Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0052

Zaak C-52/17: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 augustus 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Oostenrijk) — VTB Bank (Austria) AG/Finanzmarktaufsichtsbehörde [Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Richtlijn 2013/36/EU — Artikelen 64, 65 en 67 — Verordening (EU) nr. 575/2013 — Artikel 395, leden 1 en 5 — Toezicht op kredietinstellingen — Toezicht- en sanctiebevoegdheden — Limieten voor grote blootstellingen — Regeling van een lidstaat die voorziet in de oplegging van rente in geval van overschrijding van deze limieten — Verordening (EU) nr. 468/2014 — Artikel 48 — Bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale autoriteiten — Formeel ingestelde toezichtprocedure]

PB C 352 van 1.10.2018, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 352/5


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 augustus 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Oostenrijk) — VTB Bank (Austria) AG/Finanzmarktaufsichtsbehörde

(Zaak C-52/17) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Richtlijn 2013/36/EU - Artikelen 64, 65 en 67 - Verordening (EU) nr. 575/2013 - Artikel 395, leden 1 en 5 - Toezicht op kredietinstellingen - Toezicht- en sanctiebevoegdheden - Limieten voor grote blootstellingen - Regeling van een lidstaat die voorziet in de oplegging van rente in geval van overschrijding van deze limieten - Verordening (EU) nr. 468/2014 - Artikel 48 - Bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale autoriteiten - Formeel ingestelde toezichtprocedure])

(2018/C 352/06)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VTB Bank (Austria) AG

Verwerende partij: Finanzmarktaufsichtsbehörde

Dictum

1)

Artikel 64 en artikel 65, lid 1, van richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en artikel 395, leden 1 en 5, van verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan een kredietinstelling automatisch winstafromingsrente wordt opgelegd in geval van overschrijding van de limieten voor blootstelling zoals bepaald in artikel 395, lid 1, van verordening nr. 575/2013, zelfs wanneer laatstgenoemde voldoet aan de voorwaarden in artikel 395, lid 5, van die verordening, waarin wordt toegestaan dat een kredietinstelling deze limieten overschrijdt.

2)

Artikel 48, lid 3, van verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening), moet aldus worden uitgelegd dat een toezichtprocedure niet kan worden geacht „formeel ingesteld” te zijn in de zin van die bepaling wanneer een kredietinstelling de nationale toezichthouder op de hoogte brengt van de overschrijding van de limieten bepaald in artikel 395, lid 1, van verordening nr. 575/2013, of wanneer de bevoegde autoriteit al een besluit in een parallelle procedure voor vergelijkbare inbreuken heeft vastgesteld.


(1)  PB C 144 van 8.5.2017.


Top