EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979L0923

Richtlijn 79/923/EEG van de Raad van 30 oktober 1979 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater

PB L 281 van 10.11.1979, p. 47–52 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/01/2007; opgeheven door 32006L0113

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1979/923/oj

31979L0923

Richtlijn 79/923/EEG van de Raad van 30 oktober 1979 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater

Publicatieblad Nr. L 281 van 10/11/1979 blz. 0047 - 0052
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0200
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0230
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0200
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0156
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 2 blz. 0156


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 30 oktober 1979

inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater

( 79/923/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 100 en 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat voor de bescherming en verbetering van het milieu concrete maatregelen moeten worden genomen ter bescherming van water tegen verontreiniging , met inbegrip van schelpdierwater ;

Overwegende dat het noodzakelijk is bepaalde schelpdierpopulaties te beschermen tegen de verschillende rampzalige gevolgen van het in het zeewater lozen van verontreinigende stoffen ;

Overwegende dat de actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu uit 1973 ( 4 ) en 1977 ( 5 ) voorzien in de gemeenschappelijke vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen , waarbij de verschillende eisen waaraan een milieu moet voldoen , worden vastgelegd , met inbegrip van de definitie van de parameters voor water , waaronder schelpdierwater ;

Overwegende dat ongelijkheid van de in de verschillende Lid-Staten reeds van toepassing of nog in voorbereiding zijnde bepalingen inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater kan leiden tot ongelijke concurrentievoorwaarden en dientengevolge rechtstreeks van invloed kan zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt ; dat dus onderlinge aanpassing van wetgevingen op dit gebied als voorzien in artikel 100 van het Verdrag geboden is ;

Overwegende dat het noodzakelijk blijkt deze onderlinge aanpassing van de wetgevingen vergezeld te doen gaan van een communautaire actie waarmee , door middel van een meer uitgebreide regeling , verwezenlijking wordt beoogd van een van de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het bestaan ; dat uit dien hoofde bepaalde specifieke bepalingen moeten worden opgesteld ; dat , aangezien in het Verdrag niet voorzien is in de daartoe vereiste specifieke bevoegdheden , een beroep moet worden gedaan op artikel 235 van het Verdrag ;

Overwegende dat de Lid-Staten , om de doelstellingen van de richtlijn te bereiken , de wateren dienen aan te wijzen waarop zij van toepassing is en de met bepaalde parameters overeenstemmende grenswaarden dienen vast te stellen ; dat de aangewezen wateren met deze waarden in overeenstemming dienen te worden gebracht binnen zes jaar nadat de Lid-Staten deze wateren hebben aangewezen ;

Overwegende dat voor de controle van de vereiste kwaliteit van schelpdierwater een minimale bemonstering noodzakelijk is en dat de in de bijlage vermelde parameters moeten worden gemeten ; dat deze bemonstering kan worden verminderd of opgeheven afhankelijk van de resultaten van de metingen ;

Overwegende dat de Lid-Staten op bepaalde natuurlijke omstandigheden geen invloed kunnen uitoefenen ; dat in verband hiermee de mogelijkheid moet worden geschapen in bepaalde gevallen van deze richtlijn af te wijken ;

Overwegende dat de technische en wetenschappelijke vooruitgang snelle aanpassing van sommige bepalingen van de bijlage noodzakelijk kan maken ; dat ter vergemakkelijking van de uitvoering van de voor dit doel vereiste maatregelen een procedure dient te worden ingesteld die voorziet in een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie ; dat deze samenwerking moet plaatsvinden in het Comité voor de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang , ingesteld bij artikel 13 van Richtlijn 78/659/EEG van de Raad van 18 juli 1978 betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft ten einde geschikt te zijn voor het leven van vissen ( 6 ) ;

Overwegende dat deze richtlijn op zich niet volstaat om de bescherming van de consumenten van schelpdierprodukten te verzekeren en dat bijgevolg de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen in die zin dient voor te leggen ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de kwaliteit van schelpdierwater en is van toepassing op de kustwateren en brakke wateren , die door de Lid-Staten zijn aangewezen als bescherming of verbetering behoevende ten einde geschikt te zijn voor het leven en de groei van schelpdieren ( weekdieren behorende tot de plaatkieuwigen en buikpotigen ) en aldus bij te dragen tot een goede kwaliteit van de schelpdierprodukten die bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie .

Artikel 2

De parameters die op de door de Lid-Staten aangewezen wateren van toepassing zijn , zijn opgenomen in de bijlage .

Artikel 3

1 . Voor de aangewezen wateren stellen de Lid-Staten waarden vast voor de in de bijlage opgenomen parameters , voor zover er waarden zijn aangegeven in kolom G of in kolom I . Zij voegen zich naar de opmerkingen in die twee kolommen .

2 . De Lid-Staten stellen geen waarden vast die minder streng zijn dan die van kolom I van de bijlage en trachten de waarden in kolom G te eerbiedigen , waarbij zij rekening houden met het in artikel 8 neergelegde beginsel .

3 . Met betrekking tot de lozingen van stoffen die behoren tot de parameters " gehalogeneerde organische stoffen " en " metalen " zijn de door de Lid-Staten krachtens Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd ( 7 ) vastgestelde emissienormen van toepassing naast de kwaliteitsdoelstellingen en de andere uit de onderhavige richtlijn voortvloeiende verplichtingen , met name die aangaande de bemonstering .

Artikel 4

1 . De Lid-Staten wijzen binnen twee jaar na de kennisgeving van deze richtlijn voor het eerst schelpdierwater aan .

2 . De Lid-Staten kunnen nadien tot verdere aanwijzingen overgaan .

3 . De Lid-Staten kunnen met name wegens bij de aanwijzing niet voorziene factoren overgaan tot de herziening van de aanwijzing van bepaalde wateren , waarbij zij rekening houden met het in artikel 8 neergelegde beginsel .

Artikel 5

De Lid-Staten stellen programma's op ten einde de verontreiniging te verminderen en er zorg voor te dragen dat de aangewezen wateren binnen zes jaar na de aanwijzing overeenkomstig artikel 4 , voldoen aan de waarden die de Lid-Staten krachtens artikel 3 hebben vastgesteld , alsmede aan de opmerkingen in de kolommen G en I van de bijlage .

Artikel 6

1 . Voor de toepassing van artikel 5 worden de aangewezen wateren geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze richtlijn , indien monsters die in deze wateren over een periode van twaalf maanden op een zelfde bemonsteringspunt zijn genomen met de minimale frequentie aangegeven in de bijlage , uitwijzen dat zij voldoen aan de door de Lid-Staten krachtens artikel 3 vastgestelde waarden , alsmede aan de opmerkingen in de kolommen G en I van de bijlage voor :

- 100 % van de monsters voor de parameters " gehalogeneerde organische stoffen " en " metalen " ;

- 95 % van de monsters voor de parameters " saliniteit " en " opgeloste zuurstof " ;

- 75 % van de monsters voor de andere in de bijlage vermelde parameters .

Wanneer overeenkomstig artikel 7 , lid 2 , de frequentie voor monsternemingen voor andere parameters in de bijlage dan die voor gehalogeneerde organische stoffen en metalen , lager is dan de in de bijlage vermelde frequentie , moet voor alle monsters aan bovengenoemde waarden en opmerkingen worden voldaan .

2 . Afwijkingen van de door de Lid-Staten krachtens artikel 3 vastgestelde waarden of van de opmerkingen in de kolommen G en I van de bijlage zullen voor de berekening van de in lid 1 bedoelde percentages niet in aanmerking worden genomen wanneer zij het gevolg zijn van een ramp .

Artikel 7

1 . De bevoegde instanties van de Lid-Staten nemen monsters waarvan de minimale frequentie is vastgesteld in de bijlage .

2 . Indien de bevoegde instantie constateert dat de kwaliteit van de aangewezen wateren aanmerkelijk hoger is dan die welke uit de toepassing van de krachtens artikel 3 vastgestelde waarden en de opmerkingen in de kolommen G en I van de bijlage zou voortvloeien , kan de frequentie van monsterneming worden verlaagd . Wanneer er geen enkele verontreiniging of geen enkel gevaar voor achteruitgang van deze kwaliteit is , kan de betrokken bevoegde instantie besluiten dat er geen monsters behoeven te worden genomen .

3 . Indien uit een monsterneming blijkt dat aan een overeenkomstig artikel 3 vastgestelde waarde of aan een opmerking in kolom I of G van de bijlage niet wordt voldaan , stelt de bevoegde instantie vast of dit een toevallig resultaat is , dan wel een natuurlijke oorzaak heeft of te wijten is aan verontreiniging , en dient zij passende maatregelen te nemen .

4 . De exacte bemonsteringsplaats , de afstand tussen die plaats en het dichtstbijzijnde punt van lozing van verontreinigende stoffen , alsmede de diepte waarop de monsters dienen te worden genomen , worden door de bevoegde instantie van iedere Lid-Staat vastgesteld aan de hand van met name de plaatselijke milieuomstandigheden .

5 . De referentie-analysemethoden voor de betrokken parameters zijn aangegeven in de bijlage . Laboratoria die andere methoden gebruiken , moeten zich ervan vergewissen dat de verkregen resultaten gelijkwaardig zijn aan of vergelijkbaar zijn met die welke in de bijlage zijn aangegeven .

Artikel 8

Toepassing van de krachtens deze richtlijn genomen maatregelen mag er in geen geval toe leiden dat de verontreiniging van de kustwateren of brakke wateren direct of indirect toeneemt .

Artikel 9

De Lid-Staten kunnen ten aanzien van de aangewezen wateren te allen tijde waarden vaststellen die strenger zijn dan de in deze richtlijn opgenomen waarden . Zij kunnen ook bepalingen vaststellen met betrekking tot andere parameters dan die van deze richtlijn .

Artikel 10

Wanneer een Lid-Staat overweegt schelpdierwater aan te wijzen in de onmiddellijke omgeving van de grens met een andere Lid-Staat , plegen deze Staten overleg over de vaststelling van de wateren waarop deze richtlijn van toepassing kan zijn , alsmede van de gevolgen die uit de gemeenschappelijke kwaliteitsdoelstellingen voortvloeien en die na onderling overleg door elke betrokken Staat worden vastgesteld . De Commissie kan aan deze beraadslagingen deelnemen .

Artikel 11

In geval van uitzonderlijke meteorologische of geografische omstandigheden mogen de Lid-Staten van deze richtlijn afwijken .

Artikel 12

De nodige wijzigingen voor aanpassing aan de vooruitgang van techniek en wetenschap van de in de bijlage vermelde G-waarden van de parameters en analysemethoden worden vastgesteld door het Comité dat is ingesteld bij artikel 13 van Richtlijn 78/659/EEG , overeenkomstig de procedure van artikel 14 van die richtlijn .

Artikel 13

Voor de toepassing van deze richtlijn verstrekken de Lid-Staten de Commissie inlichtingen betreffende :

- het overeenkomstig artikel 4 , leden 1 en 2 , aangewezen water , en wel in beknopte vorm ;

- de herziening van de aanwijzing van bepaalde wateren overeenkomstig artikel 4 , lid 3 ;

- de bepalingen ter vaststelling van nieuwe parameters overeenkomstig artikel 9 .

Indien een Lid-Staat artikel 11 toepast , stelt hij de Commissie hiervan onverwijld in kennis , onder vermelding van de beweegredenen en de gestelde termijnen .

Meer in het algemeen verschaffen de Lid-Staten aan de Commissie op gemotiveerd verzoek harerzijds de inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van deze richtlijn .

Artikel 14

1 . De Lid-Staten brengen op gezette tijden en voor de eerste maal zes jaar na de eerste aanwijzing overeenkomstig artikel 4 , lid 1 , aan de Commissie een gedetailleerd verslag uit over de aangewezen wateren en de wezenlijke kenmerken daarvan .

2 . De Commissie maakt met voorafgaande toestemming van de betrokken Lid-Staat de ter zake verkregen inlichtingen bekend .

Artikel 15

1 . De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen een termijn van twee jaar volgende op de kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van de tekst van belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied uitvaardigen .

Artikel 16

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 30 oktober 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . O'KENNEDY

( 1 ) PB nr . C 283 van 30 . 11 . 1976 , blz . 3 .

( 2 ) PB nr . C 133 van 6 . 6 . 1977 , blz . 48 .

( 3 ) PB nr . C 114 van 11 . 5 . 1977 , blz . 29 .

( 4 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 3 .

( 5 ) PB nr . C 139 van 13 . 6 . 1977 , blz . 3 .

( 6 ) PB nr . L 222 van 14 . 8 . 1978 , blz . 1 .

( 7 ) PB nr . L 129 van 18 . 5 . 1976 , blz . 23 .

BIJLAGE

VEREISTE KWALITEIT VAN SCHELPDIERWATER

* Parameters * G * I * Referentie-analysemethodes * Minimum bemonsterings - en metingsfrequentie *

1 . * pH , pH-eenheid * * 7 - 9 * - Elektrometrie * Driemaandelijks *

* * * * De meting wordt in situ uitgevoerd tijdens de bemonstering * *

2 . * Temperatuur * C * Het temperatuurverschil dat veroorzaakt wordt door een lozing mag in het door deze lozing beïnvloede schelpdierwater niet meer dan 2 * C boven de temperatuur uitkomen die is gemeten in de niet-beïnvloede wateren * * - Thermometrie * Driemaandelijks *

* * * * De meting wordt in situ uitgevoerd tijdens de bemonstering * *

3 . * Kleuring ( na filtering ) mg Pt/l * * De kleur van het water na filtering , veroorzaakt door een lozing , mag in het door deze lozing beïnvloede schelpdierwater niet meer dan 10 mg Pt/l afwijken van de kleur die is gemeten in de niet-beïnvloede wateren * - Membraanfiltratie ( 0,45 mm ) * Driemaandelijks *

* * * * Fotometrie met toepassing van de Pt/Co-schaal * *

4 . * Gesuspendeerde stoffen mg/l * * De stijging van het gehalte aan gesuspendeerde stoffen die door een lozing wordt veroorzaakt , mag in het door deze lozing beïnvloede schelpdierwater niet meer bedragen dan 30 % van het gehalte gemeten in niet-beïnvloed water * - Membraanfiltratie ( 0,45 mm ) , drogen bij 105 * C en wegen * Driemaandelijks *

* * * * - Centrifugeren ( minimaal 5 minuten , gemiddelde versnelling 2 800 tot 3 200 g ) , drogen bij 105 * C en wegen * *

5 . * Saliniteit pro mille * 12 - 38 pro mille * - * 40 pro mille * Meting van het geleidingsvermogen * Maandelijks *

* * * - De door een lozing veroorzaakte schommeling van saliniteit mag in het door die lozing beïnvloede schelpdierwater niet meer bedragen dan 10 % van het in het niet-beïnvloede water gemeten zoutgehalte * * *

* Parameters * G * I * Referentie-analysemethodes * Minimum bemonsterings - en metingsfrequentie *

6 . * Verzadigingspercentage aan opgeloste zuurstof * * 80 % * - * 70 % ( gemiddelde waarde ) * - Methode van Winkler * Maandelijks met minimaal één monster dat representatief is voor het laagste zuurstofgehalte van het water op de dag van bemonstering . Indien er evenwel een vermoeden is van aanzienlijke dagelijkse schommelingen , moeten er minimaal twee monsters per dag worden genomen *

* * * - Indien een afzonderlijke meting een waarde van minder dan 70 % aangeeft , worden de metingen herhaald * - Elektrochemische methode * *

* * * - Een afzonderlijke meting mag slechts een waarde van minder dan 60 % opleveren , indien er geen schadelijke gevolgen optreden voor de ontwikkeling van de schelpdierpopulaties * * *

7 . * Koolwaterstoffen op oliebasis * * In het schelpdierwater mogen geen koolwaterstoffen aanwezig zijn in dusdanige hoeveelheden dat zij : * Visuele controle * Driemaandelijks *

* * - een zichtbare film veroorzaken op het wateroppervlak en/of een afzetting op de schelpdieren * * *

* * * - voor de schelpdieren schadelijke effecten veroorzaken * * *

8 . * Gehalogeneerde organische stoffen * De concentratie van elke stof in het schelpdiervlees moet zodanig beperkt zijn dat zij , overeenkomstig artikel 1 , bijdraagt tot een goede kwaliteit van de schelpdierprodukten * De concentratie van elke stof in het schelpdierwater of in het schelpdiervlees mag een niveau niet overschrijden dat schadelijke effecten veroorzaakt op de schelpdieren en hun larven * Gaschromatografie na extractie met geschikte oplosmiddelen en zuivering * Halfjaarlijks *

9 . * Metalen , Zilver Ag , Arsenicum As , Cadmium Cd , Chroom Cr , Koper Cu , Kwik Hg , Nikkel Ni , Lood Pb , Zink Zn , mg/l * De concentratie van elke stof in het schelpdiervlees moet zodanig beperkt zijn dat zij , overeenkomstig artikel 1 , bijdraagt tot een goede kwaliteit van de schelpdierprodukten * De concentratie van elke stof in het schelpdierwater of in het schelpdiervlees mag een niveau niet overschrijden dat schadelijke effecten veroorzaakt op de schelpdieren en hun larven * Atomaire absorptie-spectrometrie , eventueel voorafgegaan door concentratie en/of extractie * Halfjaarlijks *

* * * De synergetische effecten van deze metalen moeten in aanmerking worden genomen * * *

* Parameters * G * I * Referentie-analysemethodes * Minimum bemonsterings - en metingsfrequentie *

10 . * Faecale colibacteriën per 100 ml * * 300 in het schelpdiervlees en de vloeistof binnen de schelp van het schelpdier ( 1 ) * * Verdunningsmethode met fermentatie in vloeibare substraten in ten minste drie buisjes in drie verdunningen . Overplanting van de positieve buisjes op een bevestigingsvoedingsbodem . Tellen volgens de techniek van het meest waarschijnlijke aantal ( MWA ) . Incubatie bij 44 * min of meer 0,5 * C * Driemaandelijks *

11 . * Stoffen die de smaak van het schelpdier beïnvloeden * * Concentratie lager dan die welke de smaak van het schelpdier kan wijzigen * Smaakonderzoek van de schelpdieren , wanneer de aanwezigheid van een dergelijke stof wordt vermoed * *

12 . * Saxitoxine ( geproduceerd door dinoflagellaten ) * * * * *

Afkortingen :

G = Richtwaarde

I = Bindende waarde

( 1 ) In afwachting van de aanneming van een richtlijn inzake de bescherming van de consumenten van schelpdierprodukten is deze waarde echter bindend voor de wateren waar rechtstreeks voor menselijke consumptie bestemde schelpdieren leven .

Top