificeerd door een onafhankelijke organisatie als geproduceerd overeenkomstig de productie- en inspectievoorschriften van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode van landbouwproducten en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(1).

Deze eis is niet van toepassing indien aan de hand van documenten de identiteit kan worden aangetoond van de landbouwers die ten minste 75 % van het in het eindproduct verwerkte katoen hebben geproduceerd, samen met een verklaring van die landbouwers dat bovengenoemde stoffen niet op de velden of de katoenplanten die het katoen in kwestie hebben opgeleverd, of op dat katoen zelf werden gebruikt.

Indien 100 % van het katoen biologisch is geteeld, d.w.z. gecertificeerd door een onafhankelijke organisatie als geproduceerd overeenkomstig de productie- en inspectievoorschriften van Verordening (EEG) nr. 2092/91, mag de aanvrager naast de milieukeur de vermelding "biologisch katoen" aanbrengen.

De aanvrager moet of een bewijs van biologische certificatie indienen of documentatie waaruit blijkt dat de landbouwers genoemde stoffen niet hebben gebruikt, of een testverslag waarbij de volgende testmethoden worden gebruikt: US EPA 8081 A (gechloreerde organische bestrijdingsmiddelen met ultrasone of Soxhletextractie en apolaire oplosmiddelen (isooctaan of hexaan)), 8151 A (gechloreerde herbiciden, met gebruik van methanol), 8141 A (organische fosforverbindingen) of 8270 C (halfvluchtige organische verbindingen).

3. Elastaan

a) Organotinverbindingen mogen niet worden gebruikt.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

b) Het jaargemiddelde van de uitstoot van aromatische diisocyanaten in de lucht gedurende de polymerisatie en het spinnen moet lager zijn dan 5 mg/kg geproduceerde vezel.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

4. Vlas en andere bastvezels (met inbegrip van hennep, jute en ramee)

Vlas en andere bastvezels mogen niet worden verkregen door roting in water, tenzij het afvalwater van de waterroting op een zodanige wijze wordt behandeld dat het CZV of TOC wordt verminderd met ten minste 75 % voor hennepvezels en met ten minste 95 % voor vlas en de andere bastvezels.

Beoordeling en controle:

Indien roting in water wordt toegepast, moet de aanvrager een testverslag indienen waarbij de testmethode ISO 6060 (CZV) wordt gebruikt.

5. Zweetwol en andere keratinevezels (met inbegrip van wol van schapen, kamelen, alpaca's en geiten)

a) Het opgetelde totale gehalte aan de volgende stoffen mag niet hoger zijn dan 0,5 ppm: γ-hexachloorcyclohexaan (lindaan), α-hexachloorcyclohexaan, ß-hexachloorcyclohexaan, δ-hexachloorcyclohexaan, aldrin, dieldrin, endrin, p,p'-DDT en p,p'-DDD.

b) Het opgetelde totale gehalte aan de volgende stoffen mag niet hoger zijn dan 2 ppm: diazinon, propetamfos, chloorfenvinfos, dichlofenthion, chloorpyrifos en fenchloorfos.

c) Het opgetelde totale gehalte aan de volgende stoffen mag niet hoger zijn dan 0,5 ppm: cypermethrin, deltamethrin, fenvaleraat, cyhalothrin en flumethrin.

d) Het opgetelde totale gehalte aan de volgende stoffen mag niet hoger zijn dan 2 ppm: diflubenzuron en triflumuron.

De eisen (zoals omschreven onder a), b), c) en d) en ieder afzonderlijk) zijn niet van toepassing indien aan de hand van documenten de identiteit kan worden aangetoond van de landbouwers die ten minste 75 % van de betrokken wol of keratinevezels hebben geproduceerd, samen met een verklaring van die landbouwers dat bovengenoemde stoffen niet op de betrokken weilanden of dieren werden gebruikt.

Beoordeling en controle voor a), b), c) en d):

De aanvrager moet bovengenoemde documentatie indienen of een testverslag waarbij de IWTO ontwerp-testmethode 59 wordt gebruikt.

e) Het CZV van het afvalwater dat bij de wolontvetting ontstaat en in de riolering wordt geloosd, mag niet hoger zijn dan 60 g/kg zweetwol en het afvalwater moet buiten het bedrijf zodanig worden gezuiverd dat het jaargemiddelde van het CZV ten minste met nog eens 75 % wordt verlaagd.

Het CZV van het afvalwater dat bij de wolontvetting ontstaat en in het bedrijf zelf wordt gezuiverd en vervolgens in oppervlaktewateren wordt geloosd, mag niet hoger zijn dan 5 g/kg zweetwol. De pH van het in oppervlaktewateren geloosde afvalwater moet tussen 6 en 9 liggen (tenzij de pH van het water waarop wordt geloosd, buiten dit interval ligt) en de temperatuur moet lager zijn dan 40 °C (tenzij de temperatuur van het water waarop wordt geloosd, hoger is dan deze waarde).

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de desbetreffende gegevens indienen en een testverslag waarbij de testmethode ISO 6060 wordt gebruikt.

6. Synthetische cellulosevezels (met inbegrip van viscose, lyocell, acetaat, cupro en triacetaat)

a) Het AOX-gehalte van de vezels mag niet hoger zijn dan 250 ppm.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een testverslag indienen waarbij de testmethode ISO 11480.97 (gecontroleerde verbranding en microcoulometrie) wordt gebruikt.

b) Voor viscosevezels mag het jaargemiddelde van het zwavelgehalte van de uitstoot van zwavelverbindingen in de lucht ten gevolge van de vezelproductie niet hoger zijn dan 120 g/kg geproduceerde filamentvezel en 30 g/kg geproduceerde stapelvezel. Indien op een bepaalde locatie beide vezeltypes worden vervaardigd, mag de totale uitstoot niet hoger zijn dan het dienovereenkomstige gewogen gemiddelde.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

c) Voor viscosevezels mag het jaargemiddelde van de lozing van zink in water door de productielocatie niet hoger zijn dan 0,3 g/kg.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

d) Voor cuprovezels mag het jaargemiddelde van het kopergehalte van het afvalwater dat de locatie verlaat, niet hoger zijn dan 0,1 ppm.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

7. Polyamide

Het jaargemiddelde van de uitstoot van N2O in de lucht tijdens de productie van het monomeer mag niet hoger zijn dan 10 g/kg geproduceerde polyamide 6-vezels en 50 g/kg geproduceerde polyamide 6,6-vezels.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

8. Polyester

a) De hoeveelheid antimoon in de polyestervezels mag niet groter zijn dan 260 ppm. Wanneer er geen antimoon wordt gebruikt, mag de aanvrager naast de milieukeur de vermelding "antimoonvrij" (of een gelijkwaardige tekst) aanbrengen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat antimoon niet wordt gebruikt of een testverslag waarbij de volgende testmethode wordt gebruikt: Directe bepaling door middel van atoomabsorptiespectrometrie. De test moet bij de ruwe vezel worden uitgevoerd voordat er enige natte bewerking plaatsvindt.

b) Het jaargemiddelde van de uitstoot van VOS gedurende de polymerisatie van polyester mag niet hoger zijn dan 1,2 g/kg geproduceerde polyesterhars (VOS zijn alle organische verbindingen met een dampdruk van ten minste 0,01 kPa bij 293,15 K of met een overeenkomstige vluchtigheid onder de specifieke gebruiksomstandigheden).

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie en/of testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

9. Polypropeen

Pigmenten op loodbasis mogen niet worden gebruikt.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

CRITERIA VOOR PROCESSEN EN CHEMISCHE STOFFEN

De criteria in deze rubriek zijn, voorzover relevant, van toepassing op alle stadia van de fabricage van het product, met inbegrip van de vezelproductie. Niettemin wordt aanvaard dat gerecycleerde vezels bepaalde door deze criteria uitgesloten kleurstoffen of andere stoffen kunnen bevatten, maar alleen indien deze stoffen tijdens de vorige levenscyclus van de vezels zijn toegepast.

10. Hulpstoffen en appreteermiddelen voor vezels en garens

a) Sterksel: Ten minste 95 % (drooggewicht) van de componenten van eventuele sterkselpreparaten die op garens worden aangebracht, dient voldoende biologisch afbreekbaar of verwijderbaar in waterzuiveringsinstallaties te zijn, of te worden gerecycleerd.

Beoordeling en controle:

In dit verband geldt een stof als "voldoende biologisch afbreekbaar of verwijderbaar":

- indien, wanneer daarop een van de methoden OESO 301 A, OESO 301 E, ISO 7827, OESO 302 A, ISO 9887, OESO 302 B en ISO 9888 wordt toegepast, de stof binnen 28 dagen voor ten minste 70 % wordt afgebroken, of

- indien, wanneer daarop een van de methoden OESO 301 B, ISO 9439, OESO 301 C, OESO 302 C, OESO 301 D, ISO 10707, OESO 301 F, ISO 9408, ISO 10708 en ISO 14593 wordt toegepast, de stof binnen 28 dagen voor ten minste 60 % wordt afgebroken, of

- indien, wanneer daarop een van de methoden OESO 303 en ISO 11733 wordt toegepast, de stof binnen 28 dagen voor ten minste 80 % wordt afgebroken, of

- voor stoffen waarop deze testmethoden niet kunnen worden toegepast, indien wordt aangetoond dat deze stoffen op een gelijkwaardig niveau biologisch afbreekbaar of verwijderbaar zijn.

De aanvrager moet adequate documentatie, veiligheidsinformatiebladen, testverslagen en/of verklaringen indienen, waarin bovengenoemde testmethoden en resultaten worden vermeld en waarin wordt aangetoond dat voor alle gebruikte sterkselpreparaten aan dit criterium wordt voldaan.

b) Additieven voor de spinoplossing, spinadditieven en prepareermiddelen voor primair spinnen (met inbegrip van kaardolie, spinolie en smeermiddelen). Ten minste 90 % (drooggewicht) van de componenten dient voldoende biologisch afbreekbaar of verwijderbaar in waterzuiveringsinstallaties te zijn.

Deze eis geldt niet voor prepareermiddelen voor secundair spinnen (spinolie, conditioneermiddelen), spoelolie, ketting- en twijnolie, was, breiolie, siliconenolie en anorganische stoffen.

Beoordeling en controle:

"Voldoende biologisch afbreekbaar of verwijderbaar" is overeenkomstig de definitie onder a). De aanvrager moet adequate documentatie, veiligheidsinformatiebladen, testverslagen en/of verklaringen indienen, waarin bovengenoemde testmethoden en resultaten worden vermeld en waarin wordt aangetoond dat voor alle dergelijke gebruikte additieven en prepareermiddelen aan dit criterium wordt voldaan.

c) Het gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) in het gedeelte minerale olie van een product moet lager zijn dan 1,0 gewichtspercent.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet adequate documentatie, veiligheidsinformatiebladen, productinformatiebladen of verklaringen indienen waarin het gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt vermeld, of waarin wordt vermeld dat er geen producten worden gebruikt die minerale olie bevatten.

11. Biociden of biostatica

a) Chloorfenolen (en de zouten en esters daarvan), PCB's en organotinverbindingen mogen niet worden gebruikt gedurende het vervoer of de opslag van producten en halffabrikaten.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen of verbindingen niet op het garen, het weefsel en het eindproduct worden gebruikt. Indien een controle op deze verklaring wordt uitgevoerd, moeten de volgende testmethode en drempelwaarde worden gebruikt: een geschikte extractiemethode, derivatisering met azijnzuuranhydride, bepaling met behulp van capillaire gaschromatografie met elektronvangstdetectie; grenswaarde 0,05 ppm.

b) Biociden of biostatica mogen niet zodanig op producten worden aangebracht dat ze gedurende de gebruiksfase actief zijn.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

12. Stripping of depigmentatie

Zouten van zware metalen (met uitzondering van ijzer) of formaldehyde mogen niet voor stripping of depigmentatie worden gebruikt.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

13. Verzwaring

Ceriumverbindingen mogen niet ter verzwaring van garens of weefsels worden gebruikt.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

14. Hulpchemicaliën

Alkylfenolethoxylaten (APEO's), lineaire alkylbenzeensulfonaten (LAS), bis(gehydrogeneerde talk-alkyl)dimethylammoniumchloride (DTDMAC), distearyldimethylammoniumchloride (DSDMAC), di(geharde talk)dimethylammoniumchloride (DHTDMAC), ethyleendiaminetetraacetaat (EDTA) en diethyleentriaminepentaacetaat (DTPA) mogen niet worden gebruikt en mogen geen bestanddeel zijn van gebruikte preparaten of formuleringen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

15. Detergenten, wasverzachters en complexvormers

In elke locatie voor natte processen moeten ten minste 95 gewichtspercenten van de detergenten, ten minste 95 gewichtspercenten van de wasverzachters en ten minste 95 gewichtspercenten van de complexvormers die worden gebruikt, voldoende afbreekbaar of verwijderbaar in waterzuiveringsinstallaties zijn.

Beoordeling en controle:

"Voldoende biologisch afbreekbaar of verwijderbaar" is overeenkomstig de definitie bij het criterium voor hulpstoffen en appreteermiddelen voor vezels en garens. De aanvrager moet adequate documentatie, veiligheidsinformatiebladen, testverslagen en/of verklaringen indienen, waarin de desbetreffende testmethoden en resultaten worden vermeld en waarin wordt aangetoond dat voor alle gebruikte detergenten, wasverzachters en complexvormers aan dit criterium wordt voldaan.

16. Bleekmiddelen

In het algemeen moet de AOX-uitstoot in het afvalwater van het bleekproces lager zijn dan 40 mg Cl/kg. In de volgende gevallen moet het niveau lager zijn dan 100 mg Cl/kg:

- linnen en andere bastvezels;

- katoen met een polymerisatiegraad van minder dan 1800, dat bestemd is voor witte eindproducten.

Deze eis is niet van toepassing op de productie van synthetische cellulosevezels.

De aanvrager moet een verklaring indienen dat er geen gechloreerde bleekmiddelen worden gebruikt of een testverslag waarbij de testmethode ISO 9562 of prEN 1485 wordt gebruikt.

17. Verontreinigingen in kleurstoffen

Het gehalte van de ionische verontreinigingen in de gebruikte kleurstoffen mag niet hoger zijn dan: Ag 100 ppm; As 50 ppm; Ba 100 ppm; Cd 20 ppm; Co 500 ppm; Cr 100 ppm; Cu 250 ppm; Fe 2500 ppm; Hg 4 ppm; Mn 1000 ppm; Ni 200 ppm; Pb 100 ppm; Sb 50 ppm; Se 20 ppm; Sn 250 ppm; Zn 1500 ppm.

Metalen die een integrerend bestanddeel van het kleurstofmolecuul vormen (bv. metaalcomplexkleurstoffen of bepaalde reactieve kleurstoffen) worden niet in aanmerking genomen wanneer wordt bepaald of aan deze waarden wordt voldaan; deze hebben alleen betrekking op verontreinigingen.

De aanvrager moet een verklaring indienen dat aan dit criterium wordt voldaan.

18. Verontreinigingen in pigmenten

Het gehalte van de ionische verontreinigingen in de gebruikte pigmenten mag niet hoger zijn dan: As 50 ppm; Ba 100 ppm; Cd 50 ppm; Cr 100 ppm; Hg 25 ppm; Pb 100 ppm; Sb 250 ppm; Se 100 ppm; Zn 1000 ppm.

De aanvrager moet een verklaring indienen dat aan dit criterium wordt voldaan.

19. Chroombeitskleuring

Chroombeitskleuring is niet toegestaan.

De aanvrager moet een verklaring indienen dat dit proces niet wordt gebruikt.

20. Metaalcomplexkleurstoffen

Indien er metaalcomplexkleurstoffen op basis van koper, chroom of nikkel worden gebruikt:

a) mag, wanneer bij het verven van cellulose metaalcomplexkleurstoffen in het verfrecept zijn opgenomen, minder dan 20 % van elk van deze gebruikte (d.w.z. in het proces ingevoerde) metaalcomplexkleurstoffen terechtkomen in het afvalwater dat bestemd is om (in het bedrijf zelf of daarbuiten) te worden gezuiverd.

Wanneer bij alle andere verfprocessen metaalcomplexkleurstoffen in het verfrecept zijn opgenomen, mag minder dan 7 % van elk van deze gebruikte (d.w.z. in het proces ingevoerde) metaalcomplexkleurstoffen terechtkomen in het afvalwater dat bestemd is om (in het bedrijf zelf of daarbuiten) te worden gezuiverd.

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt, of documentatie en testverslagen waarbij de volgende testmethoden worden gebruikt: ISO 8288 voor Cu en Ni; ISO 9174 of prEN 1233 voor Cr;

b) mag de lozing in water na zuivering niet hoger zijn dan 75 mg Cu/kg (vezel, garen of weefsel), 50 mg Cr/kg en 75 mg Ni/kg.

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt, of documentatie en testverslagen waarbij de volgende testmethoden worden gebruikt: ISO 8288 voor Cu en Ni; ISO 9174 of prEN 1233 voor Cr.

21. Azokleurstoffen

Er mogen geen azokleurstoffen worden gebruikt waaruit bij ontleding een van de volgende aromatische amines kan worden gevormd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze kleurstoffen niet worden gebruikt. Indien een controle op deze verklaring wordt uitgevoerd, moeten de volgende testmethode en drempelwaarde worden gebruikt: de Duitse methode B-82.02 of de Franse methode XP G 08-014; drempelwaarde 30 ppm. (NB: Wat de aanwezigheid van 4-aminoazobenzeen betreft, kunnen fout-positieve bepalingen voorkomen en is bevestiging dus aanbevolen.)

22. Kleurstoffen die carcinogeen, mutageen of toxisch voor de voortplanting zijn

a) De volgende kleurstoffen mogen niet worden gebruikt:

C.I. Basic Red 9

C.I. Disperse Blue 1

C.I. Acid Red 26

C.I. Basic Violet 14

C.I. Disperse Orange 11

C. I. Direct Black 38

C. I. Direct Blue 6

C. I. Direct Red 28

C. I. Disperse Yellow 3.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze kleurstoffen niet worden gebruikt.

b) Er mag geen gebruik worden gemaakt van kleurstoffen of kleurpreparaten die meer dan 0,1 gewichtspercent bevatten van stoffen waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende risicozinnen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven:

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R45 (kan kanker veroorzaken),

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

zoals bepaald in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(2) en latere wijzigingen daarvan.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze kleurstoffen niet worden gebruikt.

23. Potentieel sensibiliserende kleurstoffen

De volgende kleurstoffen mogen uitsluitend worden gebruikt wanneer de kleurvastheid bij transpiratie (zuur en alkalisch) van de geverfde vezels, garens of weefsels ten minste op niveau 4 ligt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze kleurstoffen niet worden gebruikt, of een testverslag waarbij de volgende testmethode voor kleurvastheid wordt gebruikt: ISO 105-E04 (zuur en alkalisch, vergelijking met een multivezelweefsel).

24. Gehalogeneerde carriers voor polyester

Gehalogeneerde carriers mogen niet worden gebruikt.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt.

25. Bedrukken

a) De gebruikte drukpappen mogen niet meer dan 5 % vluchtige organische stoffen (VOS) bevatten (VOS zijn alle organische verbindingen met een dampdruk van ten minste 0,01 kPa bij 293,15 K of met een overeenkomstige vluchtigheid onder de specifieke gebruiksomstandigheden).

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat er geen bedrukking heeft plaatsgevonden, of adequate documentatie indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

b) Op plastisol gebaseerde bedrukking is niet toegestaan.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat er geen bedrukking heeft plaatsgevonden, of adequate documentatie indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

26. Formaldehyde

De hoeveelheid vrije en gedeeltelijk hydrolyseerbare formaldehyde in het uiteindelijke weefsel mag niet groter zijn dan 30 ppm in producten die rechtstreeks in contact met de huid komen en 300 ppm in alle andere producten.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat er geen producten worden gebruikt die formaldehyde bevatten, of een testverslag waarbij de testmethode EN ISO 14184-1 wordt gebruikt.

27. Lozing van afvalwater van natte processen

a) Het afvalwater van locaties voor natte processen (met uitzondering van locaties voor de ontvetting van zweetwol en locaties voor de roting van vlas) moet bij lozing in oppervlaktewateren na zuivering (in het bedrijf zelf of daarbuiten) een CZV van minder dan 25 g/kg, uitgedrukt als jaargemiddelde, hebben.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet gedetailleerde documentatie indienen en testverslagen, waarbij de testmethode ISO 6060 wordt gebruikt, waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

b) Indien het afvalwater in het bedrijf zelf wordt gezuiverd en rechtstreeks in oppervlaktewateren wordt geloosd, moet tevens de pH van dit water tussen 6 en 9 liggen (tenzij de pH van het water waarop wordt geloosd, buiten dit interval ligt) en moet de temperatuur lager zijn dan 40 °C (tenzij de temperatuur van het water waarop wordt geloosd, hoger is dan deze waarde).

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet documentatie en testverslagen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een verklaring dat aan het criterium wordt voldaan.

28. Vlamvertragers

Er mag geen gebruik worden gemaakt van vlamvertragende stoffen of preparaten die meer dan 0,1 gewichtspercent bevatten van stoffen waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende risicozinnen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven:

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R45 (kan kanker veroorzaken),

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R50 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

R51 (vergiftig voor in het water levende organismen),

R52 (schadelijk voor in het water levende organismen),

R53 (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

zoals bepaald in Richtlijn 67/548/EEG en latere wijzigingen daarvan.

Deze eis is niet van toepassing op vlamvertragers die, wanneer zij op het textielproduct worden aangebracht, een chemische verandering ondergaan waardoor geen van bovengenoemde risicozinnen nog op hen van toepassing is, mits minder dan 0,1 % van de vlamvertrager op het behandelde garen of weefsel nog dezelfde vorm heeft als voordat deze werd aangebracht.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat er geen vlamvertragers worden gebruikt, of vermelden welke vlamvertragers er worden gebruikt en documentatie (zoals veiligheidsinformatiebladen) en/of verklaringen indienen waarin wordt vermeld dat deze vlamvertragers aan dit criterium voldoen.

29. Krimpwerende apprets

Gehalogeneerde krimpwerende stoffen of preparaten mogen alleen op wollonten worden aangebracht.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat deze stoffen niet worden gebruikt (tenzij ze voor wollonten worden gebruikt).

30. Apprets

Er mag geen gebruik worden gemaakt van appretstoffen of -preparaten die meer dan 0,1 gewichtspercent bevatten van stoffen waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende risicozinnen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven:

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R45 (kan kanker veroorzaken),

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R50 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

R51 (vergiftig voor in het water levende organismen),

R52 (schadelijk voor in het water levende organismen),

R53 (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

zoals bepaald in Richtlijn 67/548/EEG en latere wijzigingen daarvan.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat er geen apprets worden gebruikt, of vermelden welke apprets er worden gebruikt en documentatie (zoals veiligheidsinformatiebladen) en/of verklaringen indienen waarin wordt vermeld dat deze apprets aan dit criterium voldoen.

31. Vulstoffen

a) Vulmateriaal dat uit textielvezels bestaat, moet voldoen aan de criteria voor textielvezels (nrs. 1-9), voorzover deze van toepassing zijn.

b) Vulmateriaal moet voldoen aan criterium 11 ("Biociden of biostatica") en criterium 26 ("Formaldehyde").

c) Detergenten en andere chemische stoffen die voor het wassen van vulstoffen (dons, veren, natuurlijke of synthetische vezels) worden gebruikt, moeten voldoen aan criterium 14 ("Hulpchemicaliën") en criterium 15 ("Detergenten, wasverzachters en complexvormers").

Beoordeling en controle:

Zoals vermeld bij de desbetreffende criteria.

32. Coatings, laminaten en membranen

a) Van polyurethaan vervaardigde producten moeten voldoen aan criterium 3a betreffende organotinverbindingen en criterium 3b met betrekking tot de uitstoot van aromatische diisocyanaten in de lucht.

Beoordeling en controle:

Zoals vermeld bij de desbetreffende criteria.

b) Van polyester vervaardigde producten moeten voldoen aan criterium 8a betreffende de hoeveelheid antimoon en criterium 8b met betrekking tot de uitstoot van VOS gedurende de polymerisatie.

Beoordeling en controle:

Zoals vermeld bij de desbetreffende criteria.

c) Bij de productie van coatings, laminaten en membranen mag geen gebruik worden gemaakt van weekmakers of oplosmiddelen waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende risicozinnen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven:

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R45 (kan kanker veroorzaken),

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R50 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

R51 (vergiftig voor in het water levende organismen),

R52 (schadelijk voor in het water levende organismen),

R53 (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

zoals bepaald in Richtlijn 67/548/EEG en latere wijzigingen daarvan.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een verklaring indienen dat dergelijke weekmakers of oplosmiddelen niet worden gebruikt.

33. Energie- en waterverbruik

De aanvrager wordt verzocht vrijwillig gedetailleerde informatie te verstrekken over het water- en energieverbruik van de productielocaties voor spinnen, breien, weven en natte processen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager wordt verzocht vrijwillig bovengenoemde informatie te verstrekken.

CRITERIA VOOR GEBRUIKSGESCHIKTHEID

De volgende criteria gelden voor het geverfde garen, het (de) kant-en-klare-weefsel(s) of het eindproduct, en de tests worden dienovereenkomstig uitgevoerd.

34. Verandering van de afmetingen bij wassen en drogen

Zowel op het onderhoudsetiket als op de verpakking en/of andere productinformatie moet informatie over veranderingen van de afmetingen (in %) worden vermeld als de veranderingen van de afmetingen groter zijn dan:

- 2 % (ketting en inslag) voor gordijnen en meubelstoffen die kunnen worden verwijderd en gewassen,

- 6 % (ketting en inslag) voor andere geweven producten,

- 8 % (lengte en breedte) voor andere gebreide producten,

- 8 % (lengte en breedte) voor badstof.

Dit criterium geldt niet voor:

- vezels of garens,

- producten met een etiket waarop duidelijk wordt vermeld dat zij alleen chemisch mogen worden gereinigd ("dry clean only" of een soortgelijke vermelding, voorzover het gebruikelijk is dat dergelijke producten op die manier worden geëtiketteerd),

- meubelstoffen die niet kunnen worden verwijderd en gewassen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de testmethode ISO 5077 wordt gebruikt met de volgende wijzigingen: drie wasbeurten bij de op het product aangegeven temperatuur, na elke wasbeurt gevolgd door drogen in een droogtrommel tenzij op het product andere droogprocedures worden aangegeven, bij de op het product aangegeven temperaturen; de hoeveelheid wasgoed (2 of 4 kg) is afhankelijk van het wassymbool. Wanneer een van bovengenoemde grenswaarden wordt overschreden, moet een afschrift van het onderhoudsetiket en van de verpakking en/of andere productinformatie worden ingediend.

35. Kleurvastheid bij wassen

De kleurvastheid bij wassen moet voor kleurverandering en voor vlekken ten minste op niveau 3-4 liggen.

Dit criterium geldt niet voor producten met een etiket waarop duidelijk wordt vermeld dat zij alleen chemisch mogen worden gereinigd ("dry clean only" of een soortgelijke vermelding, voorzover het gebruikelijk is dat dergelijke producten op die manier worden geëtiketteerd), voor witte producten of producten die niet geverfd of bedrukt zijn, of voor meubelstoffen die niet kunnen worden gewassen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de testmethode ISO 105 C06 (één wasbeurt bij de op het product aangegeven temperatuur met perboraatpoeder) wordt gebruikt.

36. Kleurvastheid bij transpiratie (zuur en alkalisch)

De kleurvastheid bij transpiratie (zuur en alkalisch) moet ten minste op niveau 3-4 liggen (kleurverandering en vlekken).

Niveau 3 is echter toegestaan wanneer het weefsel zowel donker gekleurd is (standaarddiepte > 1/1) als gemaakt is van geregenereerde wol of van meer dan 20 % zijde.

Dit criterium geldt niet voor witte producten, voor producten die niet geverfd of bedrukt zijn, en voor meubelstoffen, gordijnen of soortgelijke textielproducten voor binnenhuisinrichting.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de testmethode ISO 105 E04 (zuur en alkalisch, vergelijking met een multivezelweefsel) wordt gebruikt.

37. Kleurvastheid bij nat wrijven

De kleurvastheid bij nat wrijven moet ten minste op niveau 2-3 liggen. Niveau 2 is echter toegestaan voor met indigo geverfd denim.

Dit criterium geldt niet voor witte producten of producten die niet geverfd of bedrukt zijn.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de testmethode ISO 105 X12 wordt gebruikt.

38. Kleurvastheid bij droog wrijven

De kleurvastheid bij droog wrijven moet ten minste op niveau 4 liggen.

Niveau 3-4 is echter toegestaan voor met indigo geverfd denim.

Dit criterium geldt niet voor witte producten of producten die niet geverfd of bedrukt zijn, of voor gordijnen of soortgelijke textielproducten voor binnenhuisinrichting.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de testmethode ISO 105 X12 wordt gebruikt.

39. Kleurvastheid ten opzichte van licht

Voor weefsels die bestemd zijn voor meubelstoffen, gordijnen of draperieën, moet de kleurvastheid ten opzichte van licht ten minste op niveau 5 liggen. Voor alle andere producten moet de kleurvastheid ten opzichte van licht ten minste op niveau 4 liggen.

Niveau 4 is echter toegestaan wanneer weefsels die bestemd zijn voor meubelstoffen, gordijnen of draperieën, licht gekleurd zijn (standaarddiepte < 1/12) en tevens gemaakt zijn van meer dan 20 % wol of andere keratinevezels, of meer dan 20 % zijde, of meer dan 20 % linnen of andere bastvezels.

Deze eis geldt niet voor matrassentijk, matrassenbescherming of onderkleding.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de testmethode ISO 105 B02 wordt gebruikt.

40. Informatie op de milieukeur

Het tweede kader van de milieukeur dient de volgende tekst te bevatten:

- minder waterverontreiniging,

- beperking van gevaarlijke stoffen,

- omvat de hele productieketen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een monster van de verpakking van het product met het label indienen, alsmede een verklaring dat aan dit criterium wordt voldaan.

(1) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.

(2) PB L 196 van 16.8.1967, blz. 1.

Top