This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32023R2485
Commission Delegated Regulation (EU) 2023/2485 of 27 June 2023 amending Delegated Regulation (EU) 2021/2139 establishing additional technical screening criteria for determining the conditions under which certain economic activities qualify as contributing substantially to climate change mitigation or climate change adaptation and for determining whether those activities cause no significant harm to any of the other environmental objectives
Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2485 van de Commissie van 27 juni 2023 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 door vaststelling van aanvullende technische screeningcriteria om de voorwaarden te bepalen waaronder specifieke economische activiteiten kunnen worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die activiteiten niet ernstig afbreuk doen aan een van de andere milieudoelstellingen
Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2485 van de Commissie van 27 juni 2023 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 door vaststelling van aanvullende technische screeningcriteria om de voorwaarden te bepalen waaronder specifieke economische activiteiten kunnen worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die activiteiten niet ernstig afbreuk doen aan een van de andere milieudoelstellingen
C/2023/3850
PB L, 2023/2485, 21.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/2485/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL Serie L |
2023/2485 |
21.11.2023 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/2485 VAN DE COMMISSIE
van 27 juni 2023
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 door vaststelling van aanvullende technische screeningcriteria om de voorwaarden te bepalen waaronder specifieke economische activiteiten kunnen worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die activiteiten niet ernstig afbreuk doen aan een van de andere milieudoelstellingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (1), en met name artikel 10, lid 3, en artikel 11, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
1. |
In Verordening (EU) 2020/852 wordt het algemene kader vastgesteld om uit te maken of een economische activiteit als ecologisch duurzaam kan worden aangemerkt, teneinde te bepalen in welke mate een belegging ecologisch duurzaam is. Die verordening is van toepassing op maatregelen van de Unie of van de lidstaten waarbij voorschriften worden vastgesteld voor financiëlemarktdeelnemers of uitgevende instellingen met betrekking tot financiële producten of bedrijfsobligaties die als ecologisch duurzaam beschikbaar worden gesteld, op financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen, en op ondernemingen die onderworpen zijn aan de verplichting tot openbaarmaking van een niet-financiële verklaring overeenkomstig artikel 19 bis van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) of van een geconsolideerde niet-financiële verklaring overeenkomstig artikel 29 bis van die richtlijn. Marktdeelnemers of overheidsinstanties die niet onder Verordening (EU) 2020/852 vallen, kunnen die verordening ook op vrijwillige basis toepassen. |
2. |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie (3) zijn de technische screeningcriteria vastgesteld om te bepalen onder welke voorwaarden een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering. De technische screeningcriteria betreffen economische activiteiten van negen economische sectoren vanwege hun substantiële aandeel in de totale broeikasgasemissies en hun bewezen potentieel om bij te dragen aan de voorkoming, de vermindering of de verwijdering van broeikasgasemissies. Bovendien hebben die economische activiteiten een bewezen potentieel om een dergelijke voorkoming, vermindering en verwijdering ook voor andere economische sectoren en activiteiten mogelijk te maken, of om te zorgen voor langetermijnopslag van dergelijke emissies voor andere sectoren en activiteiten. |
3. |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 omvat niet alle economische activiteiten die substantieel kunnen bijdragen aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering. Om ecologisch duurzame beleggingen verder te faciliteren, moeten aanvullende technische screeningcriteria worden vastgesteld voor economische activiteiten die substantieel kunnen bijdragen aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering zonder ernstig afbreuk te doen aan de andere milieudoelstellingen, maar die momenteel niet onder Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 vallen. De aanvullende economische activiteiten die substantieel bijdragen aan de mitigatie van klimaatverandering, hebben voornamelijk betrekking op de vervoerssector en de waardeketen daarvan. De aanvullende economische activiteiten die substantieel bijdragen aan de adaptatie aan klimaatverandering, omvatten grotendeels activiteiten die adaptatie aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering faciliteren, waaronder ontzilting en diensten voor het voorkomen van en het reageren op klimaatgerelateerde rampen en noodsituaties. |
4. |
De technische screeningcriteria voor die aanvullende economische activiteiten moeten, waar mogelijk, de classificatie van economische activiteiten volgen van het NACE Rev.-2 classificatiesysteem voor economische activiteiten dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4). Om het voor ondernemingen en financiëlemarktdeelnemers gemakkelijker te maken om na te gaan voor welke economische activiteiten technische screeningcriteria moeten worden vastgesteld, moet de specifieke beschrijving van een economische activiteit ook de referenties bevatten van de NACE-codes die met die activiteit in verband worden gebracht. Deze referenties moeten als indicatief worden begrepen en mogen niet prevaleren boven de specifieke definitie van de economische activiteit in de beschrijving ervan. |
5. |
Technische screeningcriteria voor economische activiteiten die substantieel bijdragen tot de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, moeten ervoor zorgen dat de betrokken economische activiteit positieve gevolgen heeft voor de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering dan wel negatieve gevolgen voor die mitigatie of adaptatie vermindert. Deze technische screeningcriteria moeten daarom verwijzen naar drempels of prestatieniveaus die de economische activiteit moet behalen om te kunnen worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering. Technische screeningcriteria voor “geen ernstige afbreuk doen aan” moeten ervoor zorgen dat de economische activiteit geen significante negatieve milieueffecten, inclusief klimaatgerelateerde gevolgen, heeft. Bijgevolg moet in die technische screeningcriteria worden gespecificeerd aan welke minimumvereisten de economische activiteit moet voldoen om als ecologisch duurzaam te kunnen worden aangemerkt. |
6. |
De technische screeningcriteria om te bepalen of een economische activiteit substantieel bijdraagt aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852, en of zij geen ernstige afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen, moeten in voorkomend geval voortbouwen op bestaande wetgeving, beste praktijken, normen en methodologieën van de Unie, en op gevestigde normen, praktijken en methodologieën die door internationaal gerenommeerde publieke entiteiten zijn ontwikkeld. Als die normen, praktijken en methodologieën voor een bepaald beleidsterrein niet beschikbaar zijn, moeten de technische screeningcriteria voortbouwen op gevestigde normen die door internationaal gerenommeerde particuliere organisaties zijn ontwikkeld. |
7. |
Overeenkomstig artikel 19, lid 1, punt h), van Verordening (EU) 2020/852 moeten de technische screeningcriteria rekening houden met de aard en de schaal van de economische activiteit en sector waarop zij betrekking hebben, en met de vraag of het gaat om een faciliterende activiteit in de zin van artikel 16 van die verordening of een transitieondersteunende activiteit in de zin van artikel 10, lid 2, van die verordening. Om op doeltreffende en evenwichtige wijze aan het vereiste van artikel 19 van Verordening (EU) 2020/852 te voldoen, moeten de technische screeningcriteria worden vastgesteld als een kwantitatieve drempel of minimumvereiste, als relatieve verbetering, als een reeks kwalitatieve prestatievereisten, als proces- of praktijkgerelateerde vereisten, of als een nauwkeurige beschrijving van de aard van de economische activiteit zelf wanneer die activiteit gezien haar aard substantieel kan bijdragen aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering. Technische screeningcriteria voor faciliterende activiteiten moeten er verder voor zorgen dat de activiteiten waardoor andere activiteiten hun milieuprestaties rechtstreeks kunnen verbeteren, een substantieel positief milieueffect hebben en niet tot een lock-in van ecologisch schadelijke activa leiden. Om te waarborgen dat transitieondersteunende activiteiten op een geloofwaardig traject blijven dat verenigbaar is met een klimaatneutrale economie, moeten de technische screeningcriteria voor transitieactiviteiten om de drie jaar worden geëvalueerd, zoals bepaald in artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) 2020/852, waarbij terdege rekening wordt gehouden met wijzigingen van het Unierecht. |
8. |
De productie van elektrische apparatuur speelt een belangrijke rol in de substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering, met name door het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsnetten van de Unie te bevorderen en oplaadinstallaties voor emissievrije voertuigen en slimme instrumenten voor energiegebruik door huishoudens te ontwikkelen. Om het potentieel van elektrificatie in de Unie verder te ontsluiten en de investeringen in de fabricage van elektrische apparatuur verder te versnellen, moeten technische screeningcriteria voor de fabricage van elektrische apparatuur worden vastgesteld. |
9. |
De fabricage van koolstofarme voertuigen, persoonlijke vervoersmiddelen en rollend materieel en spoorweginfrastructuur is afhankelijk van onderdelen die een belangrijke rol spelen bij de vermindering van broeikasgasemissies of, in het geval van het spoor, van essentieel belang zijn voor de milieuprestaties, de exploitatie en de werking gedurende de levensduur van op de taxonomie afgestemde treinen en spoorweginfrastructuur, maar die vaak worden geproduceerd door ondernemingen die deze voertuigen of andere vervoermiddelen niet monteren. Om te waarborgen dat de rol van die ondernemingen en van de onderdelen die zij vervaardigen, bij de mitigatie van klimaatverandering naar behoren wordt erkend, moet de fabricage van de onderdelen die van essentieel belang zijn voor het leveren en verbeteren van de milieuprestaties van koolstofarme voertuigen of andere vervoermiddelen, als een afzonderlijke economische activiteit in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 worden opgenomen. Er moeten technische screeningcriteria worden opgenomen voor onderdelen die bepalend zijn voor milieuprestaties. Voor voertuigen gaat het met name om besturingseenheden, transformatoren, elektrische motoren, laadpoorten en opladers, gelijkstroomomzetters, stroomomvormers, alternatoren, besturingseenheden, regeneratieve remsystemen, remmen met weerstandverminderingstechnologieën, thermische beheersystemen, transmissiesystemen, waterstofopslag- en brandstofsystemen, elektronica indien nodig voor de werking van de aandrijflijnen, aandrijfsystemen, de beste soort ophangingssystemen die tot verbeteringen van de energie-efficiëntie leiden, hulpapparatuur voor koolstofarme voertuigen en, als die substantieel energie-efficiënter zijn dan alternatieven, actieve aerodynamische eigenschappen op koolstofarme voertuigen om de luchtweerstand te verminderen, en aanhangrijtuigen met energiebesparende technologieën zoals een combinatie van regeneratief remmen of aerodynamische verbeteringen. Voor het spoor gaat het met name om spooronderdelen, zoals vermeld in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
10. |
Banden vertegenwoordigen 20 % van het energieverbruik van voertuigen en als zodanig kan het vervaardigen van banden door middel van innovatie de voor de hele vervoerssector beoogde reductie van broeikasgasemissies realiseren. Banden kunnen ook tot een meer circulaire economie bijdragen. Hoewel het vervaardigen van banden niet valt onder het toepassingsgebied van de activiteit van fabricage van onderdelen die van essentieel belang zijn voor het leveren en verbeteren van de milieuprestaties van koolstofarme voertuigen, zal het bijgevolg noodzakelijk zijn de vervaardiging van banden verder te beoordelen om specifieke technische screeningcriteria voor die activiteit vast te stellen, rekening houdend met de wettelijke voorschriften in de meest recente wetgevingsvoorstellen en beste praktijken van de Unie, in het bijzonder met betrekking tot het vrijkomen van microplastics, luchtverontreiniging, geluidshinder, directe broeikasgasemissies en afgedankte autobanden. Ondertussen blijft de fabricage van banden een in aanmerking komende activiteit op grond van punt 3.6 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 betreffende andere koolstofarme technologieën. Met name voor wegvoertuigen van de categorieën M en N moeten de banden voldoen aan de eisen voor rolgeluidemissies in de hoogste bevolkte klasse en aan de rolweerstandscoëfficiënt (die van invloed is op de energie-efficiëntie van het voertuig) in de hoogste twee bevolkte klassen, zoals dit is vastgelegd in Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad (6), en kan worden geverifieerd aan de hand van het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL). Bovendien moeten banden voldoen aan het Euro 7-voorstel voor vereisten inzake bandenslijtage. |
11. |
In haar mededeling van 9 december 2020, getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (7), wees de Commissie erop dat alle vervoerswijzen onmisbaar zijn voor het vervoerssysteem en dat de luchtvaart een cruciale rol speelt bij het bevorderen van cohesie, connectiviteit en toegang tot de interne markt voor alle regio’s. De luchtvaart heeft een belangrijk potentieel om haar broeikasgasemissies te verminderen en bij te dragen tot het koolstofvrij maken van het vervoer, en heeft aldus het potentieel om substantieel bij te dragen tot de mitigatie van klimaatverandering. Daarom moeten technische screeningcriteria voor luchtvaartuigfabricage, leasing, passagiers- en vrachtvervoer door de lucht en grondafhandeling voor luchtvervoer worden vastgesteld. Emissievrij commercieel luchtvervoer zonder directe CO2-emissies of luchtvervoer op volledig duurzame luchtvaartbrandstoffen is technologisch nog niet beschikbaar. Totdat dergelijk emissievrij commercieel luchtvervoer technologisch beschikbaar is, moet luchtvervoer worden beschouwd als een transitieondersteunende activiteit, met technische screeningcriteria op basis van de beste beschikbare technologieën voor vliegtuigcasco- en motorbrandstofefficiëntie, en op basis van het potentieel om de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van luchtvaartuigen substantieel te verminderen door de geleidelijke invoering van duurzame luchtvaartbrandstoffen. Om de financiering van efficiëntere en milieuvriendelijkere beschikbare luchtvaartuigen te vergemakkelijken en tegelijkertijd lock-ineffecten van koolstofintensieve activa te vermijden en de ontwikkeling van emissievrij commercieel luchtvervoer niet te belemmeren, moet de vervangingsratio van het aandeel luchtvaartuigen dat permanent uit gebruik wordt genomen ten opzichte van het aandeel luchtvaartuigen dat op mondiaal niveau wordt geleverd, alleen gelden voor inkomsten die afkomstig zijn van activiteiten die aan de technische screeningcriteria voldoen. Met de steun van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (8), kan de Commissie de vervangingsratio bekendmaken om de marktdeelnemers bij hun openbaarmakingen te ondersteunen. Conform het overgangskarakter van de activiteiten en met inachtneming van de marktontwikkeling van luchtvaarttechnologieën, moeten de technische screeningcriteria voor de vervaardiging van luchtvaartuigen van toepassing zijn tot en met 2032, en uiterlijk dan moeten die technische screeningcriteria worden geëvalueerd om de naleving van artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 in overeenstemming met de technologische ontwikkelingen te waarborgen. Verder moet het niveau van het in de technische screeningcriteria vertegenwoordigde gebruik of de menging van duurzame luchtvaartbrandstoffen elke drie jaar worden geëvalueerd om rekening te houden met opkomende duurzame luchtvaartbrandstoftechnologieën en de huidige en de verwachte toekomstige beschikbaarheid van duurzame luchtvaartbrandstoffen op de markt. Op het gebied van adaptatie aan klimaatverandering kunnen bepaalde activiteiten voor rampenrisicobeheer echter alleen worden ondersteund door specifiek ontworpen en uitgeruste luchtvaartuigen. Daarom zou het noodzakelijk kunnen zijn in een volgende fase afzonderlijke technische screeningcriteria vast te stellen voor de vervaardiging van die luchtvaartuigen. |
12. |
In Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 zijn technische screeningcriteria voor de belangrijkste activiteiten te water vastgesteld. De technische screeningcriteria die na 2025 voor binnenschepen van toepassing zijn, weerspiegelen een geleidelijke vermindering van de emissies tegen 2050, aan de hand van de beoordeling van de broeikasgasintensiteit van de door binnenschepen gebruikte energie, op basis van “well-to-wake”-emissies. Om de bruikbaarheid van de toepasselijke technische screeningcriteria voor het goederen- en personenvervoer over zee te waarborgen en die op de onlangs aangenomen internationale en Uniereferentiewaarden af te stemmen, moeten de technische screeningcriteria worden geactualiseerd. Die referentiewaarden omvatten fase 3 van de energie-efficiëntie-index (9) van de Internationale Maritieme Organisatie die van toepassing is vanaf 1 januari 2025, de energie-efficiëntie-index van bestaande schepen (10), die op 1 januari 2023 in werking is getreden, en broeikasgasintensiteitsgrenswaarden voor aan boord gebruikte energie, zoals vastgesteld bij de Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad (11) betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG, die vanaf 1 januari 2025 van toepassing is. Om een gelijk speelveld met het spoorvervoer te waarborgen, moeten de technische screeningcriteria voor de binnenvaartinfrastructuur worden herzien en de modernisering van de binnenvaartinfrastructuur omvatten, aangezien die infrastructuur essentieel is om de vaart met emissievrije schepen op de waterwegen te waarborgen. Om een gelijk speelveld met infrastructuur voor vervoer per spoor, over de weg en over water te waarborgen, moeten de technische screeningcriteria voor koolstofarme luchthaveninfrastructuur worden herzien om ook de overslag tussen vervoerswijzen op te nemen. |
13. |
In de mededeling van de Commissie van 24 februari 2021, die de aanpassingsstrategie van de EU (12) bevat, wordt erop gewezen dat de frequentie en de ernst van extreme klimatologische en weersverschijnselen toenemen, wat weer heeft geleid tot een toename van het aantal en de schade als gevolg van klimaatgerelateerde rampen in de afgelopen twee decennia. |
14. |
Hulpdiensten redden levens, beschermen eigendom en het milieu, ondersteunen door rampen getroffen gemeenschappen en helpen bij het herstel in noodsituaties. De toenemende frequentie van natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering maakt hulpdiensten dus nog belangrijker. Hulpdiensten zijn echter niet noodzakelijk uitgerust om het hoofd te bieden aan de omvang, de aard en de frequentie van noodsituaties in de veranderende klimatologische omstandigheden. De activiteiten van hulpdiensten moeten daarom adaptatieoplossingen omvatten waarmee zij zich zelf aan de gevolgen van klimaatverandering kunnen aanpassen en na hun aanpassing adaptatieoplossingen kunnen bieden om de algehele veerkracht van een gebied en een samenleving te verbeteren. Met het oog op een verdere versnelling van de investeringen in die hulpdiensten die de algehele veerkracht vergroten, moeten technische screeningcriteria voor dergelijke economische activiteiten worden vastgesteld. |
15. |
De opwarming van de aarde leidt naar verwachting tot een hogere neerslagintensiteit en langere perioden van droogte in Europa (13). Zware regenval leidt periodiek tot overstromingen overal in de Unie. Om verdere investeringen in adaptatieoplossingen tegen overstromingen te stimuleren, moeten technische screeningcriteria worden vastgesteld om het risico van overstromingen te voorkomen en gemeenschappen tegen de gevolgen daarvan te beschermen. |
16. |
De gevolgen van klimaatverandering, waaronder toenemende evapotranspiratie en frequentere droogtes, kunnen de waterschaarste verergeren, wat de watervoorziening in gevaar kan brengen, hetgeen weer kan leiden tot overexploitatie van grond- en oppervlaktewatervoorraden en tot meer concurrentie om die hulpbronnen. In overeenstemming met de mitigatiemaatregelen uit hoofde van de waterhiërarchie moeten haalbare maatregelen voor waterefficiëntie en vervolgens haalbare maatregelen voor hergebruik van water worden overwogen voordat maatregelen voor waterontzilting worden genomen. Tegelijkertijd moeten investeringen in de ontzilting van zee- of brak water worden gestimuleerd, waardoor de overexploitatie van bestaande watervoorraden kan verminderen en ook een stabiliserende buffer voor het tekort aan zoetwatervoorziening kan worden gevormd. Het is dan ook noodzakelijk technische screeningcriteria voor de ontzilting van zee- of brak water vast te stellen. |
17. |
Consultancy en software voor klimaatrisicobeheer kunnen adaptatieoplossingen bieden die bedrijven ondersteunen bij het voorspellen, beheren en monitoren van huidige of verwachte toekomstige klimaatrisico’s. Daarom moeten voor die activiteiten technische screeningcriteria worden vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de adaptatie aan klimaatverandering door adaptatieoplossingen te bieden overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2020/852. |
18. |
In aanhangsel C van de bijlagen I en II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 (“aanhangsel C”) worden algemene technische screeningcriteria voor “geen ernstige afbreuk doen” aan de preventie en bestrijding van verontreiniging vastgesteld, die op verschillende activiteiten van toepassing zijn. Dat aanhangsel bepaalt de criteria voor het gebruik en de aanwezigheid van chemische stoffen. Tot dusver zijn in bepaalde gevallen vrijstellingen verleend, als het gebruik van die chemische stoffen essentieel voor de samenleving is gebleken. Die vrijstelling stuit op bepaalde bezwaren op het gebied van de rechtszekerheid en de verificatie voor ondernemingen en financiëlemarktdeelnemers, vanwege het ontbreken van een duidelijke definitie van het begrip “essentieel gebruik”. In afwachting van verdere richtsnoeren om te verduidelijken hoe marktdeelnemers moeten beoordelen en documenteren dat zij voldoen aan de toekomstige horizontale beginselen van de Commissie inzake essentieel gebruik van chemische stoffen, moeten daarom gerichte wijzigingen in dat aanhangsel worden aangebracht en moet het begrip “essentieel gebruik voor de samenleving” worden vervangen door criteria die meer rechtszekerheid bieden en waarvan de naleving gemakkelijker kan worden geverifieerd. In afwachting van die nadere richtsnoeren moet het begrip “essentieel gebruik voor de samenleving” derhalve worden vervangen door de eis dat er geen andere geschikte alternatieve stoffen of technieken op de markt beschikbaar zijn en dat de stoffen onder gecontroleerde omstandigheden worden gebruikt. |
19. |
Om de bruikbaarheid van aanhangsel C verder te verbeteren, moeten in punt f) van dat aanhangsel bijkomende gerichte wijzigingen worden aangebracht om een minimale concentratielimiet voor zeer zorgwekkende stoffen te specificeren alsmede een referentiedatum om de naleving van het in dat punt vermeld vereiste te beoordelen. Voorts moet punt g) van aanhangsel C worden geschrapt en vervangen door een nieuwe paragraaf waarin een minimale concentratielimiet en het toepassingsgebied van het in die paragraaf vermelde vereiste worden gespecificeerd. |
20. |
Aangezien klimaatverandering waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor alle sectoren van de economie, moeten alle sectoren van de economie worden aangepast aan de negatieve effecten van het huidige klimaat en het verwachte toekomstige klimaat. Daarom moeten in de toekomst technische screeningcriteria voor een substantiële bijdrage aan de adaptatie aan klimaatverandering worden vastgesteld voor alle sectoren en economische activiteiten die onder de in deze verordening vastgestelde technische screeningcriteria voor een substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering vallen. |
21. |
Om bepaalde technische en juridische inconsistenties aan te pakken die sinds de toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 zijn vastgesteld, moeten gerichte wijzigingen aan die verordening worden aangebracht. |
22. |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
23. |
Deze verordening is verenigbaar met de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (14) vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit en waarborgt vooruitgang op het gebied van adaptatie als bedoeld in artikel 5 van die verordening. |
24. |
Om de toepassing van deze verordening te synchroniseren met de rapportage uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie (15), moet zij van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024, met uitzondering van punt g) van aanhangsel C. Om ondernemingen voldoende tijd te bieden om aan die wijziging te voldoen, moet deze van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139
Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening; |
2) |
bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2024.
Punt 28 van bijlage I en punt 26 van bijlage II zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 juni 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13.
(2) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
(5) Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking) (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).
(6) Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 1).
(7) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM/2020/789 final).
(8) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).
(9) IMO Energy Efficiency Design Index (versie van 27.6.2023: https://www.imo.org/fr/ourwork/environment/pages/technical-and-operational-measures.aspx ).
(10) IMO Energy Efficiency Existing Ship Index (versie van 27.6.2023: https://www.imo.org/en/MediaCentre/HotTopics/Pages/EEXI-CII-FAQ.aspx).
(11) Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 234 van 22.9.2023, blz. 48).
(12) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”, COM(2021) 82 final.
(13) IPCC, Managing the Risks of Extreme Events and Disasters to Advance Climate Change Adaptation. Speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering.
(14) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(15) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).
BIJLAGE I
WIJZIGINGEN VAN BIJLAGE I BIJ GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2139
Bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Afdeling 3.3, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
de volgende afdelingen 3.18, 3.19, 3.20 en 3.21 worden toegevoegd: “3.18. Fabricage van auto-onderdelen en mobiliteitsonderdelen Beschrijving van de activiteit De fabricage, de herstelling, het onderhoud, de aanpassing, de herbestemming en de opwaardering van mobiliteitsonderdelen voor emissievrije persoonlijke vervoersmiddelen en van auto-onderdelen en mobiliteitsonderdelen, aparte technische eenheden, onderdelen en reserveonderdelen in de zin van artikel 3, punten 18 tot en met 21 en punt 23 van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad*1, waarvoor typegoedkeuring is verleend en die alleen worden ontworpen, gebouwd en gebruikt in voertuigen en bussen van de categorieën M1, M2, M3, N1, N2 en N3, en artikel 3, punten 15 tot en met 18 en punt 21 van Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad*2, waarvoor typegoedkeuring is verleend en die alleen ontworpen, gebouwd en gebruikt worden in voertuigen van categorie L die voldoen aan de criteria van deze afdeling en die essentieel zijn voor het leveren en verbeteren van de milieuprestaties van het voertuig. De economische activiteiten in deze categorie zijn uitgesloten van de afdelingen 3.3 en 3.6 van deze bijlage. Indien de afdelingen 3.2 en 3.4 van deze bijlage van toepassing zijn, zijn de economische activiteiten in deze categorie van deze afdeling uitgesloten. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder C22.2, C26.1, C26.2, C26.3, C26.4, C28.14, C28.15, C29.2, C29.3 en C33.17, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Een economische activiteit in deze categorie is een faciliterende activiteit overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt i), van Verordening (EU) 2020/852 wanneer zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
3.19. Vervaardiging van onderdelen van rollend spoorwegmaterieel Beschrijving van de activiteit De fabricage, de installatie, het technisch advies, de aanpassing, de opwaardering, de herstelling, het onderhoud en de herbestemming van producten, apparatuur, systemen en software met betrekking tot de volgende spooronderdelen, zoals beschreven in punt 2.7 van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797. Deze onderdelen en diensten zijn essentieel voor de milieuprestaties, de exploitatie en de werking gedurende de levensduur van rollend spoorwegmaterieel dat aan afdeling 3.3 van deze bijlage voldoet. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder C30.2, C27.1 en C27.9, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. De economische activiteiten in deze categorie zijn uitgesloten van de afdelingen 3.3 en 3.6 van deze bijlage. Een economische activiteit in deze categorie is een faciliterende activiteit overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt i), van Verordening (EU) 2020/852 wanneer zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
3.20. De fabricage, de installatie en het onderhoud van hoog-, middel- en laagspanningsapparatuur voor elektriciteitstransmissie en -distributie die leidt tot, of een substantiële bijdrage kan leveren aan de mitigatie van klimaatverandering Beschrijving van de activiteit De economische activiteit betreft de ontwikkeling, de fabricage, de installatie of het onderhoud van elektrische producten, apparatuur of systemen, of software die gericht is op een substantiële vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in hoog-, middel- en laagspanningstransmissie- en -distributiesystemen door middel van elektrificatie, energie-efficiëntie, integratie van hernieuwbare energie of efficiënte energieomzetting. De economische activiteit omvat systemen om hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitsnet te integreren, te interconnecteren, of de automatisering, flexibiliteit en stabiliteit van het net te vergroten, de vraagrespons te beheren, koolstofarm vervoer of warmte te ontwikkelen of slimme metertechnologieën in te voeren om de energie-efficiëntie substantieel te verbeteren. De economische activiteit in deze categorie omvat niet warmte- en energieopwekkingsapparatuur en elektrische apparaten. Wanneer een economische activiteit onder deze afdeling en afdeling 4.9 van deze bijlage valt, is afdeling 4.9 van deze bijlage van toepassing. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder C26.51, C27.1, C27.3, C27.9, C33.13, C33.14 en C33.2, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Een economische activiteit in deze categorie is een faciliterende activiteit als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt i), van Verordening (EU) 2020/852 wanneer zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
3.21. Fabricage van luchtvaartuigen Beschrijving van de activiteit De fabricage, de herstelling, het onderhoud, de revisie, de aanpassing, het ontwerpen, de herbestemming en de opwaardering van luchtvaartuigen en onderdelen van luchtvaartuigen*11. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan een NACE-code, in het bijzonder C30.3 en C33.16, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Indien een economische activiteit in deze categorie niet voldoet aan het criterium van een substantiële bijdrage dat in punt a) van deze afdeling is vastgesteld, is de activiteit een transitieactiviteit als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 mits zij voldoet aan de overblijvende in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
|
3) |
in afdeling 4.4, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
4) |
in afdeling 4.9, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, wordt punt 2, c), vervangen door:
|
5) |
in afdeling 4.26, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Aanvullende criteria met betrekking tot geen ernstige afbreuk doen aan (“DNSH”)”, wordt punt 3) vervangen door:
|
6) |
in afdeling 4.27, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Aanvullende criteria met betrekking tot geen ernstige afbreuk doen aan (“DNSH”)”, wordt punt 3) vervangen door:
|
7) |
in afdeling 4.28, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Aanvullende criteria met betrekking tot geen ernstige afbreuk doen aan (“DNSH”)”, wordt punt 3) vervangen door:
|
8) |
in afdeling 6.3, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
9) |
in afdeling 6.5, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
10) |
in afdeling 6.6, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
11) |
punt 6.7 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
afdeling 6.8 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
afdeling 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
afdeling 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
afdeling 6.11 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
afdeling 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
in afdeling 6.13, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de tweede alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder F42.11, F42.12, F42.13, F43.21, M71.12 en M71.20, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
18) |
afdeling 6.14 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
in afdeling 6.15, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de tweede alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder F42.11, F42.13, M71.12 en M71.20, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
20) |
afdeling 6.16 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
afdeling 6.17 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
de volgende afdelingen 6.18, 6.19 en 6.20 worden toegevoegd: “6.18. Leasing van vliegtuigen Beschrijving van de activiteit Het huren en leasen van luchtvaartuigen en onderdelen van luchtvaartuigen*1. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan een NACE-code, in het bijzonder N77.35, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Indien een economische activiteit in deze categorie niet voldoet aan het criterium van een substantiële bijdrage dat in punt a) van deze afdeling is vastgesteld, is de activiteit een transitieactiviteit als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 mits zij voldoet aan de overblijvende in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
6.19. Vervoer van passagiers en goederen door de lucht Beschrijving van de activiteit Het aankopen, financieren en exploiteren van luchtvaartuigen, met inbegrip van passagiers- en goederenvervoer. De economische activiteit omvat niet de leasing van vliegtuigen als bedoeld in afdeling 6.18. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder H51.1 en H51.21, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Indien een economische activiteit in deze categorie niet voldoet aan het criterium van een substantiële bijdrage dat in punt a) van deze afdeling is vastgesteld, is de activiteit een transitieactiviteit als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 mits zij voldoet aan de overblijvende in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
6.20. Grondafhandeling voor luchtvervoer Beschrijving van de activiteit De fabricage, de herstelling, het onderhoud, de revisie, de aanpassing, het ontwerpen, de herbestemming en de opwaardering, en het aankopen, financieren, huren, leasen en exploiteren van uitrusting en diensten in verband met luchtvervoer (grondafhandeling), met inbegrip van grondafhandelingsactiviteiten op luchthavens en vrachtafhandeling, met inbegrip van het laden en lossen van goederen uit luchtvaartuigen. De economische activiteit omvat:
De economische activiteit omvat geen voertuigen voor het vervoer van passagiers en bemanning en voor het bijtanken van luchtvaartuigen op de luchthaven als bedoeld in de punten 3.3, 6.3 en 6.6 van deze bijlage. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder H52.23, H52.24 en H52.29, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Technische screeningcriteria
|
23) |
in afdeling 7.1, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
24) |
in afdeling 7.2, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
25) |
in aanhangsel B wordt de volgende alinea toegevoegd: “De activiteit vormt geen belemmering voor het bereiken van een goede milieutoestand van mariene wateren of leidt niet tot een verslechtering van mariene wateren die zich al in een goede milieutoestand bevinden in de zin van artikel 3, punt 5, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad*1, *2, met inachtneming van Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie*3 met betrekking tot de criteria en methodologische standaarden voor die beschrijvende elementen.
|
26) |
in aanhangsel C wordt punt f) vervangen door:
|
27) |
in aanhangsel C wordt punt g) geschrapt: |
28) |
in aanhangsel C wordt na punt f) de volgende alinea toegevoegd: “Voorts leidt de activiteit niet tot de fabricage, de aanwezigheid in het eindproduct of de output, of het in de handel brengen van andere stoffen, als zodanig, in mengsels of in voorwerpen, in een concentratie van meer dan 0,1 % gewichtspercent (w/w), die voldoen aan de criteria van Verordening (EG) nr. 1272/2008 voor een van de in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde gevarenklassen of -categorieën, tenzij de exploitanten hebben vastgesteld en gedocumenteerd dat er geen andere geschikte alternatieve stoffen of technologieën op de markt beschikbaar zijn en dat zij onder gecontroleerde omstandigheden worden gebruikt*1.
|
BIJLAGE II
WIJZIGINGEN VAN BIJLAGE II BIJ GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2139
Bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in afdeling 3.13, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 6) vervangen door:
|
2) |
in afdeling 4.14, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de derde alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder D35.22, F42.21 en H49.50, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
3) |
in afdeling 4.14, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 1) vervangen door:
|
4) |
in afdeling 5.6, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de tweede alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder E37.00 en F42.99, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
5) |
het volgende punt 5.13 wordt ingevoegd: “5.13. Ontzilting Beschrijving van de activiteit De bouw, exploitatie, modernisering, uitbreiding en vernieuwing van ontziltingsinstallaties voor de productie van water dat bestemd is voor distributie in drinkwatersystemen. De economische activiteit omvat de onttrekking van zee- of brak water, voorbehandeling (zoals behandeling om vervuilende stoffen, kalkaanslag of membraanverstopping te verwijderen), behandeling (zoals omgekeerde osmose met behulp van membraantechnologie), nabehandeling (desinfectie en conditionering) en opslag van afvalwater. De economische activiteit omvat verder de verwijdering van pekel (spoelwater) door middel van diepzeepijpen of uitstromen met dilutie, of door middel van andere pekellozingstechnieken voor installaties op binnenlandse locaties (zoals voor de ontzilting van brak water). De economische activiteit kan worden toegepast op wateren met een variabel zoutgehalte, zolang die wateren niet als zoet water kunnen worden aangemerkt, in de zin van bijlage II bij Richtlijn 2000/60/EG. De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder E36.00 en F42.9, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Indien een economische activiteit in deze categorie voldoet aan het criterium van een substantiële bijdrage dat in punt 5 is vastgesteld, is de activiteit een faciliterende activiteit als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2020/852 mits zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
|
6) |
in afdeling 6.3, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
7) |
de titel van afdeling 6.5 wordt vervangen door:
|
8) |
afdeling 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
in afdeling 6.6, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
10) |
afdeling 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
in afdeling 6.13, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de tweede alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder F42.11, F42.12, F42.13, F43.21, M71.12 en M71.20, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
12) |
in afdeling 6.15, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de tweede alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden ingedeeld in verschillende NACE-codes, in het bijzonder F42.11, F42.13, M71.12 en M71.20, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
13) |
in afdeling 6.16, onderafdeling “Beschrijving van de activiteit”, wordt de derde alinea vervangen door: “De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan verschillende NACE-codes, in het bijzonder F42.91, M71.12 en M71.20, overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld.”; |
14) |
in afdeling 7.1, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
15) |
in afdeling 7.2, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 5) vervangen door:
|
16) |
in afdeling 7.3, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 2) vervangen door:
|
17) |
in afdeling 7.4, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 2) vervangen door:
|
18) |
in afdeling 7.5, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 2) vervangen door:
|
19) |
in afdeling 7.6, onderafdeling “Technische screeningcriteria”, onderafdeling “Geen ernstige afbreuk doen (“DNSH”)”, wordt punt 2) vervangen door:
|
20) |
het volgende punt 8.4 wordt ingevoegd: “8.4. Software voor het beheer en de aanpassing van fysieke klimaatrisico’s Beschrijving van de activiteit Ontwikkeling of programmering van software voor:
De economische activiteit omvat niet de ontwikkeling en programmering van software als onderdeel van technische activiteiten en daarmee verband houdende technische adviesverlening voor aanpassing aan klimaatverandering (zie punt 9.1 van deze bijlage), nauw aanleunend bij marktonderzoek, -ontwikkeling en -innovatie (zie punt 9.2 van deze bijlage) en als onderdeel van adviesverlening voor beheer van en aanpassing aan fysieke klimaatrisico’s (zie punt 9.3 van deze bijlage). De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan NACE-code J62.01 overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Een economische activiteit in deze categorie is een faciliterende activiteit overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2020/852 wanneer zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
|
21) |
het volgende punt 9.3 wordt ingevoegd: “9.3. Adviesverlening voor het beheer van en de aanpassing aan fysieke klimaatrisico’s Beschrijving van de activiteit Het verlenen van advies of het sluiten van consultancycontracten om bedrijven of organisaties in staat te stellen fysieke klimaatrisico’s te beheren. De economische activiteit wordt uitgevoerd met ten minste een van de volgende doelstellingen:
De economische activiteit omvat niet de technische adviesverlening met betrekking tot engineeringactiviteiten voor aanpassing aan klimaatverandering (zie punt 9.1 van deze bijlage), nauw aanleunend bij marktonderzoek, -ontwikkeling en -innovatie (zie punt 9.2 van deze bijlage) en adviesverlening als onderdeel van de ontwikkeling of programmering van software voor het beheer van en aanpassing aan fysieke klimaatrisico’s (zie punt 8.4 van deze bijlage). De economische activiteiten in deze categorie kunnen worden gekoppeld aan NACE-code M74.90 overeenkomstig de statistische classificatie van economische activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 is vastgesteld. Een economische activiteit in deze categorie is een faciliterende activiteit overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2020/852 wanneer zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria. Technische screeningcriteria
|
22) |
de volgende titel voor afdeling 14 wordt ingevoegd:
|
23) |
de volgende afdelingen 14.1 en 14.2 worden ingevoegd: “14.1. Hulpdiensten Beschrijving van de activiteit
Technische screeningcriteria
14.2. Preventie en beschermende infrastructuur tegen overstromingen Beschrijving van de activiteit De activiteit heeft betrekking op structurele*25 en niet-structurele*26 maatregelen ter preventie en bescherming van mensen, ecosystemen, cultureel erfgoed en infrastructuur tegen overstromingen overeenkomstig Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad*27.
Technische screeningcriteria
|
24) |
in aanhangsel B wordt de volgende alinea ingevoegd: “De activiteit vormt geen belemmering voor het bereiken van een goede milieutoestand van mariene wateren of leidt niet tot een verslechtering van mariene wateren die zich al in een goede milieutoestand bevinden in de zin van artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) 2020/3 en overeenkomstig Richtlijn 2008/56/EG*1, met inachtneming van Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie met betrekking tot de criteria en methodologische standaarden voor die beschrijvende elementen.
|
25) |
in aanhangsel C wordt punt f) vervangen door:
|
26) |
in aanhangsel C wordt punt g) geschrapt; |
27) |
in aanhangsel C wordt na punt f) de volgende alinea toegevoegd: “De activiteit leidt niet tot de fabricage, de aanwezigheid in het eindproduct of de output, of het in de handel brengen van andere stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent (g/g), die voldoen aan de criteria van Verordening (EG) nr. 1272/2008 voor een van de in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde gevarenklassen of -categorieën, tenzij de exploitanten hebben vastgesteld en gedocumenteerd dat er geen andere geschikte alternatieve stoffen of technologieën op de markt beschikbaar zijn en dat zij onder gecontroleerde omstandigheden worden gebruikt*1.
|
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/2485/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)