Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997H0489

    97/489/EG: Aanbeveling van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 208 van 2.8.1997, p. 52–58 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1997/489/oj

    31997H0489

    97/489/EG: Aanbeveling van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 208 van 02/08/1997 blz. 0052 - 0058


    AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder (Voor de EER relevante tekst) (97/489/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 155, twee streepje,

    (1) Overwegende dat het waarborgen van de goede werking van de interne markt, waarvan betalingssystemen een essentieel onderdeel uitmaken, een van de hoofddoelstellingen van de Gemeenschap is; dat transacties met elektronische betaalinstrumenten zowel wat aantal als waarde betreft, een groeiend aandeel van binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen voor hun rekening nemen; dat, gezien de huidige context van snelle innovatie en technologische vooruitgang, deze trend waarschijnlijk zal versnellen, in het bijzonder als gevolg van het brede spectrum van uit elektronische handel ontstane innovatie ondernemingen, markten en commerciële gemeenschappen;

    (2) Overwegende dat het voor particulieren en bedrijfsleven van belang is overal in de Gemeenschap elektronische betaalinstrumenten te kunnen gebruiken; dat met deze aanbeveling wordt beoogd aan te sluiten bij de op de voltooiing van de interne markt gerichte vooruitgang, met name in de context van de liberalisering van het kapitaalverkeer, en dat daarmee een bijdrage zal worden geleverd tot de tenuitvoerlegging van de Economische en Monetaire Unie;

    (3) Overwegende dat deze aanbeveling transacties bestrijkt die met elektronische betaalinstrumenten worden uitgevoerd; dat voor de doeleinden van deze aanbeveling mede instrumenten worden beoogd die toegang (op afstand) tot een rekening van een houder bieden, met name betaalkaarten en toepassingen voor telefonisch en thuisbankieren; dat onder transacties met een betaalkaart elektronische en niet-elektronische betalingen door middel van een betaalkaart worden begrepen, met inbegrip van procedures waarbij een handtekening is vereist en een bewijsstuk wordt geproduceerd; dat voor de toepassing van deze aanbeveling betaalinstrumenten eveneens herlaadbare elektronisch-geldinstrumenten in de vorm van kaarten waarop waarde is opgeslagen, en in het computergeheugen van een netwerk opgeslagen elektronisch geld omvatten; dat voor herlaadbare elektronische betaalinstrumenten, doordat zij aan de rekening van de cliënt kunnen zijn verbonden, de behoefte aan cliëntenbescherming het grootst is; dat deze aanbeveling wat elektronisch-geldinstrumenten betreft, bijgevolg beperkt is tot instrumenten van de herlaadbare categorie;

    (4) Overwegende dat deze aanbeveling ten doel heeft bij te dragen tot de opkomst van de informatiemaatschappij en met name van de elektronische handel, door het vertrouwen van de cliënt in deze instrumenten en de acceptatie ervan door de detailhandel te bevorderen; dat daartoe de Commissie ook de mogelijkheid om haar Aanbeveling 87/598/EEG (1) te moderniseren en te actualiseren zal overwegen, met het oog op het vastleggen van een duidelijk kader voor de betrekkingen tussen uitgevers en houders inzake elektronische betaalinstrumenten; dat in de onderhavige aanbeveling in de lijn met de bovengenoemde doelstellingen de minimuminformatie is vervat die de voorwaarden voor transacties met elektronische betaalinstrumenten zouden moeten bieden en tevens de minimumverplichtingen en -aansprakelijkheid van de betrokken partijen; dat genoemde voorwaarden schriftelijk dienen te zijn vastgelegd, in voorkomend geval mede langs elektronische weg, en dat zij een juist evenwicht tussen de belangen van de betrokken partijen dienen te garanderen; dat volgens Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (2) die voorwaarden in een begrijpelijke vorm moeten zijn gegoten;

    (5) Overwegende dat deze aanbeveling ter waarborging van de doorzichtigheid de minimumeisen voorstelt, die ervoor moeten zorgen dat de cliënten zowel bij het sluiten van een overeenkomst als na het verrichten van transacties langs de weg van een betaalinstrument passende informatie ontvangen, waaronder die over kosten, wisselkoersen en rentepercentages; dat voor de informatie van de houder over de berekeningswijze van rente dient te worden verwezen naar Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (3), gewijzigd bij Richtlijn 90/88/EEG (4);

    (6) Overwegende dat in deze aanbeveling minimumeisen betreffende de verplichtingen en aansprakelijkheid van de betrokken partijen zijn vervat; dat in de informatie aan de houder duidelijk melding moet worden gemaakt van de omvang van de verplichtingen van de cliënt als houder van een elektronisch betaalinstrument waarmee deze zowel betalingen ten gunste van derden als bepaalde financiële transacties te eigen behoeve kan verrichten;

    (7) Overwegende dat in dit raam met het oog op verkrijging van betere verhaalsmogelijkheden voor de cliënten beroep op de lidstaten wordt gedaan zorg te dragen voor passende en doeltreffende middelen voor de regeling van geschillen tussen een houder en een uitgever; dat de Commissie op 14 februari 1996 een actieplan inzake de verhaalsmogelijkheden van de consument en de beslechting van consumentengeschillen in de interne markt heeft gepubliceerd; dat dit actieplan specifieke initiatieven ter bevordering van buitengerechtelijke procedures bevat; dat daarin objectieve criteria (bijlage II) worden voorgesteld om de betrouwbaarheid van deze procedures te waarborgen en tevens het gebruik van gestandaardiseerde klachtenformulieren (bijlage III) wordt bepleit;

    (8) Overwegende dat deze aanbeveling ertoe strekt de consument een hoge mate van bescherming op het gebied van elektronische betaalinstrumenten te bieden;

    (9) Overwegende dat het van essentieel belang is dat door middel van elektronische betaalinstrumenten verrichte transacties worden geregistreerd, zodat het verloop ervan kan worden nagegaan en fouten kunnen worden rechtgezet; dat ten aanzien van de vraag of een transactie juist is geregistreerd en geboekt dan wel door een technische storing of een ander falen is beïnvloed, de bewijslast bij de uitgever dient te berusten;

    (10) Overwegende dat, onverminderd de rechten die een houder krachtens de nationale wetgeving kan doen gelden, de door deze gegeven betalingsopdrachten in verband met door middel van een elektronisch betaalinstrument verrichte transacties onherroepelijk behoren te zijn, tenzij het bedrag niet was bepaald toen de order werd gegeven;

    (11) Overwegende dat regels dienen te worden vastgelegd ten aanzien van de aansprakelijkheid van de uitgever voor niet-uitvoering of voor gebrekkige uitvoering van betalingsopdrachten van een houder, alsmede voor transacties waarvoor deze geen toestemming heeft verleend, onverminderd de eigen verplichtingen van de houder in geval van verlies of diefstal van elektronische betaalinstrumenten;

    (12) Overwegende dat de Commissie op de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling zal toezien en dat zij, indien zij tot de bevinding komt dat de tenuitvoerlegging onbevredigend is, voornemens is passende bindende wetgeving met betrekking tot de in deze aanbeveling behandelde vraagstukken voor te stellen,

    BEVEELT AAN:

    AFDELING I

    TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    1. Deze aanbeveling is op de volgende transacties van toepassing:

    a) overmaking van geldmiddelen door middel van een elektronisch betaalinstrument, uitgezonderd die waartoe door financiële instellingen opdracht wordt gegeven, en door deze worden uitgevoerd;

    b) opneming van contanten met behulp van een elektronisch betaalinstrument en het op- en ontladen van een elektronisch-geldinstrument, zowel met behulp van apparatuur zoals geldautomaten en automatische loketten, als in de bedrijfsgebouwen van de uitgever of van een instelling die contractueel gehouden is het betaalinstrument te aanvaarden.

    2. In afwijking van lid 1 zijn op transacties met een elektronisch-geldinstrument artikel 4, lid 1, artikel 5, onder b), tweede en derde streepje, artikel 6, artikel 7, lid 2, onder c) en d), alsmede onder e), eerste streepje, artikel 8, leden 1, 2 en 3, en artikel 9, lid 2, niet van toepassing. Deze aanbeveling is evenwel volledig van toepassing wanneer het elektronisch-geldinstrument wordt gebruikt om door toegang op afstand waarde op de rekening van de houder te laden, respectievelijk van die rekening te ontladen.

    3. Deze aanbeveling is niet van toepassing op:

    a) betalingen met cheques;

    b) de garantiefunctie van bepaalde kaarten bij betalingen met cheques.

    Artikel 2

    Definities

    In de zin van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

    a) "elektronisch betaalinstrument", een instrument waarmee de houder daarvan de in artikel 1, lid 1, vermelde transacties kan verrichten. Daarmee worden zowel betaalinstrumenten met toegang op afstand als elektronisch-geldinstrumenten bedoeld;

    b) "betaalinstrument met toegang op afstand", een instrument waarmee een houder toegang kan krijgen tot geldmiddelen die zich op diens rekening bij een instelling bevinden, waarbij een betaling aan een begunstigde wordt toegestaan en waarvoor gewoonlijk een persoonlijk identiteitsnummer (PIN-code) en/of een ander soortgelijk bewijs van identiteit benodigd is. Hieronder zijn met name betaalkaarten (krediet-, debet-, uitgestelde debiterings- of bankkaarten) en toepassingen voor telefonisch en thuisbankieren begrepen;

    c) "elektronisch-geldinstrument", een oplaadbaar betaalinstrument niet zijnde een betaalinstrument met toegang op afstand, bestaande in een kaart waarop waarde is opgeslagen of in een computergeheugen, waarop waarde-eenheden elektronisch worden opgeslagen hetgeen de houder ervan in staat stelt de in artikel 1, lid 1, vermelde transacties te verrichten;

    d) "financiële instelling", een instelling zoals omschreven in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3604/93 van de Raad (5);

    e) "uitgever", een persoon die in het raam van diens zakelijke activiteiten een ander persoon ingevolge een met die persoon gesloten overeenkomst een betaalinstrument verstrekt;

    f) "houder", degene die krachtens een tussen hem/haar en een uitgever gesloten overeenkomst houder is van een betaalinstrument.

    AFDELING II

    DOORZICHTIGHEID VAN DE TRANSACTIEVOORWAARDEN

    Artikel 3

    In de voorwaarden voor de uitgifte en het gebruik van een elektronisch betaalinstrument vervatte minimuminformatie

    1. Bij de ondertekening van de overeenkomst of in elk geval geruime tijd vóór de verstrekking van een elektronisch betaalinstrument zou de uitgever de houder de contractvoorwaarden, hierna "de voorwaarden" genoemd, die op de uitgifte en het gebruik van dat elektronisch betaalinstrument van toepassing zijn, dienen mede te delen. De voorwaarden zouden de op de overeenkomst toepasselijke wet dienen te vermelden.

    2. De voorwaarden zouden op schrift, waaronder in voorkomend geval tevens elektronische middelen zijn begrepen, moeten zijn in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in een bevattelijke vorm zijn gesteld, en ten minste beschikbaar moeten zijn in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het elektronisch betaalinstrument wordt aangeboden.

    3. De voorwaarden zouden ten minste moeten inhouden:

    a) een beschrijving van het elektronisch betaalinstrument, waaronder in voorkomend geval de technische vereisten van de communicatieapparatuur waarvan door de houder gebruik mag worden gemaakt, alsmede een beschrijving van de wijze waarop daarvan gebruik mag worden gemaakt, waaronder begrepen de eventuele financiële limieten;

    b) een beschrijving van de respectieve verplichtingen en aansprakelijkheid van de houder en van de uitgever, waaronder een beschrijving van de redelijke maatregelen die de houder zou moeten nemen om de veiligheid van het elektronisch betaalinstrument en van de middelen waarmee van dat instrument gebruik kan worden gemaakt (PIN- of een andere code), te waarborgen;

    c) indien van toepassing, de normale termijn waarbinnen de rekening van de houder zal worden gedebiteerd of gecrediteerd, de valutadatum mede daaronder begrepen, of, wanneer de houder geen rekening bij de uitgever heeft, de normale termijn waarbinnen de houder een factuur zal ontvangen;

    d) de eventueel door de houder verschuldige kosten. Indien van toepassing, zouden met name bijzonderheden over de volgende kosten dienen te worden verstrekt:

    - het bedrag van eventuele aanvangs- en jaarlijkse provisies;

    - de door de houder aan de uitgever voor bijzondere soorten transacties te betalen provisies en kosten;

    - de eventueel toegepaste rentepercentages en de wijze waarop deze zijn berekend;

    e) de termijn waarbinnen een gegeven transactie door de houder kan worden betwist, en een vermelding van de voor de houder openstaande verhaals- en klachtenprocedures en van de wijze waarop deze daartoe toegang heeft.

    4. Indien het elektronisch betaalinstrument voor transacties in het buitenland (buiten het land van uitgifte/aansluiting) kan worden gebruikt, zou tevens de volgende informatie aan de houder dienen te worden medegedeeld:

    a) een opgave van het bedrag van de eventueel voor valutatransacties in rekening gebrachte provisies en kosten, in voorkomend geval met inbegrip van de tarieven;

    b) de referentiewisselkoers die voor de omrekening van valutatransacties wordt gehanteerd, met inbegrip van de voor de vaststelling van deze koers relevante datum.

    Artikel 4

    Informatie na een transactie

    1. De uitgever zou de houder informatie dienen te verstrekken over de door middel van een elektronisch betaalinstrument verrichte transacties. Deze informatie zou schriftelijk dienen te geschieden waaronder in voorkomend geval tevens elektronische middelen zijn begrepen, in een bevattelijke vorm en zou ten minste dienen te behelzen:

    a) een referentie aan de hand waarvan de houder kan nagaan om welke transactie het gaat, in voorkomend geval met inbegrip van de informatie over de ontvanger bij/met wie de transactie werd gesloten;

    b) het bedrag van de transactie waarvoor de houder is gedebiteerd in de factureringsvaluta en, indien toepasselijk, het bedrag in vreemde valuta;

    c) het bedrag van de eventuele provisies en kosten die voor bijzondere soorten transacties worden aangerekend;

    De uitgever zou de houder eveneens dienen mede te delen welke wisselkoers voor de omrekening van de valutatransacties werd gehanteerd.

    2. De uitgever van een elektronisch-geldinstrument zou de houder de mogelijkheid dienen te bieden de laatste vijf met het instrument uitgevoerde verrichtingen en de uitstaande waarde die op dat instrument is opgeslagen, na te gaan.

    AFDELING III

    VERPLICHTINGEN EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE CONTRACTPARTIJEN

    Artikel 5

    Verplichtingen van de houder

    Op de houder zou de verplichting dienen te rusten:

    a) het elektronisch betaalinstrument te gebruiken in overeenstemming met de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van een betaalinstrument van toepassing zijn; de houder zou met name alle redelijke maatregelen dienen te nemen om de veiligheid van het elektronisch betaalinstrument en de middelen waarmee daarvan gebruik kan worden gemaakt (PIN- of een andere code), te waarborgen;

    b) de uitgever (of een door hem gespecificeerde instelling) onverwijld in kennis te stellen van:

    - verlies of diefstal van het elektronisch betaalinstrument of van de middelen waarmee daarvan gebruik kan worden gemaakt;

    - boeking van transacties waarvoor geen toestemming is gegeven, op de rekening van de houder;

    - elke fout of andere onregelmatigheid in het bijhouden van die rekening door de uitgever;

    c) nergens zijn PIN- of andere codes in een gemakkelijk herkenbare vorm te noteren, en met name niet op het elektronisch betaalinstrument, noch op iets dat de houder bij het elektronisch betaalinstrument bewaart of met dat betaalinstrument bij zich draagt;

    d) geen door de houder met behulp van diens elektronisch betaalinstrument gegeven opdracht te annuleren, behoudens indien de waarde niet was bepaald toen de order werd gegeven.

    Artikel 6

    Aansprakelijkheid van de houder

    1. Tot het tijdstip van de kennisgeving zou de houder tot een bedrag van ten hoogste 150 ecu zelf het verlies dienen te dragen dat de houder ten gevolge van verlies of diefstal van het elektronisch betaalinstrument heeft geleden, tenzij de houder uiterst onzorgvuldig, in strijd met de relevante bepalingen van artikel 5, onder a), b) en c), of frauduleus heeft gehandeld, in welk geval genoemd maximumbedrag niet van toepassing is.

    2. Zodra de houder de uitgever (of de door deze laatste gespecificeerde instelling) overeenkomstig artikel 5, onder b), kennis heeft gegeven, zou vanaf dat tijdstip de houder, behoudens indien deze frauduleus heeft gehandeld, niet voor het verlies ten gevolge van verlies of diefstal van diens elektronisch betaalinstrument aansprakelijk dienen te zijn.

    3. In afwijking van de leden 1 en 2 zou de houder niet aansprakelijk dienen te zijn indien het betaalinstrument werd gebruikt zonder dat het elektronisch betaalinstrument werd voorgelegd of zonder dat het instrument zelf op elektronische wijze werd geïdentificeerd. Het gebruik van een geheime code of een ander soortgelijk bewijs van identiteit zou op zich niet voldoende dienen te zijn om tot aansprakelijkheid van de houder te leiden.

    Artikel 7

    Verplichtingen van de uitgever

    1. De uitgever zou de voorwaarden moeten kunnen wijzigen, mits de wijziging tijdig genoeg individueel aan de houder wordt aangekondigd om deze laatste in staat te stellen de overeenkomst op te zeggen indien deze dit wenst. Een termijn van ten minste één maand zou dienen te worden vastgesteld, waarna de houder wordt geacht de voorwaarden te aanvaarden indien deze de overeenkomst daarvóór niet heeft opgezegd.

    De eerste alinea zou echter niet dienen te gelden in geval van een significante wijziging in het geldende rentepercentage, welke wijziging van kracht wordt op de datum die in de bekendmaking ervan wordt vermeld. In dit geval, en onverminderd het recht van de houder om de overeenkomst op te zeggen, zou de uitgever de houder bij de eerste gelegenheid individueel daarover dienen in te lichten.

    2. Op de uitgever zou de verplichting dienen te rusten:

    a) aan de PIN- of andere code van de houder geen bekendheid te geven, behoudens aan de houder zelf;

    b) geen elektronische betaalinstrumenten toe te zenden indien daarom niet is verzocht, tenzij ter vervanging van een reeds in het bezit van de houder zijnd elektronisch betaalinstrument;

    c) gedurende een voldoende lange tijd een interne registratie bij te houden, ten einde de mogelijkheid te bieden om de in artikel 1, lid 1, bedoelde transacties te achterhalen en fouten te kunnen rechtzetten;

    d) ervoor zorg te dragen dat gepaste middelen beschikbaar zijn om de houder de mogelijkheid te verschaffen de in artikel 5, onder b), vereiste kennisgeving te doen. In geval de kennisgeving per telefoon gebeurt, zou de uitgever (of de door deze laatste aangeduide instelling) de houder de middelen dienen te bieden om te bewijzen dat deze laatste die kennisgeving heeft gedaan;

    e) in een geschil met de houder betreffende een in artikel 1, lid 1, bedoelde transactie en onverminderd een eventueel door de houder geleverd bewijs van het tegendeel, te bewijzen dat de transactie:

    - juist werd geregistreerd en geboekt;

    - niet door een technische storing of ander falen werd beïnvloed.

    Artikel 8

    Aansprakelijkheid van de uitgever

    1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 6 en in artikel 7, lid 2, onder a) en e), zou de uitgever aansprakelijk dienen te zijn:

    a) voor de niet- of de gebrekkige uitvoering van de in artikel 1, lid 1, bedoelde transacties van de houder, zelfs indien een transactie wordt ingeleid op apparaten/terminals of met behulp van uitrusting waarop de uitgever noch rechtstreeks, noch uitsluitend controle heeft, mits de transactie niet wordt ingeleid op apparaten/terminals of met behulp van uitrusting waarvan het gebruik door de uitgever niet is toegestaan;

    b) voor transacties waarvoor de houder geen toestemming heeft verleend, alsmede voor elke aan de uitgever toe te rekenen fout of onregelmatigheid in het bijhouden van de rekening van de houder.

    2. Onverminderd het bepaalde in lid 3, bestaat het bedrag van de in lid 1 bedoelde aansprakelijkheid uit:

    a) het bedrag van de niet uitgevoerde of van de gebrekkig uitgevoerde transactie, vermeerderd met de eventuele rente op dat bedrag;

    b) het bedrag dat nodig is om de houder weer in de positie te brengen waarin deze verkeerde alvorens de transactie waarvoor geen toestemming was gegeven, geschiedde.

    3. Eventuele verdere financiële gevolgen en met name, die betreffende de omvang van de schade die dient te worden vergoed, zouden ten laste van de uitgever dienen te komen overeenkomstig het op de overeenkomst tussen uitgever en houder toepasselijke recht.

    4. De uitgever zou jegens de houder van een elektronisch-geldinstrument aansprakelijk dienen te zijn voor de verloren waarde die op het instrument was opgeslagen en voor de gebrekkige uitvoering van de transacties van de houder, indien het verlies of de gebrekkige uitvoering is toe te schrijven aan het ondeugdelijk functioneren van het instrument, van de apparaten/terminal of van enige andere uitrusting waarvan het gebruik is toegestaan, mits de ondeugdelijke functionering niet door de houder opzettelijk of in strijd met artikel 3, lid 3, onder a), werd veroorzaakt.

    AFDELING IV

    KENNISGEVING, GESCHILLENREGELING EN SLOTBEPALING

    Artikel 9

    Kennisgeving

    1. De uitgever (of de door deze gespecificeerde instelling) zou middelen dienen te verschaffen die het de houder toelaten dag en nacht kennis te geven van verlies of diefstal van diens elektronisch betaalinstrument.

    2. Zelfs indien de houder onzorgvuldig of frauduleus heeft gehandeld, zou op de uitgever (of de door deze gespecificeerde instelling), zodra deze laatste de kennisgeving heeft ontvangen, de verplichting dienen te rusten alle redelijke maatregelen te nemen om aan elk verder gebruik van het elektronisch betaalinstrument een einde te stellen.

    Artikel 10

    Geschillenregeling

    De lidstaten worden uitgenodigd ervoor zorg te dragen dat voor de regeling van geschillen tussen houder en uitgever adequate en doeltreffende middelen beschikbaar zijn.

    Artikel 11

    Slotbepaling

    De lidstaten worden uitgenodigd de nodige maatregelen te nemen, opdat uiterlijk op 31 december 1998 de uitgevers van elektronische betaalinstrumenten hun bedrijf voeren overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 9.

    Gedaan te Brussel, 30 juli 1997.

    Voor de Commissie

    Mario MONTI

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 365 van 24. 12. 1987, blz. 72.

    (2) PB nr. L 95 van 21. 4. 1993, blz. 29.

    (3) PB nr. L 42 van 12. 2. 1987, blz. 48.

    (4) PB nr. L 61 van 10. 3. 1990, blz. 14.

    (5) PB nr. L 332 van 31. 12. 1993, blz. 4.

    Top