EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Het subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel

 

SAMENVATTING VAN:

Artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie — gemeenschappelijke bepalingen — beginselen van subsidiariteit en evenredigheid

Protocol (nr. 2) bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid

Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie

WAT IS HET DOEL VAN HET ARTIKEL EN DE PROTOCOLLEN?

  • Artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie stelt het beginsel van subsidiariteit vast. Dit beginsel is fundamenteel voor de werking van de Europese Unie (EU), en meer bepaald voor de besluitvormingsprocedures van de EU. Het bepaalt met name of de EU bevoegd is om wetgeving vast te stellen. In dat artikel werden nog twee andere beginselen opgenomen die ook als essentieel beschouwd worden voor de Europese besluitvorming: de beginselen van bevoegdheidstoedeling en evenredigheid.
  • Met het Verdrag van Lissabon is het subsidiariteitsbeginsel (dat oorspronkelijk was geïntroduceerd door het Verdrag van Maastricht) herzien door controlemechanismen in te voeren om toe te zien op de toepassing van het beginsel:
    • Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, dat ook de inwerkingstelling van het subsidiariteitsbeginsel vastlegt.
    • Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in besluitvorming van de EU.

KERNPUNTEN

Definitie van subsidiariteit

  • Het subsidiariteitsbeginsel beoogt het bepalen van het meest geschikte interventieniveau op vlak van gedeelde bevoegdheden tussen de EU en de EU-lidstaten. Dit kan gaan om zaken op EU-, nationaal of lokaal niveau. In al deze gevallen mag de EU slechts tussenkomen als zij in staat is doeltreffender op te treden dan lidstaten op hun respectievelijke nationale of lokale niveau.
  • Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid houdt de volgende drie criteria in die de mogelijkheid tot een tussenkomst op EU-niveau moeten bevestigen of ontkrachten.
    • Heeft de actie transnationale aspecten die niet geregeld kunnen worden door lidstaten?
    • Zou het optreden van de lidstaten alleen of het niet optreden in strijd zijn met het verdrag?
    • Levert het optreden op EU-niveau zichtbare voordelen op?
  • Het subsidiariteitsbeginsel heeft ook als doel de EU en haar burgers dichter bij elkaar te brengen door, als dat nodig wordt geacht, op lokaal niveau op te treden.

Complementariteit met de beginselen van bevoegdheidstoedeling en evenredigheid

  • Artikel 5 van het verdrag betreffende de EU begrenst de bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten. Dit artikel beroept zich eerst en vooral op het beginsel van bevoegdheidstoedeling dat verklaart dat de EU slechts over de bevoegdheden beschikt die haar werden toegewezen door de verdragen.
  • De beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn een logisch gevolg van het beginsel van bevoegdheidstoedeling. Ze bepalen in welke mate de EU de haar door de verdragen toegewezen bevoegdheden mag gebruiken.
  • Op grond van het beginsel van evenredigheid, mag de EU slechts de noodzakelijke middelen inzetten om de door de verdragen vastgelegde doelstellingen te bereiken.
  • Zo mag de EU slechts optreden in een beleidsdomein als:
    • dit optreden onder de bevoegdheden valt van de EU die de verdragen haar hebben toegewezen (beginsel van bevoegdheidstoedeling);
    • in het kader van de gedeelde bevoegdheden met lidstaten een optreden op EU-niveau doeltreffender is voor het bereiken van de door de verdragen vastgelegde doelstellingen (subsidiariteitsbeginsel);
    • de inhoud en de vorm van het optreden het noodzakelijke niet overschrijdt om de door de verdragen vastgelegde doelstellingen te bereiken (beginsel van evenredigheid).

Toezicht op het subsidiariteitsbeginsel

Het Verdrag van Lissabon heeft dit protocol hervormd om dit toezicht te verbeteren en versterken.

  • De mechanismen voor toezicht op het subsidiariteitsbeginsel worden door Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en door Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in de EU georganiseerd.
  • Protocol (nr. 2), oorspronkelijk ingeleid door het Verdrag van Amsterdam, houdt al enkele verplichtingen in bij de uitwerking van wetgevingsvoorstellen. De Commissie moet dus, voordat ze wetgevingsvoorstellen doet, behalve in geval van uitzonderlijke spoed, ruimschoots overleg plegen en, in voorkomend geval, rekening houden met de regionale en lokale dimensie van de beoogde actie. In dit overleg kan de Commissie peilen naar de mening van de nationale en lokale instellingen en de burgerlijke bevolking over een wetsvoorstel, meer bepaald wat het subsidiariteitsbeginsel betreft.
  • Dit protocol legt de Commissie bovendien de verplichting op om bij de wetgevingsvoorstellen een gedetailleerde verklaring te voegen die de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid aantoont.

Krachtens Protocol (nr. 1) voegt het Verdrag van Lissabon een nieuwe hervorming toe door de nationale parlementen volop te betrekken bij het toezicht op het subsidiariteitsbeginsel. Nationale parlementen voeren als volgt een dubbele controle uit.

  • Ze beschikken over het recht om zich tegen de uitwerking van wetgevingsvoorstellen te verzetten. Ze zijn daarom in staat om een wetsvoorstel terug aan de Commissie voor te leggen waarvan ze vinden dat het subsidiariteitsbeginsel niet wordt nageleefd.
  • Ze kunnen een wetsbesluit aanvechten voor het Hof van Justitie van de Europese Unie als ze vinden dat het subsidiariteitsbeginsel niet wordt nageleefd.

Het Verdrag van Lissabon betrekt het Europees Comité van de Regio’s ook bij het toezicht op het subsidiariteitsbeginsel. Naar het voorbeeld van de nationale parlementen kan het Comité ook een wetsbesluit aanvechten voor het Hof van Justitie als het Comité vindt dat het subsidiariteitsbeginsel niet wordt nageleefd.

Elk jaar stelt de Commissie een jaarverslag op over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en over de betrekkingen met de nationale parlementen. In het kader van de uitvoering van het initiatief voor betere wetgeving publiceert zij daarnaast jaarlijkse verslagen over subsidiariteit en evenredigheid.

BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Titel I — Gemeenschappelijke bepalingen — Artikel 5 (oud artikel 5 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 18).

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 206-209).

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 203-205).

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verslag van de Commissie: Jaarverslag 2020 over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en over de betrekkingen met de nationale parlementen (COM(2021) 417 final van 23.7.2021).

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — “Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda” (COM(2015) 215 final van 19.5.2015).

Laatste bijwerking 17.05.2024

Top