EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R1228

Verordening (EU) nr. 1228/2009 van de Raad van 15 december 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

PB L 330 van 16.12.2009, p. 49–60 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/10/2010; stilzwijgende opheffing door 32010R0961

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1228/oj

16.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/49


VERORDENING (EU) Nr. 1228/2009 VAN DE RAAD

van 15 december 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 215, leden 1 en 2,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB van de Raad van 27 februari 2007 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB voorziet Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (2) in het bijzonder in het verbod op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer naar Iran van goederen en technologie, in aanvulling op die welke zijn vastgesteld door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité, die een bijdrage zouden kunnen leveren tot de activiteiten van Iran met betrekking tot de verrijking of opwerking van uranium of met betrekking tot zwaar water, tot de ontwikkeling van overbrengingssystemen voor nucleaire wapens, of tot activiteiten in verband met andere punten waarover de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) haar bezorgdheid heeft uitgesproken of heeft verklaard dat er nog geen duidelijkheid bestaat.

(2)

Deze artikelen zijn opgenomen in bijlage I BIS bij Verordening (EG) nr. 423/2007. Enkele vermeldingen in die bijlage dienen te worden gecorrigeerd.

(3)

Verordening (EG) nr. 423/2007 voorziet tevens in de beperking van de uitvoer van bepaalde andere, in bijlage II vermelde goederen en technologie. De lijst in die bijlage dient te worden herzien teneinde de doeltreffendheid ervan te handhaven.

(4)

Met het oog op doelmatigheid dient de Commissie te worden gemachtigd de lijsten van verboden en aan een vergunningsplicht onderworpen goederen en technologie te beheren en deze te wijzigen op basis van informatie die wordt verstrekt door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité van de Verenigde Naties of de lidstaten.

(5)

Verordening (EG) nr. 423/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 423/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 3, lid 1 bis, wordt vervangen door:

„1 bis.   Voor elke uitvoer waarvoor op grond van deze verordening een vergunning vereist is, wordt de vergunning, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de exporteur is gevestigd (3). De vergunning is in de gehele Unie geldig.

2.

Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De Commissie wijzigt:

a)

bijlage I op basis van de besluiten van de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité van de Verenigde Naties;

b)

bijlage I BIS en bijlage II op basis van door de lidstaten verstrekte informatie;

c)

bijlage III op basis van door de lidstaten verstrekte informatie;

d)

bijlage IV op basis van de besluiten van de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité van de Verenigde Naties;

e)

bijlage VI op basis van de besluiten die zijn vastgesteld ten aanzien van de bijlagen III en IV bij Gemeenschappelijk standpunt 2007/140 van de Raad.”

3.

Bijlage I bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4.

Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB L 61 van 28.2.2007, blz. 49.

(2)  PB L 103 van 20.4.2007, blz. 1.

(3)  PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.”


BIJLAGE I

Bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 423/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De beschrijving van nr. IA.A1.009 komt als volgt te luiden:

„„Stapel- of continuvezelmateriaal” of ‹prepregs› als hieronder:

a)

„stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof of aramide met een van de volgende kenmerken:

1.

een „specifieke modulus” groter dan 10 × 106 m; of

2.

een „specifieke treksterkte” groter dan 17 × 104 m;

b)

„stapel- en continuvezelmateriaal” van glas met een van de volgende kenmerken:

1.

een „specifieke modulus” groter dan 3,18 × 106 m; of

2.

een „specifieke treksterkte” groter dan 76,2 × 103 m;

c)

thermogeharde met hars geïmpregneerde continu-„garens”, -„rovings”, -„linten” of -„banden” met een breedte van 15 mm of minder (‹prepregs›), vervaardigd uit „stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof of glas, anders dan bedoeld in IA.A1.010.a of b.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op stapel- of continuvezelmateriaal als bedoeld in 1C010.a, 1C010.b, 1C210.a en 1C210.b.”

2)

De beschrijving van nr. IA.A1.010 komt als volgt te luiden:

„met hars of asfaltbitumen geïmpregneerde vezels (‹prepregs›), met metaal of koolstof beklede vezels (‹preforms›) of „halffabricaten voor koolstofvezels”, als hieronder:

a)

gemaakt van „stapel- of continuvezelmateriaal” als bedoeld in IA.A1.009;

b)

met epoxyhars geïmpregneerd koolstof-„stapel- of continuvezelmateriaal” (‹prepregs›), bedoeld in 1C010.a, 1C010.b of 1C010.c, voor de reparatie van casco’s of laminaten van vliegtuigen als de afzonderlijke ‹prepreg›-vellen niet groter zijn dan 50 cm × 90 cm;

c)

prepregs, bedoeld in 1C010.a, 1C010.b of 1C010.c, geïmpregneerd met fenol- of epoxyharsen met een glastemperatuur (Tg) van minder dan 433 K (160 oC) en een hardingstemperatuur die lager ligt dan de glastemperatuur.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op stapel- of continuvezelmateriaal als bedoeld in 1C010.e.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Goederen en technologie in de zin van artikel 3

INLEIDING

1.

Tenzij anders is aangegeven, verwijzen de referentienummers in de kolom „Beschrijving” naar de beschrijvingen van producten en technologie voor tweeërlei gebruik in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

2.

Een referentienummer in de kolom „Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009” houdt in dat de kenmerken van het in de kolom „Beschrijving” beschreven artikel buiten de parameters in de zin van de beschrijving van de desbetreffende post vallen.

3.

De definitie van termen tussen „enkele aanhalingstekens” wordt gegeven in een technische noot bij de betrokken post.

4.

De definitie van termen tussen „dubbele aanhalingstekens” kan worden gevonden in Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad.

ALGEMENE NOTEN

1.

De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die een of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

N.B.: Bij de beoordeling van de vraag of het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dient/dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kan/kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

2.

Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld.

ALGEMENE TECHNOLOGIENOOT (ATN)

(Te lezen als onderdeel van sectie II.B)

1.

De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van technologie die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen waarvan de verkoop, levering, overdracht of uitvoer in deel A (Goederen) aan een vergunningsplicht is onderworpen, is op grond van de bepalingen van sectie II.B aan een vergunningsplicht onderworpen.

2.

„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan een vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan een vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan een vergunningsplicht onderworpen goederen.

3.

De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van goederen die niet aan een vergunningsplicht onderworpen zijn of waarvan de uitvoer op grond van Verordening (EG) nr. 423/2007 is toegestaan.

4.

De vergunningsplicht voor de overdracht van „technologie” is niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.

II.A.   GOEDEREN

A0.   Nucleaire goederen, installaties en uitrusting

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.A0.002

Faraday-isolatoren voor de golflengte 500 nm – 650 nm

II.A0.003

Optische tralies voor de golflengte 500 nm – 650 nm

II.A0.004

Optische vezels voor de golflengte 500 nm – 650 nm, bekleed met een antireflecterende laag voor de golflengte 500 nm – 650 nm en met een kerndiameter van meer dan 0,4 mm doch niet meer dan 2 mm

II.A0.008

Laserspiegels, andere dan bedoeld in 6A005.e, bevattende een substraat met een warmte-uitzettingscoëfficiënt van 10-6K-1 of minder bij 20 °C (bijvoorbeeld gesmolten siliciumdioxide of saffier).

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op optische systemen die speciaal voor astronomische toepassingen zijn ontworpen, tenzij de spiegels gesmolten siliciumdioxide bevatten.

0B001.g.5, 6A005.e

II.A0.009

Laserlenzen, andere dan bedoeld in 6A005.e.2, bevattende een substraat met een warmte-uitzettingscoëfficiënt van 10-6K-1 of minder bij 20 °C (bijvoorbeeld gesmolten siliciumdioxide).

0B001.g, 6A005.e.2

II.A0.010

Pijpen, pijpleidingen, flenzen en hulpstukken, vervaardigd van of gevoerd met nikkel of een nikkellegering die 40 gewichtspercenten of meer nikkel bevat, andere dan bedoeld in 2B350.h.1.

2B350

II.A0.011

Vacuümpompen, andere dan bedoeld in 0B002.f.2. of 2B231, als hieronder:

 

turbomoleculaire pompen met een pompsnelheid van 400 l/s of meer;

 

voorvacuümpompen van het Rootstype met een afzuigcapaciteit van meer dan 200 m3/h.

 

Droge scrollcompressoren en vacuümpompen met balgafdichting

0B002.f.2, 2B231

II.A0.014

Ontstekingskamers met een explosieabsorptievermogen van meer dan 2,5 kg TNT-equivalent

 


A1.   Materialen, chemicaliën, „micro-organismen” en „toxines”

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.A1.003

Ringvormige afdichtingen en pakkingen met een binnendiameter van 400 mm of minder, vervaardigd van een of meer van de volgende materialen:

a)

copolymeren van vinylideenfluoride met 75 % of meer bèta-kristallijnstructuur zonder strekken;

b)

gefluoreerde polyimiden die 10 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten;

c)

gefluoreerde fosfazeenelastomeren die 30 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten;

d)

polychloortrifluorethyleen (PCTFE, bijvoorbeeld Kel-F®);

e)

fluorelastomeren (bijvoorbeeld Viton®, Tecnoflon®);

f)

polytetrafluorethyleen (PTFE).

 

II.A1.004

Persoonlijke uitrusting voor het detecteren van straling van nucleaire oorsprong, met inbegrip van persoonlijke dosismeters.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op nucleaire detectieapparatuur als bedoeld in 1A004.c.

1A004.c

II.A1.006

Katalysatoren, andere dan die waarvoor overeenkomstig I.1A.003 een verbod geldt, bevattende platina, palladium of rhodium, bruikbaar voor het bevorderen van de waterstofisotoopuitwisseling tussen waterstof en water voor het terugwinnen van tritium uit zwaar water of voor de productie van zwaar water.

1B231, 1A225

II.A1.007

Aluminium en aluminiumlegeringen, andere dan die bedoeld in 1C002.b.4 of 1C202.a, in ruwe vorm of als halffabricaat, met een van de volgende kenmerken:

a)

met een breukspanning van 460 MPa of meer bij 293 K (20 °C); of

b)

met een treksterkte van 415 MPa of meer bij 298 K (25 °C).

1C002.b.4, 1C202.a

II.A1.014

Elementaire poeders van kobalt, neodymium of samarium of legeringen of mengsels daarvan bevattende ten minste 20 gewichtspercenten kobalt, neodymium of samarium, met een deeltjesgrootte van minder dan 200 μm.

 

II.A1.015

Zuiver tributylfosfaat (TBP) [CAS 126-73-8] en mengsels bevattende 5 of meer gewichtspercenten TBP.

 

II.A1.016

Maragingstaal, ander dan dat waarvoor overeenkomstig I.1A.030, I.1A.035 of IA.A1.012 een verbod geldt.

Technische noot:

Maragingstaal is een ijzerlegering die gewoonlijk door een hoog nikkelgehalte, een zeer laag koolstofgehalte en het gebruik van vervangende elementen of precipitaten voor het versterken en tijdharden van de legering wordt gekenmerkt.

 

II.A1.017

Metalen, metaalpoeders en materialen, als hieronder:

a)

wolfraam en wolfraamlegeringen, andere dan die waarvoor overeenkomstig I.1A.031 een verbod geldt, in de vorm van uniform bolvormige of verstoven deeltjes met een diameter van 500 μm of minder, bevattende 97 of meer gewichtspercenten wolfraam;

b)

molybdeen en molybdeenlegeringen, andere dan die waarvoor overeenkomstig I.1A.031 een verbod geldt, in de vorm van uniform bolvormige of verstoven deeltjes met een diameter van 500 μm of minder, bevattende 97 of meer gewichtspercenten molybdeen;

c)

wolfraamhoudende materialen in vaste vorm, andere dan die waarvoor overeenkomstig I.1A.037 of IA.A1.013 een verbod geldt, met de volgende samenstelling:

1

wolfraam en wolfraamlegeringen bevattende 97 of meer gewichtspercenten wolfraam;

2.

met koper geïnfiltreerd wolfraam bevattende 80 of meer gewichtspercenten wolfraam; of

3.

met zilver geïnfiltreerd wolfraam bevattende 80 of meer gewichtspercenten wolfraam;

 

II.A1.018

Zachte magnetische legeringen met een chemische samenstelling als hieronder:

a)

een ijzergehalte tussen 30 % en 60 %, en

b)

een kobaltgehalte tussen 40 % en 60 %.

 

II.A1.019

„Stapel- of continuvezelmateriaal” of ‹prepregs›, niet verboden bij bijlage I of bijlage I bis (onder nrs. IA.A1.009, IA.A1.010) bij deze verordening of voorkomend in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009, als hieronder:

a)

„stapel- of continuvezelmateriaal” van koolstof;

Noot: II.A1.019.a is niet van toepassing op weefsels.

b)

thermogeharde met hars geïmpregneerde continu-„garens”, -„rovings”, -„linten” of -„banden”, vervaardigd uit „stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof;

c)

continu-„garens”, „rovings”, „linten” of „banden” van polyacrylonitryl.

 


A2.   Materiaalbewerking

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.A2.002

Werktuigmachines voor slijpen met een instelnauwkeurigheid, „inclusief alle compensaties”, die gelijk is aan of kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) is dan 15 μm overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988) (1) of nationale equivalenten langs elke lineaire as.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op werktuigmachines voor slijpen als bedoeld in 2B201.b en 2B001.c

2B201.b, 2B001.c

II.A2.002a

Onderdelen en numerieke besturingen, speciaal ontworpen voor de werktuigmachines bedoeld in 2B001, 2B201, of in II.A2.002 van deze lijst.

 

II.A2.003

Balanceermachines en aanverwante uitrusting, als hieronder:

a)

balanceermachines die ontworpen of aangepast zijn voor tandheelkundige of andere medische uitrusting, met alle hiernavolgende kenmerken:

1.

niet geschikt voor het uitbalanceren van rotors/samenstellingen met een massa van meer dan 3 kg;

2.

geschikt voor het uitbalanceren van rotors/samenstellingen bij een omwentelingssnelheid hoger dan 12 500 t.p.m.;

3.

geschikt voor het corrigeren van onbalans in twee of meer vlakken; en

4.

geschikt voor het uitbalanceren tot op een resterende specifieke onbalans van 0,2 g × mm per kg rotorgewicht;

b)

indicatorkoppen die zijn ontworpen of aangepast voor gebruik met de bij a. aangegeven machines.

Technische noot:

Indicatorkoppen worden soms ook balanceerinstrumenten genoemd.

2B119

II.A2.005

Warmtebehandelingsovens, werkend met beheerste atmosfeer, als hieronder:

Ovens geschikt voor werktemperaturen boven 400 °C.

2B226, 2B227

II.A2.006

Oxidatieovens geschikt voor werktemperaturen boven 400 °C.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op tunnelovens met rol- of wagentransport, tunnelovens met transportband, doorschuifovens of pendelovens, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van glas, tafelgerei van keramiek of constructieve keramiek..

2B226, 2B227

II.A2.007

„Drukomzetters”, andere dan bedoeld in 2B230, geschikt voor het meten van de absolute druk op elk punt in het traject van 0 tot 200 kPa, met beide hiernavolgende kenmerken:

a)

drukopneemelementen vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door uraanhexafluoride (UF6)”; en

b)

met een van de volgende kenmerken:

1.

een volledig bereik van minder dan 200 kPa en een „nauwkeurigheid” beter dan ±1 % over het gehele bereik; of

2.

een volledig bereik van 200 kPa of groter en een „nauwkeurigheid” beter dan 2 kPa.

Technische noot:

Voor de toepassing van 2B30 houdt „nauwkeurigheid” in non-lineariteit, hysteresis en herhaalbaarheid bij omgevingstemperatuur.

2B230

II.A2.008

Apparatuur voor vloeistof-vloeistofuitwisseling (mengersbezinkers, pulskolommen en centrifugale contactors), en vloeistofverdelers, stoomverdelers of systemen voor de opvang van vloeistoffen, ontworpen voor die apparatuur, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

1.

legeringen met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

2.

fluorpolymeren;

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding (‹lining›);

4.

grafiet of „koolstofgrafiet”;

5.

nikkel of legeringen die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

6.

tantaal of tantaallegeringen;

7.

titaan of titaanlegeringen;

8.

zirkonium of zirkoniumlegeringen; of

9.

roestvrij staal.

Technische noot:

„Koolstofgrafiet” is een composiet bestaande uit amorf koolstof en grafiet, met 8 of meer gewichtspercenten grafiet.

2B350.e

II.A2.009

Industriële apparatuur en onderdelen, andere dan bedoeld in 2B350.d, als hieronder:

Warmtewisselaars of condensors met een warmte-uitwisseloppervlak van meer dan 0,05 m2 en minder dan 30 m2, en voor gebruik in dergelijke warmtewisselaars of condensors ontworpen buizen, platen, spoelen of blokken (kernen), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

1.

legeringen met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

2.

fluorpolymeren;

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding (‹lining›);

4.

grafiet of „koolstofgrafiet”;

5.

nikkel of legeringen die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

6.

tantaal of tantaallegeringen;

7.

titaan of titaanlegeringen;

8.

zirkonium of zirkoniumlegeringen;

9.

siliciumcarbide;

10.

titaancarbide; of

11.

roestvrij staal.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op voertuigradiatoren.

Technische noot:

De voor pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de warmtewisselaar een vergunningsplicht geldt.

2B350.d

II.A2.010

Pompen met meervoudige afdichting en pompen zonder afdichting, andere dan bedoeld in 2B350.i, geschikt voor corrosieve vloeistoffen, met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 0,6 m3 per uur, of vacuümpompen met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 5 m3 per uur [gemeten bij een standaardtemperatuur (273 K (0 °C)) en -druk (101,3 kPa)], en voor gebruik in dergelijke pompen ontworpen omhulsels (pomphuizen), voorgevormde binnenbekledingen, schoepen, vleugelraderen of straalpompverdeelstukken, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een van de volgende materialen:

1.

legeringen met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

2.

keramiek;

3.

ferrosilicium;

4.

fluorpolymeren;

5.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding (lining);

6.

grafiet of „koolstofgrafiet”;

7.

nikkel of legeringen die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

8.

tantaal of tantaallegeringen;

9.

titaan of titaanlegeringen;

10.

zirkonium of zirkoniumlegeringen;

11.

niobium (columbium) of niobiumlegeringen;

12.

roestvrij staal; of

13.

aluminiumlegeringen.

Technische noot:

De voor pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de pomp een vergunningsplicht geldt.

2B350.d

II.A2.013

Forceer-(‹spin-forming›) of vloei-(‹flow-forming›) draaibanken, andere dan die waarvoor overeenkomstig 2B009 een vergunningsplicht of overeenkomstig I.2A.009 of I.2A.020 een verbod geldt, met een walskracht van meer dan 60 kN, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.

Technische noot:

Voor de toepassing van II.A2.013 worden machines die de functies van forceren en vloeidraaien combineren, beschouwd als vloeidraaibanken..

 


A3.   Elektronica

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.A3.003

Frequentieomzetters of frequentiegeneratoren, andere dan die waarvoor overeenkomstig I.0A.002.b.13 of I.3A.004 een verbod geldt, met alle volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en software:

a)

een meerfasige uitgang geschikt voor het leveren van een vermogen van 40 W of groter;

b)

geschikt om te werken in het frequentiegebied van 600 tot 2 000 Hz; en

c)

frequentieafwijking kleiner dan 0,1 %.

Technische noot:

De in II.3A.003 bedoelde frequentieomzetters zijn ook bekend als ‹converters› of ‹inverters›.

 

II.A3.004

Spectrometers en diffractometers die ontworpen zijn voor indicatieve tests of kwantitatieve analyse van de elementaire samenstelling van metalen of legeringen zonder dat chemische ontleding van het materiaal plaatsvindt.

 


A6.   Sensoren en lasers

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.A6.002

Optische apparatuur en onderdelen daarvoor, andere dan bedoeld in 6A002 en 6A004.b, als hieronder:

Optische apparaten werkend in het infrarode spectrum, voor de golflengte 9 000 nm – 17 000 nm, en onderdelen daarvoor, met inbegrip van onderdelen van cadmiumtelluride (CdTe).

6A002, 6A004.b

II.A6.005

Halfgeleider-„lasers” en onderdelen daarvoor, als hieronder:

a)

afzonderlijke halfgeleider-„lasers” met een uitgangsvermogen van meer dan 200 mW elk, in hoeveelheden groter dan 100;

b)

arrays van halfgeleider-„lasers” met een uitgangsvermogen van meer dan 20 W.

1.

Halfgeleider-„lasers” worden gewoonlijk „laser”-dioden genoemd.

2.

Dit artikel is niet van toepassing op „lasers” als bedoeld in 0B001.g.5, 0B001.h.6 en 6A005.b.

3.

Dit artikel is niet van toepassing op „laser”-dioden met een golflengte van 1 200 nm – 2 000 nm.

6A005.b

II.A6.007

„Afstembare” vastestof-„lasers”, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

a)

titaan-saffier-„lasers”,

b)

alexandriet-„lasers”.

Noot: Dit artikel is niet van toepassing op titaan-saffier- en alexandriet-„lasers” als bedoeld in 0B001.g.5, 0B001.h.6 en 6A005.c.1.

6A005.c.1

II.A6.009

Onderdelen van akoestisch-optische apparatuur, als hieronder:

a)

beeld(framing)-buizen en halfgeleiderelementen voor beeldvorming met een herhalingsfrequentie van 1 kHz of meer;

b)

materiaal voor deze herhalingsfrequentie;

c)

Pockels-cellen.

6A203.b.4.c


A7.   Navigatie en vliegtuigelektronica

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.A7.001

Traagheidssystemen en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:

I.

traagheidsnavigatiesystemen die gecertificeerd zijn voor gebruik in „civiele vliegtuigen” door de civiele autoriteiten van een staat die deelneemt aan het Wassenaar Arrangement, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:

a)

traagheidsnavigatiesystemen (INS) (zowel met cardanische ophanging als vast) en traagheidsapparatuur ontworpen voor „vliegtuigen”, voor voertuigen voor gebruik aan land, voor vaartuigen (zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten) of voor „ruimtevaartuigen”, voor standregeling, geleiding of besturing met een of meer van de volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

1.

(vrije-traagheids)-navigatiefout van 0,8 zeemijl per uur (nm/hr) „Circular Error Probable” (CEP) of minder (beter) na normale uitrichting; of

2.

gespecificeerd om te werken bij lineaire versnellingsniveaus van meer dan 10 g;

b)

hybride traagheidsnavigatiesystemen met ingebouwd wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) of navigatiesysteem met als referentie een gegevensbestand (DBRN) voor standregeling, geleiding of besturing, na normale uitrichting, met na uitval van GNSS of DBRN gedurende een periode tot 4 minuten een INS-precisie van minder (beter) dan tien meter „Circular Error Probable” (CEP) (50 %-refkanscirkel);

c)

traagheidsapparatuur voor azimutpeilingen, koersbepaling en bepalen van het noorden met een of meerdere van de volgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

1.

ontworpen voor een azimutpeiling, koersbepaling of bepaling van het noorden met een nauwkeurigheid die gelijk is aan of minder (beter) dan 6 boogminuten RMS op een geografische breedte van 45 graden; of

2.

ontworpen om niet-operationeel bestand te zijn tegen schokken van ten minste 900 g met een duur van ten minste 1 ms.

Noot: De parameters van I.a en I.b zijn van toepassing onder alle hierna vermelde omgevingsomstandigheden:

1.

invoer van willekeurige trillingen met een totale magnitude van 7,7 g rms tijdens het eerste halfuur en een totale testduur van anderhalf uur per as voor elk van de drie loodrechte assen, wanneer de willekeurige trillingen aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

een constante spectrale vermogensdichtheid (PSD) van 0,04 g2/Hz bij een frequentie-interval van 15 tot 1 000 Hz; en

b)

de PSD verkleint naar gelang van de frequentie van 0,04 g2/Hz tot 0,01 g2/Hz bij een frequentie-interval van 1 000 tot 2 000 Hz;

2.

een slinger- en giersnelheid van +2,62 radialen/s (150 graden/s) of meer; of

3.

overeenkomstig nationale normen die gelijkwaardig zijn aan de bovenstaande punten 1 en 2.

1.

I.b. betreft systemen waarin INS of andere onafhankelijke navigatiehulpmiddelen in een afzonderlijke entiteit zijn ingebouwd met het oog op betere prestaties.

2.

„Circular Error Probable” (CEP) — bij normale cirkelvormige spreiding de straal van de cirkel die 50 % bestrijkt van de afzonderlijke metingen die worden verricht, of de straal van de cirkel waarbinnen er 50 % kans is om te worden gelokaliseerd.

II.

Met traagheidsnavigatie werkende theodolietsystemen die speciaal ontworpen zijn voor civiele opmetingen en ontworpen voor een azimutpeiling, koersbepaling of bepaling van het noorden met een nauwkeurigheid die gelijk is aan of minder (beter) dan 6 boogminuten RMS op een geografische breedte van 45 graden, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen.

III.

Apparatuur voor traagheidsnavigatie of andere apparatuur die gebruik maakt van versnellingsmeters als bedoeld in 7A001 of 7A101, indien die versnellingsmeters speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor gebruik in boorputten als sensoren voor gebruik tijdens het boren (‹Measurement While Drilling› of MWD-sensoren).

7A003, 7A103


A9.   Ruimtevaart en voortstuwing

II.A9.001

Explosieve bouten

 

II.B.   TECHNOLOGIE

Nr.

Beschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

II.B.001

Technologie die noodzakelijk is voor de ontwikkeling, de productie of het gebruik van goederen vallende onder deel II.A (Goederen).

Technische noot:

Verordening (EG) nr. 423/2007, artikel 1, onder d): de term „technologie” omvat ook software. ”

 


Top