Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001L0021

    Richtlijn 2001/21/EG van de Commissie van 5 maart 2001 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, met het oog op de opneming van amitrol, diquat, pyridaat en thiabendazool als werkzame stoffen

    PB L 69 van 10.3.2001, p. 17–21 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/06/2011

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2001/21/oj

    32001L0021

    Richtlijn 2001/21/EG van de Commissie van 5 maart 2001 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, met het oog op de opneming van amitrol, diquat, pyridaat en thiabendazool als werkzame stoffen

    Publicatieblad Nr. L 069 van 10/03/2001 blz. 0017 - 0021


    Richtlijn 2001/21/EG van de Commissie

    van 5 maart 2001

    tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, met het oog op de opneming van amitrol, diquat, pyridaat en thiabendazool als werkzame stoffen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/80/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 6, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000(4), zijn de bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG (hierna "de richtlijn" te noemen). Op grond van die verordening is bij Verordening (EG) nr. 933/94 van de Commissie van 27 april 1994 houdende vaststelling van de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en aanwijzing van de als rapporteur optredende lidstaten voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3600/92(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2230/95(6), de lijst vastgesteld van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen die moeten worden beoordeeld met het oog op hun eventuele opneming in bijlage I bij de richtlijn.

    (2) Krachtens artikel 5, lid 1, van de richtlijn, mag een werkzame stof voor een periode van ten hoogste tien jaar in bijlage I worden opgenomen indien mag worden verwacht dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof bevatten, of de residuen daarvan, geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van mens of dier of op het grondwater en geen onaanvaardbaar milieueffect zal hebben.

    (3) Voor amitrol, diquat, pyridaat en thiabendazool zijn voor een aantal door de respectieve kennisgevers voorgestelde toepassingen de effecten op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 3600/92 beoordeeld. Bij Verordening (EG) nr. 933/94 is Frankrijk voor amitrol, het Verenigd Koninkrijk voor diquat en Spanje voor thiabendazool als rapporterende lidstaat aangewezen. Oostenrijk is voor pyridaat als rapporterende lidstaat aangewezen bij Verordening (EG) nr. 491/95 van de Commissie(7) tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3600/92 en Verordening (EG) nr. 933/94, met name met betrekking tot de inschakeling van de aangewezen autoriteiten en de producenten in Oostenrijk, Finland en Zweden bij de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van de richtlijn. De als rapporteur optredende lidstaten hebben de betrokken beoordelingsverslagen op respectievelijk 30 april 1996 (amitrol), 2 april 1996 (diquat), 18 november 1996 (pyridaat) en 30 april 1996 (thiabendazool) bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 7, lid 1, punt c), van Verordening (EEG) nr. 3600/92.

    (4) Die beoordelingsverslagen zijn door de lidstaten en de Commissie onderzocht in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité. De onderzoeken zijn op 12 december 2000 afgesloten met de respectieve verslagen van de Commissie over het onderzoek betreffende amitrol, diquat, pyridaat en thiabendazool. Indien de beoordelingsverslagen moeten worden bijgewerkt om rekening te houden met technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, moeten ook de voorwaarden voor de opneming van de betrokken werkzame stoffen in bijlage I bij de richtlijn worden gewijzigd overeenkomstig de richtlijn.

    (5) Het dossier en de resultaten van het onderzoek betreffende amitrol zijn voor advies aan het Wetenschappelijk Comité voor planten voorgelegd. In zijn advies van 6 juni 2000(8) heeft het comité de als aanvaardbaar aangemerkte blootstelling van degene die de stof toepast, bevestigd en advies gegeven over de interpretatie van langetermijnproeven met knaagdieren. In de onderhavige richtlijn en in het betrokken evaluatieverslag is met de aanbevelingen rekening gehouden.

    (6) Het dossier en de resultaten van het onderzoek betreffende diquat zijn ook voor advies aan het Wetenschappelijk Comité voor planten voorgelegd. In zijn advies van 5 april 2000(9) heeft het comité advies gegeven over de interpretatie van de beschikbare studies over de voortplanting bij vogels, de mogelijke langetermijngevolgen van aan bodemdeeltjes gebonden residuen, het mogelijke milieueffect van bestrijding van waterplanten en bepaalde aspecten van de blootstelling van de consument en degene die de stof toepast. Het comité heeft ook zijn interpretatie gegeven over de beschikbare studies over de voortplanting bij vogels. Het heeft geconcludeerd dat er geen indicaties zijn dat residuen in de bodem onaanvaardbare gevolgen zullen hebben. Voorts heeft het comité erop gewezen dat het gebruik van diquat voor bestrijding van waterplanten grote risico's kan opleveren voor in het water levende organismen waarvoor de stof niet bedoeld is, en dat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om te kunnen aantonen dat efficiënte risicoverlagende maatregelen kunnen worden toegepast. Inzake de blootstelling van degene die de stof toepast, heeft het comité de raad gegeven maatregelen te overwegen om blootstelling van particulieren die de stof niet beroepshalve toepassen, te beperken. Ten slotte heeft het comité erop gewezen dat onvoldoende informatie beschikbaar is om het voedingsrisico voor de consument wanneer de stof wordt toegepast als droogmiddel in kleinkorrelige graansoorten, volledig te kunnen inschatten. In de onderhavige richtlijn en in het betrokken evaluatieverslag is met deze aanbevelingen rekening gehouden.

    (7) Het dossier en de resultaten van het onderzoek betreffende pyridaat zijn ook voor advies aan het Wetenschappelijk Comité voor planten voorgelegd. In zijn advies van 6 juni 2000(10) heeft het comité de in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité als aanvaardbaar aangemerkte blootstelling van degene die de stof toepast, bevestigd.

    (8) Ten slotte zijn ook het dossier en de resultaten van het onderzoek betreffende thiabendazool voor advies aan het Wetenschappelijk Comité voor planten voorgelegd. In zijn advies van 22 september 2000(11) heeft het comité bevestigd dat het geplande gebruik van thiabendazool voor behandeling van fruit en aardappelen na de oogst geen onaanvaardbaar hoog risico voor in het water levende organismen zal opleveren mits passende risicoverlagende maatregelen worden genomen. In de onderhavige richtlijn en in het betrokken evaluatieverslag is met deze aanbeveling rekening gehouden.

    (9) Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stoffen bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van de richtlijn gestelde eisen, inzonderheid voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die in het beoordelingsverslag van de Commissie nader zijn toegelicht. De betrokken werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat alle lidstaten de toelating van de gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stoffen bevatten, kunnen verlenen overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn.

    (10) In artikel 5, lid 5, van de richtlijn is bepaald dat de opneming van een werkzame stof in bijlage I op elk moment kan worden herzien, indien er aanwijzingen bestaan dat niet meer wordt voldaan aan de criteria voor de opneming. Daarom zal de Commissie de opneming in bijlage I van amitrol opnieuw bezien als de in punt 7 van het evaluatieverslag bedoelde informatie niet wordt ingediend.

    (11) In de richtlijn is bepaald dat de lidstaten, nadat een werkzame stof in bijlage I bij de richtlijn is opgenomen, de toelatingen voor de gewasbeschermingsmiddelen die die werkzame stof bevatten, binnen een bepaalde periode, al naar gelang van het geval, moeten verlenen, wijzigen of intrekken. Met name is vereist dat gewasbeschermingsmiddelen pas worden toegelaten als op grond van een dossier dat de voorgeschreven gegevens bevat, aan de voorwaarden voor opneming van een werkzame stof in bijlage I en aan de uniforme beginselen van de richtlijn is voldaan.

    (12) Voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, moeten de lidstaten en de belanghebbenden over een redelijke termijn beschikken om zich te kunnen voorbereiden op de nieuwe uit de opneming voortvloeiende eisen. Bovendien moeten de lidstaten na de opneming over een redelijke termijn beschikken om de bepalingen van de richtlijn betreffende gewasbeschermingsmiddelen die amitrol, diquat, pyridaat en thiabendazool bevatten, ten uitvoer te leggen. De lidstaten moeten met name binnen deze termijn bestaande toelatingen controleren en, indien nodig, nieuwe toelatingen verlenen overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn. Er moet worden voorzien in een langere termijn voor de indiening en de beoordeling van het volledige dossier van elk gewasbeschermingsmiddel overeenkomstig de in de richtlijn vastgestelde uniforme beginselen. Voor gewasbeschermingsmiddelen die verschillende werkzame stoffen bevatten, kan de volledige beoordeling echter pas op basis van de uniforme beginselen worden uitgevoerd wanneer alle betrokken werkzame stoffen in bijlage I bij de richtlijn zijn opgenomen.

    (13) Bepaald moet worden dat de lidstaten de uiteindelijke evaluatieverslagen (met uitzondering van vertrouwelijke informatie) voor raadpleging door belanghebbenden ter beschikking moeten stellen of houden.

    (14) De evaluatieverslagen zijn nodig voor de correcte tenuitvoerlegging door de lidstaten van verschillende punten van de in de richtlijn vastgestelde uniforme beginselen, voorzover die beginselen betrekking hebben op de evaluatie van de gegevens die met het oog op de opneming van de werkzame stoffen in bijlage I bij de richtlijn zijn verstrekt.

    (15) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies dat door het Permanent Plantenziektekundig Comité is uitgebracht op 12 december 2000,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

    Artikel 2

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Zij moeten tegen die datum met name bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die amitrol, diquat, pyridaat of thiabendazool als werkzame stof bevatten, naar gelang van het geval wijzigen of intrekken overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 91/414/EEG.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De vorm van deze verwijzing wordt door de lidstaten bepaald.

    2. Met betrekking tot de evaluatie en de besluitvorming overeenkomstig de in bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG bepaalde uniforme beginselen op basis van een dossier dat beantwoordt aan de eisen van bijlage III, moeten toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die amitrol, diquat, pyridaat of thiabendazool als enige werkzame stof bevatten, uiterlijk op 1 januari 2006 zijn gewijzigd of ingetrokken.

    3. Voor gewasbeschermingsmiddelen die naast amitrol, diquat, pyridaat of thiabendazool een andere in bij lage I bij Richtlijn 91/414/EEG vermelde werkzame stof bevatten, verstrijkt de termijn voor de wijziging of de intrekking van toelatingen vier jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn waarbij bijlage I wordt gewijzigd om de laatste van die werkzame stoffen erin op te nemen.

    4. De lidstaten houden de evaluatieverslagen voor amitrol, diquat, pyridaat of thiabendazool (met uitzondering van de vertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 14 van Richtlijn 91/414/EEG) voor raadpleging ter beschikking van alle belangstellende partijen die daarom verzoeken.

    5. Wanneer de in punt 7 van het evaluatieverslag voor amitrol bedoelde informatie niet op 1 januari 2002 is ingediend, stellen de lidstaten de Commissie hiervan in kennis. In dat geval zal de Commissie de opneming van amitrol in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opnieuw bezien.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op 1 januari 2002.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 5 maart 2001.

    Voor de Commissie

    David Byrne

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

    (2) PB L 309 van 9.12.2000, blz. 14.

    (3) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

    (4) PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27.

    (5) PB L 107 van 28.4.1994, blz. 8.

    (6) PB L 225 van 22.9.1995, blz. 1.

    (7) PB L 49 van 4.3.1995, blz. 50.

    (8) Wetenschappelijk Comité voor planten, SCP/AMITR/002 def.

    (9) Wetenschappelijk Comité voor planten, SCP/DIQUAT/002 def.

    (10) Wetenschappelijk Comité voor planten, SCP/PYRID/002 def.

    (11) Wetenschappelijk Comité voor planten, SCP/THIABEN/002 def.

    BIJLAGE

    De volgende stoffen (nummers 14 tot en met 17) worden aan de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG toegevoegd:

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    Top